BIBLIOTHEEK VOOROP letters letteren breyten breytenbach (toch) in de prijzen? hellema EEN ANDERE TAMBOER PZC/ week-uit 20 hans warren dichters pound marsman slauerhoff LETTERKUNDIGE KRONIEK hans warren 'ZATERDAG 6 APRIL 1985 Mary Dorna, detail portret door Herman Gordijn. Mary Dorna is altijd een wat vreemde eend in de bijt van de Nederlandse letteren geweest. Zij leefde van 1891 tot 1971 en ze heette eigenlijk Mary Jeanette Stoppelman. Zij was van Joodsen bloede. Haar vader was een door hard werken in goeden doen geraakte textielhandelaar. De sfeer in het gezin was deftig-kleinburgerlijk en Mary moet daar van kindaf de grootste moeite mee hebben gehad. Alles wat ook maar een beetje naar het ongebruikelijke, het artistieke of het fantastische zweemde werd in huize Stoppelman geweerd en Mary bleek een artistiek aangelegd onordelijk, fantasierijk kind dat dan ook zoveel mogelijk haar eigen weg is gegaan in het leven. Leren ging niet, de middelbare school ging niet en wonder boven wonder werd toestemming gegeven dat zij een jaar tekenles ging nemen bij een kunstschilder, Jan Bleys. Dat leverde weliswaar evenmin veel resultaat op, maar wel kwam ze er door in artistieke Amsterdamse kringen terecht. Mary Dorna was dus als kind reeds behept met een levendige fantasie, en die is er in haar lange leven niet kleiner op gesoren. Ze heeft zoveel over zichzelf gefantaseerd, dat waarheid en verdichting op den duur voor haarzelf onontwarbaar zijn geworden. Wat zij op gevorderde leeftijd in interviews als waarheid vertelde raakt vaak kant noch wal, maar ook in haar jonge jaren fabuleerde zij er al lustig op los. Zo zou zij op achttienjarige leeftijd een schatrijke adellijke Engelsman hebben leren kennen. Over het waar en hoe weet niemand het fijne. Met hem is zij naar Zuid-Amerika vertrokken. Het huwelijk, op 4 april 1911 voltrokken, bleek een nachtmerrie, de scheiding is op 6 maart 1913 uitgesproken. Of Mary in het begin geweten heeft dat haar Felix Gabriel Bowers een in 1889 geboren kind was van een in Parijs wonende ongehuwde moeder Adèle Bowers? Hij schijnt ook nog een soort sex-maniak te zijn geweest. Hoe dan ook: zo was Mary's ongeregelde leven begonnen. Ze kwam in Duitsland terecht en gaf zich daar voor een Argentijnse uit: Maria Juana de Videla Dorna. Ze was een knappe donkere vrouw, ze sprak Duits met een accent en een beetje Spaans: Niemand twijfelde. Ze werkte er als schildersmodel en ontmoette nog in 1913, vóór ze gescheiden was van Bowers, een zekere Bruno Wille, architect, via een contactadvertentie. Nog lang heeft Mary volgehouden Argentijnse te zijn, zelfs toen Bruno de familie Stoppelman had leren kennen moesten die mensen voor een soort pleegouders doorgaan.... Bruno en Mary trouwden in 1919, en dit huwelijk zou tot 1932 duren, al was het zeer gecompliceerd. Ze - woonden in Amsterdam. Een broer van Bruno, Hanns, was ook verliefd op Mary, en in 1929 leerde zij bovendien Henk Tenkink kennen die haar derde echtgenoot worden zou. Ook een nieuwe vriendin van Bruno werd een zeer goede vriendin van haar. Maar in 1926 was er iets eigenaardigs gebeurd. Hanns Wille schreef, Mary had nog al ongezouten kritiek op zijn werk en Hanns daagde haar uit dan maar eens zelf een stukje te schrijven 'al was het maar ter lengte van twee kwattarepen'. Mary nam de uitdaging aan en op 24 april 1926 verscheen 'Een storende verschijning' in 'Het Volk', gesigneerd Mary Wille. Ze kreeg er 7,50 voor en was zo trots als een aap. Weldra verschenen er geregeld verhalen van haar hand, soms drie, vier per maand, of meer zelfs. Ze signeerde ook wel Mary Dorna. Hoezeer Bruno Wille het schrijverschap van zijn vrouw ook bewonderde en haar hielp de echtgenoten dreven toch steeds verder uit elkaar. Zij hechtte zich meer aan Henk Tenkink, hij vond ook een andere vriendin. Toch zouden ze pas in 1938 officieel scheiden. In 1939 huwde Mary toen Tenkink, dit huwelijk zou duren tot diens dood in 1968. In 1933 stelde Bruno uit Mary's beste stukjes de bundel 'Wanordelijkheden rondom een lastig kind' samen die in de kritiek direct opgemerkt werd door Victor van Vriesland, die ook bij Doma's twee volgende bundels steeds een warm pleitbezorger gebleven is. 'Onmaatschappelijke voorkeur' uit 1938 en 'Vingeroefeningen' van 1940 besprak hij eveneens lovend. Maar Van Vrieslands invloed hoe gering hij zelf ook vreesde dat die zijn zou (zie 'Onderzoek Vertoog' I, pagina 520!) was niet doorslaggevend en Mary Dorna bleef betrekkelijk onbekend tot in 1967 Carmiggelt zich met blijkbaar méér autoriteit als pleitbezorger opwierp. Hij schreef een voorwoord voor een bloemlezing uit Doma's werk met de hit-titel 'Laten we vader emit gooien'. Het idee voor die heruitgave was overigens van Henk Tenkink afkomstig, wiens geld en kunstschatten begonnen op te raken door het al te kostbare leven dat er werd geleid. Toen heeft Mary Doma, sedert 1961 stekeblind (ze sukkelde in 1923 al met haar ogen) nog een paar jaren van roem gekend. Interviews, een tv documentaire van K. Schippers en Henk de By. In 1970 schilderde Herman Gordijn haar indrukwekkende portret. Ze dicteerae nog een enkel verhaal en ze stierf in 1971. Bloemlezingen, soms zeer slordig samengesteld, bundels verhalen onder diverse titels werden af en toe uitgegeven en herdrukt, en in 1977 publiceerde Toke van Helmond een boek over Mary Doma bij 'De Engelbewaarder'. Kortom: de belangstelling bleef bestaan, al kan men nu niet direct zeggen dat die buitengewoon groot is. Eind 1984 verscheen er een nieuwe en beter verzorgde bloemlezing uit het werk van Mary Dorna onder de helaas wat larmoyante titel 'Huil niet voor de tijd gekomen is', samengesteld en ingeleid door Toke van Helmond en er verschijnt deze dagen ook een derde herziene druk van Van Helmonds boek over Mary Dorna. Voor wie haar werk nog niet kent, vormen deze twee uitgaven een kans tot een zeer prettige kennismaking. In de biografie, een herziene druk van de Engelbewaarder-uitgave, beschrijft Toke van Helmond beknopt de jeugdjaren, de jaren met Bowers, Wille en Tenkink en de laatste jaren van 1968 tot 1971. In een aanhangsel geeft Toke van Helmond brieven en brieffragmenten, een kort, informatief stuk 'Maria Dorna de schrijfster', een bibliografie en noten. In 'Huil niet voor de tijd gekomen is' bundelde zij bovendien achttien van de beste verhalen en zij plaatste die zodanig dat ze wat de stof betreft chronologisch Mary Doma's leven begeleiden. Men krijgt dus eerst verhalen met jeugdherinneringen, (ook al is het eerste pas in 1938 geschreven) en tenslotte verhalen over bezettingservaringen. Het overgrote deel van haar 160 verhalen heeft Mary Dorna tussen april 1926 en april 1929 geschreven, namelijk ruim honderd stuks. Tussen 1929 en 1940 ontstonden er nog een zestigtal, daarna haast niets meer. Of het zin heeft het 'Verzameld Werk' van Mary Doma uit te geven betwijfel ik. Zoals alle schrijvers die het voornamelijk van een bepaalde humoristische aanpak moeten hebben, vervalt zij soms in een maniertje, tot schablone-achtige oppervlakkigheid. Dat gaat snel vervelen of het doet onwaarachtig aan. Zelfs de beste verhalen ontkomen daar niet altijd aan, zo'n regel 'die het zo doet' in het eerste verhaal (pagina 7: „Laten we die vent er toch uitgooien", stelde ik brullende mijn kleine bevende moeder voor") is bedacht door een 47-jarige vrouw met een heel avontuurlijk leven achter de mg en stellig niet gesproken door een kind. Ook heel zo'n verhaal als 'Het roze geheim' (pagina 61) over het bezoek met het dienstmeisje Da aan haar zuster die op de walletjes zit druipt van de onwaarschijnlijkheid, al is het zeker vermakelijk. Het beste is Mary Dorna wanneer ze met een volstrekt understatement over verschrikkelijke dingen schrijft als over de meidagen van 1940 of de gevangenneming van haar moeder. En wanneer ze de kleinburgerlijkheid op de hak neemt, gezien vanuit haar eigen ordeloze bohémien-bestaan. Dan ontstonden soms stukjes als 'Een voorjaar zet in' (dit gaat over haar 'Duitse' tijd), geschreven in 1932, 'Een Wilton karpet' (1934) en 'Nostalgie in de havenbuurt' die in een bloemlezing met 'de beste Nederlandse verhalen uit de twintigste eeuw' thuis horen. Want van deze klasse is Mary Dorna als ze op haar best is. Mary Dorna: 'Huil niet voor de tijd gekomen is', verhalen; 22,40; 160 pagina's. Nederlandse klassieken van de twintigste eeuw). Toke van Helmond: 'Mary Dorna 1891-1971200 blz; geïll ,57,50. Beide uitgaven: Nijgh VanDitmar, 's-Gravenhage. Zestig procent van de Nederlan ders heeft het afgelopen jaar een openbare bibliotheek bezocht. Daar mee was dit de meest bezochte in stelling, gevolgd door museum (53 procent), zwembad (51), schouwburg (51), sporthal (41), cultureel centrum (24), buurthuis (16) en muziekschool (9). Deze gegevens staan in een rapport van het Nederlands Bibliotheek en Lektuur Centrum (NCBL) in Den Haag. Daarbij werd 375 Nederlan ders gevraagd naar hun ideeën over verschillende instellingen. Het on derzoek heeft niet de pretentie we tenschappelijk te zijn. Het levert wel gegevens op waar de overheid reke ning mee zou kunnen houden, aldus het NBCL. Zo vindt 79 procent van de onder vraagden de openbare bibliotheken onmisbaar. Daarmee staat zij onbe dreigd bovenaan. Goede tweede is het zwembad met 67 procent. Daar na volgen onder andere: sporthal (63 procent), schouwburg (61), museum (57), muziekschool (39), buurthuis (37) en cultureel centrum (36). De openbare bibliotheek heeft het meest verwantschap met de volksu niversiteit, meent 43 procent van de ondervraagden. Éénderde acht de verwachtschap het grootst met mu seum, cultureel centrum of vor mingsinstituut. Om meer inzicht te krijgen in de educatieve mogelijkheden van de openbare bilbiotheek is het Instituut voor Wetenschap der Andragogie van de Universiteit van Amsterdam een onderzoek opgedragen. Het moet antwoord geven op de vragen: hoe kunnen bezoekers de openbare bibliotheek beter leren gebruiken, wat moet de bibliothecaris doen om zijn 'bezit' beter aan te bieden, en moet de bibliotheek zich opstellen als een doe-het-zelfschool, informa tie- en adviesbureau, buurtcentrum, cultuurpaleis of supermarkt. redactie.' andré oosthoek Breyten Breytenbach's in Zuid-Afrika omstreden en tevens gedeeltelijk verboden boek 'The True Confessions of an Albino Terrorist' is een van de drie Engelstalige boeken, die zijn voorgedragen voor de CNA-literatuurprijs over 1984. De ander twee zijn 'Selected Poems' van Douglas Livingstone en 'Kruger's Alp' van Christopher Hope. In de Afrikaanstalige sectie zijn Dalene Mathee's 'Kringe in die Bos', "n Ander land' van Karel Scoeman en 'Monsterverse' van Wilma Stockestrom voorgedragen. Aldus heeft de Organisatie van de Zuidafrikaanse Boekhandel deze week bekend gemaakt. Voor zowel de Afrikaanstalige als de Engelstalige sectie is een prijsbedrag van 3500 Rand (ongeveer 7000 gulden) beschikbaar. Ruim een week geleden onstond in de Zuidafrikaanse literaire wereld opschudding, omdat de douane eigenmachtig was overgegaan tot het tegenhouden van de Engelse uitgave van Breytenbach's 'True Confessions'. Dit terwijl de gecensureerde Afrikaanse vertaling en de volledige Nederlandse vertaling (onder de titel 'De Ware Bekentenissen van een witte terrorist) gewoon in de Zuidafrikaanse boekwinkels te koop zijn. 'De Ware bekentenissen van een witte terrorist' bevat Breytenbach's verslag van zijn arrestatie, proces en verblijf in de Zuidafrikaanse gevangenis. Hij werd op 19 augustus 1975 op het vliegveld van Johannesburg gearresteerd, nadat hij onder een valse naam in zijn geboorteland de mogelijkheden had onderzocht voor de oprichting van een ondergrondse verzetsorganisatie. Na twee processen werd hij uiteindelijk tot negen jaar veroordeeld, maar onder grote internationale druk werd hij op 2 december 1982 vrijgelaten. Sindsdien woont hij, in vrijwillige ballinschap, in Frankrijk, net zoals vóór zijn arrestatie. Het is de tweede keer dat een boek van Breytenbach in aanmerking komt voor de toonaangevende CNA-prijs (CNA is de grootste boek- en platenwinkel in Zuid-Afrika). Eerder kreeg hij deze prijs voor zijn gedichtenbundel 'Die Huis van die Dowe'. De toenmalige premier Vorster heeft, zoals onlangs bekend werd, op alle manieren getracht te voorkomen dat Breytenbach deze prijs kreeg. Vorster had een zeer persoonlijk rancune tegen Breytenbach, omdat deze hem in een van zijn gedichten een 'slagter' had genoemd, vanwege het grote aantal mensen, dat onder zijn bewind in de gevangenis onder verdachte omstandigheden om het leven is gekomen. De toekenning van de CNA-prijs over 1984 zal in Johannesburg plaatsvinden op 25 april. Het is niet bekend, of Breytenbach bij de prijsuitreiking aanwezig zal zijn, aangezien hij voor een vrijwillige ballingschap heeft gekozen. Breytenbach is getrouwd met een Frans-Vietnamese vrouw en kan vanwege de immorality-wet niet met haar in Zuid-Afrika samenwonen Breyten Breytenbach. De herdenking van de veertigste sterfdag van Anne Frank was voor Henk van Zuiden aanleiding het initiatief te nemen een groot aantal dichters te vragen hun medewerking te verlenen aan een boek. De bundel 'Dichter bij Anne' (128 pag.; Leopold, Den Haag) verscheen dezer dagen. Men vindt er nog niet eerder gepubliceerd werk in van zestig dichters. Slechts enkele gedichten hebben inderdaad Anne Frank tot onderwerp. Maar voor alle geldt dat ze zoals het in het voorwoord heet 'een symbolisch gebaar'zijn 'ter herinnering aan Anne Frank en alle anderen die slachtoffer van misdaden tegen de mensheid zijn geworden'. Ezra Pound (1885-1972) geldt als een van de grote vernieuwers van de poëzie. Zijn hoofdwerk zijn de 'Cantos', maar Paul Claes enMon de Nys vertaalden in 'Mauberley en andere gedichten (160 pag.; 34,50. In de Knipscheer, Haalemvroeger werk, vooral uit de bundel 'Lustra' (1916) en het gehele 'Hugh Selwyn Mauberley' (1920). Als proefje dit gedicht 'Meditatio' in vertaling (de oorpsronkelijke teksten worden ook gegeven): ,JHs ik nauwkeurig het merkwaardig gedrag van honden bekijk/Kan ik slechts tot de conclusie komen/Dat de mens de hogere diersoort is.II Als ik het merkwaardig gedrag van mensen bekijk/Moet ik bekennen, mijn vriend, dat ik twijfel". Hoewel hij in zijn slothoofdstuk vaststelt dat Marsman niet erg populair meer is en door vakmensen vrij laag wordt aangeslagen, schreef Jan Zuidgeest een boek 'Over de poëzie van H. Marsman' (128 pag.; 26,50. De Arbeiderspers, Amsterdam). Het in de Synthesereeks verschenen werk is een boeiende introductie tot Marsmans dichtwerk geworden. Het belangrijkste onderdeel is dat over de thematische ontwikkeling van zijn dichterschap. Zuidgeest vindt het onrechtvaardig Marsman te zien als de eeuwig jonge dichter want in 'Tempel en Kruis'zou de intellectuele en emotionele groei van de dichter op indrukwekkende wijze gestalte gekregen hebben. Eerder verschenen al door Dirk Kroon geredigeerde boeken met verspreide opstellen over Slauerhoffs leven en zijn gedichten. Daar voegde hij een complilatiewerk over zijn proza aan toe onder de titel 'Maar toen het lag ontdekt, leek het verraad' 358 pag.; BZZTÖH, 's-Gravenhage). Er zijn belangrijke moderne opstellen over Slauerhoff als prozaïst. Zelfs is er een nog niet eerder gepubliceerd stuk van W. J. Lukkenaer waarin het prachtige verhaal 'Larrios' wordt geïnterpreteerd. Het aardigste van deze uitgave is evenwel datje er een goed beeld van krijgt hoe in zijn tijd de prozawerken van Slauerhoff werden ontvangen. Het blijkt lang niet altijd gunstig te zijn geweest, vooral zijn slordigheid werd hem kwalijk genomen. Recensenten van zijn werk waren onder anderen Ter Braak, Vestdijk en Du Perron. Veertig jaar bevrijding - en nog is voor velen de oorlog niet voorbij. Wat door de gruwelen van toen vooral werd geschokt, is het vertrouwen in de mens. In deze weken van herdenken zullen de vragen die daarvan getuigen opnieuw gesteld wor den. Hoe heeft het kunnen gebeuren? Wie moet verantwoordelijk worden gesteld? Zijn we allen schuldig? Kan zoiets weer gebeuren? De komende weken zullen een stroom boeken over de oorlog opleveren die heel wat lezers tot soortgelij ke overwegingen zullen brengen. Een van de meest opvallende boeken die onder de noemer oorlogslite ratuur gebracht kunnen worden is de roman 'Een andere tamboer' van Hellema. In onze moderne literatuur is de oorlog niet bepaald een zeldzaam onderwerp. Harry Mulisch met zijn 'De Aanslag', Marga Minco met haar 'De Val' het zijn slechts twee recente voorbeelden van literatuur waarin de oorlog centraal staat. Voorbeelden die met tientallen andere aan te vullen zijn. In elk geval speelt de oorlog een rol in de vier boeken die Hellema tot nu toe gepubliceerd heeft. Hij schrijft al veel langer, maar debuteerde pas in 1982 met een voorna melijk met concentratiekampherinneringen gevulde verhalenbundel 'Langzame dans als verzoeningsrite'. In 1983 verscheen de tweede verhalenbundel 'Enige reizen dienden niet ter zake' over een zakenman die reizend door de wereld met pijnlijke herinneringen aan de oorlog wordt geconfronteerd. Vorig jaar publiceerde hij de roman 'Joab' over werkloosheid. Er waren slechts enkele verwijzingen in naar de oorlog. In deze drie boeken was steeds een 'Hellema' de hoofdpersoon. De hoofdpersoon van 'Een andere tamboer' heet echter Martin Lasser. Wel heeft hij het nodige met 'Hellema' gemeen: hij is ook zakenman, voortdurend op reis en nog steeds in de greep van vreselijke dingen die hij in de oorlog heeft beleefd. Deze roman moet het in tegenstelling tot de vorige boeken van deze auteur minder hebben van de handelingen dan van de ideeën. De handelingen worden meestal schetsmatig aange geven. Het duurt lang eer duidelijk wordt dat Lasser dQOr Italië zwerft. Wie hij is, wat hij komt doen en dergelijke het blijft vrij vaag. Zelfs over zijn verleden kom je niet veel meer te weten dan dat hij in de oorlog in een kamp heeft gezeten en verzetsdaden heeft gepleegd. De vele wijsgerig getinte, meestal abstracte gesprekken die men over de oorlog voert worden daarentegen uitvoerig weergegeven. Door dit procédé van nauwelijks in te gaan op het concrete en diep op het abstracte heeft Hellema van zijn hoofd persoon een nogal universele figuur weten te maken. Het gaat de schrijver meer om de boodschap dan om het verhaal. Voor dat verhaal heeft hij zich overi gens, zoals hij in een inleidende aantekening meldt, door ware gebeurtenissen laten inspireren. Hij draagt zijn roman op 'aan de nagedachtenis van Harry Peulevé' (8). Over deze man vertelt hij in het voorwoord enkele schokkende feiten. Peulevé be hoorde tot de zeven overlevenden van een grote groep Britse geheime agenten die door de Duitsers in Buchenwald werden vastgehouden. „Maar van zijn gevangenschap in Buchenwald kon deze ijzersterke geest niet genezen" (8). De Duitsers hadden hem ter dood willen brengen, maar hij had zich het leven kunnen redden door van identiteit te verwisselen met de stervende Marcel Seigneur. Harry Peulevé heeft zich de rest van zijn leven gekweld met de gedachte dat hij ten onrechte leefde dat hij leefde op kosten van Marcel Seigneur" (11). Dit besef richtte hem op den duur te gronde. De problemen van schuld en verantwoordelijkheid waar deze Peulevé mee kampte zijn verwant aan Martin Lassers problemen. Het is evenwel niet zo dat Lasser een door Hellema ingevulde Peulevé is geworden. De roman telt drie lange hoofdstukken, 'Een andere tamboer', 'De vuurproef en 'Terugreis' die steeds van zorgvuldig gekozen motto's werden voorzien. Boven het eerste hoofdstuk bijvoorbeeld wordt Tho- reau geciteerd: ,,Als een man niet in de pas loopt met zijn metgezellen, komt dat misschien omdat hij een andere tamboer hoort. Laat hem lopen in de maat die hij hoort, hoe ongelijk en van hoe ver weg ook" (13). Martin Lasser is zo iemand die op een andere tamboer afgaat. Eenzaam reist hij in zijn Porsche 911 door Italië. Hij aanvaardt die eenzaamheid ook: Liefde en vrienschap hadden hem tot wanhoop gebracht, omdat hij dat spel niet meer kon spelen, omdat de gebaren, de woorden, de nabijheid hem voor eens en altijd leken te zijn afgeleerd. Dat mensen zo met elkaar konden omgaan, argeloos, hun natuur niet beseffend, als spelende welpen" (28). Door zijn belevenissen in de oorlog heeft hij de menselijke natuur wel in al haar gruwelijkheid leren kennen. Zijn contacten nu hij op zakenreis is blijven dan ook beperkt tot vluchtige ontmoetingen met vrouwen. Wanneer hij alleen op een hotelkamer is, overvallen hem voortdurend 'de beelden van een gruwelijke realiteit zoals hij die ooit eens beleefd had' (16). Het was hem nimmer gelukt weer 'een nieuwe relatie met het leven en de dood' (25) op te bouwen. Alleen op zijn lange autoritten vindt hij een soort verzoening. Hij krijgt in Italië een ongeluk met zijn auto, maar het loopt goed af. In het tweede hoofdstuk 'De vuurproef weerhoudt dit hem er niet van een zeer gevaarlijke bergrit te beginnen. De weg wordt hoe langer hoe slechter, er moet zelfs een kloof worden overbrugd zodat de tocht inderdaad een vuurproef voor auto en be stuurder wordt. Uiteindelijk komt hij terecht in een stadje Monteca- vallo. De bewoners zijn uiterst verbaasd en wantrou wend. Sinds mensenheugenis blijkt niemand de plaats langs deze route bereikt te hebben. Ook de officier van de gendarmerie vertrouwt de zaak niet en komt bij Lasser informeren. De zware tocht heeft hem een nieuw inzicht in zichzelf verschaft, een nieuwe identiteit, een nieuwe verhouding tot het verleden. Dat komt tot uitdrukking in zijn onder houd met de officier. Dat is een man die zeer rechtlijnig redeneert en aangezien Lasser zich in abstracties verliest praten ze langs elkaar heen. Hoewel hij geen joodse herkomst heeft gaat Lasser kiezen voor het jodendom: „Jood-zijn is een keuze. Het is een houding in de tijd en een verstandhouding met het leven Als ik mij jood verklaar, zal dat zijn uit solidariteit met de slachtoffers" (55/6). Beulen en slachtoffers tot die twee categorieën reduceert hij het mensdom. „Er is geen voordeel te behalen in dit leven. De keus is alleen tussen gedood worden of doden, tussen slachtoffer zijn of beul. En als God bestaat wat hij betwijfelde dan wacht hij op onze keus tot wie wij ons zullen bekennen, tot de vervolgers of tot de vervolgden" (63). De officier gaat meteen met die tweedeling akkoord en voor hem is Lasser voortaan altijd een jood. Ook de jodenhater burgemeester Tulio verschijnt op het toneel. Hij verkeert in de veronderstelling dat Lasser als jood diamanten smokkelt en denkt een voordeel tje te kunnen behalen. Het logement waar Lasser verblijft wordt beheerd door Alfonso en zijn diepgelovige vrouw Elvira. Tussen Alfonso en Lasser groeit een vriendschap; de man blijkt als anarchist in Spanje te hebben gevochten en ook in het verzet tegen de Duitsers te hebben gezeten. Zij beginnen diepzinnige gesprekken en lijken elkaar volledig aan te voelen. Des te meer valt het Lasser tegen dat Alfonso zijn nieuwe identiteit, zijn keuze voor het jodendom en voor solidariteit met de slachtoffers niet al te serieus op wenst te nemen. Wat wil Lasser nu eigenlijk? Hij probeert het het bevrien de echtpaar in het geïsoleerde bergdorp aldus duide lijk te maken: „Mijn solidariteit wijst terug, naar wat gebeurd is en nooit wéér gebeuren mag. De slachtof fers een stem geven, spreken voor hen die niet meer kunnen spreken...opdat ze niet vergeten worden" (93/4). Hij theoretiseert ook over de plaats van God in de geschiedenis: „God zwijgt. Het komt dus op onszelf aan. Hij grijpt niet in, dat is zijn rechtvaardigheid. De mens is vrij om te kiezen tussen goed en kwaad. Hij is niet vrij om niet te kiezen. En God wacht op onze keus" (96). In het dorp wordt op een nacht de kerk leegge roofd. Men verdenkt de vreemdeling, de jood. Het teleurstellende voor Lasser is dat ook Alfonso hem verdenkt. Alleen de rechtlijnig denkende gendarme is over tuigd van zijn onschuld: „Joden zouden ook niel weten wat ze uit een kerk moeten halen, want die hebben geen kerk" (105). De man houdt de woedende menigte in toom en ongehinderd kan Lasser in zijn auto stappen en vertrekken. 'Terugreis' heet het laatste hoofdstuk waarin Lasser weer door Italië reist maar waarin na het voorafgaan de weinig nieuws geboden wordt. Hij ontmoet een sympathieke joodse violist, een priester en een abt. Opnieuw worden er diepgaande gesprekken gevoerd over onder meer de verhouding tussen jodendom en christendom. „Nu weten wij, u en ik, wie u bent", verklaart een van zijn gesprekspartners op een gegeven moment Waarop Lasser antwoordt: „Nee, wij weten hoop stens waartoe ik mij bekend heb" (145). Dat is waar dit boek over gaat: een man die met zijr oorlogsherinneringen niet leven kan, vindt zichzelf in een nieuwe identiteit. Hij bereikt een synthese met het verleden door zich te vereenzelvigen met df slachtoffers. Hiellema heeft op die manier een onge woon boek geschreven. Ook al ongewoon omdat ei geen andere Nederlandse literatuur is waarin hoofd thema's uit de moderne theologie zijn verweven zoals solidariteit met de verdrukten en het gegever van een God die zich in de mens bewust wordt var zichzelf. Een boek waarin onverwachte antwoorder gegeven worden op de vragen die men zich in df komende weken van herdenken zo dikwijls stelt. Hellema: 'Een andere tamboer'; 152 pag.; f 28,50. Querido Amsterdam.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1985 | | pagina 20