IDA GERHARDT letters letteren guus vleugel EEN VALSE NICHT roman PZC/ week-uit Dat Ida Gerhardt in opdracht dicht staat wel vast. Die op dracht behelst aanzienlijk meer dan enkel mooie verzen schrijven. In grote lijnen komt het er op neer dat 'Holland' in haar opvatting een bij zondere missie in de wereld heeft. Het is bekend: naar profeten wordt nauwelijks geluisterd en het duurt lang voor hen de gepaste eer wordt betoond. Over deze ver schijnselen kunnen we ook bij Ida Gerhardt lezen. Zelfs de langdurige miskenning van haar dichtwerk heeft ze in deze zin uitgelegd. Vele gedichten getuigen van verbitte ring. hans warren achterberg vargas llosa transfusie moeder pelgrimages reve LETTERKUNDIGE KRONIEK hans warren een kristal een heelal Vandaag, 11 mei 1985, viert de dichteres Ida Gerhardt haar tachtigste verjaardag. Voor die gele genheid verschijnt een nieuwe uit gave van haar 'Verzamelde Gedich ten' en ook zag een bibliofiele uitga ve met nieuw werk, 'Negen verzen van zonsopgang' het ligt. Ida Gerhardt wordt nu algemeen beschouwd als één van onze grootste* dichters van deze tijd. Het heeft echter zeer lang geduurd eer die algemene erkenning kwam, vanaf haar debuut in 1940 tot in de jaren zeventig was zij voor het grote pu bliek vrijwel een onbekende. Een oorzaak daarvoor is dat haar werk volkomen aan lijkt te sluiten bij de traditie. Zij heeft ook in de jaren dat het begrip bijna algemeen in onmin was poëtisch vakmanschap hoog in het vaandel gevoerd. Tegen de stroom in is zij ook blijven vasthou den aan de gedachte dat zij haar Verzen in goddelijke opdracht schrijft. Sommigen houden nog steeds vol dat Ida Gerhardt onaan geraakt als ze is door modernistische stromingen in onze poëzie zoiets als een anachronisme zou zijn. Deze beschouwers hebben kennelijk nooit meer willen zien dan de traditionalis tische oppervlakte van haar werk. Wie bereid is beter te kijken, komt tot de ontdekking dat de kern van haar poëtica zoals die in een aantal gedichten naar voren komt typisch modern is. Zij benadrukt namelijk voortdurend de autonomie van het gedicht, het onafhankelijk leven dat een vers gaat leiden ten opzichte van de maker. Vaak vinden we bij Ida Gerhardt in haar vroege werk de gedachten die ze later zoveel pregnanter is gaan formuleren al vaag aanwezig. Zo ook de gedachte van de autonomie van het gedicht. In één van haar oudste gedichten schetst ze het gedicht reeds als een kosmos, een eenheid die niets van buitenaf behoeft om te kunnen bestaan. In haar in 1970 verschenen bundel 'De Ravenveer' noemt ze met dezelfde bedoeling een gedicht 'een kristal, een heelal'. Pas in 'Voltooiing' uit de in 1970 uitgeko men bundel 'Vijf vuurstenen' wordt ondubbelzinnig duidelijk wat ze hier mee bedoelt: Diep in de kern van het vers, daar waar de strengen ontstaan, hoort het al niet meer aan mij. breken de krachten zich baan steigeren, vinden bestand. Machtig in rijmen en rand, hoor! stem en branding gaan aan: werking van trek en van tij. Diep in de kern van het vers scheurt het zich naakt van mij vrij. Het gedicht maakt zich los van de dichter die er het leven in geblazen heeft. Het wordt een wereld die in zichzelf voltooid is. De lezer op zijn beurt moet het vers zonder over externe informatie te beschikken kunnen verstaan. Een gedicht dient -voor zichzelf te spreken en heeft -zoals het ergens in 'De zomen van het licht' heet 'alles te schenken en niets prijs te geven'. T> ii Ida Gerhardt hangt die idee JJ dat een gedicht autonoom is, ■Jen bestaan buiten haar om kan leiden, samen met een ander besef. In een vers 'Dichterspreuken' zijn deze regels te vinden die essentieel zijn voor een goed begrip van haar opvattingen over poëzie: 'Dat wat een vers tot een vers maakt/ is niet van sterfelijke oorsprong.// Wie dich ter is zorgt dat hij staan laat,/ mijn zoon, wat niét van zijn hand is'. Ten diepste is de dichter niet meer dan een middelaar tussen het eeuwige en het gedicht. Het dichterschap is voor Ida Gerhardt een van hogerhand gegeven opdracht. Haar toewijding aan deze opdracht is volkomen, haar hele bestaan staat er van in het teken. Gij hebt mijn blad beschreven, Heer, met wolken, water, wind en licht, der aarde bloei, der vogelen heir,- de afglans van Uw aangezicht. Zo luidt de eerste strofe van een vroeg gedicht 'Spel van twee' die nog eens duidelijk maakt dat poëzie vol gens haar ontstaat in een wisselwer king tussen mens en God. Onder serieuze literatuurbeschou wers is onderzoek naar religieuze achtergronden zozeer taboe geraakt dat zelfs bij de studie naar het werk van een sterk godsdienstig geïnspi reerd dichteres als Ida Gerhardt tot nu toe zelden iets zinnigs over dit onderwerp is gezegd. We weten zelfs nauwelijks waaruit haar geloof bestaat. Zij heeft in het boekje 'Nu ik hier iets zeggen mag' opgemerkt lidmaat van de Neder lands Hervormde kerk te zijn, maar deze uitspraak van haar levensgezel lin Marie van der Zeyde uit 'De hand van de dichter' kan daar tegenover gesteld worden: 'Overigens kan ik uit de beste bron verzekeren dat Ida Gerhardt géén calviniste is; never has been and never will be'. Dezelfde maakt ook duidelijk dat de dichteres diep in de kerk is teleurgesteld 'door domineesaanmatiging, door into lerantie, door vrees om dóór te den ken; door cliché-taal, door onwil om er in de gewone levenspraktijk ernst mee te maken. Door een karakter loos ontzien van vooroordelen en hebbelijkheden' - kortom zo zou ik het willen samenvatten door alles wat het kerkelijk leven in ons land bepaalt. In het werk van Ida Gerhardt valt de christelijke symboliek niet te loochenen. Bundels kregen titels als 'De Hovenier' en 'Het levend Mono gram', vaak handelen haar gedich ten over 'de vis', 'het water dat leven geeft' en zo meer. Het ziet er echter nogal eens naar uit dat het huis van haar godsdienst meer kamers heeft dan het christen dom alleen. De symboliek blijkt dik wijls bij nadere beschouwing diepere wortels dan uitsluitend christelijke te hebben. Laten we dit gedicht 'Pasen' nemen: Een diep verdriet dat ons is aangedaan kan soms, na bittere tranen, overmacht gelenigd zijn. Ik kwam langs Zalk gegaan, op Paasmorgen, zéér vroeg nog op den dag. Waar onderdijks een stukje moestuin lag met boerse rijtjes primula verfraaid, zag ik, zondags getooid, een kindje staan. Het wees en wees en keek mij stralend aan. De maartse regen had het 's nachts ge daan: Ida G. M. Gerhardt daar stond zijn doopnaam, in sterkers gezaaid. 'De Heer is waarlijk opgestaan' - daar gaat dit gedicht langs een om slachtige omweg over. heb ik eens een predikant horen zeggen. Maar die uitleg is veel te beperkt. De gedachte in dit gedicht van de dood die het leven schenkt, het heil dat de mens aan dat proces ontlenen kan is een universele en vind je in vrijwel elke religie. De wortels van het ge dicht reiken via het christendom tot oeroude vegetatiemythen. Haar godsdienst bevat naast de christelij ke voornamelijk antieke elementen. Haar God bereikt haar niet alleen via de bijbel, blijkt bijvoorbeeld in het gedicht 'Winterwende' uit haar nieuwste bundel. Het is hier via voorwerpen uit de Oudheid dat zij 'een wenk van gene zijde' krijgt. 'Holland' veronachtzaamt die taak evenwel en zij voelt zich geroepen daarop te wijzen. Ze heeft eens ver klaard dat haar gedichten 'brieven zijn aan mijn land'. Het zijn vooral brieven ter vermaning. 'O land dat eindeloos in uw opdracht faalt', ver zucht ze in een 'Liefdesverklaring'. Met name in de uit 1949 daterende 'Kwatrijnen in opdracht' blijkt zij een profetes die op oud-testamenti- sche wijze Holland poogt tot de orde te roepen. 'Hoe hèbt bij. God, mij met dit volk verbonden,/ dat gij mij tot zó bitter werk ontboodt', zo schrijft ze over deze taak. Wat is er dan fout gegaan met Hol land, dat tweede Israël onder de volkeren? Een duidelijk antwoord gaf de dichteres in 'Nu ik hier iets zeggen mag'.... het (is) een verwend welvaartsland geworden. Verwen ning - een afschuwelijke vorm van verwaarlozing, voortkomend uit ge brek aan visie - berooft een kind, een mens, een volk van zijn waardigheid en zijn waarde. En, tenslotte, van zijn roeping.' Ook dit kwatrijn over Hol land in verwording kan niet mis worden verstaan. Het verklaart tege lijk haar verbondenheid met de poë tische traditie: De erfenis der meesters slecht beheerd, het ambacht van de kunstenaar verleerd, het hoog geheim verraden in de herberg:- De Vlam gedoofd, de kracht der jeugd verteerd. Sommige hebben zich wel eens afge vraagd wat dan wel die roeping is waar Holland aan herinnerd moet worden en wie Ida Gerhardt is om dat te doen. Maar minstens op één punt heeft zij al gelijk gekregen. Ver voor ook maar iemand daar oog voor had heeft zij gewaarschuwd tegen de gevolgen van de aantasting van het landschap. Ze schreef vijfendertig jaar gelegen al: Het schoon van Holland: welhaast dood- gesnoeid; de vogel zwijgt, de rank is uitgebloeid. Een harde zon schijnt op de koolaspaden. waarlangs gekneusde dovenetel groeit. foto klaas koppe Desondanks is zij nimmer een duim breed geweken in haar levenshou ding die zij kennelijk als de ideale voor Holland ziet. Trefwoorden daar in zijn eenvoud, soberheid, gerech tigheid, toewijding. Zij is sterk de overtuiging toegedaan dat een ver bondenheid met het leven van alle dag nodig is om tot creatieve presta ties te kunnen komen. Zij zet zich af tegen het artistieke leven met alles wat daar bij hoort, van laat opstaan tot luxueus eten. Zij verheerlijkt het zuivere leven van de mensen uit het gewone Hollandse volk. Zo schreef ze enkele merkwaardige gedichten over leerlingen van eenvoudige afkomst waar zij als lerares klassieke talen mee te maken kreeg. In 'De zomen van het licht' voert zij op 'een zoon van Schoklands poldervolk,/die stee vast, uren voor óns uur,/bij dauw zijn vaders koeien molk' het is uitgere kend deze jongen die een briljante conjectuur vindt voor een crux in de tekst van Plato's Phaedrus. Een ver want gedicht is dit 'Portret' uit de 'Sonnetten van een leraar' die in 1951 uitkwamen. Ook hier is het een volksjongen die zijn talenten op de juiste wijze heeft gebruikt: Een stoere Urkerknul, vaak met negotie —schol, bot of poon met vader aan de dijk. Zijn ouders zijn een zon op de promotie: met karpoetsmuts en vlammend jak te prijk. Zijn beurt baart altijd enige emotie. Want, naast een stukkezak van beddetijk, voert hij een ruig schrift, waar zwart van devotie wendingen in staan, die ik nooit bereik. Soms kan hij Plato als een lier vertalen, om dan dat blijft in toga zo! kalm -an zijn neus met ratelslangen op te halen. Ik las de Phaedrus: het gevleugeld span. Stil wees hij bij. Zéér groot, zeer recht, een man die verten ziet: idee en idealen. Ida Gerhardt heeft veel van deze prachtige gedichten geschreven. Ge dichten die je ook diep aangrijpen als je de strekking ervan niets steeds kunt onderschrijven. De autonomie van het vers in praktijk gebracht maar zo werkt het alleen bij de gedichten van de groten. Ida Gerhardt: Verzamelde Gedich ten. 900 Pag. prijs bij voorintekening 85,-; bij verschijnen 95,-. Athe naeum, Polak Van Gennep, Am sterdam. Ida Gerhardt: Negen ver zen van zonsopgang. 20 Pag. prijs van de 32 in halfleer gebonden exem plaren f 140,-, van de 30 ingenaaide exemplaren: 45,-. De Regulieren pers, Reguliersgracht 50, Amster dam. ZATERDAG 11 MEI 1985 redactie andré oosthoek Gerrit Achterberg Gerrit Achterberg is een van de weinige Nederlandse dichters die zowel veel gelezen als veel bestudeerd worden. De grootste bewonderaars zijn in 1982 begonnen met de uitgifte van een blad 'Achterbergkroniek'. Onlangs verscheen de zesde aflevering (los nr 17,50; uitgeverij Reflex, Achter St. Pieter 4, 3512 HS Utrecht) die met veel lezenswaardigs is gevuld. Het meest opmerkelijk is waarschijnlijk een artikel van Gerrit Krol over 'Gerrit Achterberg en het onmogelijke' waarin hij onder meer schrijft: 'Het enige exacte vak dat Achterberg beheerste was een vak dat in zijn tijd nog niet eens bestond: de informatica. Een flink deel van zijn overwegingen zouden, geformaliseerd, vandaag de dag de overwegingen zijn van een informaticus bij de PTT op het moment dat hij uitrekent wat het minimum aantal bits is waarmee hij. gegeven een onbekend bericht, dit bericht kan oversturen met de zekerheid dat het wordt begrepen'. Los gevoegd bij het nummer ligt als in memoriam een gedicht van de onlangs overleden dichter/graficus/uitgever Jan Vermeulen, Achterbergkenner en -promotor vanaf zijn middelbare schooljaren. De Peruaanse romanschrijver Mario Vargas Llosa staat bovenaan een dodenlijst van de maoïstische guerrillabeweging ..Sendero Luminoso" (Lichtend Pad). Volgens de regeringsgezinde krant Expreso en de linkse El Diario staan ook voormalige politiecommandanten, de hoofdredacteur van een oppositieblad, een vooraanstaand links politicus en anderen op de lijst. De veiligheidspolitie, die de lijst heeft aangetroffen, wilde de berichten bevestigen noch ontkennen. De regering heeft echter het bestaan van de lijst erkend. De lijst werd gevonden na een aanslag vorige maand op de voorzitter van de Peruaanse verkiezingsraad. „Verder is er niet zoveel" heet het boek van Annemarie Oster over haar moeder de actrice Ank van der Moer, dat deze week door uitgever Thomas Rap in Amsterdam werd gepresenteerd. De titel van het boek geeft aan hoe Oster haar in maart 1983 overleden moeder ziet: een vrouw die uitsluitend leefde voor het toneel. Niets mag de carrière van Ank van der Moer in de weg staan. Zelfs haar dochter wordt in haar jeugd voor lange tijd in een ander gezin ondergebracht. Ank van der Moer „eens eerste actrice des lands, koningin van de Stadsschouwburg", heeft door de bezetenheid voor het theater weinig oog voor wat er om haar heen gebeurt. De schrijfster tracht diep te graven in het leven van haar moeder en als zij dingen niet weet uit eigen waarneming of niet zeker van haar zaak is laat zij anderen aan het woord zoals Petra Laseur, Mary Dresselhuys, Ellen Vogel, Joop Admiraal en Ferd. Sterneberg. De rol van haar moeder in de Tweede Wereldoorlog is voor Annemarie Oster een moeilijk punt. Ze stapt er mee naar Ferd. Sterneberg die zelf een voorbeeldige houding heeft aangenomen in die donkere jaren. Van der Moer heeft doorgespeeld in de oorlog en zich gemeld bij de Kultuurkamer. Sterneberg: „De meerderheid heeft zich gemeld en het zijn toch wel speciale mensen geweest die dat niet hebben gedaan". Ank van der Moer schreef in die tijd ook zelf een blijspel „Waar is mijn dochter?". Ze kreeg er de Goedewagen-prijs voor, genoemd naar de NSB-er Goedewagen die leider van de door de nazi's ingestelde Kultuurkamer was. De actrice is na de oorlog enige tijd geschorst geweest. Ontroerend beschrijft Annemarie Oster de laatste jaren van haar moeder, die steeds minder op het toneel verschijnt. Er onstaat een beeld van een verbitterde en vereenzaamde vrouw, die veel rookt, sherry drinkt, slaappillen nodig heeft, met zichzelf patiënce speelt, steeds meer in haar schulp kruipt. „Haar avonden zijn lang en leegOverdag gaat het al niet veel beter. Doelloos brengt ze haar uren zoek op haar etage aan het Singel". Ank van der Moer Uitgeverij Querido is een nieuwe reeks 'Transfusie' begonnen. Bekende Nederlandse dichters worden in de gelegenheid gesteld het werk van verwante buitenlandse poëten te vertalen. De eerste deeltjes zijn verschenen, het zijn, zoals dat gelukkig in ons land gebruikelijk aan het worden is tweetalige uitgaven. J. Bemlef stelde uit het werk van de Duitse dichter Peter Huchel 1903-1981 een bundel 'Geen antwoord' samen (60 pag. 25.-). Inderdaad is Huchel met zijn neiging tot versobering een met Bemlef verwante ziel. Wat minder opvallend lijkt de verwantschap tussen Wiel Kusters en Oskar Pastior. 'Een Nederlandse titel' (68 pag. 25.-) heet de bundel van Pastior (geb. 1927) die Kusters samenstelde. In zijn gedichten en prozagedichten levert deze Duitse dichter een spirituele vorm van taalkritiek. 'Meneer, dit is heilige grond...' (236 pag. 34,50, Van Gennep, Amsterdam) heet een door Martin van Amerongen en William Rothuizen samengesteld boek met literaire reportages van velerlei soort. Drie stukken vallen zeer op. Zo schrijft Boudewijn Büch over zijn vérgaande liefde voor Goethe: 'Anno 1984 kan ik de lezer melden dat Goethe's reizen door schrijver dezes nagenoeg allemaal zijn nagemaakt. Ik mis nog een stukje in niet-betreedbaar Pools militair terrein, een stukje Italië (luiheid) maar verder is het volbracht'. Rudy Kousbroek trad in Alexandrië in de voetsporen van zijn favoriete dichter Konstandinos Kavafis. Heel geslaagd is ook Max Pams verslag van een bezoek aan het graf van Boris Pasternak. Hij raakt verzeild in een gezellige picknick die enkele Russische auteurs aanrechten. De literaire pelgrimage is een nieuw verschijnsel in ons land en dat het een aanwinst is zal ieder die dit boek ter hand neemt moeten toe geven. Gerard Reve Het werk van Gerard Reve mag allengs minder lof oogsten, zijn publiek mag zich van hem afkeren, maar er wordt nog altijd driftig over hem geschreven. Nu publiceerde Evert Peet een merkwaardige studie 'De mythe van M. - Gerard Reve en de maagd Maria' (136 pag., De Prom, Baarn). Ook hij meent dat Reves nieuwe werk weinig geslaagd is en signaleert het publiceren van 'ouder werk in grote hoeveelheden wat eerder op geldnood wijst dan op een grote scheppingsdrang'. Peet wijst erop dat Maria een steeds universeler figuur wordt in het werk van de volksschrijver. Van katholiek heilige groeide zij uit tot vertegenwoordigster van het Goddelijke bij uitstek. Ook andere elementen zoals de fantasietjes rond de Meedogenloze Jongen worden door Peet in deze religieuze context geplaatst. Tot de ergste misbaksels die er de laatste jaren in de Nederlandse taal binnenslopen en die wel niet meer uit te roeien zullen zijn behoren de woorden homofiel en homofilie. Van Dale heeft ze zonder kritiek opgenomen en geeft bij homofilie aan dat het woord uit het Grieks komt. Dat zal wel, maar dan toch wel op een allerongelukkigste manier. Want in het Grieks is homophilia niets anders dan 'van gelijk geslacht, van gelijk ras' en een 'homophi- los' is iemand die van gelijk geslacht of ras is. (homoios - hetzelfde; philon - stam. geslacht). Wat blijkbaar vergeten is door de Nederlandse taaismid, die een eufemisme zocht voor homosexueel is het Griekse woord, phileo houden van, beminnen. Een Griekse homosexueel is dan ook een 'homophilop- hilos (voor de puntjes op de i zetters: bij transcriptie gaat het verschil tussen u en i weg, dus niet homophulophilos) en homosexualiteit is 'homop- hilophilia'. Het had in het Nederlands dus homofilo- fiel en homofilofilie moeten worden in die rare tijd toen opeens het al ingeburgerde en goede woord homosexueel blijkbaar te direct, te grof werd gevon den. Persoonlijk heb ik het woord homofiel nog nooit gezegd of geschreven, ik heb het altijd als een vieze, besmette term ervaren die taalkundig gezien dus ook nog een monstrum is. Weg met die woorden! Zo heb ik ook altijd een hekel gehad aan het woord 'nicht' om een homosexueel aan te duiden. Een nicht is voor mij een bepaald soort homo, het tasjes-gilletjes-type, en 'een oude nicht' je zou een straatje omlopen en op slag hetero worden. Maar woorden zijn in beweging, taal is in beweging. En in de 'homo-sien' zoals dat tegenwoordig ook al zo fraai heet (uitgesproken met dezelfde korte ie waarmee ook de 'Bietels' in het Nederlands werden bedacht) is nicht helaas in, flikker volstrekt uit en homo veel te deftig geworden. Een homo dat is establishment; de homo's delen overal de lakens uit, je kunt ze op geen enkele manier meer onder scheiden van de andere heren der schepping. Dus moeten ze zich aan laten leunen dat ze door wie op de hoogte is 'nicht' worden genoemd, of zelfs valse nicht, wanneer daar enige aanleiding voor is. Deze excursie op woordgebied is een gevolg van de lektuur van Guus Vleugels nieuwe roman 'Een valse nicht' en van een vraaggesprek met hem door William Rothuizen dat op 13 april in Vrij Nederland heeft gestaan. Guus Vleugel, op 29 april 1932 te Goes geboren, kreeg in het laatst van de jaren vijftig enige bekendheid als dichter onder het pseudoniem Guus Valleide. De grootste roem oogstte hij als schrijver van cabaretteksten en als auteur voor het toneel. Af en toe publiceert hij een korte, geestige roman. Zo kwam in 1976 'Het schuldgevoel' uit, een grappig boek over de verwikkelingen van een echtpaar waarvan de man vreemd gaat en de vrouw net zo lang doet alsof zij ook een minnaar heeft tot het echt uit de hand loopt. Nu komt hij, negen jaar later, met 'Een valse nicht' een satire spelend in de hedendaagse Amsterdamse homo-scene. De hoofdfiguur heet Luc Lewedorp en hij heeft heel wat met Guus Vleugel gemeen, hoewel het werk niet echt autobiografisch genoemd mag worden. Luc is 52 jaar en maatschappelijk een wat onduide lijke figuur. Hij werkt al een jaar of tien in een boekhandel, maar kan het zich toch permitteren een heel jaar verlof te nemen teneinde een boek te gaan schrijven. Hij heeft al een paar onopgemerkt gebleven publi- katies op zijn naam en hij beweegt zich in de periferie van de literatuur. Zo is zijn ene vriendin Grada een bekend columniste en zijn andere harts vriendin Joyce een vijftigjarige debutante wier verhalen, overigens, grondig herschreven zijn door Luc Lewedorp. En de satire zou geen satire zijn als Joyce geen groot succes zou hebben, terwijl Lues voorgenomen boek er maar niet komt.... Doch we lopen vooruit: veel belangrijker is in het verhaal dat Luc Lewedorp op zijn manier druk deelneemt aan de Amsterdamse homosien. Zijn lichaam is uitstekend geconserveerd, maar hij is volkomen kaal wat niet door alle jongeren geap precieerd wordt. En ondanks een zeker succes in sauna's en dark-rooms is hij kennelijk toch ook enigszins aan het verzuren, want binnen korte tijd wordt hem van enkele zijden toegevoegd dat hij een valse nicht is, of zelfs een vals wijf. Dat brengt hem danig van zijn stuk. Hij had zichzelf altijd tot dusver 'beleefd als een integer mens met een prettig gevoel voor humor'. Hij had weliswaar een kleine tien jaar geleden een ernstige midlifecrisis doorgemaakt met zelfmoordpogingen en psychiatrische behandeling, maar hij was er weer aardig bovenop gekomen. En nu dit. Hij neemt zijn verlofjaar teneinde met zichzelf en zijn omgeving in het reine te komen. Het wordt een jaar met kleine en grote drama's. In een fitnesscentrum dat hij geregeld bezoekt om zijn body op peil te houden ontmoet hij een jonge monteur, Danny. Hij valt op hem en de jongen gaat op zijn avances in. Maar hij weet hem zo tactloos te beledigen dat Danny zijn doodsvijand wordt. Niet Luc Lewedorp, maar zijn vriendin Joyce zal op nogal melodramatische wijze het slachtoffer wor den van Danny's wraakoefening: zij komt om in de brand die Lues einde had moeten betekenen. Joyce heeft een beeldschone zoon, Fulco, die onder andere in pornofilms speelt. Als jongen van een jaar of dertien had Fulco wel eens geprobeerd zijn 'Oom Luc' te verleiden Luc had de jongen toen ruw afgewezen. Nu krijgt Luc het flink te pakken van Fulco. maar hij loopt een blauwtje. Al opent het eind van het boek grote mogelijkheden, maar die kan ik hier niet onthullen, volgt u zelf. als lezer, die satirische buitelingen maar. U dient wel tegen een stoot te kunnen, er worden bij voorbeeld heel harde woorden gezegd tegen een kankerpatiënte, en over de AIDS leest men: 'De AIDS zie ik als het mooiste einde dat een flikker beschoren kan zijn, en ik hoop dan ook van harte eraan dood te gaan' lp. 74/75). Wie niet tegen zwarte humor kan late het boek dus beter ongelezen. Vleugel schopt overigens terloops aardig wat heilige huisjes ondersteboven, literaire vooral ook. Hij spot met mensen, schrijvers, critici, uitgevers, instellingen en met zichzelf. Want zoals gezegd: we mogen gerust aannemen dat er heel wat Guus Vleugel in Luc Lewedorp steekt, en die valse nicht krijgt er aardig van langs van de schrijver. Al gunt hij hem ook.zijn gedroomd geluk: zijn leven lang is Lewedorp een vurig bewonderaar van Proust geweest, en het was zijn verlangen, ooit de 'Proust van de porno' te worden. Door een koddige, zij het zeer onwaarschijnlijke samenloop van omstandig heden wachten hem, mèt de beeldschone Fulco, in Amerika grote kansen. Op één plaats ontstijgt deze comic-novel het tijde- lijk-grappige: de scène met de man en de vrouw die allebei zelfmoord willen plegen door van een hoog flatgebouw te springen in Osdorp, beginnend op pagina 45. Hun plan wordt verijdeld doordat ze elkaar zien en van elkaar begrijpen waarom ze daar staan. Ik vermoed dat dit fragmentje bijblijven zal wanneer je heel de rest van 'Een valse nicht', hoe plezierig ook, alweer lang vergeten bent. Guus Vleugel: Een valse nicht, 24,50,128 pag. De Arbeiderspers, Amsterdam.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1985 | | pagina 18