IDA GERHARDT
letters letteren
guus vleugel
EEN VALSE NICHT
roman
PZC/ week-uit
Dat Ida Gerhardt in opdracht
dicht staat wel vast. Die op
dracht behelst aanzienlijk meer dan
enkel mooie verzen schrijven. In
grote lijnen komt het er op neer dat
'Holland' in haar opvatting een bij
zondere missie in de wereld heeft.
Het is bekend: naar profeten
wordt nauwelijks geluisterd en
het duurt lang voor hen de gepaste
eer wordt betoond. Over deze ver
schijnselen kunnen we ook bij Ida
Gerhardt lezen. Zelfs de langdurige
miskenning van haar dichtwerk
heeft ze in deze zin uitgelegd. Vele
gedichten getuigen van verbitte
ring.
hans warren
achterberg
vargas llosa
transfusie
moeder
pelgrimages
reve
LETTERKUNDIGE KRONIEK
hans warren
een kristal
een heelal
Vandaag, 11 mei 1985, viert de
dichteres Ida Gerhardt haar
tachtigste verjaardag. Voor die gele
genheid verschijnt een nieuwe uit
gave van haar 'Verzamelde Gedich
ten' en ook zag een bibliofiele uitga
ve met nieuw werk, 'Negen verzen
van zonsopgang' het ligt.
Ida Gerhardt wordt nu algemeen
beschouwd als één van onze grootste*
dichters van deze tijd. Het heeft
echter zeer lang geduurd eer die
algemene erkenning kwam, vanaf
haar debuut in 1940 tot in de jaren
zeventig was zij voor het grote pu
bliek vrijwel een onbekende. Een
oorzaak daarvoor is dat haar werk
volkomen aan lijkt te sluiten bij de
traditie. Zij heeft ook in de jaren dat
het begrip bijna algemeen in onmin
was poëtisch vakmanschap hoog in
het vaandel gevoerd. Tegen de
stroom in is zij ook blijven vasthou
den aan de gedachte dat zij haar
Verzen in goddelijke opdracht
schrijft. Sommigen houden nog
steeds vol dat Ida Gerhardt onaan
geraakt als ze is door modernistische
stromingen in onze poëzie zoiets als
een anachronisme zou zijn. Deze
beschouwers hebben kennelijk nooit
meer willen zien dan de traditionalis
tische oppervlakte van haar werk.
Wie bereid is beter te kijken, komt
tot de ontdekking dat de kern van
haar poëtica zoals die in een aantal
gedichten naar voren komt typisch
modern is. Zij benadrukt namelijk
voortdurend de autonomie van het
gedicht, het onafhankelijk leven dat
een vers gaat leiden ten opzichte
van de maker.
Vaak vinden we bij Ida Gerhardt in
haar vroege werk de gedachten die
ze later zoveel pregnanter is gaan
formuleren al vaag aanwezig. Zo ook
de gedachte van de autonomie van
het gedicht. In één van haar oudste
gedichten schetst ze het gedicht
reeds als een kosmos, een eenheid
die niets van buitenaf behoeft om te
kunnen bestaan. In haar in 1970
verschenen bundel 'De Ravenveer'
noemt ze met dezelfde bedoeling een
gedicht 'een kristal, een heelal'. Pas
in 'Voltooiing' uit de in 1970 uitgeko
men bundel 'Vijf vuurstenen' wordt
ondubbelzinnig duidelijk wat ze hier
mee bedoelt:
Diep in de kern van het vers,
daar waar de strengen ontstaan,
hoort het al niet meer aan mij.
breken de krachten zich baan
steigeren, vinden bestand.
Machtig in rijmen en rand,
hoor! stem en branding gaan aan:
werking van trek en van tij.
Diep in de kern van het vers
scheurt het zich naakt van mij vrij.
Het gedicht maakt zich los van de
dichter die er het leven in geblazen
heeft. Het wordt een wereld die in
zichzelf voltooid is. De lezer op zijn
beurt moet het vers zonder over
externe informatie te beschikken
kunnen verstaan. Een gedicht dient
-voor zichzelf te spreken en heeft
-zoals het ergens in 'De zomen van
het licht' heet 'alles te schenken en
niets prijs te geven'.
T> ii Ida Gerhardt hangt die idee
JJ dat een gedicht autonoom is,
■Jen bestaan buiten haar om kan
leiden, samen met een ander besef.
In een vers 'Dichterspreuken' zijn
deze regels te vinden die essentieel
zijn voor een goed begrip van haar
opvattingen over poëzie: 'Dat wat
een vers tot een vers maakt/ is niet
van sterfelijke oorsprong.// Wie dich
ter is zorgt dat hij staan laat,/ mijn
zoon, wat niét van zijn hand is'. Ten
diepste is de dichter niet meer dan
een middelaar tussen het eeuwige en
het gedicht. Het dichterschap is voor
Ida Gerhardt een van hogerhand
gegeven opdracht. Haar toewijding
aan deze opdracht is volkomen, haar
hele bestaan staat er van in het
teken.
Gij hebt mijn blad beschreven, Heer,
met wolken, water, wind en licht,
der aarde bloei, der vogelen heir,-
de afglans van Uw aangezicht.
Zo luidt de eerste strofe van een
vroeg gedicht 'Spel van twee' die nog
eens duidelijk maakt dat poëzie vol
gens haar ontstaat in een wisselwer
king tussen mens en God.
Onder serieuze literatuurbeschou
wers is onderzoek naar religieuze
achtergronden zozeer taboe geraakt
dat zelfs bij de studie naar het werk
van een sterk godsdienstig geïnspi
reerd dichteres als Ida Gerhardt tot
nu toe zelden iets zinnigs over dit
onderwerp is gezegd.
We weten zelfs nauwelijks waaruit
haar geloof bestaat. Zij heeft in het
boekje 'Nu ik hier iets zeggen mag'
opgemerkt lidmaat van de Neder
lands Hervormde kerk te zijn, maar
deze uitspraak van haar levensgezel
lin Marie van der Zeyde uit 'De hand
van de dichter' kan daar tegenover
gesteld worden: 'Overigens kan ik
uit de beste bron verzekeren dat Ida
Gerhardt géén calviniste is; never
has been and never will be'. Dezelfde
maakt ook duidelijk dat de dichteres
diep in de kerk is teleurgesteld 'door
domineesaanmatiging, door into
lerantie, door vrees om dóór te den
ken; door cliché-taal, door onwil om
er in de gewone levenspraktijk ernst
mee te maken. Door een karakter
loos ontzien van vooroordelen en
hebbelijkheden' - kortom zo zou ik
het willen samenvatten door alles
wat het kerkelijk leven in ons land
bepaalt.
In het werk van Ida Gerhardt valt
de christelijke symboliek niet te
loochenen. Bundels kregen titels als
'De Hovenier' en 'Het levend Mono
gram', vaak handelen haar gedich
ten over 'de vis', 'het water dat
leven geeft' en zo meer.
Het ziet er echter nogal eens naar uit
dat het huis van haar godsdienst
meer kamers heeft dan het christen
dom alleen. De symboliek blijkt dik
wijls bij nadere beschouwing diepere
wortels dan uitsluitend christelijke
te hebben. Laten we dit gedicht
'Pasen' nemen:
Een diep verdriet dat ons is aangedaan
kan soms, na bittere tranen, overmacht
gelenigd zijn. Ik kwam langs Zalk gegaan,
op Paasmorgen, zéér vroeg nog op den
dag.
Waar onderdijks een stukje moestuin lag
met boerse rijtjes primula verfraaid,
zag ik, zondags getooid, een kindje staan.
Het wees en wees en keek mij stralend
aan.
De maartse regen had het 's nachts ge
daan:
Ida G. M. Gerhardt
daar stond zijn doopnaam, in sterkers
gezaaid.
'De Heer is waarlijk opgestaan' -
daar gaat dit gedicht langs een om
slachtige omweg over. heb ik eens
een predikant horen zeggen. Maar
die uitleg is veel te beperkt. De
gedachte in dit gedicht van de dood
die het leven schenkt, het heil dat de
mens aan dat proces ontlenen kan is
een universele en vind je in vrijwel
elke religie. De wortels van het ge
dicht reiken via het christendom tot
oeroude vegetatiemythen. Haar
godsdienst bevat naast de christelij
ke voornamelijk antieke elementen.
Haar God bereikt haar niet alleen
via de bijbel, blijkt bijvoorbeeld in
het gedicht 'Winterwende' uit haar
nieuwste bundel. Het is hier via
voorwerpen uit de Oudheid dat zij
'een wenk van gene zijde' krijgt.
'Holland' veronachtzaamt die taak
evenwel en zij voelt zich geroepen
daarop te wijzen. Ze heeft eens ver
klaard dat haar gedichten 'brieven
zijn aan mijn land'. Het zijn vooral
brieven ter vermaning. 'O land dat
eindeloos in uw opdracht faalt', ver
zucht ze in een 'Liefdesverklaring'.
Met name in de uit 1949 daterende
'Kwatrijnen in opdracht' blijkt zij
een profetes die op oud-testamenti-
sche wijze Holland poogt tot de orde
te roepen. 'Hoe hèbt bij. God, mij
met dit volk verbonden,/ dat gij mij
tot zó bitter werk ontboodt', zo
schrijft ze over deze taak.
Wat is er dan fout gegaan met Hol
land, dat tweede Israël onder de
volkeren? Een duidelijk antwoord
gaf de dichteres in 'Nu ik hier iets
zeggen mag'.... het (is) een verwend
welvaartsland geworden. Verwen
ning - een afschuwelijke vorm van
verwaarlozing, voortkomend uit ge
brek aan visie - berooft een kind, een
mens, een volk van zijn waardigheid
en zijn waarde. En, tenslotte, van zijn
roeping.' Ook dit kwatrijn over Hol
land in verwording kan niet mis
worden verstaan. Het verklaart tege
lijk haar verbondenheid met de poë
tische traditie:
De erfenis der meesters slecht beheerd,
het ambacht van de kunstenaar verleerd,
het hoog geheim verraden in de herberg:-
De Vlam gedoofd, de kracht der jeugd
verteerd.
Sommige hebben zich wel eens afge
vraagd wat dan wel die roeping is
waar Holland aan herinnerd moet
worden en wie Ida Gerhardt is om
dat te doen. Maar minstens op één
punt heeft zij al gelijk gekregen. Ver
voor ook maar iemand daar oog voor
had heeft zij gewaarschuwd tegen de
gevolgen van de aantasting van het
landschap. Ze schreef vijfendertig
jaar gelegen al:
Het schoon van Holland: welhaast dood-
gesnoeid;
de vogel zwijgt, de rank is uitgebloeid.
Een harde zon schijnt op de koolaspaden.
waarlangs gekneusde dovenetel groeit.
foto klaas koppe
Desondanks is zij nimmer een duim
breed geweken in haar levenshou
ding die zij kennelijk als de ideale
voor Holland ziet. Trefwoorden daar
in zijn eenvoud, soberheid, gerech
tigheid, toewijding. Zij is sterk de
overtuiging toegedaan dat een ver
bondenheid met het leven van alle
dag nodig is om tot creatieve presta
ties te kunnen komen. Zij zet zich af
tegen het artistieke leven met alles
wat daar bij hoort, van laat opstaan
tot luxueus eten. Zij verheerlijkt het
zuivere leven van de mensen uit het
gewone Hollandse volk. Zo schreef ze
enkele merkwaardige gedichten over
leerlingen van eenvoudige afkomst
waar zij als lerares klassieke talen
mee te maken kreeg. In 'De zomen
van het licht' voert zij op 'een zoon
van Schoklands poldervolk,/die stee
vast, uren voor óns uur,/bij dauw zijn
vaders koeien molk' het is uitgere
kend deze jongen die een briljante
conjectuur vindt voor een crux in de
tekst van Plato's Phaedrus. Een ver
want gedicht is dit 'Portret' uit de
'Sonnetten van een leraar' die in 1951
uitkwamen. Ook hier is het een
volksjongen die zijn talenten op de
juiste wijze heeft gebruikt:
Een stoere Urkerknul, vaak met negotie
—schol, bot of poon met vader aan de
dijk.
Zijn ouders zijn een zon op de promotie:
met karpoetsmuts en vlammend jak te
prijk.
Zijn beurt baart altijd enige emotie.
Want, naast een stukkezak van beddetijk,
voert hij een ruig schrift, waar zwart
van devotie
wendingen in staan, die ik nooit bereik.
Soms kan hij Plato als een lier vertalen,
om dan dat blijft in toga zo! kalm -an
zijn neus met ratelslangen op te halen.
Ik las de Phaedrus: het gevleugeld span.
Stil wees hij bij. Zéér groot, zeer recht, een
man
die verten ziet: idee en idealen.
Ida Gerhardt heeft veel van deze
prachtige gedichten geschreven. Ge
dichten die je ook diep aangrijpen
als je de strekking ervan niets steeds
kunt onderschrijven. De autonomie
van het vers in praktijk gebracht
maar zo werkt het alleen bij de
gedichten van de groten.
Ida Gerhardt: Verzamelde Gedich
ten. 900 Pag. prijs bij voorintekening
85,-; bij verschijnen 95,-. Athe
naeum, Polak Van Gennep, Am
sterdam. Ida Gerhardt: Negen ver
zen van zonsopgang. 20 Pag. prijs
van de 32 in halfleer gebonden exem
plaren f 140,-, van de 30 ingenaaide
exemplaren: 45,-. De Regulieren
pers, Reguliersgracht 50, Amster
dam.
ZATERDAG 11 MEI 1985
redactie andré oosthoek
Gerrit Achterberg
Gerrit Achterberg is een van de
weinige Nederlandse dichters die
zowel veel gelezen als veel
bestudeerd worden. De grootste
bewonderaars zijn in 1982
begonnen met de uitgifte van een
blad 'Achterbergkroniek'.
Onlangs verscheen de zesde
aflevering (los nr 17,50;
uitgeverij Reflex, Achter St.
Pieter 4, 3512 HS Utrecht) die met
veel lezenswaardigs is gevuld. Het
meest opmerkelijk is
waarschijnlijk een artikel van
Gerrit Krol over 'Gerrit
Achterberg en het onmogelijke'
waarin hij onder meer schrijft:
'Het enige exacte vak dat
Achterberg beheerste was een vak
dat in zijn tijd nog niet eens
bestond: de informatica. Een flink
deel van zijn overwegingen
zouden, geformaliseerd, vandaag
de dag de overwegingen zijn van
een informaticus bij de PTT op
het moment dat hij uitrekent wat
het minimum aantal bits is
waarmee hij. gegeven een
onbekend bericht, dit bericht kan
oversturen met de zekerheid dat
het wordt begrepen'. Los gevoegd
bij het nummer ligt als in
memoriam een gedicht van de
onlangs overleden
dichter/graficus/uitgever Jan
Vermeulen, Achterbergkenner en
-promotor vanaf zijn middelbare
schooljaren.
De Peruaanse romanschrijver
Mario Vargas Llosa staat
bovenaan een dodenlijst van de
maoïstische guerrillabeweging
..Sendero Luminoso" (Lichtend
Pad).
Volgens de regeringsgezinde
krant Expreso en de linkse El
Diario staan ook voormalige
politiecommandanten, de
hoofdredacteur van een
oppositieblad, een vooraanstaand
links politicus en anderen op de
lijst. De veiligheidspolitie, die de
lijst heeft aangetroffen, wilde de
berichten bevestigen noch
ontkennen. De regering heeft
echter het bestaan van de lijst
erkend. De lijst werd gevonden na
een aanslag vorige maand op de
voorzitter van de Peruaanse
verkiezingsraad.
„Verder is er niet zoveel" heet het
boek van Annemarie Oster over
haar moeder de actrice Ank van
der Moer, dat deze week door
uitgever Thomas Rap in
Amsterdam werd gepresenteerd.
De titel van het boek geeft aan
hoe Oster haar in maart 1983
overleden moeder ziet: een vrouw
die uitsluitend leefde voor het
toneel. Niets mag de carrière van
Ank van der Moer in de weg staan.
Zelfs haar dochter wordt in haar
jeugd voor lange tijd in een ander
gezin ondergebracht. Ank van der
Moer „eens eerste actrice des
lands, koningin van de
Stadsschouwburg", heeft door de
bezetenheid voor het theater
weinig oog voor wat er om haar
heen gebeurt.
De schrijfster tracht diep te
graven in het leven van haar
moeder en als zij dingen niet weet
uit eigen waarneming of niet zeker
van haar zaak is laat zij anderen
aan het woord zoals Petra Laseur,
Mary Dresselhuys, Ellen Vogel,
Joop Admiraal en Ferd.
Sterneberg.
De rol van haar moeder in de
Tweede Wereldoorlog is voor
Annemarie Oster een moeilijk
punt. Ze stapt er mee naar Ferd.
Sterneberg die zelf een
voorbeeldige houding heeft
aangenomen in die donkere jaren.
Van der Moer heeft doorgespeeld
in de oorlog en zich gemeld bij de
Kultuurkamer. Sterneberg: „De
meerderheid heeft zich gemeld en
het zijn toch wel speciale mensen
geweest die dat niet hebben
gedaan". Ank van der Moer
schreef in die tijd ook zelf een
blijspel „Waar is mijn dochter?".
Ze kreeg er de Goedewagen-prijs
voor, genoemd naar de NSB-er
Goedewagen die leider van de
door de nazi's ingestelde
Kultuurkamer was. De actrice is
na de oorlog enige tijd geschorst
geweest.
Ontroerend beschrijft Annemarie
Oster de laatste jaren van haar
moeder, die steeds minder op het
toneel verschijnt. Er onstaat een
beeld van een verbitterde en
vereenzaamde vrouw, die veel
rookt, sherry drinkt, slaappillen
nodig heeft, met zichzelf patiënce
speelt, steeds meer in haar schulp
kruipt. „Haar avonden zijn lang
en leegOverdag gaat het al
niet veel beter. Doelloos brengt ze
haar uren zoek op haar etage aan
het Singel".
Ank van der Moer
Uitgeverij Querido is een nieuwe
reeks 'Transfusie' begonnen.
Bekende Nederlandse dichters
worden in de gelegenheid gesteld
het werk van verwante
buitenlandse poëten te vertalen.
De eerste deeltjes zijn verschenen,
het zijn, zoals dat gelukkig in ons
land gebruikelijk aan het worden
is tweetalige uitgaven. J. Bemlef
stelde uit het werk van de Duitse
dichter Peter Huchel 1903-1981
een bundel 'Geen antwoord'
samen (60 pag. 25.-). Inderdaad
is Huchel met zijn neiging tot
versobering een met Bemlef
verwante ziel. Wat minder
opvallend lijkt de verwantschap
tussen Wiel Kusters en Oskar
Pastior. 'Een Nederlandse titel'
(68 pag. 25.-) heet de bundel van
Pastior (geb. 1927) die Kusters
samenstelde. In zijn gedichten en
prozagedichten levert deze Duitse
dichter een spirituele vorm van
taalkritiek.
'Meneer, dit is heilige grond...' (236
pag. 34,50, Van Gennep,
Amsterdam) heet een door Martin
van Amerongen en William
Rothuizen samengesteld boek
met literaire reportages van
velerlei soort. Drie stukken vallen
zeer op. Zo schrijft Boudewijn
Büch over zijn vérgaande liefde
voor Goethe: 'Anno 1984 kan ik de
lezer melden dat Goethe's reizen
door schrijver dezes nagenoeg
allemaal zijn nagemaakt. Ik mis
nog een stukje in niet-betreedbaar
Pools militair terrein, een stukje
Italië (luiheid) maar verder is het
volbracht'. Rudy Kousbroek trad
in Alexandrië in de voetsporen
van zijn favoriete dichter
Konstandinos Kavafis. Heel
geslaagd is ook Max Pams verslag
van een bezoek aan het graf van
Boris Pasternak. Hij raakt
verzeild in een gezellige picknick
die enkele Russische auteurs
aanrechten. De literaire
pelgrimage is een nieuw
verschijnsel in ons land en dat het
een aanwinst is zal ieder die dit
boek ter hand neemt moeten toe
geven.
Gerard Reve
Het werk van Gerard Reve mag
allengs minder lof oogsten, zijn
publiek mag zich van hem
afkeren, maar er wordt nog altijd
driftig over hem geschreven. Nu
publiceerde Evert Peet een
merkwaardige studie 'De mythe
van M. - Gerard Reve en de maagd
Maria' (136 pag., De Prom, Baarn).
Ook hij meent dat Reves nieuwe
werk weinig geslaagd is en
signaleert het publiceren van
'ouder werk in grote hoeveelheden
wat eerder op geldnood wijst dan
op een grote scheppingsdrang'.
Peet wijst erop dat Maria een
steeds universeler figuur wordt in
het werk van de volksschrijver.
Van katholiek heilige groeide zij
uit tot vertegenwoordigster van
het Goddelijke bij uitstek. Ook
andere elementen zoals de
fantasietjes rond de
Meedogenloze Jongen worden
door Peet in deze religieuze
context geplaatst.
Tot de ergste misbaksels die er de laatste jaren
in de Nederlandse taal binnenslopen en die wel
niet meer uit te roeien zullen zijn behoren de
woorden homofiel en homofilie. Van Dale heeft ze
zonder kritiek opgenomen en geeft bij homofilie
aan dat het woord uit het Grieks komt. Dat zal wel,
maar dan toch wel op een allerongelukkigste
manier.
Want in het Grieks is homophilia niets anders dan
'van gelijk geslacht, van gelijk ras' en een 'homophi-
los' is iemand die van gelijk geslacht of ras is.
(homoios - hetzelfde; philon - stam. geslacht). Wat
blijkbaar vergeten is door de Nederlandse taaismid,
die een eufemisme zocht voor homosexueel is het
Griekse woord, phileo houden van, beminnen. Een
Griekse homosexueel is dan ook een 'homophilop-
hilos (voor de puntjes op de i zetters: bij transcriptie
gaat het verschil tussen u en i weg, dus niet
homophulophilos) en homosexualiteit is 'homop-
hilophilia'. Het had in het Nederlands dus homofilo-
fiel en homofilofilie moeten worden in die rare tijd
toen opeens het al ingeburgerde en goede woord
homosexueel blijkbaar te direct, te grof werd gevon
den.
Persoonlijk heb ik het woord homofiel nog nooit
gezegd of geschreven, ik heb het altijd als een vieze,
besmette term ervaren die taalkundig gezien dus
ook nog een monstrum is. Weg met die woorden!
Zo heb ik ook altijd een hekel gehad aan het woord
'nicht' om een homosexueel aan te duiden. Een
nicht is voor mij een bepaald soort homo, het
tasjes-gilletjes-type, en 'een oude nicht' je zou een
straatje omlopen en op slag hetero worden.
Maar woorden zijn in beweging, taal is in beweging.
En in de 'homo-sien' zoals dat tegenwoordig ook al
zo fraai heet (uitgesproken met dezelfde korte ie
waarmee ook de 'Bietels' in het Nederlands werden
bedacht) is nicht helaas in, flikker volstrekt uit en
homo veel te deftig geworden. Een homo dat is
establishment; de homo's delen overal de lakens
uit, je kunt ze op geen enkele manier meer onder
scheiden van de andere heren der schepping. Dus
moeten ze zich aan laten leunen dat ze door wie op
de hoogte is 'nicht' worden genoemd, of zelfs valse
nicht, wanneer daar enige aanleiding voor is.
Deze excursie op woordgebied is een gevolg van
de lektuur van Guus Vleugels nieuwe roman
'Een valse nicht' en van een vraaggesprek met hem
door William Rothuizen dat op 13 april in Vrij
Nederland heeft gestaan.
Guus Vleugel, op 29 april 1932 te Goes geboren,
kreeg in het laatst van de jaren vijftig enige
bekendheid als dichter onder het pseudoniem Guus
Valleide. De grootste roem oogstte hij als schrijver
van cabaretteksten en als auteur voor het toneel. Af
en toe publiceert hij een korte, geestige roman. Zo
kwam in 1976 'Het schuldgevoel' uit, een grappig
boek over de verwikkelingen van een echtpaar
waarvan de man vreemd gaat en de vrouw net zo
lang doet alsof zij ook een minnaar heeft tot het
echt uit de hand loopt. Nu komt hij, negen jaar
later, met 'Een valse nicht' een satire spelend in de
hedendaagse Amsterdamse homo-scene.
De hoofdfiguur heet Luc Lewedorp en hij heeft heel
wat met Guus Vleugel gemeen, hoewel het werk
niet echt autobiografisch genoemd mag worden.
Luc is 52 jaar en maatschappelijk een wat onduide
lijke figuur. Hij werkt al een jaar of tien in een
boekhandel, maar kan het zich toch permitteren
een heel jaar verlof te nemen teneinde een boek te
gaan schrijven.
Hij heeft al een paar onopgemerkt gebleven publi-
katies op zijn naam en hij beweegt zich in de
periferie van de literatuur. Zo is zijn ene vriendin
Grada een bekend columniste en zijn andere harts
vriendin Joyce een vijftigjarige debutante wier
verhalen, overigens, grondig herschreven zijn door
Luc Lewedorp. En de satire zou geen satire zijn als
Joyce geen groot succes zou hebben, terwijl Lues
voorgenomen boek er maar niet komt....
Doch we lopen vooruit: veel belangrijker is in het
verhaal dat Luc Lewedorp op zijn manier druk
deelneemt aan de Amsterdamse homosien. Zijn
lichaam is uitstekend geconserveerd, maar hij is
volkomen kaal wat niet door alle jongeren geap
precieerd wordt. En ondanks een zeker succes in
sauna's en dark-rooms is hij kennelijk toch ook
enigszins aan het verzuren, want binnen korte tijd
wordt hem van enkele zijden toegevoegd dat hij een
valse nicht is, of zelfs een vals wijf. Dat brengt hem
danig van zijn stuk. Hij had zichzelf altijd tot dusver
'beleefd als een integer mens met een prettig gevoel
voor humor'. Hij had weliswaar een kleine tien jaar
geleden een ernstige midlifecrisis doorgemaakt met
zelfmoordpogingen en psychiatrische behandeling,
maar hij was er weer aardig bovenop gekomen. En
nu dit. Hij neemt zijn verlofjaar teneinde met
zichzelf en zijn omgeving in het reine te komen.
Het wordt een jaar met kleine en grote drama's. In
een fitnesscentrum dat hij geregeld bezoekt om zijn
body op peil te houden ontmoet hij een jonge
monteur, Danny. Hij valt op hem en de jongen gaat
op zijn avances in. Maar hij weet hem zo tactloos te
beledigen dat Danny zijn doodsvijand wordt. Niet
Luc Lewedorp, maar zijn vriendin Joyce zal op
nogal melodramatische wijze het slachtoffer wor
den van Danny's wraakoefening: zij komt om in de
brand die Lues einde had moeten betekenen.
Joyce heeft een beeldschone zoon, Fulco, die onder
andere in pornofilms speelt. Als jongen van een jaar
of dertien had Fulco wel eens geprobeerd zijn 'Oom
Luc' te verleiden Luc had de jongen toen ruw
afgewezen. Nu krijgt Luc het flink te pakken van
Fulco. maar hij loopt een blauwtje. Al opent het
eind van het boek grote mogelijkheden, maar die
kan ik hier niet onthullen, volgt u zelf. als lezer, die
satirische buitelingen maar. U dient wel tegen een
stoot te kunnen, er worden bij voorbeeld heel harde
woorden gezegd tegen een kankerpatiënte, en over
de AIDS leest men: 'De AIDS zie ik als het mooiste
einde dat een flikker beschoren kan zijn, en ik hoop
dan ook van harte eraan dood te gaan' lp. 74/75).
Wie niet tegen zwarte humor kan late het boek dus
beter ongelezen.
Vleugel schopt overigens terloops aardig wat
heilige huisjes ondersteboven, literaire vooral
ook. Hij spot met mensen, schrijvers, critici,
uitgevers, instellingen en met zichzelf. Want zoals
gezegd: we mogen gerust aannemen dat er heel wat
Guus Vleugel in Luc Lewedorp steekt, en die valse
nicht krijgt er aardig van langs van de schrijver.
Al gunt hij hem ook.zijn gedroomd geluk: zijn leven
lang is Lewedorp een vurig bewonderaar van Proust
geweest, en het was zijn verlangen, ooit de 'Proust
van de porno' te worden. Door een koddige, zij het
zeer onwaarschijnlijke samenloop van omstandig
heden wachten hem, mèt de beeldschone Fulco, in
Amerika grote kansen.
Op één plaats ontstijgt deze comic-novel het tijde-
lijk-grappige: de scène met de man en de vrouw die
allebei zelfmoord willen plegen door van een hoog
flatgebouw te springen in Osdorp, beginnend op
pagina 45. Hun plan wordt verijdeld doordat ze
elkaar zien en van elkaar begrijpen waarom ze daar
staan. Ik vermoed dat dit fragmentje bijblijven zal
wanneer je heel de rest van 'Een valse nicht', hoe
plezierig ook, alweer lang vergeten bent.
Guus Vleugel: Een valse nicht, 24,50,128 pag. De
Arbeiderspers, Amsterdam.