RICHTLIJN
VAN EG
nieuwe
behandelt
man en
vrouw gelijk
Nieuwe uitkering
wordt afgestemd
op arbeidsverleden
Kabinet bezuinigt
volgend jaar ruim
een miljard gulden
PZC/opinie en achtergrond
Nu de Eerste Kamer ook met de wetsvoorstellen heeft ingestemd, zijn sinds maandag, 1
april, de nieuwe aow-regels van kracht. Mannen en vrouwen worden in de Algemene
Ouderdomswet voortaan gelijk behandeld. De uit dit voorstel voortvloeiende voordelen
krijgen terugwerkende kracht tot 1 januari 1985. De regering voldoet daarmee aan de derde
EG-richtlijn, die voorschrijft dat op het terrein van de sociale zekerheid geen onderscheid
meer mag worden gemaakt tussen mannen en vrouwen. Het ministerie van sociale zaken
heeft de nieuwe regels nog eens op een rijtje gezet.
Voorbeeld
WW, WWV en
bijstand in
één uitkering
Geen rol meer
Kruis en lijden
stemmen uit de kerken
Individu - wereld
Boodschap
VRIJDAG 5 APRIL 1985
(Door Jan Harsen
Voor de ongehuwde bejaarden vindt
er in de nieuwe opzet van de aow geen
wijziging plaats. Ongehuwde mannen
en vrouwen werden in deze wet al
gelijk behandeld. Zij ontvangen bij
het bereiken van de 65-jarige leeftijd
een ongehuwdenpensioen, dat ook in
de nieuwe situatie 70 procent van het
netto-minimumloon bedraagt. Ook
voor gehuwde bejaarden die een onge
huwdenpensioen ontvangen, omdat
zij pas na hun 65e jaar in het huwelijk
zijn getreden, treedt geen wijziging
op.
In de gewijzigde aow krijgt iedere
gehuwde pensioengerechtigde op de
eigen 65-jarige leeftijd een zelfstandig
recht op een pensioen, dat is vastge
steld op 50 procent van het netto
minimumloon. (Dat komt overeen
met de helft van de gehuwden-aow
zoals die tot dusver gold.) Indien die
gehuwde pensioengerechtigde een
jongere huwelijkspartner heeft, be
staat bovendien recht op een toeslag,
•die maximaal gelijk is aan dat basis
pensioen. De hoogte van deze toeslag
is in principe afhankelijk van het
inkomen van die jongere huwelijks-
partner. Onder inkomen wordt ver
staan inkomen uit of in verband met
- arbeid in het bedrijfs- en beroepsle
ven. Deze inkomensafhankelijkheid
zal pas vanaf 1 april 1988 gaan gelden.
Tot die tijd wordt de volledige toeslag
uitbetaald. Het basispensioen en de
maximale toeslag zijn tezamen gelijk
aan het gehuwdenpensioen-oude stijl.
De toeslag vervalt zodra de jongere
partner de 65-jarige leeftijd bereikt en
1 zelf aanspraak op een basispensioen
kan maken. De basispensioenen van
de gehuwde man en gehuwde vrouw
.zijn tezamen weer gelijk aan het ge
huwdenpensioen-oude stijl.
Zowel het ouderdomspensioen als de
toeslag kunnen in het buitenland wor
den uitbetaald.
Nnieuwe aow-bedragen per 1
apri!1985
Door de systeem wijziging zien de uit
keringsbedragen er met ingang van 1
april 1985 als volgt uit:
rriu
Bruto per maand Bruto vakantie
uitkering per maand
Ongehuwden f 1.096,17 f 65,30 (beide
.ongewijzigd)
Gehuwden met een
volledige toeslag f 1.564,16 f 93,29
Gehuwden zonder
toeslag x) f 782,08 f 46,65
f~?c) In dit geval ontvangt de huwelijks
partner eenzelfde pehsioen en vakan
tie-uitkering.
Het nieuwe systeem zal niet op alle
onderdelen direct in werking treden;
ook niet alle bestaande en toekomsti
ge bejaarden zullen met dit systeem
woren geconfronteerd. Daartoe zijn
enige overgangsmaatregelen getrof
fen.
Gehuwden, die al voor 1 april 1985
aow ontvangen
Voor de huidige groep van personen,
die een gehuwdenpensioen ontvan
gen, dat wil zeggen degenen, die vóór
1 april 1985 de 65-jarige leeftijd heb
ben bereikt of bereiken, treedt als
gevolg van de wijzigingen in het alge
meen geen verandering op in hun
financiële situatie. Daartoe is een spe
ciale overgangsmaatregel getroffen.
Deze groep bestaat uit twee catego
rieën:
1) Echtparen, van wie beide echtgeno
ten ouder zijn dan 65 jaar. Voor hen
wordt het gehuwdenpensioen-oude
stijl gesplitst in twee afzonderlijke
basispensioenen. Zij kunnen de Socia
le Verzekeringsbank verzoeken dat zij
ieder hun eigen pensioen afzonderlijk
krijgen uitbetaald.
2) Een gehuwde pensioengerechtigde
man met een echtgenote die nog geen
65 jaar is. Zijn gehuwdenpensioen-
oude stijl wordt omgezet in een basis
pensioen en een volledige toeslag.
In beide hiervoor genoemde gevallen
zal het totaal te ontvangen bedrag
gelijk zijn aan het in de oude situatie
toegekende ouderdomspensioen.
Gehuwden, van wie de oudste echtge
noot tussen 1 april 1985 en 1 april
1988 65 jaar wordt
Voor de gehuwden, van wie de oudste
echtgenoot in de periode tussen 1
april 1985 en 1 april 1988 de pensioen
gerechtigde leeftijd zal bereiken, is
bepaald, dat aan die oudste echtge
noot - zolang de jongere echtgenoot
niet zelf de leeftijd van 65 jaar heeft
bereikt - naast een pensioen een
toeslag zal worden toegekend. Deze
toeslag is niet afhankelijk van even
tuele inkomsten. Zodra de jongere
echtgenoot zelf de 65-jarige leeftijd
bereikt, vervalt de toeslag en komt er
een eigen recht op ouderdomspen
sioen voor in de plaats.
Gehuwden, van wie de oudste echtge
noot na 1 april 1988 65 jaar wordt
Gehuwden, van wie de oudste echtge
noot op of na 1 april 1988 de pensioen
gerechtigde leeftijd bereikt, ontvan
gen - zolang de jongere echtgenoot
niet zelf de leeftijd van 65 jaar heeft
bereikt - een basispensioen en een
toeslag, die afhankelijk is van het
inkomen van die jongere echtgenoot.
Als echter de jongere echtgenoot op 1
april 1988 inmiddels 60 jaar of ouder
is, wordt de toeslag onafhankelijk van
eventuele inkomsten toegekend.
Niet het gehele inkomen van de jonge
re huwelijkspartner beinvloedt de
hoogte van de toeslag. Vrijgesteld is
een bedrag ter grootte van 15 procent
van het bruto minimumloon, dat is -
uitgaande van het huidige minimum
loon - f 320,- per maand. Indien de
jongere echtgenoot niet meer dan dit
bedrag per maand verdient, ontvangt
de aow-gerechtigde nog de volledige
toeslag. Als de jongere echtgenoot
meer inkomen ontvangt, wordt van
dat meerdere nog eens éénderde vrij
gesteld.
Stel de jongere echtgenoot verdient f
1.220,- bruto per maand. Hiervan is
vrijgesteld f 320,-. Van het meerdere
(f 1.220,- - f 320,- is: f 900,-) is éénderde
vrijgesteld: f900,-3 is: f300,-. Totaal
is dus vrijgesteld f 320,- plus f 300,- is:
f 620,-. Het overige inkomen (f 1.220,- -
f 620,- is: f 600,-) wordt op de toeslag
in mindering gebracht. Dit voorbeeld
is gebaseerd op de situatie per 1
januari 1985. Als de inkomenstoets
over drie jaar in werking treedt,
gelden uiteraard andere bedragen.
Onderstaand is de geleidelijke invoe
ring van de inkomenstoets schema
tisch weergegeven.
Gehuwde vrouwen die nu al 65 jaar
of ouder zijn, met een jongere echtge
noot
Gehuwde vrouwen, die vóór 1 april
1985 reeds 65 jaar zijn geworden en
van wie de man dit nog niet is, hebben
met terugwerkende kracht tot uiter
lijk 1 januari 1985 recht op een eigen
basispensioen en een volledige toe
slag. Zij moeten het pensioen en de
toeslag zelf aanvragen. Aanvraagfor
mulieren zijn verkrijgbaar op de post
kantoren of bij één van de Raden van
Arbeid.
De regering streeft ernaar om met
ingang van 1 januari 1986 gehuwde en
ongehuwd samenwonenden gelijk te
Man en vrouw krijgen in de nieuwe
aow-regels een gelijke behandeling.
Gehuwden, van wie de oudste partner
voor 1 april 1985 al 65 jaar is
('oude' gevallen)
2 x gehuwden
pensioen
nieuwe stijl
1/2 gehuwden
pensioen
oude stijl)
wanneer beide
partners al 65
jaar zijn
1 x gehuwden
pensioen
nieuwe stijl
1 x volle toeslag
gehuwdenpensioen
nieuwe stijl) als de
jongste partner
jonger is dan
65 jaar.
In die gevallen
nimmer een toets
Gehuwden, van wie de oudste partner
in de periode 1-4-1985/1-4-1988
65 jaar wordt
1 x gehuwdenpensioen nieuwe stijl
1 x volle toeslag
In die gevallen
nimmer een toets
Gehuwden van wie de oud
ste partner op of na 1 april
1988 65 jaar wordt
1 x gehuwdenpensioen nieu
we stijl
jongste partner op 1-4-1988
nog geen 65 jaar
partner
jonger
dan 60 jaar
wel toets
partner
tussen
60-65 jaar
geen toets
behandelen. Die gelijke behandeling
zal dan wel moeten gelden voor het
gehele terrein van de sociale zeker
heid. Een studie hierover vindt op dit
moment plaats. Bij die studie zal
eveneens de positie betrokken wor
den van gehuwde bejaarden, die na
hun 65e jaar met elkaar in het huwe
lijk zijn getreden en ieder hun onge
huwdenpensioen hebben behouden.
Overlijdensuitkering
De wet bevat voorts een wijziging van
de regeling van de overlijdensuitke
ring in de aow, zodat deze gelijk wordt
aan die in de overige sociale-verzeke-
ringswetten. De overlijdensuitkering,
die bestaat uit het basispensioen van
de overledene over twee maanden,
wordt voortaan zoveel mogelijk uitbe
taald in een bedrag ineens en wordt
daardoor belastingvrij.
Bovendien is de kring van rechtheb
benden uitgebreid. Indien de overle
den bejaarde geen echtgenoot achter
laat, kunnen zijn minderjarige kinde
ren aanspraak maken op de overlij
densuitkering. Als die ontbreken, kan
de overlijdensuitkering gaan naar
personen, die door de overledene gro
tendeels werden onderhouden en
waarmee in gezinsverband werd ge
leefd.
In de algemene weduwen- en wezen
wet (aww) is nu een soortgelijke rege
ling opgenomen.
Overgangsmaatregel op belastingge-_
bied
Voor de situatie waarin van een ge
huwde pensioengerechtigde in het
eerste kwartaal van 1985 over het
gehuwdenpensioen-oude stijl loonbe
lasting is ingehouden naar tariefgroep
III (allenverdiener-toeslag) zal, indien
zijn echtgenote 65 jaar of ouder is, een
overgangsmaatregel gelden. Op
grond van die maatregel zal over de
maanden april tot en met december
1985 extra loonbelasting worden inge
houden op zijn gehuwdenpensioen-
nieuwe stijl.
Op het gehuwdenpensioen-nieuwe
stijl van de echtgenote wordt over
diezelfde maanden een overeenkom
stig bedrag aan loonbelasting minder
ingehouden. Het gezamenlijk netto
resultaat van de aow-uitkering zal
door deze overgangsmaatregel der
halve niet wijzigen. Met deze maatre
gel wordt zo veel mogelijk voorkomen
dat door de ingangsdatum 1 april 1985
van de verzelfstandiging van de aow-
uitkeringsrechten aan de echtgenoten
aanslagen inkomstenbelasting moe
ten worden opgelegd.
Over de gelijke behandeling van
mannen en vrouwen in de aow en de
daaruit voortvloeiende consequen
ties voor de uitkeringen is een uit
voerige voorlichtingsbrochure ver
schenen, die binnenkort verkrijgbaar
zal zijn bij alle postkantoren en Ra
den van Arbeid. Tevens zal hieraan
in een televisie-spot van Postbus 51
bekendheid worden gegeven.
(Van onze Haagse redactie)
De gisteren door de ministerraad voorgestelde wijzigingen van he
stelsel sociale zekerheid hebben tot doel om de rechten op ee
uitkering te verbeteren voor diegenen, die geruime tijd gewerkt hebbe
voordat zij werkloos werden. Ook wil het kabinet gestalte geven aanc
gelijkberechtiging van mannen en vrouwen, terwijl tevens het bestaand
systeem van verdiscontering van een werkloosheidscomponent bij
ontvangen van een wao-uitkering wordt losgelaten. Die verdisconterin
is het systeem waarbij mensen die slechts voor een deel arbeidsongi
schikt zijn en voor het overige werkloos, in het algemeen toch
volledige wao-uitkering ontvangen.
In de toekomst zullen alleen medi
sche en arbeidskundige elementen
bepalend zijn voor de mate van
arbeidsongeschiktheid. Voor de 'ou
de' gevallen komt een overgangsre
geling, waarbij personen van 50 jaar
en ouder volledig buiten de her
beoordeling blijven. In 1986 vindt
een herbeoordeling plaats van alle
'oude' gevallen tot dertig jaar.
Verder wordt voor het werkloos
heidsgedeelte van de opnieuw
beoordeelde gevallen een uitkering
gegegeven volgens de nieuwe werk
loosheidswet, maar met een dubbele
uitkeringsduur. Na een onderzoek
naar de resultaten kan vervolgens
na 1986 een herbeoordeling plaats
vinden van de 'oude' gevallen van
dertig tot 50 jaar.
Bij een medisch-arbeidskundige ar
beidsongeschiktheid wordt een uit
kering verstrekt van 70 procent van
het vroegere loon. De uitkerings
duur loopt door tot het 65e. levens
jaar en wordt dus niet in duur
beperkt en evenmin afgebouwd. Het
bestaande verschil op dit punt tus
sen arbeidsongeschikten en werklo
zen blijft bestaan.
Na de van het loon afhankelijk
uitkering volgt automatisch voo
iedereen een vervolguitkering (j
tussenfase) gedurende 1 jaar. D
uitkering bedraat dan 70 procer
van het minimumloon, eventueel to
100 procent aangevuld als er afhai
kelijke zijn. Pas daarna zal er
toetst worden.
Oudere werklozen (boven 50 ja
zullen niet in de bijstand komei
maar ontvangen een (nieuwe) Inki
mensvoorziening Oudere Werkloze
(IOW). Deze is gebaseerd op he
sociaal minimum, en er wordt
toetst of er andere inkomens zijn i
het huishouden. Maar er is
vermogenstoets: het eigen hui
hoeft niet te worden opgegeten.
De wet, waarvoor sociale partner
bovenwettelijke regelingen kunne
afspreken, zal worden uitgevoer
door de bedrijsfverenigingen. Bi
taald worden de werkloosheidsuil
keringen door het bedrijfsleve
(premies van werkgevers en werl
nemers). De Toeslagenwet word
door de overheid betaald, net als d
Inkomensvoorziening Ouder
Werklozen.
(Slot van pagina 1)
genomen heeft, het totaal van de
rijksuitgaven voor volgend jaar
vastligt. Ook als mocht blijken dat
het streven van het kabinet om het
(Slot van pagina 1)
kelijk van de duur van het dienstver
band. Voorlopig (nu er nog onvol
doende gegevens zijn) wordt alleen
rekening gehouden met de leeftijd.
Dat betekent dat tot 23 jaar de
uitkering maximaal 0,5 jaar wordt
verstrekt; van 23 tot 29 jaar geduren
de 1 jaar; van 30 tot 34 jaar 1,5 jaar;
van 35 tot 39 jaar 2 jaar; van 40 tot 44
jaar 2,5 jaar; van 45 tot 49 jaar 3 jaar;
van 50 tot 54 jaar 3,5 jaar van 55 tot
59 jaar 4 jaar en boven 60 jaar: 5 jaar.
Bij een werkloosheid door eigen
schuld blijft de uitkering beperkt tot
70 procent van het minimloon. Amb
tenaren zullen ook volgens deze
nieuwe wet verzekerd worden, zij het
dat dat pas na 1986 zal worden
ingevoerd.
Verder wordt een wachtperiode (re
ferte-eis) ingevoerd voor de toetre
ding tot de werkloosheidsverzeke
ring. Voor een kortlopende uitke
ring (half jaar) moet er minstens 26
weken gewerkt zijn. Voor een lange
re uitkering geldt bovendien een
arbeidsverleden-eis: er moet min
stens drie jaar gewerkt zijn in de
periode van vijf jaar voorafgaand
aan de werkloosheid. Perioden van
kinderverzorging tellen voor de
helft mee bij het bepalen van het
arbeidsverleden.
financieringstekort volgend jaar te
rug te brengen tot 7,5 procent nie
haalbaar is, zal er niet verder op c
uitgaven gesnoeid worden. De 30
miljoen gulden die dit jaar nog be
zuinigd wordt, is volgens Lubbei
verdeeld over een groot aantal pos
ten.
De vroege Voorjaarsnota, waaru
alles precies is uitgewerkt, zal in
loop van volgende week naar i
Tweede Kamer worden gestuurd.
Het kabinet heeft wel besloten oi
middelen te reserveren voor even
tuele nieuwe projecten volgend jaa
voor het werken met behoud vai
uitkering, de zogeheten terugploej
projecten. Er is nog geep. afgerond
beslissing genomen, aldus Lubber:
want het kabinet wil eerst de evalua
tie van de lopende projecten afwach
ten. Een deel van de middelen voo
nieuwe terugploegprojecten zulle:
gevonden worden in de flnanciê:
voor het regionaal beleid.
Het kabinet is van plan volgend jaa
iets te doen aan de uitbreiding vai
de capaciteit van het gevangeniswe
zen. De bedragen die hiervoor nodii
zijn zullen echter gevonden moete:
worden uit een interne verschuivini
van de middelen die al voor de bouv
in de meest ruime zin waren uitge
trokken.
Voorlopig heeft het kabinet gee:
plannen gemaakt om extra te bezui
nigen op de studiefinanciering end
individuele huursubsidie, twee pro
jecten die door minister Rudingi
zijn kaderbrief voor verdergaand
bezuinigen waren voorgedragen.
De uitgaven voor de individuel
huursubsidie blijken volgens Lub
bers voor volgend jaar lager uit t
vallen dan men vorig jaar no
dacht en daarom lijken extra maal
regelen niet nodig. Wel heeft ht
kabinet gesproken over maatregi
len die genomen kunnen worde
mocht blijken dat de uitgaven voo
de huursubsidie toch tegenvallen
Goede Vrijdag reikt verder dan de kerk
Goede Vrijdag hoort thuis in de rij van de
christelijke 'feest'-dagen, die met het Kerstfeest
begint en die voorlopig met Pinksteren eindigt.
Voorlopig, dat wil zeggen in afwachting van de
Parousie, de wederkomst van Christus. In de leer
van de christelijke kerk is dit als het ware het
schema (met Pasen snel volgend op Goede Vrijdag)
van en voor het geloof, het redelijk logisch te
beredeneren verloop van goddelijke bemoeienis
met mensen en wereld. Elk jaar herhaalt het zich,
elk jaar komt daarmee ook het drama van Golgotha
met zijn drie kruisen aan de orde. Een christelijke
herdenking, beter geformuleerd als een herdenking
van christenen, die aan de kruisiging van de jood
Jezus van Nazareth een zeer bijzondere betekenis
toekennen.
De vraag is gerechtvaardigd of en zo ja in hoeverre
Goede Vrijdag (met de voor christenen wezenlijke
symboliek van het kruis en de dood van 'de plaats
vervanger voor ons') nog een dwaasheid of een
ergernis vormt voor mensen die zoals dat tegen
woordig heet met het gebeuren geen enkele
affiniteit hebben. Is het geen praten in de ruimte? De
woorden dwaasheid en ergernis in relatie tot het
kruis op Golgotha zijn van de apostel Paulus. Hij is
de man geweest die in zijn loopbaan op het meest
onverwachte moment zich een breuk zag voltrekken.
Hij was begonnen de volgelingen van de gekruisigde
te vuur en te zwaard te vervolgen, hij is geëindigd
met het offer van zijn leven voor diezèlfde gekruisig
de.
In onze tijd speelt Goede Vrijdag nauwelijks meer
een rol: de stations dwaasheid en ergernis zijn
opgeheven, velen weten helemaal niet meer wat zij
zich erbij zouden moeten voorstellen. Het is goed
dat christenen zich wat dit betreft niet al teveel
illusies maken. Wél dienen zij zich af te vragen waar
de oorzaak van het ontbreken van dit voorstellings
vermogen moet worden gezocht.
Op het christelijk erf zelf wordt wel de klacht
gehoord dat Goede Vrijdag ondanks de goede
bedoelingen steeds meer ten offer is gevallen aan
de rationaliteit die geen ruimte laat voor het myste
rie, het geheimenis. Het is een denkpatroon gewor
den, waarin oorzaak en gevolg hun logische plaats
hebben en de leer tot een sluitend systeem is
geworden. De mens, zo luidt dan de redenering, heeft
zich van God verwijderd en is prooi geworden van de
zonde. De verzoening met een toornige God is slechts
mogelijk door Christus' dood aan het kruis. God
aanvaardt dit offer en de mens heeft weer toekomst.
In dit dogma zitten de belangrijkste elementen tot
het verstaan van Gods bedoelingen. Er zit vooral in
de figuur van de plaatsvervanger, de 'zondebok', op
wie zich de goddelijke toorn, aanvankelijk gericht op
de mens, in alle hevigheid concentreert en ontlaadt.
Wie zich wil verdiepen in de betekenis van Goede
Vrijdag zal niet ontkomen aan het gebruik van
enkele grote en moeilijke woorden: lijden, plaats
vervangend lijden, offer, vergelding, voorzienig
heid, verzoening, bevrijding, kwijtschelding. Op
Goede Vrijdag wordt de eeuwenoude vraag naar zin
en betekenis van kruis en lijden om ons daartoe
te beperken met grote nadruk aan de orde
gesteld. Het is een vraag die mensen in alle culturen
en tijden heeft gebiologeerd.
Wij weten dat laatste, definitieve antwoorden zijn
uitgesloten: de variaties op het thema 'schuld en
boete' kunnen ons fascineren, zij wissen de vraagte
kens niet uit. Daarbij moeten wij constateren dat
ook kerk en theologie niet verder komen dan het
gevan van aanduidingen dikwijls nog met het
risico dat die als goedkoop worden ervaren, onwezen
lijk, niet geschikt om er mee te werken.
Met deze algemene opmerkingen is de plaats van
Goede Vrijdag nog nauwelijks gemarkeerd. Is het
gebeuren op deze dag van uitsluitend binnenkerke
lijk belang of heeft Goede Vrijdag mogelijk ook een
verbinding met de buitenwereld, met wat er aan de
hand is in de staat en de maatschappij. De vraag
kan ook bij andere christelijke feestdagen worden
gesteld. Maar op Goede Vrijdag is er sprake van een
volstrekt uitzichtloze situatie: woorden kunnen
nauwelijks aangeven wat hier aan de hand is, zoals
blijkt uit de registratie van bijbelschrijvers.
Het gaat op Goede Vrijdag om een situatie van
godverlatenheid. Zij roept de vraag op of hier moet
worden gesproken van een unieke, eenmalige situa
tie dan wel van een zich in de geschiedenis steeds
herhalend gebeuren. De evangelist Marcus herinnert
in zijn boek (hoofdstuk 15 vers 33 en 34) aan de drie
uur plotseling optredende duisternis over heel Pale
stina, die wordt gevolgd door de roep van de
gekruisigde Jezus: „Mijn God, mijn God, waarom
hebt Gij mij verlaten?"
De christelijke traditie heeft dit antwoord gegeven:
hier móest Christus een lijden doorstaan dat geen
mens ooit had meegemaakt of dat een mens ooit zou
meemaken. Hier was sprake van een totale ontlading
van Gods toorn op een onschuldige, nota bene de
Zoon van die God, hier ging het om het optreden van
een straffende rechter, zonder mededogen. Een mens
hoeft dit niet mee te maken als hij het al zou
kunnen juist omdat Christus voor hem de totale
godverlatenheid heeft ondergaan.
Is met deze redenering de 'oplossing' gegeven, het
raadsel ontsluierd? Het betoog lijkt sluitend, het
verstand kan er bij, er zit troost in voor de
individuele gelovige. Ons rechtsgevoel wordt be
vredigd. God heeft onze ongerechtigheid op Chris
tus doen neerkomen, ons is gratie verleend, dank zij
de volstrekte inzet van een pleiter. Dat betekent wel
zijn (tijdelijke) ondergang, maar zó heeft dat de
goddelijke rechter gewild.
Toch bevredigt deze op zichzelf logische betoogtrant
niet helemaal. Dat begrip 'godverlatenheid' is zó
onze gedachten 'overstijgend', zó midden staande in
onze werkelijkheid, dat wij onszelf dwingen moeten
er 'meer achter te zoeken'.
Misschien dat er vooral dit jaar aanleiding toe is.
Over een maand zullen wij stilstaan bij de gruwelen
van het nazidom waaraan veertig jaar geleden een
einde kwam: Auschwitz, Bergen Belsen, de holo
caust. Wie kan daarin ook maar iets ontdekken van
Gods aanwezigheid?
Formeel-theologisch geredeneerd kan men zeggen
dat de godverlatenheid van Goede Vrijdag te maken
heeft met de relatie God - mens. Maar op die
constatering volgt wel deze vraag: wat moeten we
denken en vinden van een God die stopt bij het heil
van het individu en terugtreedt als de wereld, de
samenleving in zicht komt?
Dr Herman Wiersinga zegt in zijn boekje 'Verzoening
met het lijden?' onder andere dat Jezus in zijn
schreeuw aan het kruis tot God de klacht overneemt
van een 'rechtvaardige' tsaddiek uit Psalm 22.
De rechtvaardigen uit het Oude Testament denk
aan Job, aan Jeremia zagen op de meest kritieke
momenten in hun leven niets van de macht van God.
„Godverlatenheid", zo zegt Wiersinga, „duidt dan op
een ten hemel schreiende situatie, een situatie die
roept om Gods rechtzettend Ingrijpen. Het is een
schreeuw om de komende overname van menselijk
heid en vrede. Niet Gód is feitelijk afwezig, maar alle
heerlijkheid en glans die bij Hem behoren. Daar
klinkt de klacht omhoog. Drie uur zonsverduistering
tekent de beklemming van deze gekruisigde. De
drie-urige duisternis zal willen zeggen dat noch voor
Jezus noch voor God de Vader de situatie om aan te
zien of om te dragen is. Het verhaal zelf geeft geen
'antwoord', of het moest zijn in een vólgend verhaal
van opwekking en overwinning".
Dit alles betekent niet dat de troost 'opdat wij
nooit door God worden verlaten' zou worden
wegenomen. „Als God-zelf in de gekruisigde Jezus
mee-lijdt wil dat zeggen dat Hij in geen enkele
situatie van godverlatenheid afwezig is, maar er
méér bij betrokken en méér mee begaan is dan we
ooit zouden denken".
Hiermee zou het betoog als afgesloten kunnen
worden beschouwd. Maar er ontbreekt dan wel een
belangrijk aspect aan. Feit is namelijk dat mensen
zelf vaak situaties van godverlatenheid scheppen
en veroorzaken voor andere mensen. Als in zulke
situaties God niet totaal afwezig is gebeurt dat
ondanks de veroorzakers ervan.
Goede Vrijdag heeft in dit opzicht een boodschap
aan mensen gezagdragers, autoriteiten en 'gewo
ne' mensen die eraan meewerken, althans niet
verhinderen, dat anderen worden geknecht en ge
kneveld, zodat zij terecht komen in situaties van
godverlatenheid. Zo'n situatie kan ook ontstaan als
onder welk voorwendsel ook tegen nucleaire
wapens geen dam wordt opgeworpen. Daarom reiken
zin en betekenis van Goede Vrijdag heel wat verder
dan de relatie tussen de individuele gelovige en God.
J. J. Tevel
V