BINKHORST EN DE IMPLANTLENS PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT FFFS Na een dag opereren (hoornvlies open, ooglens eruit, kunstlens erin: een fascinerende ingreep van ruim een uur per patiënt en uitgevoerd met een minimum aan technologisch geweld) zegt hij: „Je reputatie wordt gedeeltelijk bepaald door je werkelijke verdienste en anderzijds door de vraag of je aan andermans brood komt. Het klinkt misschien bot, maar dat laatste was dus niet het geval". onenigheid. bitter pond i wachtlijsten erwten bob lagaaij Oogchirurg dr. Kees Binkhorst uit Temeuzen wilde na zijn eerste vijftig operaties een aantal patiënten demonstreren op een landelijke vergadering van de Nederlandse Oogartsenvereniging. Het vertrouwen in de implantlens was rond de jaren '60 in heel Europa gedaald tot een dieptepunt. Maar de Zeeuws-Vlaamse oogarts boekte verrassend goede resultaten met een eigen ontwerp en bevestigde zo - ongeweten - de stelling van zijn collega en oud-leerling dr.Jan Worst uit Groningen, dat de ontwikkeling van hun specialisme het moet hebben van de ver voortgeschreden originaliteit van enkelingen. Binkhorst: „Ik zou vijf patiënten meebrengen, die tijdens de koffiepauze in de polikliniek en onder microskopen zouden worden gedemonstreerd. Ik haalde hen op met mijn eigen auto. Er waren boerinnetjes bij in Axelse klederdracht. Toen kwam de koffiepauze en de patiënten waren nergens te zien. En de koffiepauze was om, voorbij, 't Was bekeken. Later bleek, dat ze in een recreatiekamertje met koffie waren bediend. Het personeel zei: we moesten ze koffie geven van de professor, we wisten niet dat ze beneden bekeken moesten worden. Dat was opzet. Dat niemand ze mocht zien. Zo ging dat". Het is een stralende vrijdagmiddag. We kijken vanaf de bovenverdieping van het gebouw van het Terneuzense sleep - en bergingsbedrijf Willem Muller uit over de Schelde. Binkhorst opende hier in januari een oogheelkundige polikliniek omdat hij niet langer terechtkon in het Elisabethziekenhuis van Sluiskil. Het conflict blijft gedeeltelijk in het duister gehuld maar maakt op een buitenstaander een tragische en beschamende indruk. „Het heeft altijd vast gestaan dat ik tot mijn zeventigste in Sluiskil zou kunnen blijven," vertelt hij. „Dat stond in mijn contract. Er is een uitzondering gemaakt in het jaar dat ik zeventig zou worden. Het jaar daarop óók. Dat gebeurde op verzoek van een aantal mensen. De eerste keer zat de ondernemingsraad er sterk achteraan, omdat ze bang waren dat er een afdeling gesloten zou worden en er ontslagen zouden vallen. Maar ik kreeg ook steun van anderen. Het ging heel makkelijk. De tweede keer heeft het voltallig personeel van de operatiekamer nog een brief geschreven, ondersteund door mijn collega Kats. Toen het voor de derde keer aan de orde kwam, kreeg ik opnieuw verlenging maar onder voorwaarde, dat het aan het eind van het lopende jaar - dus'84- afgelopen moest zijn. Al in januari ging ik uitkijken naar iets anders en kort daarop vond ik dit". De huurovereenkomst met Muller zou op 1 september ingaan, zodat Binkhorst de tijd had om de verdieping in te richten. Half augustus krijgt de Terneuzense oogarts zijn collega Nygaard op bezoek, die hem een ontwerp-brief aan het ziekenhuisbestuur laat lezen „waarin - heel sympathiek - stond dat ze me eigenlijk maar niet weg moesten sturen, dat dat geen manier was, dat het nog zo goed ging:enfin, niets dan lof'. Binkhorst: „Hij zegt: ik ga dit versturen, vind je dat goed? Ik zeg: doe het, maar zeg niet, dat ik het je gevraagd heb. Dat heeft-ie gedaan. Eind september kreeg ik een brief van het bestuur, waarin me werd aangeboden tóch maar in het ziekenhuis te blijven. Daaraan verbonden ze voorwaarden. De eerste was, dat ze het aan de medische staf overlieten om vast te stellen, wanneer het niet meer zou gaan. Daar had ik geen enkel bezwaar tegen, want in een ziekenhuis waken de leden van de medische staf altijd over elkaar. Wat ik wél een punt vond, was de tweede voorwaarde. Dat ik deze etage moest sluiten. Het was toen al eind september. Op rich deed me die brief overigens wel goed. Ik dacht: dat loopt zo'n vaart niet, want ik kon me niet voorstellen, dat we niet tot elkaar zouden kunnen komen". Binkhorst stuurt dan ook een positief antwoord. Hij gaat op het aanbod in maar geeft tevens aan, de verdieping bij Muller te willen aanhouden voor spreekuren en het ontvangen van mensen „in een nettere entourage dan het ziekenhuis". „Ik heb ze foto wim riemens het oog spreekt niet tot de dus aangeboden hier geen enkele ingreep te doen, geen enkel onderzoek. In de loop der jaren had ik nogal wat instrumenten aangeschaft, die in Sluiskil stonden en waarvoor het ziekenhuis ook rustig kosten declareerde, terwijl dat eigenlijk in mijn zak moest komen. Goed, dat heb ik allemaal genomen. Nou ja - dat was niet genoeg. Daar kwam het op neer. Het bestuur is afgegaan op de medische staf en op mijn collega Nygaard, die het niet eens was met het exploiteren van deze ruimte. Voila. Dat was het hele conflict". Voorzitter ir J.P. Korbee van de Stichting Ziekenzorg Midden Zeeuwsch-Vlaanderen (het bestuur waaronder het Elisabethziekenhuis ressorteert) wijst de lezing van de oogchirurg van de hand. „We hebben wel degelijk pogingen gedaan om hem te behouden," zegt hij. „Maar ook gesteld: als je bij ons blijft, moetje poliklinisch volledig in het ziekenhuis werken. Daarover zijn problemen ontstaan en er is ook onenigheid gerezen met de mensen, die Binkhorst's verrichtingen zouden volgen". Korbee noemt het sociaal gezien niet verwonderlijk dat een medicus van 72 in zijn functioneren wat scherper in de gaten wordt gehouden dan een jonge collega. „In onze samenleving wordt die grens al getrokken op 65-jarige leeftijd. We hebben voor het werk van Binkhorst niets dan lof gehad. En nóg. Vergeet niet, dat het bestuur vijftien jaar geleden al contractueel liet vastleggen dat hij tot zijn zeventigste zou mogen blijven. En dat die termijn vervolgens nog eens twee keer is verlengd De oogspecialist zélf - ruim 40 jaar aan het Sluiskilse ziekenhuis verbonden en door zijn werk garant voor de internationale bekendheid van het Elisabeth - bekent, de strubbelingen te hebben ervaren als een bitter afscheid van zijn levenswerk. „Ik ben er een paar maanden kapot van geweest, dat kun je iedereen vragen. November en december heb ik het niet makkelijk gehad". Enigszins onder druk van die omstandigheden gaat hij half januari aan het werk in zijn polikliniek („de tweede in Nederland die goed is ingericht"), geassisteerd door een vast team gevestigde oogartsen, gastoperateurs, technici, een secretaresse en een verpleegkundige, die hem ook in Sluiskil al terzijde stond. En gelet op de ontwikkelingen in de Verenigde Staten, waar inmiddels honderden van dergelijke instellingen bestaan en ziekenfondsen als Blue Cross en Medicare bepaalde oogheelkundige verrichtingen zelfs weigeren te vergoeden als ze worden uitgevoerd in het ziekenhuis, plus de bezuinigingsdruk in de Nederlandse gezondheidszorg, zou Binkhorst op zijn 72e wel eens wegbereider kunnen zijn van een hele generatie jonge specialisten. Hij heeft inmiddels een kleine honderd ingrepen verricht, voor het merendeel bij staarpatiënten, die een nieuwe lens kregen ingeplant, al waren er ook hoomvliestransplantaties bij. Er wordt gewerkt onder plaatselijke verdoving en na een zorgvuldige medische 'check up' door een internist. De oudste patiënte die poliklinisch is geholpen was een vrouw van 94, de jongste een jongen van 15. Het experiment wordt met aandacht en enige argwaan gevolgd door ziekenfondsen en particuliere ziektekostenverzekeraars. In een aantal gevallen hebben zijn patiënten de kosten van hun cataract- of staaroperatie (gemiddeld 1200,- terwijl Binkhorst een ziekenhuisopname becijfert op een bedrag van enkele duizenden guldens) niet vergoed gekregen. Directeur C.H. Wellhüner van het Algemeen Ziekenfonds voor Zeeuwsch-Vlaanderen en West-Brabant heeft de kwestie doorgeschoven naar de Vereniging van Nederlandse Ziekenfondsen, met de bedoeling hem op de agenda te zetten voor het landelijke overleg met de specialisten. Hij zegt desondanks: „Natuurlijk moet iemand als dokter Binkhorst voor ons gebied behouden blijven. Ook de inspectie volksgezondheid stemt in met wat hij doet. Als mensen een verwijzing hebben, kunnen ze wat ons betreft naar hem toe en wordt dat vergoed". Doelend op wat elders in het land gebruikelijk is, vindt Wellhüner dat specialistische ingrepen in principe binnen het teamverband van het ziekenhuis thuishoren. De Terneuzense oogchirurg heeft inmiddels voor een bedrag van 55.000,- aan vergoedingen - voornamelijk voor bijkomende kosten - tegoed.,Maar ik heb het volste vertrouwen dat er een oplossing komt," zegt Binkhorst laconiek. „Het gaat om iets nieuws. Uiteindelijk zal het allemaal afhangen van de politici. Tot voor kort was de gemiddelde verpleegduur voor oogpatiënten in Nederland twaalf dagen. Nu zijn het er - denk ik - acht. Je moet niet vragen, hoelang ze overal worden binnengehouden. Wat niet nodig is, maar ja, het hangt allemaal een beetje af van de techniek. Een gemiddeld bedrag van 3000,- is heel laag gerekend vermoed ik. Staatssecretaris Van der Reijden van volksgezondheid zou hier zeker veel geld kunnen vinden en dan hebben we 't alleen Oogchirurg dr Kees Binkhorst uit Terneuzen opende begin dit jaar een oogheelkundige polikli niek. Geforceerd door een con flict met het Sluiskilse Elisabeth ziekenhuis - waar hij 40 jaar werkte en dat hij een wereld naam zou bezorgen - opereert hij patiënten met oogletsel en voorziet hen van een kunstlens. De nieuwe ontwikkeling wordt argwanend gevolgd door zie kenfondsen en particuliere ziek- tenkostenverzekeraars maar zou wel eens een doorbraak kunnen betekenen. In bijgaand verhaal vertelt 'de vader van de implant lens' (inmiddels 72) over zijn werk. nog maar over de cataractoperaties. Hoeveel zouden er in Nederland gebeuren? Toch al snel zo'n 5000 per jaar. Dat is dan een besparing op jaarbasis van 15 miljoen. En de kwaliteit wordt niet aangetast. Integendeel, ziekenhuisinfecties komen niet meer voor. De mensen zijn niet uit hun gewone doen en dat is vooral voor ouderen belangrijk. Je merkt het hier. Iedereen is verrukt, al direct na de operatie. Die prikjes zijn ze al vergeten". Voor de oogchirurgie in het algemeen heeft de poliklinische aanpak als voordeel, dat wachtlijsten van blinde of gedeeltelijk blinde patiënten sneller kunnen worden afgewerkt. Binkhorst: „In Engeland staan mensen met staar, praktisch blinde mensen, twee of drie jaar op een wachtlijst. Toen ik eens in Stockholm was deden twee hoogleraren vanwege een wachtlijst van tweeduizend mensen in het weekend poliklinische chirurgie. Maar ook in Nederland bestaan wachtlijsten. Niet omdat er meer mensen komen, maar doordat de ziekenhuizen hun beperkingen stellen. En dat wordt vooral duidelijk nu ze worden gebudgetteerd. Je zou kunnen zeggen: hoe minder werk er gedaan wordt, hoe fijner het is voor de ziekenhuizen. Bovendien, als je een specialisme uitvoert in een ziekenhuis ben je aan zoveel regels gebonden. Ik heb vier jaar lang een operatiemicroskoop op de wensenlijst gezet omdat er in Sluiskil alleen een hele ouwe, uit 1950, stond. Nou, die is geloof ik in die vier jaar één plaatsje gestegen. Met andere woorden: er is een rem op de uitoefening van specialismen. Door de hiërarchie en de bureaucratie in die ziekenhuizen. En door het budget. Nou heb ik in Sluiskil nooit te klagen gehad. Werkelijk, die nonnetjes deden alles voor me. Maar de oogheelkunde staat normaal gesproken in algemene ziekenhuizen onderaan. Of het nou voor aanschaf van instrumenten is of voor personeel. Dat brengt het mee. Je zou zeggen: het is een klein orgaan. Niemand heeft interesse. Helemaal waar is dat natuurlijk niet. Iedereen is erg voorzichtig met zijn ogen. Maar het spreekt niet tot de mensen. De mensen die er wel om zouden moeten geven, willen er van horen. Die vinden het oog griezelig. In ieder geval: het komt als regel als sluitpost". Tussen de stapels paperassen vist hij een portretje op. Zijn hoogleraar professor Van der Hoeven. Binkhorst was in '48 de laatste die bij hem promoveerde. Op toxoplasmose, „een niet-chirurgisch onderwerp maar wel neurologisch getint". Hij ging in Leiden studeren met het voornemen neurochirurg te worden, deed in '39 artsexamen en werd vervolgens als militair gemobiliseerd. Toen hij uit dienst kwam zag hij op tegen een studie van nog eens 7 of 8 jaar en zo werd het oogheelkunde. Daarvoor stond toen drie en nu vier jaar. In '43 - „midden in de oorlog, voor een pond erwten moest je in de Randstad tachtig gulden betalen" - laat hij een kans op een academische loopbaan schieten en vertrekt naar Zeeuwsch-Vlaanderen. Het gebied had tot medio '42 geen oogarts in eigen omgeving en werd bediend vanuit Vlissingen en Middelburg. Met de praktijk was - hoe oneerbiedig dat ook klinkt - op de faculteit 'geleurd'. Binkhorst herinnert zich: „Mijn professor kwam naar me toe en zei: is dat niks voor jou? In eerste instantie zei ik nee. Twee weken later kwamen ze bij me terug. Die mensen hebben daar geen oogheelkundige verzorging. Ga er toch een paar jaar naartoe. Dan is de oorlog afgelopen kom je weer terug. Nou ja, toen heb ik me geleidelijk aan laten overhalen. Gedwongen door de omstandigheden en met de bedoeling om na vijfjaar, als de oorlog was afgelopen, weer weg te gaan". Hij treft in de regio ten zuiden van de Westerschelde - „voeteneinde van Nederland" - een noodsituatie aan. Mensen die blind waren als gevolg van staar, iets dat nu alleen nog voorkomt in landen als India en Pakistan en ook toen al in ons land operatief kon worden verholpen. „Ik ben begonnen met spreekuur te houden in mijn huis. Een wachtkamertje van twee bij drie, bij wijze van spreken. De mensen zaten in de tuin, op de stoep, op de trap naar boven. Ik heb ze wel uit mijn slaapkamer weggehaald. Na de oorlog huurde ik iets in de binnenstad". Hij opereert aanvankelijk in het primitieve ziekenhuisje aan de Axelsestraat in Temeuzen, bij toerbeurt bijgestaan door zijn Vlissingse collega Schreuder, die vervolgens weer op Binkhorst's assistentie kan rekenen. „Je had een bijzonder energieke directrice. Die was ook administratrice, deed 's avonds de boekhouding, kookte en assisteerde bij de operaties. Ik heb me al heel snel operatieklekleding aangeschaft, witte broek, jasje. Dat was er niet. En zelfs de chirurg deed dat niet. Die opereerde in zijn gewone klofje, waarover hij dan natuurlijk wel een steriele jas aantrok. Maar ik paste me zo goed mogelijk aan aan de omstandigheden. Dat moest wel". Wanneer het ziekenhuisbestuur de directrice ontslaat gnuivend zegt hij: „ook tóén deden besturen domme dingen") vertrekt Binkhorst naar het Elisabethziekenhuis, dat toen nog voUedig werd gedreven door de Zusters van Liefde. De organisatie moest er van de grond af aan worden opgebouwd maar de nonnen („dat was werkelijk roerend") bleken tot een maximale inzet bereid. In '49 plaatst de Londense oogchirurg Harold Ridley voor het eerst een kleine plastic lens achter de pupil. Binkhorst hoort het van zijn collega Van der Valk uit Bergen op Zoom. Vertelt: „Dat boeide mij. Ik ben naar Londen gegaan en toen ben ik dat schoorvoetend óók gaan doen. Ik had overigens al snel gezien, dat waarmee Ridley bezig was, niet deugde. In Italië ben ik bij een oogarts geweest, die het weer iets anders deed. Dat heb ik ook een beetje uitgeprobeerd. Om heel voorzichtig tot de conclusie te komen dat ook dat niet voldeed. In '57 ben ik met mijn eigen methode begonnen. Op dat moment was het vertrouwen in de implantlens over de hele wereld verloren, geschokt. Niemand wou er iets van weten. Ais je erover sprak werd je voor gek versleten. Of voor onethisch. Maar aan de andere kant: ik woonde zover weg van al die centra in Nederland, ik hoorde die stemmen praktisch niet hè. Vanaf '57 wist ik eigenlijk dat ik op de goeie weg was". De internationale doorbraak van de Binkhorstlens - kort omschreven: een perfectionering van de fïxatiemethode, waarbij oogletsel nu vrijwel is uitgesloten en de patiënt de nazorg kan beperken tot driemaal daags druppelen - maakt hem tot een beroemdheid. In '74 kennen zijn Nederlandse collega's hem de Snellen Penning toe, de hoogste onderscheiding op oogheelkundig gebied die ons land kent. Professor J.E. Winkelman prikkelt bij de uitreiking het voorstellingsvermogen van de meer dan 400 oogspecialisten uit binnen- en buitenland, die naar Utrecht zijn gekomen voor een symposion over lensimplantatie. „U moet zich Binkhorst in Terneuzen eens voorstellen. Op vier plaatsen polikliniek houdentwintig jaar aUeen als oogarts in Zeeuwsch-Vlaanderen en toch steeds met iets bezig zijn". In mei '84 volgt een eerbewijs van Europees formaat: de Charamismedaille en de American Implant Society kent een jaarlijkse 'Binkhorstlecture'. „Op vier plaatsen polikliniek houden" is er niet meer bij. Die éne verdieping aan het Oostelijk Bolwerk in Terneuzen bindt hem desondanks meer dan ooit aan zijn specialisme. „Ik heb nog twee veldslagen te leveren," zegt hij, die zonovergoten vrijdag. „De eerste: deze polikliniek in goede handen achterlaten, zodat mijn werk wordt voortgezet als ik het niet meer kan doen. De andere... tsja, dat zijn de verzekeraars". Over zijn werk - verrassend relativerend: „Je moet niet vergeten: het is nou al dertig jaar aan de gang. De mensen worden gauw verwend. Ze vinden het allemaal niet meer zo bijzonder. Maar als ze dan eens iemand spreken, een familielid dat zónder zo'n lens aan staar is geopereerd, rondsukkelt met zo'n dikke bril en bijna geen gezichtsveld heeft.... Dan gaan ze 't waarderen". ZATERDAG 15 JUNI 1985

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1985 | | pagina 27