THEO JOEKES we moeten gewoon stug doorgaan een goeie ouwe tijd? PZC/enquête 28 beeldvorming aan halsband make believe formatiecomité a. j. snel dr. theun de vries ZATERDAG 4 MEI 1985 Echt uitbundig is Theo Joekes niet te krijgen met de resultaten van een onderzoek, op grond waar van onder meer kan worden aange duid hoe het Nederlandse volk meent, dat de macht in Nederland verdeeld is. In eerste aanleg rea geert hij zelfs wat kribbig op de vraag of hij daar het zijne over wil zeggen. „De mensen weten niet hoe dat zit", zegt hij voor de telefoon. En hij vraagt enige bedenktijd. Twee dagen later blijkt hij - nadat hij adviseurs heeft geraadpleegd - zeer wel bereid tot een gesprek. Waarbij hij overigens een slag om de arm houdt. Niettemin, hij praat. En wel zeer aimabel. Theo Joekes, 61 jaar en 22 jaar kamerlid voor de WD. De man met de meeste dienstjaren in de Tweede Kamer, één van de leden van de commissie, die de parlementaire en quête hield naar de Rijn-Schelde- Verolme-affaire. „Wat men onder vrijheid verstaat", zegt hij, „is totaal subjectief. Iemand kan, van buitenaf beschouwd, een grote mate van vrij heid hebben, maar zich toch onvrij voelen. Een mens kan gevangen zijn in wat door hem of haar heengaat bij het verlies van een geliefde. Je kunt dan overigens vrij zijn, maar je zult dat in zo'n situatie niet als zodanig ervaren. Vrijheid is een begrip, dat staat in relatie tot allerlei belevings- vormen". „Marx, die geen groot politicus, maar wel een groot psycholoog was, heeft goed gezien hoe mensen indivi dueel gebonden zijn aan hun econo mische achtergrond. Er bestaat een relatie tussen een gevoel van vrijheid en het vanzelfsprekend aannemen, dat je ook morgen en overmorgen een boterham zult hebben. Als de situatie van een mens zo is, dat hij al zijn aandacht meent te moeten rich ten op de vraag hoe hij aan de volgende boterham moet komen, dan beperkt dat natuurlijk enorm". Joekes steekt - voor de zoveelste maal die dag - een sigaret op, wuift ermee in mijn richting en zegt: „We kennen het symbool van de klassiek onvrije mens. De slaaf van de Grie ken en de Romeinen. Ik heb mezelf slaaf van de nicotine gemaakt en u ook, zie ik. Over vrijheid gesproken. De verhoging van de accijns op ta bak en alcohol tast de mensen niet aan in hun vrijheid, maar in hun verslaving". Als uit de enquête blijkt, dat maar één op de drie Nederlanders in de veronderstelling verkeert, dat de Staten Generaal de macht hebben in dit land, dan is er volgens Joekes niet eens zo'n scheve beeldvorming. „Democratie houdt niet in dat uit sluitend de Staten Generaal de macht hebben. Het zou ook hoogst inefficient zijn, met z'n hondervijfti gen regeren. Nee, dat beeld, dat bij de mensen bestaat, daar maak ik me niet zoveel zorgen om". „Zorgelijk vindt ik, dat er een toene mende vervaging van verantwoorde lijkheden is. Door allerlei gedoe, ook van politici, wordt onduidelijk waar verantwoordelijkheden liggen. Men moet begrijpen, dat de regering be paalde verantwoordelijkheden heeft waar de Tweede Kamer en de Eerste Kamer zich beter niet mee kunnen bezighouden. Ik zie, dat in een aantal gevallen de volksvertegenwoordi ging regeerfuncties wil uitoefenen, die niet bij de volksvertegenwoordi ging horen. Men heeft daar het mid del van het heenzenden van een minister of een kabinet, maar als ik zie, dat de Tweede Kamer wil beslis sen over bij voorbeeld het soort wapens, dat gekocht wordt voor fre gatten, dan gaat men te ver. Dat is een zaak voor de staatssecretaris, die is daarvoor op die plek gezet". Op de vraag hoe die zienswijze te rijmen valt met het optreden van de fractieleider van de WD in de Tweede Kamer, de heer Nijpels, die Theo Joekes, parlementariër foto roland de bruin bij het aantreden van het nu zitten de kabinet openlijk te verstaan gaf, dat de WD-ministers aan een hals band zaten en dat hij de lijn in handen hield, zegt Joekes - met een niet echt blij gezicht - „Nijpels heeft het omschreven als strate gisch monisme. Het is tactisch mo nisme. Ik vind, dat het maken van afspraken vooraf geen aantasting van de democratie is. Die afspraken moeten dan van dien aard zijn, dat vervolgens een dualistische rit kan worden uitgezeten. Ik kan dat ma ken van afspraken verdedigen en tegelijk het dualistisch systeem be pleiten". Niettemin, Joekes lijkt even nostal gisch te worden als hem wordt ge vraagd naar een vergelijking met de volksvertegenwoordiging van enkele tientallen jaren geleden, maar hij weet zich voortreffelijk te beheersen. „Ik heb er geen behoefte aan te zeggen: in mijn tijd deden ze het beter. Natuurlijk doen zich in het staatsbestel niet uitsluitend ontwik kelingen voor, waar ik gelukkig mee ben, maar dat kijken naar het verle den, toen alles beter ging, dat zie ik niet. Ik doe er niet aan mee", zegt hij. En nader: „Het soort mensen, dat zich aangetrokken voelt tot het ka merlidmaatschap is wel wat veran derd. De duur van het lidmaatschap is korter geworden. Voor sommige mensen is de Tweede Kamer een springplank. Voor sommigen is het de ambitie om een regeerfunctie te krijgen, die ze een zetel in de Kamer doet begeren. Uiteraard lopen hier in Den Haag gemankeerde ministers en als gevolg daarvan gefrustreerde ka merleden rond. Maar dat is geen reden om af te geven op de politiek of op politici". „De Kamer moet niet over alles een oordeel willen geven. Kamerleden, die eigênlijk liever minister waren geworden, maar daar geen kans toe hebben gezien, moeten wat minder Nederland wordt een democratie genoemd. Dat houdt in dat officieel de volksvertegenwoordiging, het parlement, de uiteindelijke beslis singsbevoegdheid heeft. Maar zijn de Nederlanders daarvan over tuigd? Heeft het parlement volgens hen echt de touwtjes in handen? Slechts één op de drie Nederlanders vindt inderdaad dat het parlement het in ons land voor het zeggen heeft. Daarentegen meent 28 pet. dat de ministers het roer van het schip der staat nu in handen hebben. Hoog scoort ook het bedrijfsleven dat vol gens nagenoeg een kwart van de ondervraagden hier de dienst uit maakt. De cijfers tonen aan waarom niet- stemmers geen moeite nemen om de uit zijn op executieve macht. En ministers moeten niet te gauw bang zijn voor ondemocratisch versleten te worden, omdat ze bepaalde beslis singen nemen. Daar zijn ze voor aangenomen. Ministers moeten 'Nee' durven zeggen tegen meerderheids- wensen". „In wetten worden dingen gedele geerd, die de regering heeft uit te voeren en waar de kamer zich niet doorlopend mee moet bemoeien. Bij voorbeeld bepaalde benoemingen. Die beslissing over de nieuwe voor zitter van de NOS, daar valt gewoon niets meer aan te verwrikken. De Kamer kan dan via een debat net doen alsof, maar dat is niet zo en men moet die illusie ook niet probe ren levend te houden. „Hier in dit huis", zegt Joekes, spre kend over de Tweede Kamer, „hier wordt veel aan make believe ge daan. Als je maar vaak genoeg zegt, dat iets tot de mogelijkheden be hoort, dan wórdt dat ook vanzelf zo. Als je maar lang genoeg volhoudt, dat iets tegen bepaalde kosten kan worden uitgevoerd, dan wórdt het ook niet duurder". „Zo is de beslissing over de Ooster- schelde ook tot stand gekomen. Men heeft steeds maar volgehouden, dat die werken op die en die manier binnen bepaalde kosten en binnen een bepaalde tijd uitgevoerd konden worden. Make believe. Het zijn din gen, die het beeld van de politiek er niet mooier op maken. Ik erken ook, dat de kwaliteit van het hier gelever de product niet steeds even hoog is. De belastingwetgeving is er een voorbeeld van. Er is gaandeweg naar wens van allerlei stromingen in de Tweede Kamer zoveel aan zaken ingebracht, dat het beeld warrig is geworden. Die medeburgers - terug naar de enquête, denken niet echt heel mooi over het parlement. „Het verbaasd weg naar het stemhokje af te leggen: slechts een kwart van hen gelooft dat de volksvertegenwoordigers uiteindelijk de meeste macht in handen hebben. Aanhangers van klein-linkse partijen hebben het minste vertrouwen in het functione ren van het parlement. Vier op de tien klein-linksstemmers menen dat het bedrijfsleven de gang van zaken in Nederland bepaalt. De meeste CDA- en VVD-kiezers wier favoriete partijen het huidige kabinet vor men, denken dat het parlement de macht heeft die haar toekomt. me niets", zegt Joekes. „We moeten gewoon stug doorgaan. Zo denken de mensen nu eenmaal. En we moeten ons wel voor ogen houden, dat we hier in de Staten Generaal tot oplos singen moeten zien te komen, die nooit voor iedereen gunstig zijn of in ieder geval nooit door iedereen als gunstig worden ervaren. Kijk, heroï nehandelaren zijn ook mensen. Die geven ook hier en daar hun mening over het politiek bedrijf. Als zij nu zien, dat de overheid tot forsere bestrijding van het dealen in heroine overgaat, dan zullen ze niet spreken van een mooie oplossing. De ouders van de gebruikers zullen juist een positief beeld krijgen. Zo is er altijd een verschuiving gaande van het beeld, dat de samenleving heeft van de manier, waarop de macht wordt gehanteerd. Gewoon stug doorgaan dus. Ik vraag Joekes, die niet in alle opzichten tevreden is over het staatsbestel, eens iets utopisch te ontvouwen en hij zegt: „Goed zou zijn het natuurlijk afsterven van de al te kleine partijen. Je weet maar nooit. Als er nog eens een paar Dijkmannen weglopen!". „Voorts moeten partijleiders voor de verkiezingen niet teveel filosoferen over toekomstige samenwerkings verbanden. Gewoon op basis van een programma de verkiezingen ingaan. Daarna zou naar mijn mening een kabinetsformatie in twee fasen moe ten verlopen, waarbij eerst het beleid wordt bepaald en waarbij vervolgens een strenge keuze moet worden ge daan wat betreft de bewindslieden. Dat moet gestructureerder. Het zou moeten worden gedaan door meer dan één persoon. Ik denk aan een klein comité van drie fractievoorzit ters en twee anderen. Stafmedewer kers van politieke partijen zouden over een reeks van jaren een soort bestand moeten opbouwen van mi- nisteriabele personen. Er zouden uit sluitend ministers moeten worden voorgedragen met althans enige po litieke ervaring. Je moet mensen niet koud in dit vak laten komen. Geen ambtenaren nee. Brinkman was in derdaad een ambtenaar voor hij mi nister werd. Ja". Dan zou Joekes gaarne zien, dat alle soorten moties afgeschaft worden, afgezien van de echte, die leiden tot het vertrek van bewindsfiguren. „Moties, die geruisloos kunnen wor den neergelegd, dat zijn een soort wensen. Er gebeurt niks mee. Ze zijn bedoeld om gewenst beleid in de krant te krijgen, maar je hebt er niets aan. Moties moeten alleen als machtsmiddelen worden gehan teerd". Waarna hij erkent, dat hij er zelf acht heeft ingediend in zijn politieke loop baan. En licht verontschuldigend verklaart: „Maar dat was in een periode, dat er niet van die uitwas sen waren, zoals nu. En er zaten er twee bij, die een tikje frivool waren - waarmee het instrument zelf bela chelijk werd gemaakt". Die utopie - er hoort ook bij „dat fractieleiders niet moeten proberen hun ministers de wet voor te schrij ven". Waarmee het er even op lijkt of Joekes het toch niet zo buitensporig eens was met het optreden op dit punt van zijn fractieleider. Hij wei gert evenwel Nijpels af te vallen en gaat voort met die utopie: „Ministers moeten veel attenter zijn op het informeren van hun geestverwante fractievoorzitter. Dat voorkomt brokken. Blijft die informatie uit, dan krijg je brokken, zoals met de P. C. Hooftprijs. Dan moeten beslissin gen worden gedoogd, die als je eerlijk bent eigenlijk niet geaccepteerd kunnen worden. Nee, tijdens mijn laatste spreekbeurt ben ik er niet op aangevallen door andere liberalen. Dat was in Assen". En dan: „Ministers moeten niet bang zijn en nee durven zeggen, zeker als het om zaken gaat, die in wetten gedelegeerd zijn". Hoe ouder kiezers worden, des te minder raken ze overtuigd van de macht van de Staten Generaal. Joe kes: „Als je dezelfde soort babbels al jaren gehoord hebt, dan kan dat verveling wekken, zelfs als het goeie babbels zijn". En: „De mensen wor den bij het klimmen der jaren wat lakonieker. Om eens filosofisch te zijn. Men krijgt minder vertrouwen in het leven, omdat er minder leven is om in te vertrouwen". Het vertrouwen in de werking van de democratie, is dat gegroeid door de parlementaire enquête over RSV? Joekes: „Die enquête is zeer goed geweest voor de democratie. De mensen hebben de Tweede Kamer met een hoop tanden in de bek in actie kunnen zien. We moeten probe ren er procedurele lessen uit te leren. De grip van de Kamer op dit soort zaken moet worden versterkt, hoe wel ik als ik eerlijk ben nog moet zien wat er van komt. Echt pessimistisch ben ik niet. In het bedrijfsleven houdt men er nu rekening mee, dat zaken toch aan het licht komen. Het heeft een preventieve werking". Tenslotte - nog eens: „We moeten gewoon stug doorgaan". „Welke groep heeft volgens u de meeste invloed op de gang van zaken in Nederland?". De meeste macht heeft: i-S-iïiv SIS;:;:® i:¥:3:¥x vXvXvXv! vXvIvlv!; (naar inkomen x 1000) gem. tot 20 20-25 25-35 35-45 45-60 meer dan 60 Het parlement 32 20 32 35 35 31 31 De ministers 28 36 31 26 26 27 24 Het bedrijfsleven 24 25 23 21 25 27 26 De banken 9 6 6 11 8 8 5 De vakbonden 5 3 6 4 4 6 7 De vredesbeweging 2 10 1 1 1 0 1 De kerken 1 0 1 1 1 1 1 De milieubeweging 0 0 0 0 0 0 0 De vrouwenbeweging 0 0 0 0 0 0 0 (naar politieke voorkeur) Gem. PvdA CDA VVD KI. links KI. rechts niet-st. Het parlement 32 22 43 43 19 37 26 De ministers 28 28 26 21 25 30 35 Het bedrijfsleven 24 31 18 18 40 17 23 De banken 9 12 5 7 13 6 10 De vakbonden 5 2 7 9 0 7 3 De vredesbeweging 2 4 1 1 1 3 1 De kerken 1 1 0 1 2 0 1 De milieubeweging 0 0 0 0 0 0 0 De vrouwenbeweging 0 0 0 1 0 1 0 (naar leeftijd en opleiding) leeftijd Gem. tot 25 25-45 45-60 60 opleiding lo ulo/mulo havo/mms hbo/ lbo mavo hbs/mbo univ. Het parlement: 32 41 31 33 28 30 38 35 28 De ministers: 28 33 28 26 27 32 27 23 26 Het bedrijfsleven: 24 19 28 23 19 20 19 26 31 De banken: 9 3 8 10 12 9 7 9 8 De vakbonden: 5 2 4 5 8 4 6 5 5 De vredesbeweging: 2 0 1 2 5 3 1 0 1 De kerken: 1 1 1 2 1 1 1 1 1 De milieubeweging: 0 0 0 0 0 0 0 0 0 De vrouwenbeweging: 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Van de geënquêteerden zien de jon geren beneden de 25 jaar (41 procent) nog het meeste heil in de volksverte genwoordiging. Hoe ouder men wordt, des te minder wordt het ver trouwen. Van de 60-plussers noemt slechts 28 procent het parlement het machtigste instituut in dit land. De ouderen noemen naar verhouding ook het vaakst de banken als mach tigste groep. De groep Nederlanders met de hoog ste opleidingen vindt naar het ver houding het vaakst dat het bedrijfs leven in Nederland de lakens uit deelt. Van de bij een vakbond aangesloten ondervraagden, denken alleen FNV- leden (36 procent) dat het bedrijfsle ven de koers in Nederland uitzet. De overige georganiseerden en ongeor ganiseerden rekenen het parlement de meeste macht toe. Vroeger was niet alles beter. Het terugzien naar perioden van betrekkelijke sociale rust en mooi weer is uitermate bedrieglijk. Het betere ervan wordt ons veelal voorgespiegeld door het feit dat wij zeifin de kinderjaren verkeerden: tijd van onschuld, naiviteit, waaraan ten overvloede het feit van fysieke rijpwording de aandacht al te vaak afleidde naar het ego en kritiekloos deed staan tegenover de buitenwereld. Die buitenwereld verkrijgt dan een goedheid en probleemloosheid die niet in overeenstemming zijn met de realiteit, en waarheen men nostalgisch de armen strekt als naar een geluk, dat slechts in subjectieve optie heeft bestaan. Mijn realiteit begon voor de Eerste Wereldoorlog. In menige historiebeschrijving wordt de periode kort voor en na de eeuwwisseling bestempeld als een van zonnige zorgeloosheid, een 'belle époque', op foto's uit de periode gekenmerkt door mooie modieuze vrouwen en deftige manspersonen. De welvaart en de maatschappelijke vooruitgang wonnen veld, zegt men. Oorlog was een verre onaangename rommeling uit het verleden; de schermutselingen in de koloniën dienden slechts de heilzame pacificatie. De arbeiders hadden het weliswaar moeilijk, maar zouden het beter krijgen; in stap na stap zouden hun rechten worden toegemeten, die de democratie tenslotte voor alle burgers heeft bestemd. De veiligheid van de geciviliseerde Europeaan was gegarandeerd: men kon bij nacht ongehinderd over straat. Ambtenaren en politie waren onomkoopbaar. De mafia stond nog in de kinderschoenen en liet zich alleen gelden in oorden van jammerlijke achterlijkheid. Cocaine of opium, afkomstig uit het gifkastje van de arts, werden alleen in uitzonderlijke gevallen als geneesmiddelen gebruikt. /k spreek van Europa. In de uithoeken van dat gezegend werelddeel rommelde het nog; de Balkan was een broeinest van etnische verbolgenheden, maar die werden door een wijze monarch in Wenen op passende wijze onder de knie gehouden. Rusland bleef natuurlijk een triest geval: autocratie en Siberië, censuur en pogroms. (Een mooie literatuur, dat wel.) Het hinderlijke en onvolmaakte was godlof ver weg, bijna zo ver als Afrika, waar goud en diamanten vandaan kwamen, waarbij niemand zich het hoofd hoefde te breken over de vraag hoe ze gedolven werden. Keek men in de verte, dan was daar westwaarts de USA, die het jaarlijks overschot van Europese gelukzoekers opslorpte; het was dan ook het land van de onbegrensde mogelijkheden. Wat er in Azië precies gebeurde was mysterieus: China was ongezeglijk en moest nu en dan door de beschaafde mogendheden worden afgestraft. India en de Indonesische archipel waren gelukkig onder het bewind van westerse meesters en leverden - net als trouwens de Amerika's - hoogstens stof voor exotische thrillers, terwijl zij de beurskoersen van rubber, olie en tabak hooghielden. Het kapitalisme was, kortom, misschien weinig sentimenteel, het gaf anderzijds chique en prikkels voor het bestaan; het was niet steeds een model van schoonheid, maar wel onvervangbaar. Het beeld van vrede, orde, gezonde groei en vooruitgang op elk gebied bleek in mijn leven als 20-eeuwse Europeaan een van de bedrieglijkste, die Moeder Historie ons kon voortoveren. De economische jaloezie en agressiviteit van de grote westerse mogendheden bereidden het jaar 1914 voor. De Eerste - Wereldoorlog - een slachtpartij waarbij onder de leugenachtigste frasen de bloem van de Europese jeugd werd gemassacreerd - bleek de gangmaker van de tweede. Een nieuwe hekatombe van miljoenen mensen, nog eens verhevigd door de bestiale genocide tegen het Joodse volk, begaan door een van de smerigste variaties van het moderne imperialisme, het Duitse nazisme. De bloedspetters van politieke agressie in Indonesië en Korea gaven het internationale gezicht een nieuw rood tintje. De oorlog in Vietnam werd het proefveld voor verwoestende Amerikaanse wapens, en sleepte een reeks onmenselijke guerilla-bewegingen in Zuidoost-Azië met zich, die vandaag nog schreeuwen om een einde. Zoals de stichting van de Joodse staat, die wij met dankgezang hebben begroet, het uitgangspunt werd voor een reeks regionale oorlogen en moordpartijen in het Midden-Oosten, waarbij sympathie en antipathie hun valuta verliezen. Er bleken 'revoluties' mogelijk van een bloeddorstig, extreem-rechts type: Franco-Spanje, het Griekenland van de kolonels, Chili, Turkije, Iran. Misdaad en geweld in werelddelen als Zuid-Amerika werden gewoontewoorden, zoals pest en cholera in de middeleeuwen. De wetenschappelijke vooruitgang leek zich nog slechts toe te spitsen op het vinden van de formule voor raketten, die eerst de lange aardse afstanden zullen 'overbruggen' en vervolgens het stuk van de wereldruimte usurperen, waarin wij moeten ademhalen. Dat de arbeiders en economisch afhankelijken in het algemeen tot twee maal toe in een recessie zijn getrapt, die alleen maar het component is van de militarisering en economische competitie der toonaangevende kringen, laat het sprookje van de verzorgingsstaat in rook opgaan: monopolies en multinationals waren niet eerder zo machtig. Ze waren ook nooit zo meedogenloos: ze hebben landbouwgrond, bos en water, waaronder de oceanen zelf, vergiftigd in hun opmars. Pas om vijf over twaalf is men er achter gekomen dat niemand zich ooit heeft geïnteresseerd voor de woestijnziekte van onze planeet, of liever voor de miljoenen menselijke wezens die in verdroogde continenten aan honger en ziekten kreperen. Was het vroeger dan toch beter? Gaan wij niet een internationale cfisis tegemoet, een explosie van de haat tussen de zich nog intomende machtsblokken, die niet anders kan eindigen dan in een wereldwinter van eeuwen...? Vroeger lijkt eensklaps zo ver weg: de kleine wereldbevolking, de beperkte problemen, enkele misrekeningen uit halfheid en gemakzucht, de naief-gezellige intermenselijke verhoudingen, het stelsel van umarden en normen dat althans voor het oog nog werd gerespecteerd, de illusie van de arbeiderspartijen die zo dapper doorvochten (ook onderling) en het geloof in de spoedige overwinning ('Makkers, ten laatsten male!') hoog hielden... Voorbij! Het constateren van een schijnbaar niet meer te teugelen barbarij kan de redelijken nu en dan diep teneerslaan. Maar het feit dat barbarij zich in het bewustzijn als zodanig spiegelt en tegelijk tot groeiende weerstand prikkelt, is een feit. Dat het tsaristische Rusland en het half-koloniale China een onverdraaglijk juk afwierpen lal bieden ze soms niet meer dan caricaturen van vrijheid) wat naar nieuwe maatschappelijke systemen wijst, is een feit. Dat Spanje, Portugal en Griekenland de democratie herstelden, en dat men in vele Latijns-Amerikaanse landen om dit herstel worstelt, is een feit. Dat de macht van de natuurverwoesters wordt gehaat, dat mensen opkomen voor de leefbaarheid van het milieu voor zichzelf en de dieren, is een feit. Dat de aanmaak van miljarden verslindende raketten en 'conventionele' wapens in Oost en West de woede wekt van miljoenen mensen, die er zich al meer mee zullen bemoeien, is een feit. Dat bij al het bizar en gevaarlijk geknoei met menselijke genen en hormonen een eerlijke, volhardende strijd wordt gevoerd door wetenschappers om kwaadaardige ziekten uit te bannen, is een feit. Dat men begint te begrijpen dat misdaad en maatschappij, drugsverslaving en levensperspectief iets met elkaar te maken hebben en naar oplossng van die ziekten zoekt, is een feit. Dat plotselinge sprongen in de technologie, die in eerste instantie alleen de producenten van de nieuwe apparatuur lijken te bevoordelen, maar op de duur de kans bieden om snél in te springen bij noodsituaties overal ter wereld, is een feit. Dat mensen aan en over elkaar leren denken in wereldmaatstaf en zich al meer losrukken van hun regionale kortzichtigheden, is een feit. Dat uit een chaos van bloedig botsende belangen, van roofbouw op mens en natuur, een bewustzijn geboren wordt van schrik, schuld en daarmee het inzicht om radicale remedies te stellen, is onvermijdelijk. De goede oude tijd na een intermezzo van veelvormige onmenselijkheden te doen omslaan in een goede nieuwe tijd, wordt de opgave van de komende, 21e eeuw. Ze zal de eeuw zijn van de overleving, of ze zal niet zijn. De keuze was nog nooit zo duidelijk, en vraagt om daden. Daarmee kan men al in de huidige, 20e eeuw beginnen. Het zal beter zijn dan terughunkeren naar de illusies waarmee men zich in vroegere decennia in slaap heeft gewiegd en alles gelaten zoals het was.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1985 | | pagina 28