OON
[ERMANS
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
PAGINA 19
ret pand in Hilversum
i-dat oud en nieuw in
louwstijl combineert, bevat
je zakenvertrekken van de
jnderneming Showbiz BV
i het woonhuis van de heer
mevrouw Hermans plus
Jond. Een blanke kamer. Wit
ei gebroken wit als decor
goor de veelkleurige
rchilderstukken van Toon
lie alle wanden beslaan. De
pst is raam. Veel glas.
[itzicht op een parkachtige
pin.
■offie, wit servies. Een tweede
Sopje voordat Rietje
odschappen gaat doen. Thee
or Toon Hermans op de bank.
lts gereserveerd, aanvankelijk.
?acht sprekend om zijn stem te
sparen. Maar de beperking die hij
pch heeft opgelegd is hij snel
foprgeten als de gloed in zijn
V( haal doorbreekt,
lenjonge man uit Leuven is net
promoveerd in de wijsbegeerte op zijn
[werk. „Verdomme, daar ligt het", zegt Toon
Hermans en grijpt het drukwerk. Een
Boefschrift. Met plechtige humor leest hij
R titel: „Proeve van religieuze en
fclristelijke thematisatie in het oeuvre van
Eton Hermans". Hij heeft het boek nog niet
Rlemaal uit. Het is erg moeilijk, zegt hij.
Bi dan: „Met mijn hand op mijn hart kan
H je vertellen dat ik altijd bang ben
Bweest om te belangrijk te doen over mijn
Rrk. Ik ondermijn het altijd in de
Bsprekken. Ik wil liever dat ze alleen
Bchen. Het moet kleine gekkigheid
Hijven. Men moet er geen achtergronden
B analyses aan verbinden. Ik ben tevreden
Np de mensen na de show zeggen: 'Waar
Bd-ie het eigenlijk over?"
si iterklaas
grappenmaker
trimmer
jacques d'ancona
M/EEK
ZATERDAG 6 APRIL 1985
Boals ze in Wenen schreven: 'Ein Kind
Bmmt auf der Bühne', zo'n soort
Bischrijving. Ik kan van alles. Het gaat
giet over bloemen en vlinders, zoals ze vaak
;gen. Ik zou grossartige dingen kunnen
ken als ik iets indringends zou willen
;gen. Ik zou het kunnen laten maken, als
het niet zelf zou kunnen verzinnen. Maar
wil een beetje lol maken. Men moet me
Bt in een vaarwater duwen. Mijn eigen
dachten hou ik bij me..."
St ds die relativering. Een man van 68.
talend, vitaal. Opmerkelijk kleine ogen,
[maakt van wonderlijk lichtblauw. Hij kan
op 'pret' zetten, net als op het toneel,
sof hij een schakelaar hanteert. Een man
Bn kleuren. Hij draagt een oogverblindend
Bod vest op een wit shirt. Daaronder een
Bart-grijs-wltte broek met fijne blokjes.
jat ik doe is geen theater meer. Ik praat
Slwoon wat met de mensen en zing een
Pgntal liedjes. Ik wil heel djchtbij ze staan.
B zijn zo blij dat je komt. Het lijkt
Hnterklaas wel. Het gaat niet om wat ik
p»e, maar om wat ik ben. Daarmee heb ik
Bbcht gekregen, aanwezigheid, mijn
Banier van lopen en kijken. Ze zijn er
Bwend aan geraakt. Vader komt terug.
PJsder is er weer om wat onnozele en
Hnderlijke grapjes te brengen. Meer is er
Het van te maken".
B het er op gaat lijken dat hij stopt, is
Bon Hermans bezig aan wat hij een
Btobiografisch zelfportretje noemt.
Hk probeer op te schrijven hoe het gelopen
Hm mijn leven en waarom. Steeds ontdek
het een vloeiende beweging is. Uit een
^discrimineerde jeugd, uit het verdriet van
Hen is iets gegroeid dat op een logische
Bze gestalte kreeg: het diepe contact met
B toeschouwers. Professioneel heb ik bijna
BBts ervaren. Als ik een show doe is het
Bof ik een avondje uit ga, alsof ik mensen
B ontmoeten. In de voorstelling heb ik als
nrS ou<d nummer de parodie op een
Bochelaar gekozen. Een man die wat staat
W draaien met een kleerhanger. Heel kort
II heel snel. Absolute nonsens",
if Wou dat ik dit altijd had kunnen doen,
Paar het is verbazend lastig. Je vervalt zo
Huw in mededelingen. Je moet altijd iets
het leven haalt heel wat
malle fratsen met je uit
zeggen. Onbenullige dingen liggen in de
beoordeling zeer ongunstig, terwijl ik juist
inspeel op de abstracte feeling voor het
absurde. Ik probeer te vermijden dat er iets
spits tevoorschijn komt. Het moet rollen.
Het is vaak niet rond genoeg. Soms gebeurt
er niets en zeg ik maar wat. Ik heb eigenlijk
geen programma. Bijna elke avond is
anders, zelfs de liedjes. Ik verschuif de
timing. Anders wordt het langweilig,
vervelend".
Toon Hermans heeft een tijd geleden
aangekondigd dat dit zijn laatste show is.
Het succes is onverminderd groot, het
publiek wil hem graag houden. Hoe voelt
dat?
„Geweldig. Ik heb het nog nooit zo fijn
gehad als nu het einde in zicht is. Het hoeft
niet meer zo nodig. Dat ontspant. Het geeft
je de moed dichter naar de mensen toe te
gaan. Het kon me nooit veel schelen of het
goed ging of niet. Ik deed het zo graag. Van
kindsbeen af. Misschien is het een vlucht uit
een andere wereld. Van nature ben ik een
melancholicus die zich veel bezighoudt met
liefde, dood en andere mensen. Het boekje
waarin ik mijn leventje opteken, beschouw
ik als vingeroefeningen. Ten slotte ben ik
nog maar een jaar of zes bezig met
schrijven. Ik had een paar honderd vellen
papier liggen. Dat is toen 'Liggen in het
gras' geworden zonder dat het mijn
bedoeling was".
„Ik ben altijd een grappenmaker geweest,
al in de eerste jaren, middenin de ellende
van thuis. Iedereen lachte als je iets zei.
Dat zat aan je vast. Maar wat is de definitie
van grappenmaker? Ik zou het niet weten,
terwijl ik zeker weet dat ik er een ben. Iets
anders kan ik niet. Dat is mijn kracht. Door
dat besef ga je relativeren. Ik moet dit
doen, maar ik zie het niet als een
verdienste. Het is een zijnswijze die je met
je meedraagt. Het bewaart je voor de
spanningen om uitzonderlijk goed te
willen zijn. Het is een kwestie van zijn, niet
van doen".
Toon Hermans benadrukt die functie.
Essentieel is de grappenmaker. Hij voelt
zich een clown. „Het is de uitstraling. De
komiek draagt alle drama in zijn gezicht.
Daarom is het zo grappig. Er steekt een
grote filosofie achter, maar dat merkje niet
op de bühne. Ik wil mezelf niet op een
sokkel zetten, maar zonder de achtergrond
van het nadenken over het drama is het
absoluut leeg gezwam. Dat denken moet er
zijn, maar ik ben geen wetenschapsman.
Het gaat uit het gevoel dat zich verdiept in
ontroering. Anders kun je niet tot echte
vrolijkheid komen".
Dat idee ontvouwt Toon in zijn mensbeeld:
„Ik heb lang nagedacht over de nieuwe
mens en de nieuwe wereld die aan 't komen
is. Er moet een bewustzijnsverruiming
komen. Er zijn signalen dat het aan 't
doorbreken is, dat de rotzooi van die
kernraketten weggaat. Dat het mogelijk is
om van elkaar te houden. De universele
liefde, de vrede en het geloof... het komt.
Dat facet van vertrouwen permitteert me
ook om vrolijk te doen in de verwachting
van wat er komt, tegen geweld en drama in.
Daarom lopen ze bij mij op de speelplaats".
Toon trimt elke dag minstens anderhalf
uur. „Maar niet van dat dienstplichtige.
Het gaat niet strak, niet fanatiek". Op die
instelling bouwt hij zijn voorstelling. „Je
voelt de mensen op je huid, hoewel je hen
niet ziet. Het is een vreemd geheim. Ik kan
daar niks over zeggen. Als je het begrijpt,
ben je gek. De ontmoeting is het mysterie.
Misschien is het een van de drijfveren
waarom ik me zo gelukkig voel. Je
excelleert als ze niets terug kunnen zeggen,
de mensen in de zaal".
„Het zou op een bepaalde sluwheid kunnen
wijzen. Dat is moeilijk spul, die
gewaarwording watje innerlijk teweeg
brengt. Het is niet gering, mensen die zich
het water uit hun lijf lachen. Het is
fenomenaal, dat gebeuren om je heen, maar
dat mogen ze van mij niet voelen. Anders
zou het een luguber vak worden. Het is
verrukkelijk: een volk dat kijkt en lacht. Wij
komen bij elkaar door de doodeenvoudige
manier van lachen. Ik zoek niet naar een
verklaring, maar ik kan je verzekeren dat
het lekker is".
Een rondleiding bij het afscheid. Langs de
werken in de Hermans-galerie. Lang
stilstaan bij twee stukken. Iets bloemrijks
en een man aan een bar. Beide van zijn
kleinzoon van tien jaar. Frappant en gaaf.
Dan relativeert Toon Hermans opeens niet
meer. Is hij de trotse grootvader van een
kind met talent.
toon is helemaal terug
Hij is terug van wegge
weest. Zijn stembanden
hadden het begeven en Toon
Hermans moest afhaken. Uit
verkochte voorstellingen wer
den geannuleerd en de show
stopte een volle maand. Nu
begint hij opnieuw. De tour
nee wordt hervat. Is er zoiets
als angst? Veroorzaakt dat bij
hem niet een geweldige span
ning?
„Nee. Mijn levensopvatting
heeft in me een overgave aan
de dingen gebracht. Je weet
dat je niks bent. Ik ben heel
goed doordrongen van de frat
sen die het leven met je uit
haalt. Daar kun je niets tegen
over stellen. Wat moet je doen
op het moment datje niet meer
kunt zingen...? Ik heb een
dropje genomen!"
Het is all in the game, zegt hij.-
„Als ik weer speel, kan het met
de pauze afgelopen zijn. Het is
het meest onnozele kwaaltje
dat een zanger kan overkomen,
maar gelijktijdig het ergste.
Dan houdt alles op. Denk maar
aan de hand van de violist
Krebbers".
Hermans zoekt de oorzaak in
teveel voorstellingen en in de
droge atmosfeer van de Elisa-
bethschouwburg in Antwer
pen.
„Een bakbeest van een zaal. Er
gaan 2200 mensen in. Méér dan
in Carré. We stonden daar tien
avonden en het was er kurk
droog. Ik had al de angst dat ik
het niet zou redden, 't Was er tè
droog. De toneelmeester ver
telde me dat ze daar ook stook
ten voor de dierentuin. 'Anders
gaan de apen kapot', zei hij.
Moet je je voorstellen, 't Was er
niet om te harden. De mensen
in België gaan nog altijd deftig
in avondtoilet naar de schouw
burg en daar zaten ze: het
zweet dik op 't voorhoofd. Ik
trad daar op en had een glas
whisky op de piano staan.
Daar nam ik gretig slokken
van en ik heb nog gespeeld dat
ik dronken was..."
Hij lacht het vermakelijke,
aangehouden keel-lachje dat
we van hem kennen van de
bühne. Ik vertel Toon een van
die typische Wim Kan-anecdo-
tes en hij herkent het verhaal.
Wim Kan zei eens dat hij een
decor-ontwerper had ontboden
met de volgende opdracht: „Ik
heb niets nodig. Kunt u dat
voor mij ontwerpen?"
Toon Hermans - vroeger toch
een echte dingen-man met veel
attributen op het podium -
instemmend: „Er is geen een
hoedje in de show meer. Dat is
afgelopen. We hebben geen
spullen meer. Dat leidt maar
af. Natuurlijk is alles uitge
kiend en toch brengen we een
wagen vol mee. Mensen onder
schatten dat vaak en weten
überhaupt niet hoe alles in
elkaar steekt. Er werken zes
tien mensen mee aan de op
bouw, we hebben een leuke
club".
„Het is niet bewust dat ik geen
petje of zoiets meer op heb. Dat
gaat ineens zo, het is een pro
ces dat zich voltrekt zoals het
leven. Het is niet te beredene
ren. Niet alles is voorgenomen.
Opeens was het: ik heb geen
een hoedje in de voorstelling.
Misschien komt het onbewust
vanuit het gevoel om te probe
ren iets échter te zijn. Ik kan
niet zeggen hoe ik een pro
gramma maak of hoe ik schil
der. Er is een hoop verf of een
hoop kleren en als ik dan begin
aan een show, loopt het beest
achtig uit de hand".
„De eerste avond duurde het
tot kwart voor een. Dat is
buitengewoon dom, want om
kwart over twaalf kun je niets
meer doen. Wat dan niet meer
lukt of flauwtjes is, was om
kwart over negen misschien
een highlight geweest. Je kunt
geen steentjes stapelen tót het
oneindige. Maar ik weet hoe
het komt. Dat is geven uit het
Limburgse besef: nóg een stuk
vlaai, nóg een kop koffie. Zijn
ze wel zat? Hebben ze wel
genoeg? Want om hén gaat het
en dan blijkt uiteindelijk dat
minder doen beter is dan veel
doen".
Toon Hermans over het mooi
ste uit zijn carrière. Wat hoopt
hij dat ze van hem zeggen als
hij ooit gestopt is met spelen?
Toon: „Goh, wat heb ik toen
gelachen met die man! Lachen
is het mooiste dat je mensen
kunt aandoen. Het is niet het
meest diepzinnige, maar het is
wel ontiegelijk nodig".
En het mooiste succes? De
onvergetelijke amateur-goo
chelaar, meneer Hartmann, die
op auditie kwam en alsmaar
herhaalde, met dat Duitse ac
centje: „De duif is dood..." Een
act die op de avond vóór de
première uit een improvisatie
ontstond. Een fantastisch, tra-
gi-komisch nummer. Toon her
innert zich: „Ineens zag ik die
man, niemand wist wat ik ging
zeggen".