THEO JOEKES
we moeten gewoon
stug doorgaan
een goeie
ouwe tijd?
PZC/enquête
28
beeldvorming
aan halsband
make believe
formatiecomité
a. j. snel
dr. theun de vries
ZATERDAG 4 MEI 1985
Echt uitbundig is Theo Joekes
niet te krijgen met de resultaten
van een onderzoek, op grond waar
van onder meer kan worden aange
duid hoe het Nederlandse volk
meent, dat de macht in Nederland
verdeeld is. In eerste aanleg rea
geert hij zelfs wat kribbig op de
vraag of hij daar het zijne over wil
zeggen. „De mensen weten niet hoe
dat zit", zegt hij voor de telefoon. En
hij vraagt enige bedenktijd. Twee
dagen later blijkt hij - nadat hij
adviseurs heeft geraadpleegd - zeer
wel bereid tot een gesprek. Waarbij
hij overigens een slag om de arm
houdt. Niettemin, hij praat. En wel
zeer aimabel.
Theo Joekes, 61 jaar en 22 jaar
kamerlid voor de WD. De man met
de meeste dienstjaren in de Tweede
Kamer, één van de leden van de
commissie, die de parlementaire en
quête hield naar de Rijn-Schelde-
Verolme-affaire. „Wat men onder
vrijheid verstaat", zegt hij, „is totaal
subjectief. Iemand kan, van buitenaf
beschouwd, een grote mate van vrij
heid hebben, maar zich toch onvrij
voelen. Een mens kan gevangen zijn
in wat door hem of haar heengaat bij
het verlies van een geliefde. Je kunt
dan overigens vrij zijn, maar je zult
dat in zo'n situatie niet als zodanig
ervaren. Vrijheid is een begrip, dat
staat in relatie tot allerlei belevings-
vormen".
„Marx, die geen groot politicus,
maar wel een groot psycholoog was,
heeft goed gezien hoe mensen indivi
dueel gebonden zijn aan hun econo
mische achtergrond. Er bestaat een
relatie tussen een gevoel van vrijheid
en het vanzelfsprekend aannemen,
dat je ook morgen en overmorgen
een boterham zult hebben. Als de
situatie van een mens zo is, dat hij al
zijn aandacht meent te moeten rich
ten op de vraag hoe hij aan de
volgende boterham moet komen,
dan beperkt dat natuurlijk enorm".
Joekes steekt - voor de zoveelste
maal die dag - een sigaret op, wuift
ermee in mijn richting en zegt: „We
kennen het symbool van de klassiek
onvrije mens. De slaaf van de Grie
ken en de Romeinen. Ik heb mezelf
slaaf van de nicotine gemaakt en u
ook, zie ik. Over vrijheid gesproken.
De verhoging van de accijns op ta
bak en alcohol tast de mensen niet
aan in hun vrijheid, maar in hun
verslaving".
Als uit de enquête blijkt, dat maar
één op de drie Nederlanders in de
veronderstelling verkeert, dat de
Staten Generaal de macht hebben in
dit land, dan is er volgens Joekes
niet eens zo'n scheve beeldvorming.
„Democratie houdt niet in dat uit
sluitend de Staten Generaal de
macht hebben. Het zou ook hoogst
inefficient zijn, met z'n hondervijfti
gen regeren. Nee, dat beeld, dat bij
de mensen bestaat, daar maak ik me
niet zoveel zorgen om".
„Zorgelijk vindt ik, dat er een toene
mende vervaging van verantwoorde
lijkheden is. Door allerlei gedoe, ook
van politici, wordt onduidelijk waar
verantwoordelijkheden liggen. Men
moet begrijpen, dat de regering be
paalde verantwoordelijkheden heeft
waar de Tweede Kamer en de Eerste
Kamer zich beter niet mee kunnen
bezighouden. Ik zie, dat in een aantal
gevallen de volksvertegenwoordi
ging regeerfuncties wil uitoefenen,
die niet bij de volksvertegenwoordi
ging horen. Men heeft daar het mid
del van het heenzenden van een
minister of een kabinet, maar als ik
zie, dat de Tweede Kamer wil beslis
sen over bij voorbeeld het soort
wapens, dat gekocht wordt voor fre
gatten, dan gaat men te ver. Dat is
een zaak voor de staatssecretaris, die
is daarvoor op die plek gezet".
Op de vraag hoe die zienswijze te
rijmen valt met het optreden van de
fractieleider van de WD in de
Tweede Kamer, de heer Nijpels, die
Theo Joekes, parlementariër
foto roland de bruin
bij het aantreden van het nu zitten
de kabinet openlijk te verstaan gaf,
dat de WD-ministers aan een hals
band zaten en dat hij de lijn in
handen hield, zegt Joekes - met een
niet echt blij gezicht - „Nijpels
heeft het omschreven als strate
gisch monisme. Het is tactisch mo
nisme. Ik vind, dat het maken van
afspraken vooraf geen aantasting
van de democratie is. Die afspraken
moeten dan van dien aard zijn, dat
vervolgens een dualistische rit kan
worden uitgezeten. Ik kan dat ma
ken van afspraken verdedigen en
tegelijk het dualistisch systeem be
pleiten".
Niettemin, Joekes lijkt even nostal
gisch te worden als hem wordt ge
vraagd naar een vergelijking met de
volksvertegenwoordiging van enkele
tientallen jaren geleden, maar hij
weet zich voortreffelijk te beheersen.
„Ik heb er geen behoefte aan te
zeggen: in mijn tijd deden ze het
beter. Natuurlijk doen zich in het
staatsbestel niet uitsluitend ontwik
kelingen voor, waar ik gelukkig mee
ben, maar dat kijken naar het verle
den, toen alles beter ging, dat zie ik
niet. Ik doe er niet aan mee", zegt hij.
En nader: „Het soort mensen, dat
zich aangetrokken voelt tot het ka
merlidmaatschap is wel wat veran
derd. De duur van het lidmaatschap
is korter geworden. Voor sommige
mensen is de Tweede Kamer een
springplank. Voor sommigen is het
de ambitie om een regeerfunctie te
krijgen, die ze een zetel in de Kamer
doet begeren. Uiteraard lopen hier in
Den Haag gemankeerde ministers en
als gevolg daarvan gefrustreerde ka
merleden rond. Maar dat is geen
reden om af te geven op de politiek of
op politici".
„De Kamer moet niet over alles een
oordeel willen geven. Kamerleden,
die eigênlijk liever minister waren
geworden, maar daar geen kans toe
hebben gezien, moeten wat minder
Nederland wordt een democratie
genoemd. Dat houdt in dat officieel
de volksvertegenwoordiging, het
parlement, de uiteindelijke beslis
singsbevoegdheid heeft. Maar zijn
de Nederlanders daarvan over
tuigd? Heeft het parlement volgens
hen echt de touwtjes in handen?
Slechts één op de drie Nederlanders
vindt inderdaad dat het parlement
het in ons land voor het zeggen heeft.
Daarentegen meent 28 pet. dat de
ministers het roer van het schip der
staat nu in handen hebben. Hoog
scoort ook het bedrijfsleven dat vol
gens nagenoeg een kwart van de
ondervraagden hier de dienst uit
maakt.
De cijfers tonen aan waarom niet-
stemmers geen moeite nemen om de
uit zijn op executieve macht. En
ministers moeten niet te gauw bang
zijn voor ondemocratisch versleten
te worden, omdat ze bepaalde beslis
singen nemen. Daar zijn ze voor
aangenomen. Ministers moeten 'Nee'
durven zeggen tegen meerderheids-
wensen".
„In wetten worden dingen gedele
geerd, die de regering heeft uit te
voeren en waar de kamer zich niet
doorlopend mee moet bemoeien. Bij
voorbeeld bepaalde benoemingen.
Die beslissing over de nieuwe voor
zitter van de NOS, daar valt gewoon
niets meer aan te verwrikken. De
Kamer kan dan via een debat net
doen alsof, maar dat is niet zo en
men moet die illusie ook niet probe
ren levend te houden.
„Hier in dit huis", zegt Joekes, spre
kend over de Tweede Kamer, „hier
wordt veel aan make believe ge
daan. Als je maar vaak genoeg zegt,
dat iets tot de mogelijkheden be
hoort, dan wórdt dat ook vanzelf zo.
Als je maar lang genoeg volhoudt,
dat iets tegen bepaalde kosten kan
worden uitgevoerd, dan wórdt het
ook niet duurder".
„Zo is de beslissing over de Ooster-
schelde ook tot stand gekomen. Men
heeft steeds maar volgehouden, dat
die werken op die en die manier
binnen bepaalde kosten en binnen
een bepaalde tijd uitgevoerd konden
worden. Make believe. Het zijn din
gen, die het beeld van de politiek er
niet mooier op maken. Ik erken ook,
dat de kwaliteit van het hier gelever
de product niet steeds even hoog is.
De belastingwetgeving is er een
voorbeeld van. Er is gaandeweg naar
wens van allerlei stromingen in de
Tweede Kamer zoveel aan zaken
ingebracht, dat het beeld warrig is
geworden.
Die medeburgers - terug naar de
enquête, denken niet echt heel mooi
over het parlement. „Het verbaasd
weg naar het stemhokje af te leggen:
slechts een kwart van hen gelooft
dat de volksvertegenwoordigers
uiteindelijk de meeste macht in
handen hebben. Aanhangers van
klein-linkse partijen hebben het
minste vertrouwen in het functione
ren van het parlement. Vier op de
tien klein-linksstemmers menen dat
het bedrijfsleven de gang van zaken
in Nederland bepaalt. De meeste
CDA- en VVD-kiezers wier favoriete
partijen het huidige kabinet vor
men, denken dat het parlement de
macht heeft die haar toekomt.
me niets", zegt Joekes. „We moeten
gewoon stug doorgaan. Zo denken de
mensen nu eenmaal. En we moeten
ons wel voor ogen houden, dat we
hier in de Staten Generaal tot oplos
singen moeten zien te komen, die
nooit voor iedereen gunstig zijn of in
ieder geval nooit door iedereen als
gunstig worden ervaren. Kijk, heroï
nehandelaren zijn ook mensen. Die
geven ook hier en daar hun mening
over het politiek bedrijf. Als zij nu
zien, dat de overheid tot forsere
bestrijding van het dealen in heroine
overgaat, dan zullen ze niet spreken
van een mooie oplossing. De ouders
van de gebruikers zullen juist een
positief beeld krijgen. Zo is er altijd
een verschuiving gaande van het
beeld, dat de samenleving heeft van
de manier, waarop de macht wordt
gehanteerd. Gewoon stug doorgaan
dus.
Ik vraag Joekes, die niet in alle
opzichten tevreden is over het
staatsbestel, eens iets utopisch te
ontvouwen en hij zegt: „Goed zou
zijn het natuurlijk afsterven van de
al te kleine partijen. Je weet maar
nooit. Als er nog eens een paar
Dijkmannen weglopen!".
„Voorts moeten partijleiders voor de
verkiezingen niet teveel filosoferen
over toekomstige samenwerkings
verbanden. Gewoon op basis van een
programma de verkiezingen ingaan.
Daarna zou naar mijn mening een
kabinetsformatie in twee fasen moe
ten verlopen, waarbij eerst het beleid
wordt bepaald en waarbij vervolgens
een strenge keuze moet worden ge
daan wat betreft de bewindslieden.
Dat moet gestructureerder. Het zou
moeten worden gedaan door meer
dan één persoon. Ik denk aan een
klein comité van drie fractievoorzit
ters en twee anderen. Stafmedewer
kers van politieke partijen zouden
over een reeks van jaren een soort
bestand moeten opbouwen van mi-
nisteriabele personen. Er zouden uit
sluitend ministers moeten worden
voorgedragen met althans enige po
litieke ervaring. Je moet mensen niet
koud in dit vak laten komen. Geen
ambtenaren nee. Brinkman was in
derdaad een ambtenaar voor hij mi
nister werd. Ja".
Dan zou Joekes gaarne zien, dat alle
soorten moties afgeschaft worden,
afgezien van de echte, die leiden tot
het vertrek van bewindsfiguren.
„Moties, die geruisloos kunnen wor
den neergelegd, dat zijn een soort
wensen. Er gebeurt niks mee. Ze zijn
bedoeld om gewenst beleid in de
krant te krijgen, maar je hebt er
niets aan. Moties moeten alleen als
machtsmiddelen worden gehan
teerd".
Waarna hij erkent, dat hij er zelf acht
heeft ingediend in zijn politieke loop
baan. En licht verontschuldigend
verklaart: „Maar dat was in een
periode, dat er niet van die uitwas
sen waren, zoals nu. En er zaten er
twee bij, die een tikje frivool waren -
waarmee het instrument zelf bela
chelijk werd gemaakt".
Die utopie - er hoort ook bij „dat
fractieleiders niet moeten proberen
hun ministers de wet voor te schrij
ven". Waarmee het er even op lijkt of
Joekes het toch niet zo buitensporig
eens was met het optreden op dit
punt van zijn fractieleider. Hij wei
gert evenwel Nijpels af te vallen en
gaat voort met die utopie: „Ministers
moeten veel attenter zijn op het
informeren van hun geestverwante
fractievoorzitter. Dat voorkomt
brokken. Blijft die informatie uit,
dan krijg je brokken, zoals met de P.
C. Hooftprijs. Dan moeten beslissin
gen worden gedoogd, die als je eerlijk
bent eigenlijk niet geaccepteerd
kunnen worden. Nee, tijdens mijn
laatste spreekbeurt ben ik er niet op
aangevallen door andere liberalen.
Dat was in Assen".
En dan: „Ministers moeten niet bang
zijn en nee durven zeggen, zeker als
het om zaken gaat, die in wetten
gedelegeerd zijn".
Hoe ouder kiezers worden, des te
minder raken ze overtuigd van de
macht van de Staten Generaal. Joe
kes: „Als je dezelfde soort babbels al
jaren gehoord hebt, dan kan dat
verveling wekken, zelfs als het goeie
babbels zijn". En: „De mensen wor
den bij het klimmen der jaren wat
lakonieker. Om eens filosofisch te
zijn. Men krijgt minder vertrouwen
in het leven, omdat er minder leven
is om in te vertrouwen".
Het vertrouwen in de werking van
de democratie, is dat gegroeid door
de parlementaire enquête over
RSV?
Joekes: „Die enquête is zeer goed
geweest voor de democratie. De
mensen hebben de Tweede Kamer
met een hoop tanden in de bek in
actie kunnen zien. We moeten probe
ren er procedurele lessen uit te leren.
De grip van de Kamer op dit soort
zaken moet worden versterkt, hoe
wel ik als ik eerlijk ben nog moet zien
wat er van komt. Echt pessimistisch
ben ik niet. In het bedrijfsleven
houdt men er nu rekening mee, dat
zaken toch aan het licht komen. Het
heeft een preventieve werking".
Tenslotte - nog eens: „We moeten
gewoon stug doorgaan".
„Welke groep heeft volgens u de
meeste invloed op de gang van zaken
in Nederland?". De meeste macht
heeft:
i-S-iïiv
SIS;:;:®
i:¥:3:¥x
vXvXvXv!
vXvIvlv!;
(naar inkomen x 1000)
gem.
tot 20
20-25
25-35
35-45
45-60 meer dan 60
Het parlement
32
20
32
35
35
31
31
De ministers
28
36
31
26
26
27
24
Het bedrijfsleven
24
25
23
21
25
27
26
De banken
9
6
6
11
8
8
5
De vakbonden
5
3
6
4
4
6
7
De vredesbeweging
2
10
1
1
1
0
1
De kerken
1
0
1
1
1
1
1
De milieubeweging
0
0
0
0
0
0
0
De vrouwenbeweging
0
0
0
0
0
0
0
(naar politieke voorkeur)
Gem.
PvdA
CDA
VVD
KI. links
KI. rechts
niet-st.
Het parlement
32
22
43
43
19
37
26
De ministers
28
28
26
21
25
30
35
Het bedrijfsleven
24
31
18
18
40
17
23
De banken
9
12
5
7
13
6
10
De vakbonden
5
2
7
9
0
7
3
De vredesbeweging
2
4
1
1
1
3
1
De kerken
1
1
0
1
2
0
1
De milieubeweging
0
0
0
0
0
0
0
De vrouwenbeweging
0
0
0
1
0
1
0
(naar leeftijd en opleiding)
leeftijd
Gem. tot 25 25-45 45-60 60
opleiding
lo ulo/mulo havo/mms hbo/
lbo mavo hbs/mbo univ.
Het parlement:
32
41
31
33
28
30
38
35
28
De ministers:
28
33
28
26
27
32
27
23
26
Het bedrijfsleven:
24
19
28
23
19
20
19
26
31
De banken:
9
3
8
10
12
9
7
9
8
De vakbonden:
5
2
4
5
8
4
6
5
5
De vredesbeweging:
2
0
1
2
5
3
1
0
1
De kerken:
1
1
1
2
1
1
1
1
1
De milieubeweging:
0
0
0
0
0
0
0
0
0
De vrouwenbeweging:
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Van de geënquêteerden zien de jon
geren beneden de 25 jaar (41 procent)
nog het meeste heil in de volksverte
genwoordiging. Hoe ouder men
wordt, des te minder wordt het ver
trouwen. Van de 60-plussers noemt
slechts 28 procent het parlement het
machtigste instituut in dit land. De
ouderen noemen naar verhouding
ook het vaakst de banken als mach
tigste groep.
De groep Nederlanders met de hoog
ste opleidingen vindt naar het ver
houding het vaakst dat het bedrijfs
leven in Nederland de lakens uit
deelt.
Van de bij een vakbond aangesloten
ondervraagden, denken alleen FNV-
leden (36 procent) dat het bedrijfsle
ven de koers in Nederland uitzet. De
overige georganiseerden en ongeor
ganiseerden rekenen het parlement
de meeste macht toe.
Vroeger was niet alles beter.
Het terugzien naar perioden
van betrekkelijke sociale rust en
mooi weer is uitermate
bedrieglijk. Het betere ervan
wordt ons veelal voorgespiegeld
door het feit dat wij zeifin de
kinderjaren verkeerden: tijd van
onschuld, naiviteit, waaraan ten
overvloede het feit van fysieke
rijpwording de aandacht al te
vaak afleidde naar het ego en
kritiekloos deed staan tegenover
de buitenwereld.
Die buitenwereld verkrijgt dan
een goedheid en
probleemloosheid die niet in
overeenstemming zijn met de
realiteit, en waarheen men
nostalgisch de armen strekt als
naar een geluk, dat slechts in
subjectieve optie heeft bestaan.
Mijn realiteit begon voor de
Eerste Wereldoorlog. In menige
historiebeschrijving wordt de
periode kort voor en na de
eeuwwisseling bestempeld als een
van zonnige zorgeloosheid, een
'belle époque', op foto's uit de
periode gekenmerkt door mooie
modieuze vrouwen en deftige
manspersonen. De welvaart en de
maatschappelijke vooruitgang
wonnen veld, zegt men. Oorlog
was een verre onaangename
rommeling uit het verleden; de
schermutselingen in de koloniën
dienden slechts de heilzame
pacificatie. De arbeiders hadden
het weliswaar moeilijk, maar
zouden het beter krijgen; in stap
na stap zouden hun rechten
worden toegemeten, die de
democratie tenslotte voor alle
burgers heeft bestemd. De
veiligheid van de geciviliseerde
Europeaan was gegarandeerd:
men kon bij nacht ongehinderd
over straat. Ambtenaren en
politie waren onomkoopbaar. De
mafia stond nog in de
kinderschoenen en liet zich alleen
gelden in oorden van jammerlijke
achterlijkheid. Cocaine of opium,
afkomstig uit het gifkastje van de
arts, werden alleen in
uitzonderlijke gevallen als
geneesmiddelen gebruikt.
/k spreek van Europa. In de
uithoeken van dat gezegend
werelddeel rommelde het nog; de
Balkan was een broeinest van
etnische verbolgenheden, maar
die werden door een wijze
monarch in Wenen op passende
wijze onder de knie gehouden.
Rusland bleef natuurlijk een
triest geval: autocratie en
Siberië, censuur en pogroms.
(Een mooie literatuur, dat wel.)
Het hinderlijke en onvolmaakte
was godlof ver weg, bijna zo ver
als Afrika, waar goud en
diamanten vandaan kwamen,
waarbij niemand zich het hoofd
hoefde te breken over de vraag
hoe ze gedolven werden.
Keek men in de verte, dan was
daar westwaarts de USA, die het
jaarlijks overschot van Europese
gelukzoekers opslorpte; het was
dan ook het land van de
onbegrensde mogelijkheden. Wat
er in Azië precies gebeurde was
mysterieus: China was
ongezeglijk en moest nu en dan
door de beschaafde
mogendheden worden afgestraft.
India en de Indonesische archipel
waren gelukkig onder het bewind
van westerse meesters en
leverden - net als trouwens de
Amerika's - hoogstens stof voor
exotische thrillers, terwijl zij de
beurskoersen van rubber, olie en
tabak hooghielden. Het
kapitalisme was, kortom,
misschien weinig sentimenteel,
het gaf anderzijds chique en
prikkels voor het bestaan; het
was niet steeds een model van
schoonheid, maar wel
onvervangbaar.
Het beeld van vrede, orde,
gezonde groei en vooruitgang op
elk gebied bleek in mijn leven als
20-eeuwse Europeaan een van de
bedrieglijkste, die Moeder
Historie ons kon voortoveren. De
economische jaloezie en
agressiviteit van de grote
westerse mogendheden bereidden
het jaar 1914 voor. De Eerste -
Wereldoorlog - een slachtpartij
waarbij onder de leugenachtigste
frasen de bloem van de Europese
jeugd werd gemassacreerd -
bleek de gangmaker van de
tweede. Een nieuwe hekatombe
van miljoenen mensen, nog eens
verhevigd door de bestiale
genocide tegen het Joodse volk,
begaan door een van de smerigste
variaties van het moderne
imperialisme, het Duitse nazisme.
De bloedspetters van politieke
agressie in Indonesië en Korea
gaven het internationale gezicht
een nieuw rood tintje. De oorlog
in Vietnam werd het proefveld
voor verwoestende Amerikaanse
wapens, en sleepte een reeks
onmenselijke
guerilla-bewegingen in
Zuidoost-Azië met zich, die
vandaag nog schreeuwen om een
einde. Zoals de stichting van de
Joodse staat, die wij met
dankgezang hebben begroet, het
uitgangspunt werd voor een
reeks regionale oorlogen en
moordpartijen in het
Midden-Oosten, waarbij
sympathie en antipathie hun
valuta verliezen.
Er bleken 'revoluties' mogelijk
van een bloeddorstig,
extreem-rechts type:
Franco-Spanje, het Griekenland
van de kolonels, Chili, Turkije,
Iran. Misdaad en geweld in
werelddelen als Zuid-Amerika
werden gewoontewoorden, zoals
pest en cholera in de
middeleeuwen. De
wetenschappelijke vooruitgang
leek zich nog slechts toe te
spitsen op het vinden van de
formule voor raketten, die eerst
de lange aardse afstanden zullen
'overbruggen' en vervolgens het
stuk van de wereldruimte
usurperen, waarin wij moeten
ademhalen. Dat de arbeiders en
economisch afhankelijken in het
algemeen tot twee maal toe in een
recessie zijn getrapt, die alleen
maar het component is van de
militarisering en economische
competitie der toonaangevende
kringen, laat het sprookje van de
verzorgingsstaat in rook opgaan:
monopolies en multinationals
waren niet eerder zo machtig. Ze
waren ook nooit zo
meedogenloos: ze hebben
landbouwgrond, bos en water,
waaronder de oceanen zelf,
vergiftigd in hun opmars. Pas om
vijf over twaalf is men er achter
gekomen dat niemand zich ooit
heeft geïnteresseerd voor de
woestijnziekte van onze planeet,
of liever voor de miljoenen
menselijke wezens die in
verdroogde continenten aan
honger en ziekten kreperen.
Was het vroeger dan toch
beter? Gaan wij niet een
internationale cfisis tegemoet,
een explosie van de haat tussen
de zich nog intomende
machtsblokken, die niet anders
kan eindigen dan in een
wereldwinter van eeuwen...?
Vroeger lijkt eensklaps zo ver
weg: de kleine wereldbevolking,
de beperkte problemen, enkele
misrekeningen uit halfheid en
gemakzucht, de naief-gezellige
intermenselijke verhoudingen,
het stelsel van umarden en
normen dat althans voor het oog
nog werd gerespecteerd, de illusie
van de arbeiderspartijen die zo
dapper doorvochten (ook
onderling) en het geloof in de
spoedige overwinning ('Makkers,
ten laatsten male!') hoog
hielden... Voorbij!
Het constateren van een
schijnbaar niet meer te teugelen
barbarij kan de redelijken nu en
dan diep teneerslaan. Maar het
feit dat barbarij zich in het
bewustzijn als zodanig spiegelt en
tegelijk tot groeiende weerstand
prikkelt, is een feit. Dat het
tsaristische Rusland en het
half-koloniale China een
onverdraaglijk juk afwierpen lal
bieden ze soms niet meer dan
caricaturen van vrijheid) wat
naar nieuwe maatschappelijke
systemen wijst, is een feit. Dat
Spanje, Portugal en Griekenland
de democratie herstelden, en dat
men in vele Latijns-Amerikaanse
landen om dit herstel worstelt, is
een feit. Dat de macht van de
natuurverwoesters wordt gehaat,
dat mensen opkomen voor de
leefbaarheid van het milieu voor
zichzelf en de dieren, is een feit.
Dat de aanmaak van miljarden
verslindende raketten en
'conventionele' wapens in Oost en
West de woede wekt van
miljoenen mensen, die er zich al
meer mee zullen bemoeien, is een
feit. Dat bij al het bizar en
gevaarlijk geknoei met
menselijke genen en hormonen
een eerlijke, volhardende strijd
wordt gevoerd door
wetenschappers om
kwaadaardige ziekten uit te
bannen, is een feit. Dat men
begint te begrijpen dat misdaad
en maatschappij,
drugsverslaving en
levensperspectief iets met elkaar
te maken hebben en naar
oplossng van die ziekten zoekt, is
een feit. Dat plotselinge sprongen
in de technologie, die in eerste
instantie alleen de producenten
van de nieuwe apparatuur lijken
te bevoordelen, maar op de duur
de kans bieden om snél in te
springen bij noodsituaties overal
ter wereld, is een feit. Dat mensen
aan en over elkaar leren denken
in wereldmaatstaf en zich al meer
losrukken van hun regionale
kortzichtigheden, is een feit. Dat
uit een chaos van bloedig
botsende belangen, van roofbouw
op mens en natuur, een
bewustzijn geboren wordt van
schrik, schuld en daarmee het
inzicht om radicale remedies te
stellen, is onvermijdelijk.
De goede oude tijd na een
intermezzo van veelvormige
onmenselijkheden te doen
omslaan in een goede nieuwe tijd,
wordt de opgave van de
komende, 21e eeuw. Ze zal de
eeuw zijn van de overleving, of ze
zal niet zijn. De keuze was nog
nooit zo duidelijk, en vraagt om
daden. Daarmee kan men al in de
huidige, 20e eeuw beginnen. Het
zal beter zijn dan terughunkeren
naar de illusies waarmee men
zich in vroegere decennia in
slaap heeft gewiegd en alles
gelaten zoals het was.