Wie wil de eilanden onafhankelijk? Hoe Nederlands zijn de Antillen (5, slot) Rabobank Q PZC/opinie en achtergrond 4 Nederland kan hoog of laag springen - volledige onafhankelijkheid van alle zes eilanden van de Nederlandse Antillen is en blijft een kwestie van heel lange adem. De naderende 'status aparte' voor het eiland Aruba verandert daar weinig of niets aan. Geen haast Laatste fase Bank Landbouw terzake Te mak Nationalisme Ons vernieuwde bankgebouw aan de Spuistraat is gisteren heropend, En hoe! Dankzij de komst van velen werd ons open-huis meer dan een daverend succes, waar wij met plezier op zullen blijven terugkijken. Op deze wijze willen wij u bedanken voor uw komst, uw belangstelling, uw goede wensen en uw geschenken. Vlissingen bedankt! Bestuur, Raad van Toezicht Direktie, medewerkers en medewerksters Rabobank Vlissingen. DINSDAG 2 APRIL 1985 iDoor Kees van der Maas) Zeker, op de jongste Ronde Tafel Conferentie (RTC) is afgesproken dat Aruba na een overbruggingsperiode van tien jaar in 1996 helemaal los van Nederland zijn eigen weg zal gaan. Maar MEP-leider Betico Croes pro beert daar nu al weer onderuit te komen. Curaqao op zijn beurt wil rustig de tijd om na te denken over de vraag of en wanneer de Antillen op eigen benen willen staan. En voor de overige eilanden is een positie zonder band met Nederland gewoonweg iets ondenkbaars. Het laatste restje de kolonisatiepolitiek zal daarom van Den Haag nog veel stuurmanskunst en geduld vragen. „Het is koloniaal van Nederland om ons voor het blok te zetten", nijdast mr. Gualberto T. Hernandez, gevol machtigd minister van de Nederland se Antillen in Den Haag, als hij even terugdenkt aan de sfeer waarin Neder land over de gevolgen van de komen de uittreding van Aruba uit het staatsverband van de Antillen de laatste tijd met de eilanden tot zaken probeert te komen. „We hebben er eigenlijk nooit zo bij stilgestaan dat Nederland de status aparte voor Aruba zou kunnen gebrui ken als een handvat om ons onafhan kelijkheid op te dringen. Nu begint, daarvan langzamerhand iets zicht baar te worden. Maar dat is pressie. En daar passen we voor. Nederland is bezig een grote fout te maken. Onaf hankelijkheid is niet zomaar een zaak die met centen valt te regelen: het is een groeiproces waarin je het gevoel moet krijgen dat je het zelfstandig, echt helemaal aan kunt. Economische problemen spelen daarbij een hoofd rol. De moeilijkheden met de raffina derijen van Lago op Aruba en Shell op Curasao tonen dat weer eens aan. Als zich morgen op de Antillen tien grote bedrijven vestigen uit de Verenigde Staten, uit Nederland of uit Venezuela krijgen we economisch de stoot, nodig om ons over het dode punt op de weg naar de onafhankelijkheid heen te helpen. Nu zitten we in de positie dat investeerders bedenkelijk kijken naar zulke kleine eilanden die op het punt staan zelfstandig te worden". De Nederlandse Antillen hebben, ook anno 1985, geen haast om het hele maal op eigen houtje te gaan klaren daar in het roerige Caraibische ge bied. En ze laten zich niet opjagen ook. Sinds de ondertekening van het Statuut voor het Koninkrijk der Ne derlanden in 1954 regelen de Neder landse Antillen - met uitzondering van defensie en buitenlandse betrek kingen - autonoom hun eigen zaken. Tot Suriname in 1975 voor staatkun dige onafhankelijkheid koos, bestond het koninkrijk uit drie landen. Nadien uit twee: Nederland en de Nederland se Antillen. Daarin komt verandering wanneer het eiland Aruba per 1 janua ri 1986 zijn 'status aparte' verkrijgt en dus de positie van afzonderlijk land. Het koninkrijk zal dan opnieuw drie partners hebben. Sinds de uittreding van Suriname met een gouden handdruk van onge veer 3 miljard gulden is de vraag actueel wanneer de Nederlandse An tillen het koninkrijk zouden willen verlaten. Daar is veel over gespecu leerd en van Nederlandse kant bij herhaling zachte drang op uitgeoe fend. Maar eigenlijk steeds zonder enige aanwijzing met houvast vanuit de Antillen zelf. Geen enkel kabinet in Willemstad heeft wat dat betreft een jaartal willen noemen. De Nederland se paraplu biedt internationaal nog zoveel bescherming, waarborg en res pect, dat ze voor de Antillen voorlopig nog maar beter even opgestoken kan blijven. Het voorbeeld van Suriname heeft de afgelopen tien jaar bepaald niet be moedigend gewerkt. Bovendien zijn er sinds 1954 op de Antillen meer problemen geweest tussen Curasao en Aruba onderling dan rechtstreeks met Nederland. Nee, er is geen diep gaand wetenschappelijk onderzoek voor nodig om op de eilanden ginds te kunnen ontdekken dat de Nederland se Antillen alleen maar goed voorbe reid, veilig, economisch gezond en met betrouwbare vooruitzichten vol ledig onafhankelijk willen worden. Intussen is de onderlinge verstand houding tussen Den Haag en Willem stad zakelijker, harder geworden. „Het is jarenlang allemaal veel te gemakkelijk gegaan", legt het CDA- kamerlid dr. W. de Kwaadsteniet uit. „De Antillen hebben in een schijnwer kelijkheid van welvaart geleefd. We hebben daar vaak voor gewaar schuwd. Dan werden we aangehoord, ook wel begrepen, maar men ging flierefluitend verder met boven zijn stand te leven. Van Nederlandse kant is - vooral financieel - te veel toegege ven. Dat schept voor de Antillen een enorm brok afhankelijkheid. En hoe meer Nederland doet, hoe groter die afhankelijkheid wordt. Nu, met de problemen van Lago en Shell is er dat terug naar de realiteit. En zo'n proces blijkt niet eenvoudig te zijn". Minister De Koning (Antilliaanse za ken) bedrijft in de laatste fase van het Nederlandse dekolonisatieproces tegenover Willemstad een politiek van 'volwassen relaties'. En hij heeft beloopt over 1985 een bedrag van 260 miljoen dollar. „Duizend gulden per hoofd van de bevolking", rekent dr. L. de Jong. vertegenwoordiger van Ne derland voor ontwikkelingssamen werking, me snel even voor. „Met uitzondering van de Falkland-eilan- den het hoogste bedrag dat enig land ontvangt. Wat daarmee wordt ge daan? De hulpgelden gaan van scho lenbouw op de Bovenwindse eilanden tot restauraties en renovaties op Cu rasao, van bejaardenzorg en gezond heidszorg tot medewerking aan de bouw van een wereldhandelscentrum, van bibliotheekwerk tot ontwikkeling van de land- en tuinbouw op Aruba". Volgens De Jong zit Nederland via het Statuut voor het Koninkrijk op de Antillen voortdurend in een delicate positie. Aan de ene kant een zeer daarbij de steun van een royale meer derheid in de Tweede Kamer. In het verleden is te veel toegegeven. Goed dekoloniseren betekent goed zelf standig helpen maken. In allerlei nieuwe ontwikkelingen, zoals nu bij de door Aruba zelf verkozen status aparte, is er begrip voor de moeilijke financiële situaties. Maar Nederland wil zich niet blijvend binden aan de toekomst van de Antillen. Want dan blijft er die noodzaak om steeds maar weer mee te beslissen over wat ginds gebeurt. En daar wil politiek Den Haag nu juist van los. De begroting van De Konings depar- tementje voor dit doel, het kabinet voor Nederlands Antilliaanse zaken, belangrijke donor met beduidende invloed; daartegenover de uitgespro ken wil om je niet te bemoeien met zaken waarover de Antillen zelf beho ren te beslissen. 'Wie betaalt, bepaalt', is de simpele leidraad van de Neder landse bewindsman voor Antilliaanse aangelegenheden. En als dan de poli tiek erop is gericht van Nederland uit op de Antillen zo weinig mogelijk mee te bepalen, dan is de rest duidelijk. Voor de Nederlandse Antillen is deze nieuwe stijl van overleg met Den Haag in ieder geval onwennig. Niet meer schipperen met toch weer wat extra steun, maar keuzes maken op grond van wat beschikbaar is. Bij de moeilijkheden over de financiële voe- De zetel van de huidige eilandsraad op Aruba. De scheepjesbrug in Willemstad. ding van het 'Solidariteitsfonds' voor begrotingshulp aan de kleine eilan den is de koele Nederlandse houding („we zijn er niet om doorlopend begro tingsgaten te stoppen") nogal hard aangekomen. Een oplossing die vroe ger toch altijd wel weer afkwam, blijft nu uit. Een voorproefje van wat er bij volledige onafhankelijkheid van Ne derland steeds staat te gebeuren? Aruba heeft gekozen voor zijn status aparte per 1 januari 1986 en kan niet meer terug. Betico Croes, leider van de regerende MEP-partij en beoogde eerste president van het eiland, in een eerlijke bui: „Met een kleinere bevol king straks, met een soberder be stuursapparaat, met veel activiteiten in onze sterkste troef (het toerisme) en met veel creativiteit zullen wij op de goede weg zijn om Aruba op de been te houden. We moeten naar een veel lager niveau; het huidige is te kunst matig". Maar de rechtstreekse band met Ne derland en het vertrouwen dat hij voor problemen toch steeds in Den Haag terecht, kan zijn in de toe komstperspectieven van Betico Croes voorlopig niet weg te denken. Daarom begint de afgesproken da tum van echte onafhankelijkheid - 1 januari 1996 - er voor hem steeds problematischer uit te zien. Hij acht zich er dan ook voor Aruba niet aan gebonden. Curasao is - ondanks een discussie die 20 jaar terug eigenlijk al verder leek dan ze nu blijkt te zijn - nog lang niet toe aan onafhankelijkheid. Ge zaghebber Ronnie Casseres: „Het gaat niet om veiligheidsredenen, niet om de ontwikkelingsgelden, niet eens meer om de achterdeur naar Neder land (waar het allemaal zoveel beter zou zijn). Maar het gaat-om het gevoel als bevolking bij een groter geheel te horen, in dit geval het koninkrijk. En als ik dat zeg, heb ik het over een mentaliteitskwestie. Er is een mo ment geweest dat we op die weg verder waren. Maar dat proces is door allerlei problemen gefrustreerd. Ons is de rust niet gegund om ons daar mee bewust bezig te houden". Van een bewuste politiek om de onaf hankelijkheid binnen te halen is van daag de dag op de Nederlandse Antil len nauwelijks iets te merken. De voortdurende strubbelingen om het tussentijdse probleem - de status aparte voor Aruba - goed op te lossen, duiden daar ook al op. Op Curatjao, op Aruba en op de vier andere eilanden overheerst het gevoel dat er eigenlijk binnen het koninkrijk maar één partij is die vlug, veilig en voordelig volledi ge onafhankelijkheid van de Antillen nastreeft: Nederland. En het nieuwe verschijnsel van de status aparte zou dan de grote truc zijn om het proces erheen te forceren en te versnellen. Ooit is eens het denkbeeld geopperd in politiek Den Haag om de Neder landse Antillen in de toekomst des noods de onafhankelijkheid maar per aangetekende post te bezorgen. Maar zoveel hebben 'dertig jaar Statuut' wel duidelijk gemaakt, dat Neder- lanjj zoiets maar het best kan verge ten. Als je in reisgezelschap een boer ontmoet die eerbiedig van zijn ezel stapt, langs de kant van de weg gaat staan, z'n ouwe hoed afneemil zachtjes neigt en een brede glimlach laat zien op een gezicht wat vijl dagen geleden voor het laatst is geschoren, dan ben je ver uit NederlandT weg. Zeker als je ziet dat die boer naar 's lands wijs zelf op zijn ezel rijdt! maar zijn volgepakte vrouw er achteraan laat lopen. Zulke taferelen hebf ik de latste dagen herhaaldelijk aangetroffen in Alentejo in de zuidelijke! binnenlanden van Portugal. Het is haast niet ge geloven dat Portugal met een landbouw die qua structuur (hetzelfde geldt voor veel industriën en bedrijvigheden) nog op het peil van ver voor 1900 ver keert, straks lid van de Europese Gemeenschap gaat worden. Iri die zelfde Gemeenschap waar landen als Denemarken, Nederland en Noord-Frankrijk agrarisch gezien de toon aangeven en waar een uiterst geavanceerde, gemechniseerde en deels geautomatiseerde land- en tuinbouw aanwezig is. In die laatste landen is vier a vijf procent van de beroepsbevolking in de landbouw bezig, in Portugal nog meer dan 25 procent. Als je de opbrengst en/of de produktie van diverse gewassen en dieren in Portugal vergelijkt met die van ver schillende huidige EEG- landen dan moet je constateren dat Portugal maar tot een derde of nog minder komt in produktie. Portugal is een mooi en boeiend land met een sympathieke, uiterst vriendelijke en vaal hoffelijke bevol king. Dat moge blijken uit het begin van dit artikel. Het toerisme heeft de mensen nog niet 'bedorven' of blasé gemaakt, je bent er een geëerde vreemdeling die niet zozeer onder danig maar met respectvolle vrien delijkheid bejegend wordt. Het is een prettige ervaring in Portu gal te gast te mogen zijn, zeker als je zoals wij, je tijd voor een deel op het platteland doorbrengt waar men haast nooit vreemdelingen en/of bui tenlanders ontmoet. Waar veel mensen nog nooit de zee gezien hebben (die op een paar honderd kilometer afstand ligt) of nog nooit in Lissabon zijn geweest, dat nog korterbij is. De landbouw van Portugal is zonder meer slecht ontwikkeld en achterge bleven. Vooral in het midden en zuiden. Zoals gezegd, meer dan een kwart van de bevolking is werkzaam in de land- en tuinbouw, een land bouwareaal dat groter is dan het Nederlandse (portugal is driemaal zo groot als Nederland, maar totaal anders van grondstructuur, na zeer vruchtbare en hoogvlakten ook veel bergstreken waar je niet of nauwe lijks landbouw kunt bedrijven, ter wijl vele delen van het land kampen met watergebrek, de irrigatie die uitkomst zou kunnen brengen is gebrekkig of niet aanwezig). In zijn totaliteit produceren de Portugese boeren en tuinders zo weinig dat er voor meer dan één miljard gulden jaarlijks aan voedingsmiddelen in gevoerd moet worden. Zware belas ting voor een land waar er toch al weinig welvaart is, waar de rente stand met het inflatiepercentage woekert om de hoogste score (meest al meer dan twintig procent per jaar) en waar in feite de economie de meeste kenmerken vertoont van een land in langzame ontwikkeling met tekenen van stagnatie. Wat even ernstig is als de zeer matige landbouw, is de afzet en verwerkingscapaciteit en in het al gemeen de valorisatie van de land en tuinbouwprodukten. Een redelij ke binnenlandse agro-industrie en bedrijvigheid ontbreekt. Coöperaties zijn er wel, maar verto I nen nog alle kenmerken van hetl ambachtelijk stadium. Enige dui-l zenden coöperaties hebben maar vijfl tot veertig leden. Een vuist kan dusl bijna nooit gemaakt worden. Resul-I taat: de boeren blijven arm (of wor-l den armer). Tussenhandel maakt oil grote winsten of is nauwelijks aan f wezig. De structuur van de land-I bouw zit bovendien helemaal fout.l In het noorden grote versnipperingI met veel keuterboertjes die één totl drie a vier hectare bezitten. In hetl midden en zuiden vanouds veell grootgrondbezit. Na de anjer-revolu-[ tie van 1974 is het land onteigend enl zijn er staatsbedrijven en/of coöpe-l ratieve bedrijven gesticht. Die zijnl echter op een volledige mislukking I uitgelopen. Zo erg dat er meestal! gedurende een jaar of vier bijna! helemaal niets geproduceerd is I Vandaar dat de staat op moeizame! wijze probeert de klok weer terug tel draaien, zonder de extremiteitenl van het grootgrondbezit van eenl paar schatrijke families. Helaas kanl nog niet geconstateerd worden datl de 'nieuwe boeren' tot grote produk f tiviteit komen. Maar dat mag je ookl niet verwachten van mensen, vanl arbeiders die eeuwenlang dom, arm I en onwetend zijn gehouden, mensen I die vaak ook vandaag nog analfa beet zijn. De meer ontwikkelde boeren in Por-1 tugal zijn bang voor de aansluiting! bij de EG. De traditionele niet zo I erg. Die hebben meer oog voor del grote kapitaalsoverdrachten waarl ze reikhalzend naar uitzien. De EGi dus als rijke suikeroom. Ik vrees dat I de eerste het gelijk meer aan hunl kant zullen krijgen dan de laatste I De Portugese landbouw, de Portu i gese agro-industrie is op geen enkele I wijze een partner voor de Nederland- f se. Als Portugal bijvoorbeeld zijn gren-l zen niet zo stijf gesloten zou houder. voor onze tomaten dan zou het lane I nu al overstroomd worden met die I van ons. En dat terwijl ze de zonl voor niets en de arbeid bijna gratis I krijgen. Nog afgezien van de trans f portkosten. Zo inefficiënt en onpro-1 duktief is de Portugese tuinbouw Goede kansen liggen er zeker voorl buitenlandse investeerders in landT en tuinbouw. D'r zitten al heel wa;| Nederlandse tuinders ondertussen Want de voordelen (goedekope ener gie en arbeid) zijn niet te versmaden. De Nederlandse agri-business is I trouwens ook bezig Portugal te ont- f dekken. Maar hoewel voor de Portu gese economie als geheel aanslui l ting bij de EG zeker wel voordelen I biedt, vooral op langere termijn. gaat mijns inziens de Portugese landbouw een zware tijd tegemoet I als ze opgenomen wordt in het mil- joenencontigent van EG-boeren enl -tuinders. Je zou die goedwillende en wellevende mensen graag een beter I perspectief schetsen na een weekl hun gast geweest te zijn, maar hetl zou, vrees ik, in strijd met de harde economische fieten zijn. mr Gerard W. Smallegange. I Advertentie Door Hans de Bruijn De Portugese minister van buiten landse zaken Ernani Lopes vond het toch jammer. Het akkoord over de toetreding van Spanje en Portugal tot de EG viel in de vroege ochtend van vrijdag 29 maart. Een dag eerder en het zou nog mooier, ja bijna historisch, geweest zijn. Want was het dan niet op de kop af acht jaar geleden, op 28 maart 1977, dat de toenmalige Portugese premier Mario Soares officieel het verzoek indiende bij de EG om lid te mogen worden? Spanje volgde pas later. Minister van buitenlandse zaken Oreja diende het Spaanse verzoek pas in op 28 juli van dat zelfde jaar. Ruim zeven jaar hebben de onderhan delingen aangesleept, en vooral gedu rende het laatste jaar heeft het er meer dan eens naar uitgezien dat het doel," toetreding per 1 januari 1986, niet gehaald zou worden. De meeste tijd is verloren gegaan aan de pogingen van de tien om het intern eens te worden over de voor waarden die aan Spanje en Portugal zouden moeten worden gesteld. Bo vendien moest de Gemeenschap op een aantal terreinen (wijn, olijfolie, visserij, regionale steun) eerst intern orde op zaken stellen vooraleer de kandidaten tegemoet konden worden getreden. Dat kostte de Tien grote moeite. De gang van zaken in die interne EG- onderhandelingen, bijvoorbeeld over de vis, bewees weer eens dat de EG- landen er nog steeds grote moeite mee hebben nationale belangetjes onder geschikt te maken aan het grotere belang van de internationale econo mische samenwerking. De achter stand die Europa op technologisch gebied op de VS en Japan heeft opgelopen is daarvan slechts een illu stratie. Lange tijd stonden de EG-landen fel tegenover elkaar en leek een akkoord verder dan ooit. Spanje en Portugal konden zolang rustig afwachten, al waren in de loop der tijd allerlei kleine kwesties in rustig overleg allang gere geld. Pas de laatste maanden werden zij echt in het spel betrokken. Naarmate de tien EG-landen het on derling moeilijker eens konden wor den, nam de onderhandelingspositie van Spanje en Portugal in zwaarte toe. Vooral de Spanjaarden hebben daar de laatste maanden handig ge bruik van gemaakt. De Portugezen kregen pas enkele weken geleden, en eigenlijk te laat, door dat zij zich veel te mak hadden gedragen. De Spanjaarden daarentegen zeiden aanvankelijk tegen vrijwel elk voor stel dat hen werd voorgelegd 'no'. Vooral op voor Spanje hoogstbelang- rijke nationale terreinen als de visserij en de wijnbouw waren de EG-voor- stellen in het begin zo ongunstig dat de Spanjaarden nauwelijks anders konden. De regering in Madrid heeft namelijk binnenslands af te rekenen met nogal sterke anti-Europese en anti-NAVO- gevoelens. Wanneer Spanje niet echt kan profiteren van het EG-lidmaat- schap, dan doen we het maar niet was de redenering van velen. En dat zou ook het NAVO-lidmaatschap op het spel hebben gezet. Hoewel de onderhandelingen diverse malen op het punt van mislukken stonden, viel de Spaanse en Portuge se bereidheid uiteindelijk nog best mee. Je zou zelfs kunnen zeggen dat beide landen nu extra water in de wijn hebben moeten doen om straks wel licht dubbel van het EG-lidmaat- schap te kunnen profiteren. Toen men het eens was, bieek re eifaer ure Griekenland afronding van de toetreding te zullen blokkeren. De Grieken konden echter worden 'afge kocht' met 5 miljard gulden. Ook de Griekse premier Papandreou heeft in eigen land te maken met een sterke anti-EG- en NAVO-stemming. Zijn argument was dat hij alleen met door de andere lidstaten een goedge vulde portemonnee naar Athene kon terugkeren. Vrijwel alle landen hebben zich ove rigens gedurende de onderhandelin gen aan dit soort van nationalisme schuldig gemaakt. De een durfde zijn vissers niet onder ogen te komen als de Spanjaarden tot zijn viswateren zouden worden toegelaten, de ander vreesde oppositie van zijn wijnboe ren tegen de produktiebeperkingen en weer een derde hield de portemon nee angstvallig dicht, terwijl andere landen wel in de buidel moesten tasten. Dat heeft de onderhandelin gen vaak nodeloos vertraagd. Tot in de kleinste details zijn nu de onder linge handelsverhoudingen en die met de twee kandidaatleden vastge legd. Maar behalve het grote econo mische belang dat daarmee is ge diend, is de toetreding ook uit poli tiek oogpunt van grote betekenis. Zowel Spanje als Portugal waren dik tien jaar geleden nog dictaturen. Met veel horten en stoten zijn beide lan den tot de democratie 'bekeerd'. Bin nen de EG wordt maar al te goed beseft dat het buiten de Gemeen schap laten van beide landen grote risico's met zich meebrengt. Vooral Portugal dreigt economisch af te glijden tot de bedelstaf. Het straat arme land, met de zwakste van alle Europese economieën, zou daardoor best opnieuw een voedingsbodem voor anti-democratische gevoelens en groeperingen kunnen worden. En hoewel Spanje zijn democratisch evenwicht beter lijkt te hebben ge vonden, is dat een land dat een steun in de rug nodig heeft om de democra tie een nog vastere basis te geven, zowel via de economische als de politieke samenwerkingsmogelijk- heid die de Europese Gemeenschap biedt.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1985 | | pagina 4