WERKLOOSHEID
DÈ OBSESSIE
•H0EBUÜ 2MN WEMET
ONS INKOMEN?
twee maten
ontoereikend
vrij of gebonden
draagkracht
krachtproef
koos metselaar
en jan van beek
ZEER GOED
GOED
VOLDOENDE
MATIG
SLECHT
ZEER SLECHT
vroeger
ZATERDAG 4 MEI 1985
Premier Lubbers noch
oppositieleider Den Uyl staat er
echt van te kijken dat de
werkloosheid als allergrootste
probleem uit de enquête naar voren
is gekomen. Maar de premier maakt
direct een kanttekening: „De zorg
over de werkloosheid loopt dwars
door alle politieke partijen heen,
maar we zien ook iets
merkwaardigs bij de antwoorden
over de burgerlijke
ongehoorzaamheid, met name ten
aanzien van het zwart werken. De
werkloosheid wordt het grootste
probleem genoemd, maar tegelijk
vindt een meerderheid dat het
zwart werken onder bepaalde
omstandigheden 'soms toelaatbaar'
is".
Voor Lubbers wringt hier duidelijk
de schoen: „Let wel: zwart werk is
niet alléén werk waarover geen
belasting en premie wordt betaald,
het is ook werk dat de een extra doet,
terwijl de ander geen werk heeft. Dat
noemt men „soms toelaatbaar",
maar als het gaat over mensen die
een uitkering ontvangen, zien we die
houding ten aanzien van zwart
werken verschuiven van 'soms
toelaatbaar' in de richting van 'niet
toelaatbaar'. De mensen maken
daarmee een onderscheid tussen
degenen die al een baan hebben en
degenen die van een uitkering leven.
Dat is een ontwikkeling die zorg
baart".
De enquête geeft ook cijfers, die
zouden kunnen wijzen op een
groeiende moedeloosheid, met name
onder jonge en langdurig
werklozen; 57 procent van de
mensen die nog nooit hebben
gewerkt denken dat ze ook nooit
meer werk zullen krijgen.
Den Uyl kan het met de suggestie
dat de problemen van deze tijd
alleen maar zouden leiden tot
moedeloosheid, tot het verlies van
elk perspectief, niet eens zijn. „Het is
waar dat de werkloosheid een
enorme rol speelt en in die zin is er
sprake van het niet invullen van de
vrijheid. Maar ik zie niet goed in
waarom je daardoor de
maatschappelijke strijd zou moeten
opgeven, waarom je daardoor
moedeloos zou moeten worden.
Volgens Den Uyl wordt de hele
ontwikkeling van na de oorlog door
velen wel degelijk ervaren als een
groei naar grotere vrijheid ondanks
de grote problematiek van deze tijd.
Lubbers noemt het op zijn beurt zelfs
gevaarlijk' om het etiket van de
moedeloosheid op de werkloosheid
te plakken. „Voor de mensen die zeer
lang werkloos zijn is er een gebrek
aan perspectief. Dat moeten we
proberen te overwinnen". Maar
tegelijk ziet Lubbers opnieuw 'iets
vreemds'. „Met elkaar hebben wij
een systematiek ontwikkeld van
inkomensoverdrachten waarbij ons
land naar het buitenland toe
buitenlanders zeggen dat ook
steeds- een merkwaardige indruk
maakt. Wij hebben veel werklozen,
veel langdurig werklozen, maar niet
het straatbeeld dat daarmee
correspondeert. Dat hangt
natuurlijk samen met de
inkomensoverdrachten en dat hele
stelsel van sociale verzekeringen dat
we daarvoor ontwikkeld hebben.
Welnu, mijn taxatie is de volgende:
er zijn wel degelijk allerlei
problemen waar men niet goed raad
mee weet, de tegenkant van de
vrijheid, zoals de misdaad,
burgerlijke ongehoorzaamheid en
dat soort dingen. Maar alles
afwegend moeten we wel
doorwerken aan het vraagstuk van
de werkloosheid, maar met behoud
van onze vrije samenleving. Kort
samengevat: geen moedeloosheid".
De werkloosheid moet volgens
Lubbers niet gezien worden als een
probleem dat onze vrijheid zou
kunnen bedreigen. „Ik zie het als
een tekortschieten van onze
samenleving om voor voldoende
werk te zorgen. Dat is niet
gerelateerd aan te weinig vrijheid,
maar wij hebben te weinig werk".
Den Uyl brengt hetzelfde
onderscheid aan: „Werkloosheid
wordt niet zozeer ervaring als een
Lubbers en Den Uyl
foto roland de bruin
betaald werk voor wie dat wil
de uitdaging van de toekomst
bedreiging van de vrijheid, maar als
iets dat de zin van het bestaan
aantast, dat allerlei andere
perspectieven afsluit". Volgens hem
toont de enquête aan dat er sprake is
van een enorme verandering in de
manier waarop de mensen de
samenleving bekijken. „Er is een
obsessie rond de werkloosheid,
daarna de kernwapens en de Derde
Wereld, met name de honger daar.
Maar er is voor de meerderheid een
gevoel van grote vooruitgang ten
opzichte van vroeger. In
tegenstelling tot wat vaak
gesuggereerd wordt, ervaren de
mensen de ontwikkelingen van de
laatste twintig jaar wel degelijk als
positief'.
Zodra de verschillende uitingen van
burgerlijke ongehoorzaamheid de
revue passeren, komt Lubbers met
enige gretigheid terug op het
verschijnsel zwart werken en het
meten met twee maten. Mensen
zonder werk mogen volgens veel
Nederlanders immers niet wat
mensen met een eigen inkomen wel
zouden mogen: er zo nu en dan zwart
iets bij verdienen. „En daar zouden
wij dan begrip voor moeten
hebben", aldus Lubbers. „Dit
verschijnsel wijst op een politiek
vraagstuk van solidariteit".
Den Uyl springt op dit punt graag in
de discussie: „Ik denk dat het toch
niet zo moeilijk is waarom die
verschillen er zijn. Ik denk dat er in
onze samenleving een zekere ruimte
is gegroeid om te accepteren dat er
zwart gewerkt wordt. Dat is vrij stug,
het ligt bij alle groeperingen vrij
hoog. Maar zwart werken met een
uitkering wordt veel meer als
frauduleus ervaren dan dingen erbij
doen als je werkt. Ik ben daar niet
gelukkig mee. Maar het is wel de
weerslag van wat in de samenleving
opgeld doet: degene die werkt mag
zich meer veroorloven dan degene
die op een uitkering is aangewezen.
Ik vind dat een zeer zorgwekkend en
ongelukkig verschijnsel. Ik zie een
zekere onbarmhartigheid tegenover
mensen met een uitkering: die
mogen zich niet permitteren wat wij
aan degenen die werken allang
hebben toegestaan".
Voor Den Uyl staat intussen vast dat
de werkloosheid met het huidige
beleid niet voldoende omlaag te
krijgen is. „Misschien wel een
beetje, maar niet genoeg". Den Uyl
noemt het zelf'een feit' dat voor
enkele honderdduizenden mensen
de kans op herinschakeling in het
arbeidsproces vrijwel onmogelijk
is, zodat je je zou moeten bezinnen
op een of andere vorm van een
werklozenbeleid. Daartoe zijn
volgens Den Uyl wel enkele
aanzetten gegeven, zoals werken
met behoud van uitkering, maar de
tot nu toe gegeven antwoorden zijn
volgens hem nog absoluut
ontoereikend.
Zijn opponent, Lubbers, valt hem
hierin bij: „Je zou het hele probleem
kunnen wegduwen door te zeggen:
ja, dat hoort bij de moderne
samenleving, er is nu eenmaal een
aantal mensen dat niet werkt. Die
gedachte is niet nieuw, maar ik
geloof er niet in. En als ik deze
enquête lees, dan meen ik daarvoor
een bevestiging te vinden. Je kunt
niet zeggen: we zijn nu zo welvarend,
we betalen een zeker inkomen aan
een aantal mensen, een laag
inkomen, en nou ja, dat is het dan.
Neen, we zeggen tegen elkaar: zo kan
het niet. Daarom wordt het ook als
een groot probleem ervaren en
daarom is het de eerste prioriteit van
de politiek".
Zolang de premier en de leider van
de oppositie hun beschouwingen
beperken tot omvang en ernst van de
problemen, luisteren zij welwillend
naar elkaar en lijken zij het op
hoofdlijnen eens te zijn. Maar zodra
een van beiden ook maar rept over
mogelijke oplossingen, zijn zij weer
onmiddellijk de vakpolitici en
economen van huis uit, die twisten
over het beleid.
Arbeidstijdverkorting en
automatisering, privatisering en
vrijwilligerswerk,
vrouwenemancipatie en de
voordeurdelers, het
draagkrachtbeginsel en veertien
miljoen biljetten van duizend gulden
in het circuit van het zwarte geld, het
zijn onderwerpen waarover beide
heren met een zeker grimmig
genoegen de degens kruisen.
Veertig jaar na de bevrijding is
Nederland een politieke democratie
met een grote vrijheid voor zijn
burgers. Veel te veel vrijheid,
menen zelfs velen. We zien
(bij-)verschijnselen van die vrijheid
die te denken geven. De cijfers in de
enquête spreken boekdelen, of niet?
Het meest verrassende in de hele
enquête vindt de
sociaal-democratische voorman Den
Uyl eigenlijk de grote verschillende
die tussen partijen optreden over de
vraag of er te veel vrijheid is. „Het is
merkwaardig dat er bij de VVD en
CDA-aanhang grote delen zijn die
vinden dat er teveel vrijheid is,
terwijl er bij de PvdA maar heel
weinigen zijn die dat vinden.
Waarom is dat zo verrassend?
Omdat het sterk ingaat tegen het
beeld van de PvdA die steeds meer
regels zou willen, alles aan banden
wil leggen".
„Je moet oppassen met dat te veel
aan vrijheid", zegt Lubbers. „Ik kan
mij niet aan de indruk onttrekken
dat het per onderwerp verschillend
is. Er zijn een aantal mensen die
zeggen, de vrijheid die we allemaal
hebben is mooi, maar met de
bijverschijnselen van die vrijheid,
daar hebben wij toch moeite mee.
Velen willen minder overheid bij de
maximum snelheid, maar méér
overheid bij de zure regen".
Later in het gesprek komen beide
politici terug op dit onderwerp. „De
onrustgevoelens die er in de
samenleving zijnoefenen druk uit
op de overheid om alerter te worden,
omdat je anders jezelf een keer gaat
tegenkomen in de bestuurbaarheid
van die samenleving", zegt Lubbers.
De enquête geeft een aantal
waarschuwingsignalen: waar moet
de overheid optreden en waar niet.
Op bepaalde punten zou zij liberaler
moeten zijn en op andere meer
regelend moeten optreden. Er zit een
stuk kritiek in besloten dat de
overheid onvoldoende waarmaakt
wat ze ambieert".
„Ik vind dat het huidige kabinet
zichzelf op één punt al ontzettend
duidelijk is tegengekomen", haakt
Den Uyl niet zonder gretigheid in.
„Dat is het punt van de fameuze
deregulering. Men is gestart met de
grote operatie van minder
regelgeving, maar heeft tegelijkertijd
een vloedgolf van nieuwe regelingen
nodig gevonden. Er zijn veel meer
regelingen gekomen dan zijn
weggegaan. Dat heeft mij niet
verbaasd, want de samenleving kan
nu eenmaal niet zonder regels en wij
moeten geen illusies in dat opzicht
wekken, als we spreken over de
bestuurbaarheid van de samenle
ving".
Volgens Den Uyl kan niet ontkend
worden dat wij aan de vooravond
staan van een immense nieuwe
verandering in de samenleving,
waarin iedereen claimt dat hij ten
minste een stukje betaalde arbeid
wil verrichten, al is het maar voor
acht of twaalf uur in de week. „Er
werken nu ruwweg 4,5 miljoen
mensen, maar het aantal dat zou
kunnen of willen werken, ligt boven
de 6 miljoen, vrouwen
meegerekend. Ik vind dat wij zeer
hoog moeten inzetten in de richting
van de arbeidstijdverkorting,
omdat de behoefte om met betaalde
arbeid enige financiële
zelfstandigheid te verwerven,
enorm toeneemt".
Den Uyl maakt duidelijk dat hij er
bezwaar tegen heeft de problemen
van de niet-actieven te verdoezelen
door ze met vrijwilligerswerk op te
zadelen. Ook Lubbers wil niet de
indruk wekken dat hij daarin het
antwoord op de problematiek zoekt.
Maar hij vreest dat wij terecht
komen in een vicieuze cirkel als wij
In 'Het Torentje' van het Binnen
hof, het zeer Haagse werkvertrek
van de Minister-President, met
uitzicht over de Hofvijver en op
de statige gevelrij van de Lange
Vijverberg aan de overzij, ont
moetten twee premiers elkaar,
dr. Ruud Lubbers, de leider van
het huidige kabinet en dr. Joop
den Uyl, die een decennium
geleden het kabinet aanvoerde
en thans de oppositie leidt. Op
uitnodiging van de Gemeen
schappelijke Pers Dienst, waar
bij ook deze krant is aangeslo
ten, praten de twee politieke
leiders van vandaag over de in
1945 in ons eigen land herwon
nen vrijheid en wat wij daar in
de afgelopen veertig jaar mee
hebben gedaan. Op de tafel in
de achthoekige vergaderkamer
van 'Het Torentje' liggen de
uitkomsten van de enquête „Wij
leven vrij en blij?". Bij deze
enquête is aan de 700.000 lezers
van een groot aantal regionale
dagbladen gevraagd, welke vol
gens hen de belangrijkste pro
blemen zijn, waarvoor ons land
zich, veertig jaar na de bevrij
ding, ziet geplaatst.
Volgens die lezers is dat op de
allereerste plaats de werkloos
heid, daarna komt de kernbewa
pening, vervolgens de honger in
de Derde Wereld en op de vierde
plaats noemen zij de misdaad.
Het gesprek gaat in het bijzon
der over de werkloosheid.
Onderwijl dringen tot het vertrek
de geluiden door van de overzij
de van de hofvijver, waar grote
groepen Zuidmolukkers luid
ruchtig getuigen van hun onver-
wezenlijkte drang naar een ei
gen vrije republiek. Zij voelen
zich na veertig jaar nog steeds
niet vrij, ondanks hun verblijf in
het vrije Nederland. Ook de vrij
heidsmedaille heeft een keerzij
de.
geen nieuwe oplossingen vinden.
Naast de structurele werkloosheid,
die een zwaar beslag legt op het
draagvlak, wil iedere burger betaald
werk verrichten, zodat men van de
overheid verwacht dat die voor meer
mogelijkheden gaat zorgen. Maar
dat moet ook nog een keer betaald
kunnen worden, en het groeiende
zwarte circuit steelt niet alleen werk,
maar ook belastinggeld dat nodig is
om dat nieuwe werk te kunnen
scheppen. „Wij hebben er geen goed
beeld van hoe zwaar dat probleem
wel is. Er zijn wel aanwijzingen dat
het in ons land nu reeds om heel
grote cijfers gaat. Het is in ieder
geval veel meer dan een
randverschijnsel".
Ondanks het feit dat de PvdA geen
politieke steun heeft onthouden aan
de tweede fase, wil Den Uyl wel
kwijt dat hij veel begrip heeft voor
de problemen waarmee
tweeverdieners en voordeurdelers
onder het mom van de verdelende
rechtvaardigheid worden
opgezadeld. „Wij hebben niet voor
niets tegen de laatste
tweeverdienersmaatregel gestemd.
De mensen worden driftig. Dat
roept ontzettend veel protest en
verzet op, en dat zal elke dag sterker
worden naarmate de
individualisering van de
samenleving zich verder voortzet".
Premier Lubbers verzucht: Als wij
25 jaar geleden zouden hebben
kunnen voorzien dat de samenleving
zich zo zou gaan ontwikkelen naar
een vergaande individualisering, dan
hadden wij daar bij de uitbouw van
onze collectieve voorzieningen
rekening mee kunnen houden. Met
de economische groei en het lage
belastingniveau van toen was daar
nog ruimte voor. Nu is die ruimte
verbruikt. Maar je kan in de
gewijzigde omstandigheden
natuurlijk niet aanvaarden dat de
oudere generatie, die overwegend
nog bestaat uit gezinnen met één
kostwinner, zwaar gepakt wordt
terwijl de jongeren, die in een ander
cultuurpatroon leven, veel ruimere
bestedingsmogelijkheden hebben.
De culturele trend van vandaag, de
individualisering van de
samenleving, waarin iedereen recht
claimt op betaald werk, maar ook op
individuele huursubsidie, stelt ons
voor een gigantisch
verdelingsprobleem, dat niet alleen
een zaak van rechtvaardigheid is,
maar er zit ook iets onmogelijks in.
Wij moeten de kop niet in het zand
steken. We moeten aanvaarden dat
er heel veel mensen leven met de
perceptie: er is een overheid, die de
oplossing kan bieden. Maar zo'n
overheid is er niet; die overheid moet
het immers toch samen met de
burgers doen",
Aan het einde van het gesprek
verzucht Den Uyl: „Het is duidelijk
dat wij voor een formidabele
krachtproef staan met het
verschaffen van de mogelijkheid
aan eenieder die werken kan, korter
of langer betaalde arbeid te
verrichten. Dat is nog niet in zicht,
maar het is wel een buitengewoon
essentiële behoefte van de
samenleving. Zouden wij daarin
falen, dan moet je zeker negatieve
reacties verwachten. En vervolgens
zullen we met de individualisering
van de samenleving al evenzeer
rekening moeten houden met een
heel ingrijpende verandering van de
maatschappij. En het is maar te
hopen dat wij voor de komende
periode de juiste lijnen weten te
trekken en vast te houden".
„De zorg ligt hierin", zo besluit
premier Lubbers, „hebben de
mensen inderdaad voldoende
boodschap aan elkaar? Als die
zedelijke basis van de samenleving
wegslijt, dan ga je hoe dan ook
vastlopen. De overheid kan slechts
een beperkt deel van de problemen
voor haar rekening nemen. Aan de
aanpak van de werkloosheid en van
de veiligheid van haar burgers heeft
zede handen vol".
wat bedreigt onze leefsfeer?
Onze samenleving ziet zich ge
plaatst voor een groot aantal pro
blemen zoals werkloosheid, kern
wapens, racisme, misdaad en mi
lieuverontreiniging. Als gevraagd
wordt naar het belangrijkste pro
bleem van deze tijd, roepen 3 van de
'0 Nederlanders: werkloosheid.
Hjna 20 procent is het meest be-
'reesd voor de oorlog en de kernwa-
>ens. Volgens 1 op de 10 ondervraag
den vormt de honger in de Derde
Wereld het meest urgente probleem,
terwijl een iets kleiner aantal (8
procent) van mening is dat de mis
daad het hardst bestreden moet wor
den. Eenzelfde percentage treffen we
aan bij mensen die zure regen en
milieuverontreiniging als nummer 1
op hun problemenlijstje hebben
staan.
De mensen die de kernwapens als
,Waf is volgens u het belangrijkste probleem waarvoor we ons geplaatst
Hen?" Het belangrijkste vind ik (naar leeftijd, in procenten):
Gemidd. tot 25 25-45
45-60
60+
Werkloosheid
29
31
29
30
29
Kernwapens, atoombom
12
14
14
9
10
Honger in de Derde Wereld
10
8
10
10
10
Misdaad
8
7
7
9
12
Milieuverontreiniging, zure regen
8
8
10
7
3
Materialisme
7
3
7
9
8
Oorlogsdreiging
7
8
6
7
9
Ontkerkelijking
4
4
3
5
4
Drugs, alcoholisme
2
4
2
,3
2
Veranderende houding t.o.v. het gezin
2
1
1
2
4
Communisme
2
1
1
2
4
Crisis van de verzorgingsstaat
2
3
3
2
0
fascisme
2
2
2
1
0
Kapitalisme
2
2
1
2
2
Racisme
1
3
1
1
1
Achterstelling van de vrouw
1
1
1
1
0
Andere problemen
1
1
1
1
1
belangrijkste bedreiging zien, noe
men de werkloosheid bijna allemaal
als tweede probleem.
(naar politieke voorkeur)
gem. PvdA CDA VVD
Werkloosheid 29 33 29 31
Kernwapens12 19 6 6
Honger in de
derdewereld10 11 14 7
Misdaad8 6 8 14
Milieu,
zure regen8 7 6 9
Materialisme7 4 10 6
Oorlogsdreiging 7 8 5 7
Ontkerkelijking 4 0 8 1
Wanneer gekeken wordt naar de
verschillende leeftijden blijkt aller
eerst dat werkloosheid door jong en
oud als probleem nummer I wordt
gezien. De kernwapenproblematiek
ligt bij Nederlanders jonger dan 45
gevoeliger dan bij de ouderen. Bij
misdaad is het omgekeerde het ge
val. De ouderen noemen dit pro
bleem vaker dan de jongeren.
Als gekeken wordt naar de opleidin
gen van de geënquêteerden, valt op
dat iedereen, ongeacht de opleiding,
het kemwapenprobleem ongeveer
even belangrijk vindt.
Werkloosheid is voor de hoogst opge-
i
leiden duidelijk een minder groot
probleem dan voor de anderen. Het
omgekeerde is het geval bij milieu en
zure regen. De lager opgeleide Neder
lander maakt zich hier minder druk
om dan de hoog opgeleide.
De WD-aanhanger vindt de proble
men in eigen land (misdaad, zure
regen en werkloosheid) belangrijker
dan de grootste zorg van de Derde
Wereld: honger. Eén op de twaalf
CDA-kiezers ligt echt wakker van de
vermeende leegloop van de kerken,
terwijl een kwart van de stemmers
op klein-rechtse partijen met dat
probleem worstelt. Het percentage
PvdA'ers (19 procent) dat de kernra
ketten als de grootste bedreiging van
onze samenleving ziet ligt ver boven
'ï5>»
het landelijke gemiddelde (12 pro
cent). Bij de aanhangers van klein-
links ligt dat percentage nog hoger:
23 procent.
In de enquête werd voorts gevraagd
terug te blikken op de periode waar
in men ongeveer twintig jaar was.
De Nederlanders ouder dan 60 kij
ken terug naar de periode voor 1945,
die tussen 45 en 60 jaar naar de
Wat waren vroeger de belangrijkste problemen?
periode 1945-1960 en de 25- tot 45-
jarigen naar de periode 1960-1980.
Oorlogsdreiging, fascisme en werk
loosheid hielden de mensen in de
jaren dertig het meest bezig. Oor
logsdreiging en communisme vond
de Nederlander in de jaren direct na
de Tweede Wereldoorlog de belang
rijkste problemen. In de jaren 1960-
1980 scoorden oorlogsdreiging,
kernwapens en honger in de Derde
Wereld het hoogst.
voor 1945
1945-1960
1960-1980
Werkloosheid
28
3
6
Kernwapens
0
4
10
Honger
0
3
10
Misdaad
1
3
5
Milieuverontreiniging
0
0
4
Materialisme
3
5
5
Oorlogsdreiging
29
26
15
Ontkerkelijking
0
3
2
Drugs, alcoholisme
1
1
4
Veranderende houding gezin
0
1
1
Communisme
4
14
5
Crisis verzorgingsstaat
2
1
1
Fascisme
19
6
2
Kapitalisme
6
4
3
Racisme
1
2
2
Achterstelling vrouw
2
5
4
Andere problemen
5
19
16