BIBLIOTHEEK VOOROP
letters letteren
breyten breytenbach
(toch) in de prijzen?
hellema
EEN ANDERE TAMBOER
PZC/ week-uit
20
hans warren
dichters
pound
marsman
slauerhoff
LETTERKUNDIGE KRONIEK
hans warren
'ZATERDAG 6 APRIL 1985
Mary Dorna, detail portret door Herman Gordijn.
Mary Dorna is altijd een wat
vreemde eend in de bijt van de
Nederlandse letteren geweest. Zij
leefde van 1891 tot 1971 en ze heette
eigenlijk Mary Jeanette
Stoppelman. Zij was van Joodsen
bloede. Haar vader was een door
hard werken in goeden doen
geraakte textielhandelaar. De sfeer
in het gezin was
deftig-kleinburgerlijk en Mary moet
daar van kindaf de grootste moeite
mee hebben gehad. Alles wat ook
maar een beetje naar het
ongebruikelijke, het artistieke of
het fantastische zweemde werd in
huize Stoppelman geweerd en Mary
bleek een artistiek aangelegd
onordelijk, fantasierijk kind dat
dan ook zoveel mogelijk haar eigen
weg is gegaan in het leven. Leren
ging niet, de middelbare school ging
niet en wonder boven wonder werd
toestemming gegeven dat zij een
jaar tekenles ging nemen bij een
kunstschilder, Jan Bleys. Dat
leverde weliswaar evenmin veel
resultaat op, maar wel kwam ze er
door in artistieke Amsterdamse
kringen terecht.
Mary Dorna was dus als kind reeds
behept met een levendige fantasie,
en die is er in haar lange leven niet
kleiner op gesoren. Ze heeft zoveel
over zichzelf gefantaseerd, dat
waarheid en verdichting op den duur
voor haarzelf onontwarbaar zijn
geworden. Wat zij op gevorderde
leeftijd in interviews als waarheid
vertelde raakt vaak kant noch wal,
maar ook in haar jonge jaren
fabuleerde zij er al lustig op los. Zo
zou zij op achttienjarige leeftijd een
schatrijke adellijke Engelsman
hebben leren kennen. Over het waar
en hoe weet niemand het fijne. Met
hem is zij naar Zuid-Amerika
vertrokken. Het huwelijk, op 4 april
1911 voltrokken, bleek een
nachtmerrie, de scheiding is op 6
maart 1913 uitgesproken. Of Mary in
het begin geweten heeft dat haar
Felix Gabriel Bowers een in 1889
geboren kind was van een in Parijs
wonende ongehuwde moeder Adèle
Bowers? Hij schijnt ook nog een
soort sex-maniak te zijn geweest.
Hoe dan ook: zo was Mary's
ongeregelde leven begonnen. Ze
kwam in Duitsland terecht en gaf
zich daar voor een Argentijnse uit:
Maria Juana de Videla Dorna. Ze
was een knappe donkere vrouw, ze
sprak Duits met een accent en een
beetje Spaans: Niemand twijfelde.
Ze werkte er als schildersmodel en
ontmoette nog in 1913, vóór ze
gescheiden was van Bowers, een
zekere Bruno Wille, architect, via een
contactadvertentie. Nog lang heeft
Mary volgehouden Argentijnse te
zijn, zelfs toen Bruno de familie
Stoppelman had leren kennen
moesten die mensen voor een soort
pleegouders doorgaan....
Bruno en Mary trouwden in 1919, en
dit huwelijk zou tot 1932 duren, al
was het zeer gecompliceerd. Ze
- woonden in Amsterdam. Een broer
van Bruno, Hanns, was ook verliefd
op Mary, en in 1929 leerde zij
bovendien Henk Tenkink kennen
die haar derde echtgenoot worden
zou. Ook een nieuwe vriendin van
Bruno werd een zeer goede vriendin
van haar.
Maar in 1926 was er iets eigenaardigs
gebeurd. Hanns Wille schreef, Mary
had nog al ongezouten kritiek op zijn
werk en Hanns daagde haar uit dan
maar eens zelf een stukje te schrijven
'al was het maar ter lengte van twee
kwattarepen'. Mary nam de
uitdaging aan en op 24 april 1926
verscheen 'Een storende
verschijning' in 'Het Volk',
gesigneerd Mary Wille. Ze kreeg er
7,50 voor en was zo trots als een
aap.
Weldra verschenen er geregeld
verhalen van haar hand, soms drie,
vier per maand, of meer zelfs. Ze
signeerde ook wel Mary Dorna.
Hoezeer Bruno Wille het
schrijverschap van zijn vrouw ook
bewonderde en haar hielp de
echtgenoten dreven toch steeds
verder uit elkaar. Zij hechtte zich
meer aan Henk Tenkink, hij vond
ook een andere vriendin. Toch
zouden ze pas in 1938 officieel
scheiden. In 1939 huwde Mary toen
Tenkink, dit huwelijk zou duren tot
diens dood in 1968.
In 1933 stelde Bruno uit Mary's beste
stukjes de bundel
'Wanordelijkheden rondom een
lastig kind' samen die in de kritiek
direct opgemerkt werd door Victor
van Vriesland, die ook bij Doma's
twee volgende bundels steeds een
warm pleitbezorger gebleven is.
'Onmaatschappelijke voorkeur' uit
1938 en 'Vingeroefeningen' van 1940
besprak hij eveneens lovend. Maar
Van Vrieslands invloed hoe gering
hij zelf ook vreesde dat die zijn zou
(zie 'Onderzoek Vertoog' I, pagina
520!) was niet doorslaggevend en
Mary Dorna bleef betrekkelijk
onbekend tot in 1967 Carmiggelt zich
met blijkbaar méér autoriteit als
pleitbezorger opwierp. Hij schreef
een voorwoord voor een bloemlezing
uit Doma's werk met de hit-titel
'Laten we vader emit gooien'. Het
idee voor die heruitgave was
overigens van Henk Tenkink
afkomstig, wiens geld en
kunstschatten begonnen op te raken
door het al te kostbare leven dat er
werd geleid.
Toen heeft Mary Doma, sedert 1961
stekeblind (ze sukkelde in 1923 al
met haar ogen) nog een paar jaren
van roem gekend. Interviews, een tv
documentaire van K. Schippers en
Henk de By. In 1970 schilderde
Herman Gordijn haar
indrukwekkende portret. Ze
dicteerae nog een enkel verhaal en ze
stierf in 1971. Bloemlezingen, soms
zeer slordig samengesteld, bundels
verhalen onder diverse titels werden
af en toe uitgegeven en herdrukt, en
in 1977 publiceerde Toke van
Helmond een boek over Mary Doma
bij 'De Engelbewaarder'. Kortom: de
belangstelling bleef bestaan, al kan
men nu niet direct zeggen dat die
buitengewoon groot is.
Eind 1984 verscheen er een
nieuwe en beter verzorgde
bloemlezing uit het werk van Mary
Dorna onder de helaas wat
larmoyante titel 'Huil niet voor de
tijd gekomen is', samengesteld en
ingeleid door Toke van Helmond en
er verschijnt deze dagen ook een
derde herziene druk van Van
Helmonds boek over Mary Dorna.
Voor wie haar werk nog niet kent,
vormen deze twee uitgaven een
kans tot een zeer prettige
kennismaking. In de biografie, een
herziene druk van de
Engelbewaarder-uitgave, beschrijft
Toke van Helmond beknopt de
jeugdjaren, de jaren met Bowers,
Wille en Tenkink en de laatste jaren
van 1968 tot 1971. In een aanhangsel
geeft Toke van Helmond brieven en
brieffragmenten, een kort,
informatief stuk 'Maria Dorna de
schrijfster', een bibliografie en
noten.
In 'Huil niet voor de tijd gekomen is'
bundelde zij bovendien achttien van
de beste verhalen en zij plaatste die
zodanig dat ze wat de stof betreft
chronologisch Mary Doma's leven
begeleiden. Men krijgt dus eerst
verhalen met jeugdherinneringen,
(ook al is het eerste pas in 1938
geschreven) en tenslotte verhalen
over bezettingservaringen.
Het overgrote deel van haar 160
verhalen heeft Mary Dorna tussen
april 1926 en april 1929 geschreven,
namelijk ruim honderd stuks.
Tussen 1929 en 1940 ontstonden er
nog een zestigtal, daarna haast niets
meer.
Of het zin heeft het 'Verzameld Werk'
van Mary Doma uit te geven
betwijfel ik. Zoals alle schrijvers die
het voornamelijk van een bepaalde
humoristische aanpak moeten
hebben, vervalt zij soms in een
maniertje, tot schablone-achtige
oppervlakkigheid. Dat gaat snel
vervelen of het doet onwaarachtig
aan. Zelfs de beste verhalen
ontkomen daar niet altijd aan, zo'n
regel 'die het zo doet' in het eerste
verhaal (pagina 7: „Laten we die vent
er toch uitgooien", stelde ik
brullende mijn kleine bevende
moeder voor") is bedacht door een
47-jarige vrouw met een heel
avontuurlijk leven achter de mg en
stellig niet gesproken door een kind.
Ook heel zo'n verhaal als 'Het roze
geheim' (pagina 61) over het bezoek
met het dienstmeisje Da aan haar
zuster die op de walletjes zit druipt
van de onwaarschijnlijkheid, al is het
zeker vermakelijk.
Het beste is Mary Dorna wanneer ze
met een volstrekt understatement
over verschrikkelijke dingen schrijft
als over de meidagen van 1940 of de
gevangenneming van haar moeder.
En wanneer ze de
kleinburgerlijkheid op de hak neemt,
gezien vanuit haar eigen ordeloze
bohémien-bestaan. Dan ontstonden
soms stukjes als 'Een voorjaar zet in'
(dit gaat over haar 'Duitse' tijd),
geschreven in 1932, 'Een Wilton
karpet' (1934) en 'Nostalgie in de
havenbuurt' die in een bloemlezing
met 'de beste Nederlandse verhalen
uit de twintigste eeuw' thuis horen.
Want van deze klasse is Mary Dorna
als ze op haar best is.
Mary Dorna: 'Huil niet voor de tijd
gekomen is', verhalen; 22,40; 160
pagina's. Nederlandse klassieken van de
twintigste eeuw).
Toke van Helmond: 'Mary Dorna
1891-1971200 blz; geïll ,57,50. Beide
uitgaven: Nijgh VanDitmar,
's-Gravenhage.
Zestig procent van de Nederlan
ders heeft het afgelopen jaar een
openbare bibliotheek bezocht. Daar
mee was dit de meest bezochte in
stelling, gevolgd door museum (53
procent), zwembad (51), schouwburg
(51), sporthal (41), cultureel centrum
(24), buurthuis (16) en muziekschool
(9).
Deze gegevens staan in een rapport
van het Nederlands Bibliotheek en
Lektuur Centrum (NCBL) in Den
Haag. Daarbij werd 375 Nederlan
ders gevraagd naar hun ideeën over
verschillende instellingen. Het on
derzoek heeft niet de pretentie we
tenschappelijk te zijn. Het levert wel
gegevens op waar de overheid reke
ning mee zou kunnen houden, aldus
het NBCL.
Zo vindt 79 procent van de onder
vraagden de openbare bibliotheken
onmisbaar. Daarmee staat zij onbe
dreigd bovenaan. Goede tweede is
het zwembad met 67 procent. Daar
na volgen onder andere: sporthal (63
procent), schouwburg (61), museum
(57), muziekschool (39), buurthuis
(37) en cultureel centrum (36). De
openbare bibliotheek heeft het
meest verwantschap met de volksu
niversiteit, meent 43 procent van de
ondervraagden. Éénderde acht de
verwachtschap het grootst met mu
seum, cultureel centrum of vor
mingsinstituut.
Om meer inzicht te krijgen in de
educatieve mogelijkheden van de
openbare bilbiotheek is het Instituut
voor Wetenschap der Andragogie
van de Universiteit van Amsterdam
een onderzoek opgedragen. Het
moet antwoord geven op de vragen:
hoe kunnen bezoekers de openbare
bibliotheek beter leren gebruiken,
wat moet de bibliothecaris doen om
zijn 'bezit' beter aan te bieden, en
moet de bibliotheek zich opstellen
als een doe-het-zelfschool, informa
tie- en adviesbureau, buurtcentrum,
cultuurpaleis of supermarkt.
redactie.' andré oosthoek
Breyten Breytenbach's in
Zuid-Afrika omstreden en
tevens gedeeltelijk verboden
boek 'The True Confessions of an
Albino Terrorist' is een van de
drie Engelstalige boeken, die zijn
voorgedragen voor de
CNA-literatuurprijs over 1984. De
ander twee zijn 'Selected Poems'
van Douglas Livingstone en
'Kruger's Alp' van Christopher
Hope.
In de Afrikaanstalige sectie zijn
Dalene Mathee's 'Kringe in die
Bos', "n Ander land' van Karel
Scoeman en 'Monsterverse' van
Wilma Stockestrom
voorgedragen. Aldus heeft de
Organisatie van de
Zuidafrikaanse Boekhandel deze
week bekend gemaakt. Voor zowel
de Afrikaanstalige als de
Engelstalige sectie is een
prijsbedrag van 3500 Rand
(ongeveer 7000 gulden)
beschikbaar.
Ruim een week geleden onstond
in de Zuidafrikaanse literaire
wereld opschudding, omdat de
douane eigenmachtig was
overgegaan tot het tegenhouden
van de Engelse uitgave van
Breytenbach's 'True Confessions'.
Dit terwijl de gecensureerde
Afrikaanse vertaling en de
volledige Nederlandse vertaling
(onder de titel 'De Ware
Bekentenissen van een witte
terrorist) gewoon in de
Zuidafrikaanse boekwinkels te
koop zijn.
'De Ware bekentenissen van een
witte terrorist' bevat
Breytenbach's verslag van zijn
arrestatie, proces en verblijf in de
Zuidafrikaanse gevangenis. Hij
werd op 19 augustus 1975 op het
vliegveld van Johannesburg
gearresteerd, nadat hij onder een
valse naam in zijn geboorteland
de mogelijkheden had onderzocht
voor de oprichting van een
ondergrondse verzetsorganisatie.
Na twee processen werd hij
uiteindelijk tot negen jaar
veroordeeld, maar onder grote
internationale druk werd hij op 2
december 1982 vrijgelaten.
Sindsdien woont hij, in vrijwillige
ballinschap, in Frankrijk, net
zoals vóór zijn arrestatie.
Het is de tweede keer dat een boek
van Breytenbach in aanmerking
komt voor de toonaangevende
CNA-prijs (CNA is de grootste
boek- en platenwinkel in
Zuid-Afrika). Eerder kreeg hij deze
prijs voor zijn gedichtenbundel
'Die Huis van die Dowe'. De
toenmalige premier Vorster heeft,
zoals onlangs bekend werd, op alle
manieren getracht te voorkomen
dat Breytenbach deze prijs kreeg.
Vorster had een zeer persoonlijk
rancune tegen Breytenbach,
omdat deze hem in een van zijn
gedichten een 'slagter' had
genoemd, vanwege het grote
aantal mensen, dat onder zijn
bewind in de gevangenis onder
verdachte omstandigheden om
het leven is gekomen.
De toekenning van de CNA-prijs
over 1984 zal in Johannesburg
plaatsvinden op 25 april. Het is
niet bekend, of Breytenbach bij
de prijsuitreiking aanwezig zal
zijn, aangezien hij voor een
vrijwillige ballingschap heeft
gekozen. Breytenbach is
getrouwd met een
Frans-Vietnamese vrouw en kan
vanwege de immorality-wet niet
met haar in Zuid-Afrika
samenwonen
Breyten Breytenbach.
De herdenking van de veertigste
sterfdag van Anne Frank was
voor Henk van Zuiden aanleiding
het initiatief te nemen een groot
aantal dichters te vragen hun
medewerking te verlenen aan een
boek. De bundel 'Dichter bij Anne'
(128 pag.; Leopold, Den Haag)
verscheen dezer dagen. Men vindt
er nog niet eerder gepubliceerd
werk in van zestig dichters.
Slechts enkele gedichten hebben
inderdaad Anne Frank tot
onderwerp. Maar voor alle geldt
dat ze zoals het in het voorwoord
heet 'een symbolisch gebaar'zijn
'ter herinnering aan Anne Frank
en alle anderen die slachtoffer
van misdaden tegen de mensheid
zijn geworden'.
Ezra Pound (1885-1972) geldt als
een van de grote vernieuwers van
de poëzie. Zijn hoofdwerk zijn de
'Cantos', maar Paul Claes enMon
de Nys vertaalden in 'Mauberley
en andere gedichten (160 pag.;
34,50. In de Knipscheer,
Haalemvroeger werk, vooral uit
de bundel 'Lustra' (1916) en het
gehele 'Hugh Selwyn Mauberley'
(1920). Als proefje dit gedicht
'Meditatio' in vertaling (de
oorpsronkelijke teksten worden
ook gegeven): ,JHs ik nauwkeurig
het merkwaardig gedrag van
honden bekijk/Kan ik slechts tot
de conclusie komen/Dat de mens
de hogere diersoort is.II Als ik het
merkwaardig gedrag van mensen
bekijk/Moet ik bekennen, mijn
vriend, dat ik twijfel".
Hoewel hij in zijn slothoofdstuk
vaststelt dat Marsman niet erg
populair meer is en door
vakmensen vrij laag wordt
aangeslagen, schreef Jan
Zuidgeest een boek 'Over de
poëzie van H. Marsman' (128 pag.;
26,50. De Arbeiderspers,
Amsterdam). Het in de
Synthesereeks verschenen werk is
een boeiende introductie tot
Marsmans dichtwerk geworden.
Het belangrijkste onderdeel is dat
over de thematische ontwikkeling
van zijn dichterschap. Zuidgeest
vindt het onrechtvaardig
Marsman te zien als de eeuwig
jonge dichter want in 'Tempel en
Kruis'zou de intellectuele en
emotionele groei van de dichter
op indrukwekkende wijze gestalte
gekregen hebben.
Eerder verschenen al door Dirk
Kroon geredigeerde boeken met
verspreide opstellen over
Slauerhoffs leven en zijn
gedichten. Daar voegde hij een
complilatiewerk over zijn proza
aan toe onder de titel 'Maar toen
het lag ontdekt, leek het verraad'
358 pag.; BZZTÖH,
's-Gravenhage). Er zijn
belangrijke moderne opstellen
over Slauerhoff als prozaïst. Zelfs
is er een nog niet eerder
gepubliceerd stuk van W. J.
Lukkenaer waarin het prachtige
verhaal 'Larrios' wordt
geïnterpreteerd. Het aardigste
van deze uitgave is evenwel datje
er een goed beeld van krijgt hoe in
zijn tijd de prozawerken van
Slauerhoff werden ontvangen.
Het blijkt lang niet altijd gunstig
te zijn geweest, vooral zijn
slordigheid werd hem kwalijk
genomen. Recensenten van zijn
werk waren onder anderen Ter
Braak, Vestdijk en Du Perron.
Veertig jaar bevrijding - en nog is voor velen de
oorlog niet voorbij. Wat door de gruwelen van
toen vooral werd geschokt, is het vertrouwen in de
mens. In deze weken van herdenken zullen de
vragen die daarvan getuigen opnieuw gesteld wor
den. Hoe heeft het kunnen gebeuren? Wie moet
verantwoordelijk worden gesteld? Zijn we allen
schuldig? Kan zoiets weer gebeuren?
De komende weken zullen een stroom boeken over
de oorlog opleveren die heel wat lezers tot soortgelij
ke overwegingen zullen brengen. Een van de meest
opvallende boeken die onder de noemer oorlogslite
ratuur gebracht kunnen worden is de roman 'Een
andere tamboer' van Hellema.
In onze moderne literatuur is de oorlog niet bepaald
een zeldzaam onderwerp. Harry Mulisch met zijn 'De
Aanslag', Marga Minco met haar 'De Val' het zijn
slechts twee recente voorbeelden van literatuur
waarin de oorlog centraal staat. Voorbeelden die met
tientallen andere aan te vullen zijn. In elk geval
speelt de oorlog een rol in de vier boeken die Hellema
tot nu toe gepubliceerd heeft. Hij schrijft al veel
langer, maar debuteerde pas in 1982 met een voorna
melijk met concentratiekampherinneringen gevulde
verhalenbundel 'Langzame dans als verzoeningsrite'.
In 1983 verscheen de tweede verhalenbundel 'Enige
reizen dienden niet ter zake' over een zakenman die
reizend door de wereld met pijnlijke herinneringen
aan de oorlog wordt geconfronteerd. Vorig jaar
publiceerde hij de roman 'Joab' over werkloosheid.
Er waren slechts enkele verwijzingen in naar de
oorlog. In deze drie boeken was steeds een 'Hellema'
de hoofdpersoon. De hoofdpersoon van 'Een andere
tamboer' heet echter Martin Lasser. Wel heeft hij het
nodige met 'Hellema' gemeen: hij is ook zakenman,
voortdurend op reis en nog steeds in de greep van
vreselijke dingen die hij in de oorlog heeft beleefd.
Deze roman moet het in tegenstelling tot de vorige
boeken van deze auteur minder hebben van de
handelingen dan van de ideeën.
De handelingen worden meestal schetsmatig aange
geven. Het duurt lang eer duidelijk wordt dat Lasser
dQOr Italië zwerft. Wie hij is, wat hij komt doen en
dergelijke het blijft vrij vaag. Zelfs over zijn
verleden kom je niet veel meer te weten dan dat hij in
de oorlog in een kamp heeft gezeten en verzetsdaden
heeft gepleegd. De vele wijsgerig getinte, meestal
abstracte gesprekken die men over de oorlog voert
worden daarentegen uitvoerig weergegeven. Door dit
procédé van nauwelijks in te gaan op het concrete en
diep op het abstracte heeft Hellema van zijn hoofd
persoon een nogal universele figuur weten te maken.
Het gaat de schrijver meer om de boodschap dan om
het verhaal. Voor dat verhaal heeft hij zich overi
gens, zoals hij in een inleidende aantekening meldt,
door ware gebeurtenissen laten inspireren.
Hij draagt zijn roman op 'aan de nagedachtenis van
Harry Peulevé' (8). Over deze man vertelt hij in het
voorwoord enkele schokkende feiten. Peulevé be
hoorde tot de zeven overlevenden van een grote
groep Britse geheime agenten die door de Duitsers in
Buchenwald werden vastgehouden. „Maar van zijn
gevangenschap in Buchenwald kon deze ijzersterke
geest niet genezen" (8). De Duitsers hadden hem ter
dood willen brengen, maar hij had zich het leven
kunnen redden door van identiteit te verwisselen
met de stervende Marcel Seigneur.
Harry Peulevé heeft zich de rest van zijn leven
gekweld met de gedachte dat hij ten onrechte leefde
dat hij leefde op kosten van Marcel Seigneur" (11).
Dit besef richtte hem op den duur te gronde. De
problemen van schuld en verantwoordelijkheid waar
deze Peulevé mee kampte zijn verwant aan Martin
Lassers problemen. Het is evenwel niet zo dat Lasser
een door Hellema ingevulde Peulevé is geworden.
De roman telt drie lange hoofdstukken, 'Een
andere tamboer', 'De vuurproef en 'Terugreis'
die steeds van zorgvuldig gekozen motto's werden
voorzien.
Boven het eerste hoofdstuk bijvoorbeeld wordt Tho-
reau geciteerd: ,,Als een man niet in de pas loopt met
zijn metgezellen, komt dat misschien omdat hij een
andere tamboer hoort. Laat hem lopen in de maat
die hij hoort, hoe ongelijk en van hoe ver weg ook"
(13).
Martin Lasser is zo iemand die op een andere
tamboer afgaat. Eenzaam reist hij in zijn Porsche 911
door Italië. Hij aanvaardt die eenzaamheid ook:
Liefde en vrienschap hadden hem tot wanhoop
gebracht, omdat hij dat spel niet meer kon spelen,
omdat de gebaren, de woorden, de nabijheid hem
voor eens en altijd leken te zijn afgeleerd. Dat
mensen zo met elkaar konden omgaan, argeloos,
hun natuur niet beseffend, als spelende welpen" (28).
Door zijn belevenissen in de oorlog heeft hij de
menselijke natuur wel in al haar gruwelijkheid leren
kennen. Zijn contacten nu hij op zakenreis is blijven
dan ook beperkt tot vluchtige ontmoetingen met
vrouwen. Wanneer hij alleen op een hotelkamer is,
overvallen hem voortdurend 'de beelden van een
gruwelijke realiteit zoals hij die ooit eens beleefd
had' (16). Het was hem nimmer gelukt weer 'een
nieuwe relatie met het leven en de dood' (25) op te
bouwen. Alleen op zijn lange autoritten vindt hij een
soort verzoening. Hij krijgt in Italië een ongeluk met
zijn auto, maar het loopt goed af.
In het tweede hoofdstuk 'De vuurproef weerhoudt
dit hem er niet van een zeer gevaarlijke bergrit te
beginnen. De weg wordt hoe langer hoe slechter, er
moet zelfs een kloof worden overbrugd zodat de
tocht inderdaad een vuurproef voor auto en be
stuurder wordt.
Uiteindelijk komt hij terecht in een stadje Monteca-
vallo. De bewoners zijn uiterst verbaasd en wantrou
wend. Sinds mensenheugenis blijkt niemand de
plaats langs deze route bereikt te hebben. Ook de
officier van de gendarmerie vertrouwt de zaak niet en
komt bij Lasser informeren. De zware tocht heeft
hem een nieuw inzicht in zichzelf verschaft, een
nieuwe identiteit, een nieuwe verhouding tot het
verleden. Dat komt tot uitdrukking in zijn onder
houd met de officier. Dat is een man die zeer
rechtlijnig redeneert en aangezien Lasser zich in
abstracties verliest praten ze langs elkaar heen.
Hoewel hij geen joodse herkomst heeft gaat Lasser
kiezen voor het jodendom: „Jood-zijn is een keuze.
Het is een houding in de tijd en een verstandhouding
met het leven Als ik mij jood verklaar, zal dat
zijn uit solidariteit met de slachtoffers" (55/6).
Beulen en slachtoffers tot die twee categorieën
reduceert hij het mensdom.
„Er is geen voordeel te behalen in dit leven. De keus
is alleen tussen gedood worden of doden, tussen
slachtoffer zijn of beul. En als God bestaat wat hij
betwijfelde dan wacht hij op onze keus tot wie wij
ons zullen bekennen, tot de vervolgers of tot de
vervolgden" (63).
De officier gaat meteen met die tweedeling akkoord
en voor hem is Lasser voortaan altijd een jood. Ook
de jodenhater burgemeester Tulio verschijnt op het
toneel. Hij verkeert in de veronderstelling dat Lasser
als jood diamanten smokkelt en denkt een voordeel
tje te kunnen behalen.
Het logement waar Lasser verblijft wordt beheerd
door Alfonso en zijn diepgelovige vrouw Elvira.
Tussen Alfonso en Lasser groeit een vriendschap; de
man blijkt als anarchist in Spanje te hebben
gevochten en ook in het verzet tegen de Duitsers te
hebben gezeten.
Zij beginnen diepzinnige gesprekken en lijken elkaar
volledig aan te voelen. Des te meer valt het Lasser
tegen dat Alfonso zijn nieuwe identiteit, zijn keuze
voor het jodendom en voor solidariteit met de
slachtoffers niet al te serieus op wenst te nemen. Wat
wil Lasser nu eigenlijk? Hij probeert het het bevrien
de echtpaar in het geïsoleerde bergdorp aldus duide
lijk te maken: „Mijn solidariteit wijst terug, naar wat
gebeurd is en nooit wéér gebeuren mag. De slachtof
fers een stem geven, spreken voor hen die niet meer
kunnen spreken...opdat ze niet vergeten worden"
(93/4).
Hij theoretiseert ook over de plaats van God in de
geschiedenis: „God zwijgt. Het komt dus op onszelf
aan. Hij grijpt niet in, dat is zijn rechtvaardigheid.
De mens is vrij om te kiezen tussen goed en kwaad.
Hij is niet vrij om niet te kiezen. En God wacht op
onze keus" (96).
In het dorp wordt op een nacht de kerk leegge
roofd. Men verdenkt de vreemdeling, de jood. Het
teleurstellende voor Lasser is dat ook Alfonso hem
verdenkt.
Alleen de rechtlijnig denkende gendarme is over
tuigd van zijn onschuld: „Joden zouden ook niel
weten wat ze uit een kerk moeten halen, want die
hebben geen kerk" (105).
De man houdt de woedende menigte in toom en
ongehinderd kan Lasser in zijn auto stappen en
vertrekken.
'Terugreis' heet het laatste hoofdstuk waarin Lasser
weer door Italië reist maar waarin na het voorafgaan
de weinig nieuws geboden wordt. Hij ontmoet een
sympathieke joodse violist, een priester en een abt.
Opnieuw worden er diepgaande gesprekken gevoerd
over onder meer de verhouding tussen jodendom en
christendom.
„Nu weten wij, u en ik, wie u bent", verklaart een van
zijn gesprekspartners op een gegeven moment
Waarop Lasser antwoordt: „Nee, wij weten hoop
stens waartoe ik mij bekend heb" (145).
Dat is waar dit boek over gaat: een man die met zijr
oorlogsherinneringen niet leven kan, vindt zichzelf in
een nieuwe identiteit. Hij bereikt een synthese met
het verleden door zich te vereenzelvigen met df
slachtoffers. Hiellema heeft op die manier een onge
woon boek geschreven. Ook al ongewoon omdat ei
geen andere Nederlandse literatuur is waarin hoofd
thema's uit de moderne theologie zijn verweven
zoals solidariteit met de verdrukten en het gegever
van een God die zich in de mens bewust wordt var
zichzelf. Een boek waarin onverwachte antwoorder
gegeven worden op de vragen die men zich in df
komende weken van herdenken zo dikwijls stelt.
Hellema: 'Een andere tamboer'; 152 pag.; f 28,50. Querido
Amsterdam.