RICHTLIJN VAN EG nieuwe behandelt man en vrouw gelijk Nieuwe uitkering wordt afgestemd op arbeidsverleden Kabinet bezuinigt volgend jaar ruim een miljard gulden PZC/opinie en achtergrond Nu de Eerste Kamer ook met de wetsvoorstellen heeft ingestemd, zijn sinds maandag, 1 april, de nieuwe aow-regels van kracht. Mannen en vrouwen worden in de Algemene Ouderdomswet voortaan gelijk behandeld. De uit dit voorstel voortvloeiende voordelen krijgen terugwerkende kracht tot 1 januari 1985. De regering voldoet daarmee aan de derde EG-richtlijn, die voorschrijft dat op het terrein van de sociale zekerheid geen onderscheid meer mag worden gemaakt tussen mannen en vrouwen. Het ministerie van sociale zaken heeft de nieuwe regels nog eens op een rijtje gezet. Voorbeeld WW, WWV en bijstand in één uitkering Geen rol meer Kruis en lijden stemmen uit de kerken Individu - wereld Boodschap VRIJDAG 5 APRIL 1985 (Door Jan Harsen Voor de ongehuwde bejaarden vindt er in de nieuwe opzet van de aow geen wijziging plaats. Ongehuwde mannen en vrouwen werden in deze wet al gelijk behandeld. Zij ontvangen bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd een ongehuwdenpensioen, dat ook in de nieuwe situatie 70 procent van het netto-minimumloon bedraagt. Ook voor gehuwde bejaarden die een onge huwdenpensioen ontvangen, omdat zij pas na hun 65e jaar in het huwelijk zijn getreden, treedt geen wijziging op. In de gewijzigde aow krijgt iedere gehuwde pensioengerechtigde op de eigen 65-jarige leeftijd een zelfstandig recht op een pensioen, dat is vastge steld op 50 procent van het netto minimumloon. (Dat komt overeen met de helft van de gehuwden-aow zoals die tot dusver gold.) Indien die gehuwde pensioengerechtigde een jongere huwelijkspartner heeft, be staat bovendien recht op een toeslag, •die maximaal gelijk is aan dat basis pensioen. De hoogte van deze toeslag is in principe afhankelijk van het inkomen van die jongere huwelijks- partner. Onder inkomen wordt ver staan inkomen uit of in verband met - arbeid in het bedrijfs- en beroepsle ven. Deze inkomensafhankelijkheid zal pas vanaf 1 april 1988 gaan gelden. Tot die tijd wordt de volledige toeslag uitbetaald. Het basispensioen en de maximale toeslag zijn tezamen gelijk aan het gehuwdenpensioen-oude stijl. De toeslag vervalt zodra de jongere partner de 65-jarige leeftijd bereikt en 1 zelf aanspraak op een basispensioen kan maken. De basispensioenen van de gehuwde man en gehuwde vrouw .zijn tezamen weer gelijk aan het ge huwdenpensioen-oude stijl. Zowel het ouderdomspensioen als de toeslag kunnen in het buitenland wor den uitbetaald. Nnieuwe aow-bedragen per 1 apri!1985 Door de systeem wijziging zien de uit keringsbedragen er met ingang van 1 april 1985 als volgt uit: rriu Bruto per maand Bruto vakantie uitkering per maand Ongehuwden f 1.096,17 f 65,30 (beide .ongewijzigd) Gehuwden met een volledige toeslag f 1.564,16 f 93,29 Gehuwden zonder toeslag x) f 782,08 f 46,65 f~?c) In dit geval ontvangt de huwelijks partner eenzelfde pehsioen en vakan tie-uitkering. Het nieuwe systeem zal niet op alle onderdelen direct in werking treden; ook niet alle bestaande en toekomsti ge bejaarden zullen met dit systeem woren geconfronteerd. Daartoe zijn enige overgangsmaatregelen getrof fen. Gehuwden, die al voor 1 april 1985 aow ontvangen Voor de huidige groep van personen, die een gehuwdenpensioen ontvan gen, dat wil zeggen degenen, die vóór 1 april 1985 de 65-jarige leeftijd heb ben bereikt of bereiken, treedt als gevolg van de wijzigingen in het alge meen geen verandering op in hun financiële situatie. Daartoe is een spe ciale overgangsmaatregel getroffen. Deze groep bestaat uit twee catego rieën: 1) Echtparen, van wie beide echtgeno ten ouder zijn dan 65 jaar. Voor hen wordt het gehuwdenpensioen-oude stijl gesplitst in twee afzonderlijke basispensioenen. Zij kunnen de Socia le Verzekeringsbank verzoeken dat zij ieder hun eigen pensioen afzonderlijk krijgen uitbetaald. 2) Een gehuwde pensioengerechtigde man met een echtgenote die nog geen 65 jaar is. Zijn gehuwdenpensioen- oude stijl wordt omgezet in een basis pensioen en een volledige toeslag. In beide hiervoor genoemde gevallen zal het totaal te ontvangen bedrag gelijk zijn aan het in de oude situatie toegekende ouderdomspensioen. Gehuwden, van wie de oudste echtge noot tussen 1 april 1985 en 1 april 1988 65 jaar wordt Voor de gehuwden, van wie de oudste echtgenoot in de periode tussen 1 april 1985 en 1 april 1988 de pensioen gerechtigde leeftijd zal bereiken, is bepaald, dat aan die oudste echtge noot - zolang de jongere echtgenoot niet zelf de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt - naast een pensioen een toeslag zal worden toegekend. Deze toeslag is niet afhankelijk van even tuele inkomsten. Zodra de jongere echtgenoot zelf de 65-jarige leeftijd bereikt, vervalt de toeslag en komt er een eigen recht op ouderdomspen sioen voor in de plaats. Gehuwden, van wie de oudste echtge noot na 1 april 1988 65 jaar wordt Gehuwden, van wie de oudste echtge noot op of na 1 april 1988 de pensioen gerechtigde leeftijd bereikt, ontvan gen - zolang de jongere echtgenoot niet zelf de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt - een basispensioen en een toeslag, die afhankelijk is van het inkomen van die jongere echtgenoot. Als echter de jongere echtgenoot op 1 april 1988 inmiddels 60 jaar of ouder is, wordt de toeslag onafhankelijk van eventuele inkomsten toegekend. Niet het gehele inkomen van de jonge re huwelijkspartner beinvloedt de hoogte van de toeslag. Vrijgesteld is een bedrag ter grootte van 15 procent van het bruto minimumloon, dat is - uitgaande van het huidige minimum loon - f 320,- per maand. Indien de jongere echtgenoot niet meer dan dit bedrag per maand verdient, ontvangt de aow-gerechtigde nog de volledige toeslag. Als de jongere echtgenoot meer inkomen ontvangt, wordt van dat meerdere nog eens éénderde vrij gesteld. Stel de jongere echtgenoot verdient f 1.220,- bruto per maand. Hiervan is vrijgesteld f 320,-. Van het meerdere (f 1.220,- - f 320,- is: f 900,-) is éénderde vrijgesteld: f900,-3 is: f300,-. Totaal is dus vrijgesteld f 320,- plus f 300,- is: f 620,-. Het overige inkomen (f 1.220,- - f 620,- is: f 600,-) wordt op de toeslag in mindering gebracht. Dit voorbeeld is gebaseerd op de situatie per 1 januari 1985. Als de inkomenstoets over drie jaar in werking treedt, gelden uiteraard andere bedragen. Onderstaand is de geleidelijke invoe ring van de inkomenstoets schema tisch weergegeven. Gehuwde vrouwen die nu al 65 jaar of ouder zijn, met een jongere echtge noot Gehuwde vrouwen, die vóór 1 april 1985 reeds 65 jaar zijn geworden en van wie de man dit nog niet is, hebben met terugwerkende kracht tot uiter lijk 1 januari 1985 recht op een eigen basispensioen en een volledige toe slag. Zij moeten het pensioen en de toeslag zelf aanvragen. Aanvraagfor mulieren zijn verkrijgbaar op de post kantoren of bij één van de Raden van Arbeid. De regering streeft ernaar om met ingang van 1 januari 1986 gehuwde en ongehuwd samenwonenden gelijk te Man en vrouw krijgen in de nieuwe aow-regels een gelijke behandeling. Gehuwden, van wie de oudste partner voor 1 april 1985 al 65 jaar is ('oude' gevallen) 2 x gehuwden pensioen nieuwe stijl 1/2 gehuwden pensioen oude stijl) wanneer beide partners al 65 jaar zijn 1 x gehuwden pensioen nieuwe stijl 1 x volle toeslag gehuwdenpensioen nieuwe stijl) als de jongste partner jonger is dan 65 jaar. In die gevallen nimmer een toets Gehuwden, van wie de oudste partner in de periode 1-4-1985/1-4-1988 65 jaar wordt 1 x gehuwdenpensioen nieuwe stijl 1 x volle toeslag In die gevallen nimmer een toets Gehuwden van wie de oud ste partner op of na 1 april 1988 65 jaar wordt 1 x gehuwdenpensioen nieu we stijl jongste partner op 1-4-1988 nog geen 65 jaar partner jonger dan 60 jaar wel toets partner tussen 60-65 jaar geen toets behandelen. Die gelijke behandeling zal dan wel moeten gelden voor het gehele terrein van de sociale zeker heid. Een studie hierover vindt op dit moment plaats. Bij die studie zal eveneens de positie betrokken wor den van gehuwde bejaarden, die na hun 65e jaar met elkaar in het huwe lijk zijn getreden en ieder hun onge huwdenpensioen hebben behouden. Overlijdensuitkering De wet bevat voorts een wijziging van de regeling van de overlijdensuitke ring in de aow, zodat deze gelijk wordt aan die in de overige sociale-verzeke- ringswetten. De overlijdensuitkering, die bestaat uit het basispensioen van de overledene over twee maanden, wordt voortaan zoveel mogelijk uitbe taald in een bedrag ineens en wordt daardoor belastingvrij. Bovendien is de kring van rechtheb benden uitgebreid. Indien de overle den bejaarde geen echtgenoot achter laat, kunnen zijn minderjarige kinde ren aanspraak maken op de overlij densuitkering. Als die ontbreken, kan de overlijdensuitkering gaan naar personen, die door de overledene gro tendeels werden onderhouden en waarmee in gezinsverband werd ge leefd. In de algemene weduwen- en wezen wet (aww) is nu een soortgelijke rege ling opgenomen. Overgangsmaatregel op belastingge-_ bied Voor de situatie waarin van een ge huwde pensioengerechtigde in het eerste kwartaal van 1985 over het gehuwdenpensioen-oude stijl loonbe lasting is ingehouden naar tariefgroep III (allenverdiener-toeslag) zal, indien zijn echtgenote 65 jaar of ouder is, een overgangsmaatregel gelden. Op grond van die maatregel zal over de maanden april tot en met december 1985 extra loonbelasting worden inge houden op zijn gehuwdenpensioen- nieuwe stijl. Op het gehuwdenpensioen-nieuwe stijl van de echtgenote wordt over diezelfde maanden een overeenkom stig bedrag aan loonbelasting minder ingehouden. Het gezamenlijk netto resultaat van de aow-uitkering zal door deze overgangsmaatregel der halve niet wijzigen. Met deze maatre gel wordt zo veel mogelijk voorkomen dat door de ingangsdatum 1 april 1985 van de verzelfstandiging van de aow- uitkeringsrechten aan de echtgenoten aanslagen inkomstenbelasting moe ten worden opgelegd. Over de gelijke behandeling van mannen en vrouwen in de aow en de daaruit voortvloeiende consequen ties voor de uitkeringen is een uit voerige voorlichtingsbrochure ver schenen, die binnenkort verkrijgbaar zal zijn bij alle postkantoren en Ra den van Arbeid. Tevens zal hieraan in een televisie-spot van Postbus 51 bekendheid worden gegeven. (Van onze Haagse redactie) De gisteren door de ministerraad voorgestelde wijzigingen van he stelsel sociale zekerheid hebben tot doel om de rechten op ee uitkering te verbeteren voor diegenen, die geruime tijd gewerkt hebbe voordat zij werkloos werden. Ook wil het kabinet gestalte geven aanc gelijkberechtiging van mannen en vrouwen, terwijl tevens het bestaand systeem van verdiscontering van een werkloosheidscomponent bij ontvangen van een wao-uitkering wordt losgelaten. Die verdisconterin is het systeem waarbij mensen die slechts voor een deel arbeidsongi schikt zijn en voor het overige werkloos, in het algemeen toch volledige wao-uitkering ontvangen. In de toekomst zullen alleen medi sche en arbeidskundige elementen bepalend zijn voor de mate van arbeidsongeschiktheid. Voor de 'ou de' gevallen komt een overgangsre geling, waarbij personen van 50 jaar en ouder volledig buiten de her beoordeling blijven. In 1986 vindt een herbeoordeling plaats van alle 'oude' gevallen tot dertig jaar. Verder wordt voor het werkloos heidsgedeelte van de opnieuw beoordeelde gevallen een uitkering gegegeven volgens de nieuwe werk loosheidswet, maar met een dubbele uitkeringsduur. Na een onderzoek naar de resultaten kan vervolgens na 1986 een herbeoordeling plaats vinden van de 'oude' gevallen van dertig tot 50 jaar. Bij een medisch-arbeidskundige ar beidsongeschiktheid wordt een uit kering verstrekt van 70 procent van het vroegere loon. De uitkerings duur loopt door tot het 65e. levens jaar en wordt dus niet in duur beperkt en evenmin afgebouwd. Het bestaande verschil op dit punt tus sen arbeidsongeschikten en werklo zen blijft bestaan. Na de van het loon afhankelijk uitkering volgt automatisch voo iedereen een vervolguitkering (j tussenfase) gedurende 1 jaar. D uitkering bedraat dan 70 procer van het minimumloon, eventueel to 100 procent aangevuld als er afhai kelijke zijn. Pas daarna zal er toetst worden. Oudere werklozen (boven 50 ja zullen niet in de bijstand komei maar ontvangen een (nieuwe) Inki mensvoorziening Oudere Werkloze (IOW). Deze is gebaseerd op he sociaal minimum, en er wordt toetst of er andere inkomens zijn i het huishouden. Maar er is vermogenstoets: het eigen hui hoeft niet te worden opgegeten. De wet, waarvoor sociale partner bovenwettelijke regelingen kunne afspreken, zal worden uitgevoer door de bedrijsfverenigingen. Bi taald worden de werkloosheidsuil keringen door het bedrijfsleve (premies van werkgevers en werl nemers). De Toeslagenwet word door de overheid betaald, net als d Inkomensvoorziening Ouder Werklozen. (Slot van pagina 1) genomen heeft, het totaal van de rijksuitgaven voor volgend jaar vastligt. Ook als mocht blijken dat het streven van het kabinet om het (Slot van pagina 1) kelijk van de duur van het dienstver band. Voorlopig (nu er nog onvol doende gegevens zijn) wordt alleen rekening gehouden met de leeftijd. Dat betekent dat tot 23 jaar de uitkering maximaal 0,5 jaar wordt verstrekt; van 23 tot 29 jaar geduren de 1 jaar; van 30 tot 34 jaar 1,5 jaar; van 35 tot 39 jaar 2 jaar; van 40 tot 44 jaar 2,5 jaar; van 45 tot 49 jaar 3 jaar; van 50 tot 54 jaar 3,5 jaar van 55 tot 59 jaar 4 jaar en boven 60 jaar: 5 jaar. Bij een werkloosheid door eigen schuld blijft de uitkering beperkt tot 70 procent van het minimloon. Amb tenaren zullen ook volgens deze nieuwe wet verzekerd worden, zij het dat dat pas na 1986 zal worden ingevoerd. Verder wordt een wachtperiode (re ferte-eis) ingevoerd voor de toetre ding tot de werkloosheidsverzeke ring. Voor een kortlopende uitke ring (half jaar) moet er minstens 26 weken gewerkt zijn. Voor een lange re uitkering geldt bovendien een arbeidsverleden-eis: er moet min stens drie jaar gewerkt zijn in de periode van vijf jaar voorafgaand aan de werkloosheid. Perioden van kinderverzorging tellen voor de helft mee bij het bepalen van het arbeidsverleden. financieringstekort volgend jaar te rug te brengen tot 7,5 procent nie haalbaar is, zal er niet verder op c uitgaven gesnoeid worden. De 30 miljoen gulden die dit jaar nog be zuinigd wordt, is volgens Lubbei verdeeld over een groot aantal pos ten. De vroege Voorjaarsnota, waaru alles precies is uitgewerkt, zal in loop van volgende week naar i Tweede Kamer worden gestuurd. Het kabinet heeft wel besloten oi middelen te reserveren voor even tuele nieuwe projecten volgend jaa voor het werken met behoud vai uitkering, de zogeheten terugploej projecten. Er is nog geep. afgerond beslissing genomen, aldus Lubber: want het kabinet wil eerst de evalua tie van de lopende projecten afwach ten. Een deel van de middelen voo nieuwe terugploegprojecten zulle: gevonden worden in de flnanciê: voor het regionaal beleid. Het kabinet is van plan volgend jaa iets te doen aan de uitbreiding vai de capaciteit van het gevangeniswe zen. De bedragen die hiervoor nodii zijn zullen echter gevonden moete: worden uit een interne verschuivini van de middelen die al voor de bouv in de meest ruime zin waren uitge trokken. Voorlopig heeft het kabinet gee: plannen gemaakt om extra te bezui nigen op de studiefinanciering end individuele huursubsidie, twee pro jecten die door minister Rudingi zijn kaderbrief voor verdergaand bezuinigen waren voorgedragen. De uitgaven voor de individuel huursubsidie blijken volgens Lub bers voor volgend jaar lager uit t vallen dan men vorig jaar no dacht en daarom lijken extra maal regelen niet nodig. Wel heeft ht kabinet gesproken over maatregi len die genomen kunnen worde mocht blijken dat de uitgaven voo de huursubsidie toch tegenvallen Goede Vrijdag reikt verder dan de kerk Goede Vrijdag hoort thuis in de rij van de christelijke 'feest'-dagen, die met het Kerstfeest begint en die voorlopig met Pinksteren eindigt. Voorlopig, dat wil zeggen in afwachting van de Parousie, de wederkomst van Christus. In de leer van de christelijke kerk is dit als het ware het schema (met Pasen snel volgend op Goede Vrijdag) van en voor het geloof, het redelijk logisch te beredeneren verloop van goddelijke bemoeienis met mensen en wereld. Elk jaar herhaalt het zich, elk jaar komt daarmee ook het drama van Golgotha met zijn drie kruisen aan de orde. Een christelijke herdenking, beter geformuleerd als een herdenking van christenen, die aan de kruisiging van de jood Jezus van Nazareth een zeer bijzondere betekenis toekennen. De vraag is gerechtvaardigd of en zo ja in hoeverre Goede Vrijdag (met de voor christenen wezenlijke symboliek van het kruis en de dood van 'de plaats vervanger voor ons') nog een dwaasheid of een ergernis vormt voor mensen die zoals dat tegen woordig heet met het gebeuren geen enkele affiniteit hebben. Is het geen praten in de ruimte? De woorden dwaasheid en ergernis in relatie tot het kruis op Golgotha zijn van de apostel Paulus. Hij is de man geweest die in zijn loopbaan op het meest onverwachte moment zich een breuk zag voltrekken. Hij was begonnen de volgelingen van de gekruisigde te vuur en te zwaard te vervolgen, hij is geëindigd met het offer van zijn leven voor diezèlfde gekruisig de. In onze tijd speelt Goede Vrijdag nauwelijks meer een rol: de stations dwaasheid en ergernis zijn opgeheven, velen weten helemaal niet meer wat zij zich erbij zouden moeten voorstellen. Het is goed dat christenen zich wat dit betreft niet al teveel illusies maken. Wél dienen zij zich af te vragen waar de oorzaak van het ontbreken van dit voorstellings vermogen moet worden gezocht. Op het christelijk erf zelf wordt wel de klacht gehoord dat Goede Vrijdag ondanks de goede bedoelingen steeds meer ten offer is gevallen aan de rationaliteit die geen ruimte laat voor het myste rie, het geheimenis. Het is een denkpatroon gewor den, waarin oorzaak en gevolg hun logische plaats hebben en de leer tot een sluitend systeem is geworden. De mens, zo luidt dan de redenering, heeft zich van God verwijderd en is prooi geworden van de zonde. De verzoening met een toornige God is slechts mogelijk door Christus' dood aan het kruis. God aanvaardt dit offer en de mens heeft weer toekomst. In dit dogma zitten de belangrijkste elementen tot het verstaan van Gods bedoelingen. Er zit vooral in de figuur van de plaatsvervanger, de 'zondebok', op wie zich de goddelijke toorn, aanvankelijk gericht op de mens, in alle hevigheid concentreert en ontlaadt. Wie zich wil verdiepen in de betekenis van Goede Vrijdag zal niet ontkomen aan het gebruik van enkele grote en moeilijke woorden: lijden, plaats vervangend lijden, offer, vergelding, voorzienig heid, verzoening, bevrijding, kwijtschelding. Op Goede Vrijdag wordt de eeuwenoude vraag naar zin en betekenis van kruis en lijden om ons daartoe te beperken met grote nadruk aan de orde gesteld. Het is een vraag die mensen in alle culturen en tijden heeft gebiologeerd. Wij weten dat laatste, definitieve antwoorden zijn uitgesloten: de variaties op het thema 'schuld en boete' kunnen ons fascineren, zij wissen de vraagte kens niet uit. Daarbij moeten wij constateren dat ook kerk en theologie niet verder komen dan het gevan van aanduidingen dikwijls nog met het risico dat die als goedkoop worden ervaren, onwezen lijk, niet geschikt om er mee te werken. Met deze algemene opmerkingen is de plaats van Goede Vrijdag nog nauwelijks gemarkeerd. Is het gebeuren op deze dag van uitsluitend binnenkerke lijk belang of heeft Goede Vrijdag mogelijk ook een verbinding met de buitenwereld, met wat er aan de hand is in de staat en de maatschappij. De vraag kan ook bij andere christelijke feestdagen worden gesteld. Maar op Goede Vrijdag is er sprake van een volstrekt uitzichtloze situatie: woorden kunnen nauwelijks aangeven wat hier aan de hand is, zoals blijkt uit de registratie van bijbelschrijvers. Het gaat op Goede Vrijdag om een situatie van godverlatenheid. Zij roept de vraag op of hier moet worden gesproken van een unieke, eenmalige situa tie dan wel van een zich in de geschiedenis steeds herhalend gebeuren. De evangelist Marcus herinnert in zijn boek (hoofdstuk 15 vers 33 en 34) aan de drie uur plotseling optredende duisternis over heel Pale stina, die wordt gevolgd door de roep van de gekruisigde Jezus: „Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?" De christelijke traditie heeft dit antwoord gegeven: hier móest Christus een lijden doorstaan dat geen mens ooit had meegemaakt of dat een mens ooit zou meemaken. Hier was sprake van een totale ontlading van Gods toorn op een onschuldige, nota bene de Zoon van die God, hier ging het om het optreden van een straffende rechter, zonder mededogen. Een mens hoeft dit niet mee te maken als hij het al zou kunnen juist omdat Christus voor hem de totale godverlatenheid heeft ondergaan. Is met deze redenering de 'oplossing' gegeven, het raadsel ontsluierd? Het betoog lijkt sluitend, het verstand kan er bij, er zit troost in voor de individuele gelovige. Ons rechtsgevoel wordt be vredigd. God heeft onze ongerechtigheid op Chris tus doen neerkomen, ons is gratie verleend, dank zij de volstrekte inzet van een pleiter. Dat betekent wel zijn (tijdelijke) ondergang, maar zó heeft dat de goddelijke rechter gewild. Toch bevredigt deze op zichzelf logische betoogtrant niet helemaal. Dat begrip 'godverlatenheid' is zó onze gedachten 'overstijgend', zó midden staande in onze werkelijkheid, dat wij onszelf dwingen moeten er 'meer achter te zoeken'. Misschien dat er vooral dit jaar aanleiding toe is. Over een maand zullen wij stilstaan bij de gruwelen van het nazidom waaraan veertig jaar geleden een einde kwam: Auschwitz, Bergen Belsen, de holo caust. Wie kan daarin ook maar iets ontdekken van Gods aanwezigheid? Formeel-theologisch geredeneerd kan men zeggen dat de godverlatenheid van Goede Vrijdag te maken heeft met de relatie God - mens. Maar op die constatering volgt wel deze vraag: wat moeten we denken en vinden van een God die stopt bij het heil van het individu en terugtreedt als de wereld, de samenleving in zicht komt? Dr Herman Wiersinga zegt in zijn boekje 'Verzoening met het lijden?' onder andere dat Jezus in zijn schreeuw aan het kruis tot God de klacht overneemt van een 'rechtvaardige' tsaddiek uit Psalm 22. De rechtvaardigen uit het Oude Testament denk aan Job, aan Jeremia zagen op de meest kritieke momenten in hun leven niets van de macht van God. „Godverlatenheid", zo zegt Wiersinga, „duidt dan op een ten hemel schreiende situatie, een situatie die roept om Gods rechtzettend Ingrijpen. Het is een schreeuw om de komende overname van menselijk heid en vrede. Niet Gód is feitelijk afwezig, maar alle heerlijkheid en glans die bij Hem behoren. Daar klinkt de klacht omhoog. Drie uur zonsverduistering tekent de beklemming van deze gekruisigde. De drie-urige duisternis zal willen zeggen dat noch voor Jezus noch voor God de Vader de situatie om aan te zien of om te dragen is. Het verhaal zelf geeft geen 'antwoord', of het moest zijn in een vólgend verhaal van opwekking en overwinning". Dit alles betekent niet dat de troost 'opdat wij nooit door God worden verlaten' zou worden wegenomen. „Als God-zelf in de gekruisigde Jezus mee-lijdt wil dat zeggen dat Hij in geen enkele situatie van godverlatenheid afwezig is, maar er méér bij betrokken en méér mee begaan is dan we ooit zouden denken". Hiermee zou het betoog als afgesloten kunnen worden beschouwd. Maar er ontbreekt dan wel een belangrijk aspect aan. Feit is namelijk dat mensen zelf vaak situaties van godverlatenheid scheppen en veroorzaken voor andere mensen. Als in zulke situaties God niet totaal afwezig is gebeurt dat ondanks de veroorzakers ervan. Goede Vrijdag heeft in dit opzicht een boodschap aan mensen gezagdragers, autoriteiten en 'gewo ne' mensen die eraan meewerken, althans niet verhinderen, dat anderen worden geknecht en ge kneveld, zodat zij terecht komen in situaties van godverlatenheid. Zo'n situatie kan ook ontstaan als onder welk voorwendsel ook tegen nucleaire wapens geen dam wordt opgeworpen. Daarom reiken zin en betekenis van Goede Vrijdag heel wat verder dan de relatie tussen de individuele gelovige en God. J. J. Tevel V

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1985 | | pagina 4