Wie wil de
eilanden
onafhankelijk?
Hoe Nederlands zijn
de Antillen (5, slot)
Rabobank Q
PZC/opinie en achtergrond 4
Nederland kan hoog of laag springen - volledige onafhankelijkheid van alle zes eilanden
van de Nederlandse Antillen is en blijft een kwestie van heel lange adem. De naderende
'status aparte' voor het eiland Aruba verandert daar weinig of niets aan.
Geen haast
Laatste fase
Bank
Landbouw
terzake
Te mak
Nationalisme
Ons vernieuwde
bankgebouw aan de
Spuistraat is gisteren
heropend, En hoe!
Dankzij de komst van velen werd ons
open-huis meer dan een daverend
succes, waar wij met plezier op zullen
blijven terugkijken.
Op deze wijze willen wij u bedanken voor uw
komst, uw belangstelling, uw goede wensen en
uw geschenken.
Vlissingen bedankt!
Bestuur, Raad van Toezicht
Direktie, medewerkers en medewerksters
Rabobank Vlissingen.
DINSDAG 2 APRIL 1985
iDoor Kees van der Maas)
Zeker, op de jongste Ronde Tafel
Conferentie (RTC) is afgesproken dat
Aruba na een overbruggingsperiode
van tien jaar in 1996 helemaal los van
Nederland zijn eigen weg zal gaan.
Maar MEP-leider Betico Croes pro
beert daar nu al weer onderuit te
komen. Curaqao op zijn beurt wil
rustig de tijd om na te denken over de
vraag of en wanneer de Antillen op
eigen benen willen staan. En voor de
overige eilanden is een positie zonder
band met Nederland gewoonweg iets
ondenkbaars. Het laatste restje de
kolonisatiepolitiek zal daarom van
Den Haag nog veel stuurmanskunst
en geduld vragen.
„Het is koloniaal van Nederland om
ons voor het blok te zetten", nijdast
mr. Gualberto T. Hernandez, gevol
machtigd minister van de Nederland
se Antillen in Den Haag, als hij even
terugdenkt aan de sfeer waarin Neder
land over de gevolgen van de komen
de uittreding van Aruba uit het
staatsverband van de Antillen de
laatste tijd met de eilanden tot zaken
probeert te komen.
„We hebben er eigenlijk nooit zo bij
stilgestaan dat Nederland de status
aparte voor Aruba zou kunnen gebrui
ken als een handvat om ons onafhan
kelijkheid op te dringen. Nu begint,
daarvan langzamerhand iets zicht
baar te worden. Maar dat is pressie.
En daar passen we voor. Nederland is
bezig een grote fout te maken. Onaf
hankelijkheid is niet zomaar een zaak
die met centen valt te regelen: het is
een groeiproces waarin je het gevoel
moet krijgen dat je het zelfstandig,
echt helemaal aan kunt. Economische
problemen spelen daarbij een hoofd
rol. De moeilijkheden met de raffina
derijen van Lago op Aruba en Shell op
Curasao tonen dat weer eens aan. Als
zich morgen op de Antillen tien grote
bedrijven vestigen uit de Verenigde
Staten, uit Nederland of uit Venezuela
krijgen we economisch de stoot, nodig
om ons over het dode punt op de weg
naar de onafhankelijkheid heen te
helpen. Nu zitten we in de positie dat
investeerders bedenkelijk kijken naar
zulke kleine eilanden die op het punt
staan zelfstandig te worden".
De Nederlandse Antillen hebben, ook
anno 1985, geen haast om het hele
maal op eigen houtje te gaan klaren
daar in het roerige Caraibische ge
bied. En ze laten zich niet opjagen
ook. Sinds de ondertekening van het
Statuut voor het Koninkrijk der Ne
derlanden in 1954 regelen de Neder
landse Antillen - met uitzondering
van defensie en buitenlandse betrek
kingen - autonoom hun eigen zaken.
Tot Suriname in 1975 voor staatkun
dige onafhankelijkheid koos, bestond
het koninkrijk uit drie landen. Nadien
uit twee: Nederland en de Nederland
se Antillen. Daarin komt verandering
wanneer het eiland Aruba per 1 janua
ri 1986 zijn 'status aparte' verkrijgt en
dus de positie van afzonderlijk land.
Het koninkrijk zal dan opnieuw drie
partners hebben.
Sinds de uittreding van Suriname
met een gouden handdruk van onge
veer 3 miljard gulden is de vraag
actueel wanneer de Nederlandse An
tillen het koninkrijk zouden willen
verlaten. Daar is veel over gespecu
leerd en van Nederlandse kant bij
herhaling zachte drang op uitgeoe
fend. Maar eigenlijk steeds zonder
enige aanwijzing met houvast vanuit
de Antillen zelf. Geen enkel kabinet in
Willemstad heeft wat dat betreft een
jaartal willen noemen. De Nederland
se paraplu biedt internationaal nog
zoveel bescherming, waarborg en res
pect, dat ze voor de Antillen voorlopig
nog maar beter even opgestoken kan
blijven.
Het voorbeeld van Suriname heeft de
afgelopen tien jaar bepaald niet be
moedigend gewerkt. Bovendien zijn
er sinds 1954 op de Antillen meer
problemen geweest tussen Curasao
en Aruba onderling dan rechtstreeks
met Nederland. Nee, er is geen diep
gaand wetenschappelijk onderzoek
voor nodig om op de eilanden ginds te
kunnen ontdekken dat de Nederland
se Antillen alleen maar goed voorbe
reid, veilig, economisch gezond en
met betrouwbare vooruitzichten vol
ledig onafhankelijk willen worden.
Intussen is de onderlinge verstand
houding tussen Den Haag en Willem
stad zakelijker, harder geworden.
„Het is jarenlang allemaal veel te
gemakkelijk gegaan", legt het CDA-
kamerlid dr. W. de Kwaadsteniet uit.
„De Antillen hebben in een schijnwer
kelijkheid van welvaart geleefd. We
hebben daar vaak voor gewaar
schuwd. Dan werden we aangehoord,
ook wel begrepen, maar men ging
flierefluitend verder met boven zijn
stand te leven. Van Nederlandse kant
is - vooral financieel - te veel toegege
ven. Dat schept voor de Antillen een
enorm brok afhankelijkheid. En hoe
meer Nederland doet, hoe groter die
afhankelijkheid wordt. Nu, met de
problemen van Lago en Shell is er dat
terug naar de realiteit. En zo'n proces
blijkt niet eenvoudig te zijn".
Minister De Koning (Antilliaanse za
ken) bedrijft in de laatste fase van
het Nederlandse dekolonisatieproces
tegenover Willemstad een politiek
van 'volwassen relaties'. En hij heeft
beloopt over 1985 een bedrag van 260
miljoen dollar. „Duizend gulden per
hoofd van de bevolking", rekent dr. L.
de Jong. vertegenwoordiger van Ne
derland voor ontwikkelingssamen
werking, me snel even voor. „Met
uitzondering van de Falkland-eilan-
den het hoogste bedrag dat enig land
ontvangt. Wat daarmee wordt ge
daan? De hulpgelden gaan van scho
lenbouw op de Bovenwindse eilanden
tot restauraties en renovaties op Cu
rasao, van bejaardenzorg en gezond
heidszorg tot medewerking aan de
bouw van een wereldhandelscentrum,
van bibliotheekwerk tot ontwikkeling
van de land- en tuinbouw op Aruba".
Volgens De Jong zit Nederland via het
Statuut voor het Koninkrijk op de
Antillen voortdurend in een delicate
positie. Aan de ene kant een zeer
daarbij de steun van een royale meer
derheid in de Tweede Kamer. In het
verleden is te veel toegegeven. Goed
dekoloniseren betekent goed zelf
standig helpen maken. In allerlei
nieuwe ontwikkelingen, zoals nu bij
de door Aruba zelf verkozen status
aparte, is er begrip voor de moeilijke
financiële situaties. Maar Nederland
wil zich niet blijvend binden aan de
toekomst van de Antillen. Want dan
blijft er die noodzaak om steeds maar
weer mee te beslissen over wat ginds
gebeurt. En daar wil politiek Den
Haag nu juist van los.
De begroting van De Konings depar-
tementje voor dit doel, het kabinet
voor Nederlands Antilliaanse zaken,
belangrijke donor met beduidende
invloed; daartegenover de uitgespro
ken wil om je niet te bemoeien met
zaken waarover de Antillen zelf beho
ren te beslissen. 'Wie betaalt, bepaalt',
is de simpele leidraad van de Neder
landse bewindsman voor Antilliaanse
aangelegenheden. En als dan de poli
tiek erop is gericht van Nederland uit
op de Antillen zo weinig mogelijk mee
te bepalen, dan is de rest duidelijk.
Voor de Nederlandse Antillen is deze
nieuwe stijl van overleg met Den
Haag in ieder geval onwennig. Niet
meer schipperen met toch weer wat
extra steun, maar keuzes maken op
grond van wat beschikbaar is. Bij de
moeilijkheden over de financiële voe-
De zetel van de huidige eilandsraad op Aruba.
De scheepjesbrug in Willemstad.
ding van het 'Solidariteitsfonds' voor
begrotingshulp aan de kleine eilan
den is de koele Nederlandse houding
(„we zijn er niet om doorlopend begro
tingsgaten te stoppen") nogal hard
aangekomen. Een oplossing die vroe
ger toch altijd wel weer afkwam, blijft
nu uit. Een voorproefje van wat er bij
volledige onafhankelijkheid van Ne
derland steeds staat te gebeuren?
Aruba heeft gekozen voor zijn status
aparte per 1 januari 1986 en kan niet
meer terug. Betico Croes, leider van
de regerende MEP-partij en beoogde
eerste president van het eiland, in een
eerlijke bui: „Met een kleinere bevol
king straks, met een soberder be
stuursapparaat, met veel activiteiten
in onze sterkste troef (het toerisme) en
met veel creativiteit zullen wij op de
goede weg zijn om Aruba op de been
te houden. We moeten naar een veel
lager niveau; het huidige is te kunst
matig".
Maar de rechtstreekse band met Ne
derland en het vertrouwen dat hij
voor problemen toch steeds in Den
Haag terecht, kan zijn in de toe
komstperspectieven van Betico
Croes voorlopig niet weg te denken.
Daarom begint de afgesproken da
tum van echte onafhankelijkheid - 1
januari 1996 - er voor hem steeds
problematischer uit te zien. Hij acht
zich er dan ook voor Aruba niet aan
gebonden.
Curasao is - ondanks een discussie
die 20 jaar terug eigenlijk al verder
leek dan ze nu blijkt te zijn - nog lang
niet toe aan onafhankelijkheid. Ge
zaghebber Ronnie Casseres: „Het
gaat niet om veiligheidsredenen, niet
om de ontwikkelingsgelden, niet eens
meer om de achterdeur naar Neder
land (waar het allemaal zoveel beter
zou zijn). Maar het gaat-om het gevoel
als bevolking bij een groter geheel te
horen, in dit geval het koninkrijk. En
als ik dat zeg, heb ik het over een
mentaliteitskwestie. Er is een mo
ment geweest dat we op die weg
verder waren. Maar dat proces is door
allerlei problemen gefrustreerd. Ons
is de rust niet gegund om ons daar
mee bewust bezig te houden".
Van een bewuste politiek om de onaf
hankelijkheid binnen te halen is van
daag de dag op de Nederlandse Antil
len nauwelijks iets te merken. De
voortdurende strubbelingen om het
tussentijdse probleem - de status
aparte voor Aruba - goed op te lossen,
duiden daar ook al op. Op Curatjao, op
Aruba en op de vier andere eilanden
overheerst het gevoel dat er eigenlijk
binnen het koninkrijk maar één partij
is die vlug, veilig en voordelig volledi
ge onafhankelijkheid van de Antillen
nastreeft: Nederland. En het nieuwe
verschijnsel van de status aparte zou
dan de grote truc zijn om het proces
erheen te forceren en te versnellen.
Ooit is eens het denkbeeld geopperd
in politiek Den Haag om de Neder
landse Antillen in de toekomst des
noods de onafhankelijkheid maar per
aangetekende post te bezorgen. Maar
zoveel hebben 'dertig jaar Statuut'
wel duidelijk gemaakt, dat Neder-
lanjj zoiets maar het best kan verge
ten.
Als je in reisgezelschap een boer ontmoet die eerbiedig van zijn ezel
stapt, langs de kant van de weg gaat staan, z'n ouwe hoed afneemil
zachtjes neigt en een brede glimlach laat zien op een gezicht wat vijl
dagen geleden voor het laatst is geschoren, dan ben je ver uit NederlandT
weg. Zeker als je ziet dat die boer naar 's lands wijs zelf op zijn ezel rijdt!
maar zijn volgepakte vrouw er achteraan laat lopen. Zulke taferelen hebf
ik de latste dagen herhaaldelijk aangetroffen in Alentejo in de zuidelijke!
binnenlanden van Portugal.
Het is haast niet ge geloven dat
Portugal met een landbouw die qua
structuur (hetzelfde geldt voor veel
industriën en bedrijvigheden) nog
op het peil van ver voor 1900 ver
keert, straks lid van de Europese
Gemeenschap gaat worden. Iri die
zelfde Gemeenschap waar landen
als Denemarken, Nederland en
Noord-Frankrijk agrarisch gezien de
toon aangeven en waar een uiterst
geavanceerde, gemechniseerde en
deels geautomatiseerde land- en
tuinbouw aanwezig is. In die laatste
landen is vier a vijf procent van de
beroepsbevolking in de landbouw
bezig, in Portugal nog meer dan 25
procent. Als je de opbrengst en/of de
produktie van diverse gewassen en
dieren in Portugal vergelijkt met die
van ver schillende huidige EEG-
landen dan moet je constateren dat
Portugal maar tot een derde of nog
minder komt in produktie.
Portugal is een mooi en boeiend
land met een sympathieke, uiterst
vriendelijke en vaal hoffelijke bevol
king. Dat moge blijken uit het begin
van dit artikel. Het toerisme heeft de
mensen nog niet 'bedorven' of blasé
gemaakt, je bent er een geëerde
vreemdeling die niet zozeer onder
danig maar met respectvolle vrien
delijkheid bejegend wordt.
Het is een prettige ervaring in Portu
gal te gast te mogen zijn, zeker als je
zoals wij, je tijd voor een deel op het
platteland doorbrengt waar men
haast nooit vreemdelingen en/of bui
tenlanders ontmoet.
Waar veel mensen nog nooit de zee
gezien hebben (die op een paar
honderd kilometer afstand ligt) of
nog nooit in Lissabon zijn geweest,
dat nog korterbij is.
De landbouw van Portugal is zonder
meer slecht ontwikkeld en achterge
bleven. Vooral in het midden en
zuiden. Zoals gezegd, meer dan een
kwart van de bevolking is werkzaam
in de land- en tuinbouw, een land
bouwareaal dat groter is dan het
Nederlandse (portugal is driemaal
zo groot als Nederland, maar totaal
anders van grondstructuur, na zeer
vruchtbare en hoogvlakten ook veel
bergstreken waar je niet of nauwe
lijks landbouw kunt bedrijven, ter
wijl vele delen van het land kampen
met watergebrek, de irrigatie die
uitkomst zou kunnen brengen is
gebrekkig of niet aanwezig). In zijn
totaliteit produceren de Portugese
boeren en tuinders zo weinig dat er
voor meer dan één miljard gulden
jaarlijks aan voedingsmiddelen in
gevoerd moet worden. Zware belas
ting voor een land waar er toch al
weinig welvaart is, waar de rente
stand met het inflatiepercentage
woekert om de hoogste score (meest
al meer dan twintig procent per jaar)
en waar in feite de economie de
meeste kenmerken vertoont van een
land in langzame ontwikkeling met
tekenen van stagnatie.
Wat even ernstig is als de zeer
matige landbouw, is de afzet en
verwerkingscapaciteit en in het al
gemeen de valorisatie van de land
en tuinbouwprodukten. Een redelij
ke binnenlandse agro-industrie en
bedrijvigheid ontbreekt.
Coöperaties zijn er wel, maar verto I
nen nog alle kenmerken van hetl
ambachtelijk stadium. Enige dui-l
zenden coöperaties hebben maar vijfl
tot veertig leden. Een vuist kan dusl
bijna nooit gemaakt worden. Resul-I
taat: de boeren blijven arm (of wor-l
den armer). Tussenhandel maakt oil
grote winsten of is nauwelijks aan f
wezig. De structuur van de land-I
bouw zit bovendien helemaal fout.l
In het noorden grote versnipperingI
met veel keuterboertjes die één totl
drie a vier hectare bezitten. In hetl
midden en zuiden vanouds veell
grootgrondbezit. Na de anjer-revolu-[
tie van 1974 is het land onteigend enl
zijn er staatsbedrijven en/of coöpe-l
ratieve bedrijven gesticht. Die zijnl
echter op een volledige mislukking I
uitgelopen. Zo erg dat er meestal!
gedurende een jaar of vier bijna!
helemaal niets geproduceerd is I
Vandaar dat de staat op moeizame!
wijze probeert de klok weer terug tel
draaien, zonder de extremiteitenl
van het grootgrondbezit van eenl
paar schatrijke families. Helaas kanl
nog niet geconstateerd worden datl
de 'nieuwe boeren' tot grote produk f
tiviteit komen. Maar dat mag je ookl
niet verwachten van mensen, vanl
arbeiders die eeuwenlang dom, arm I
en onwetend zijn gehouden, mensen I
die vaak ook vandaag nog analfa
beet zijn.
De meer ontwikkelde boeren in Por-1
tugal zijn bang voor de aansluiting!
bij de EG. De traditionele niet zo I
erg. Die hebben meer oog voor del
grote kapitaalsoverdrachten waarl
ze reikhalzend naar uitzien. De EGi
dus als rijke suikeroom. Ik vrees dat I
de eerste het gelijk meer aan hunl
kant zullen krijgen dan de laatste I
De Portugese landbouw, de Portu i
gese agro-industrie is op geen enkele I
wijze een partner voor de Nederland- f
se.
Als Portugal bijvoorbeeld zijn gren-l
zen niet zo stijf gesloten zou houder.
voor onze tomaten dan zou het lane I
nu al overstroomd worden met die I
van ons. En dat terwijl ze de zonl
voor niets en de arbeid bijna gratis I
krijgen. Nog afgezien van de trans f
portkosten. Zo inefficiënt en onpro-1
duktief is de Portugese tuinbouw
Goede kansen liggen er zeker voorl
buitenlandse investeerders in landT
en tuinbouw. D'r zitten al heel wa;|
Nederlandse tuinders ondertussen
Want de voordelen (goedekope ener
gie en arbeid) zijn niet te versmaden.
De Nederlandse agri-business is I
trouwens ook bezig Portugal te ont- f
dekken. Maar hoewel voor de Portu
gese economie als geheel aanslui l
ting bij de EG zeker wel voordelen I
biedt, vooral op langere termijn.
gaat mijns inziens de Portugese
landbouw een zware tijd tegemoet I
als ze opgenomen wordt in het mil-
joenencontigent van EG-boeren enl
-tuinders. Je zou die goedwillende en
wellevende mensen graag een beter I
perspectief schetsen na een weekl
hun gast geweest te zijn, maar hetl
zou, vrees ik, in strijd met de harde
economische fieten zijn.
mr Gerard W. Smallegange. I
Advertentie
Door Hans de Bruijn
De Portugese minister van buiten
landse zaken Ernani Lopes vond
het toch jammer. Het akkoord over
de toetreding van Spanje en Portugal
tot de EG viel in de vroege ochtend
van vrijdag 29 maart.
Een dag eerder en het zou nog mooier,
ja bijna historisch, geweest zijn. Want
was het dan niet op de kop af acht jaar
geleden, op 28 maart 1977, dat de
toenmalige Portugese premier Mario
Soares officieel het verzoek indiende
bij de EG om lid te mogen worden?
Spanje volgde pas later. Minister van
buitenlandse zaken Oreja diende het
Spaanse verzoek pas in op 28 juli van
dat zelfde jaar.
Ruim zeven jaar hebben de onderhan
delingen aangesleept, en vooral gedu
rende het laatste jaar heeft het er
meer dan eens naar uitgezien dat het
doel," toetreding per 1 januari 1986,
niet gehaald zou worden.
De meeste tijd is verloren gegaan aan
de pogingen van de tien om het
intern eens te worden over de voor
waarden die aan Spanje en Portugal
zouden moeten worden gesteld. Bo
vendien moest de Gemeenschap op
een aantal terreinen (wijn, olijfolie,
visserij, regionale steun) eerst intern
orde op zaken stellen vooraleer de
kandidaten tegemoet konden worden
getreden.
Dat kostte de Tien grote moeite. De
gang van zaken in die interne EG-
onderhandelingen, bijvoorbeeld over
de vis, bewees weer eens dat de EG-
landen er nog steeds grote moeite mee
hebben nationale belangetjes onder
geschikt te maken aan het grotere
belang van de internationale econo
mische samenwerking. De achter
stand die Europa op technologisch
gebied op de VS en Japan heeft
opgelopen is daarvan slechts een illu
stratie.
Lange tijd stonden de EG-landen fel
tegenover elkaar en leek een akkoord
verder dan ooit. Spanje en Portugal
konden zolang rustig afwachten, al
waren in de loop der tijd allerlei kleine
kwesties in rustig overleg allang gere
geld. Pas de laatste maanden werden
zij echt in het spel betrokken.
Naarmate de tien EG-landen het on
derling moeilijker eens konden wor
den, nam de onderhandelingspositie
van Spanje en Portugal in zwaarte
toe. Vooral de Spanjaarden hebben
daar de laatste maanden handig ge
bruik van gemaakt. De Portugezen
kregen pas enkele weken geleden, en
eigenlijk te laat, door dat zij zich veel
te mak hadden gedragen.
De Spanjaarden daarentegen zeiden
aanvankelijk tegen vrijwel elk voor
stel dat hen werd voorgelegd 'no'.
Vooral op voor Spanje hoogstbelang-
rijke nationale terreinen als de visserij
en de wijnbouw waren de EG-voor-
stellen in het begin zo ongunstig dat
de Spanjaarden nauwelijks anders
konden.
De regering in Madrid heeft namelijk
binnenslands af te rekenen met nogal
sterke anti-Europese en anti-NAVO-
gevoelens. Wanneer Spanje niet echt
kan profiteren van het EG-lidmaat-
schap, dan doen we het maar niet was
de redenering van velen. En dat zou
ook het NAVO-lidmaatschap op het
spel hebben gezet.
Hoewel de onderhandelingen diverse
malen op het punt van mislukken
stonden, viel de Spaanse en Portuge
se bereidheid uiteindelijk nog best
mee. Je zou zelfs kunnen zeggen dat
beide landen nu extra water in de wijn
hebben moeten doen om straks wel
licht dubbel van het EG-lidmaat-
schap te kunnen profiteren.
Toen men het eens was, bieek re eifaer
ure Griekenland afronding van de
toetreding te zullen blokkeren. De
Grieken konden echter worden 'afge
kocht' met 5 miljard gulden.
Ook de Griekse premier Papandreou
heeft in eigen land te maken met een
sterke anti-EG- en NAVO-stemming.
Zijn argument was dat hij alleen met
door de andere lidstaten een goedge
vulde portemonnee naar Athene kon
terugkeren.
Vrijwel alle landen hebben zich ove
rigens gedurende de onderhandelin
gen aan dit soort van nationalisme
schuldig gemaakt. De een durfde zijn
vissers niet onder ogen te komen als
de Spanjaarden tot zijn viswateren
zouden worden toegelaten, de ander
vreesde oppositie van zijn wijnboe
ren tegen de produktiebeperkingen
en weer een derde hield de portemon
nee angstvallig dicht, terwijl andere
landen wel in de buidel moesten
tasten. Dat heeft de onderhandelin
gen vaak nodeloos vertraagd. Tot in
de kleinste details zijn nu de onder
linge handelsverhoudingen en die
met de twee kandidaatleden vastge
legd. Maar behalve het grote econo
mische belang dat daarmee is ge
diend, is de toetreding ook uit poli
tiek oogpunt van grote betekenis.
Zowel Spanje als Portugal waren dik
tien jaar geleden nog dictaturen. Met
veel horten en stoten zijn beide lan
den tot de democratie 'bekeerd'. Bin
nen de EG wordt maar al te goed
beseft dat het buiten de Gemeen
schap laten van beide landen grote
risico's met zich meebrengt.
Vooral Portugal dreigt economisch af
te glijden tot de bedelstaf. Het straat
arme land, met de zwakste van alle
Europese economieën, zou daardoor
best opnieuw een voedingsbodem
voor anti-democratische gevoelens en
groeperingen kunnen worden.
En hoewel Spanje zijn democratisch
evenwicht beter lijkt te hebben ge
vonden, is dat een land dat een steun
in de rug nodig heeft om de democra
tie een nog vastere basis te geven,
zowel via de economische als de
politieke samenwerkingsmogelijk-
heid die de Europese Gemeenschap
biedt.