machado de assis
proost!
letters letteren
REQUIEM VOOR EEN VERLEDEN TIJD
pierre h. dubois
LETTERKUNDIGE KRONIEK
dode
cynisme
hans warren
lawrence
hans warren
ZATERDAG 9 MAART 1985
memoires
van een
schrijvende
dode
Pas in de jaren vijftig van deze
eeuw kreeg het werk van de
Braziliaanse schrijver Machado de
Assis (1839-1908) weerklank in Ame
rika en in Europa. Er verschenen
o.a. Engelse en Duitse vertalingen
en 'de wereld' ontdekte dat deze
Portugeestalige auteur uit de vorige
eeuw een evenknie was geweest van
de grote Russische en Franse pro
zaïsten uit die tijd - althans in de
tweede helft van zijn leven.
De aandacht concentreerde zich bo
venal op het uit 1880 daterende
'Memórias póstumas de Bras Cubas'
dat toen ook in het Nederlands werd
vertaald door A. Mastenbroek Jr.
onder de titel 'Laat commentaar van
Bras Cubas'. Deze, overigens uitste
kende, vertaling verscheen in 1954
bij Ruys in Bussum. In de PZC van 4
december van dat jaar jubelde ik
over een 'superieure roman', een
'meesterwerk', en een 'ontdekking
die men met de warmste aanbeve
ling aan vrienden doorgeeft'. Ik zal
stellig niet de enige recensent ge
weest zijn die de verschijning van
dat boek tot de grootste literaire
gebeurtenissen van het jaar rekende.
Toch is Machado de Assis toen niet,
zoals elders, echt doorgebroken in
ons land. Dat zou nog dertig jaar
duren. De Arbeiderspers heeft on
langs het initiatief genomen om zijn
belangrijkste werken in zeven delen
te laten verschijnen. Drie ervan zijn
uit, allemaal in vertaling van August
Willemsen, de romans 'Posthume
herinneringen van Bras Cubas' en
'Quincas Borba' en de verhalenbun
del 'De psychiater'.
De literaire produktie van De Assis
valt nogal mooi in twee helften uit
een. Wat hij vóór 'Bras Cubas', dus
voor zijn veertigste, voor 1880,
schreef wordt algemeen afgedaan als
conventioneel-romantisch onbedui
dend werk. Omstreeks zijn veertigste
schijnt de schrijver een algehele ern
stige crisis doorgemaakt te hebben,
zowel lichamelijk als geestelijk. Vol
gens eigen zeggen had hij vanaf dat
moment alle illusies over de mens
heid verloren - en hij had blijkbaar
ook afgerekend met de romantische
invloed. Zijn meesters waren nu - en
het is merkbaar! - Sterne, Xavier de
Maistre, Stendhal en de Portugees
Garrett. Zeker is dat hij in die twee
de fase van zijn leven zijn meester
werken creeërde. Hij heeft verder
ook nog veel kritieken, toneel en
gedichten geschreven.
Het ligt bij De Assis allemaal nogal
gecompliceerd. Hij was zoals dat
heet van 'nederige afkomst', hij had
bovendien van vaderskant neger-
bloed in de aderen. Hij leed aan
vallende ziekte en hij stotterde. Hij
heeft al die dingen zo goed mogelijk
verborgen gehouden en daardoor is
het ook een beetje mysterieus geble
ven hoe hij zo'n enorme eruditie
eigen heeft weten te maken, zich
zozeer heeft weten te 'aristocratise-
ren'.
Naarmate hij ouder werd zag hij er
minder exotisch uit. In het maat
schappelijk leven slaagde hij zeer
goed hoewel hij dus autodidact was,
hij wist altijd de juiste protectie en
invloedrijke vrienden te vinden. Hij
verkreeg uiteindelijk een hoog ambt
op een ministerie en hij was van 1897
tot zijn dood voorzitter van de Brazi
liaanse Letterkundige Academie.
Zijn huwelijk was zeer gelukkig maar
het bleef kinderloos. De dood van
zijn vrouw in 1904 was een slag die hij
eigenlijk niet meer te boven is geko
men.
Deze feiten en details verklaren ui
teraard niet hoe zich uit een vrij
kleurloos man die een vrij kleurloos
oeuvre in allerlei genres bij elkaar
schreef opeens iemand ontpopte die
wel als de grootste Braziliaanse
schrijver aller tijden aangezien
wordt. Tot iemand fiie honderd jaar
na 'Bras Cubas' en tachtig jaar na
zijn dood wegens enkele van zijn
verhalen en romans tot de zeer gro
ten in de hele wereldliteratuur wordt
gerekend.
De 'Posthume herinneringen van
Bras Cubas' zijn niet de herinnerin
gen van een dode schrijver, maar
Toen, in de jaren vijftig, het werk van de Braziliaanse
schrijver Joaquim Maria Machado de Assis in Noord-
Amerika in vertaling verscheen, was de reactie in de wereld
der letteren er een van totale verbijstering.
Hoe kon iets dat zó onbekend was zó buitengewoon zijn?
Ook Nederland heeft kennis gemaakt met deze 'natuur
kracht'. De Arbeiderspers geeft in serieverband uit: Posthu
me herinneringen van Bras Cubas, Quincas Borba, De
Psychiater, Vrouwenarmen, Dom Casmurro, Esau en Jacob
en Dagboek van Aires.
Aandacht voor een aristocraat van de geest.
die van een schrijvende dode. De
Assis heeft hier een kunstgreep toe
gepast: zijn hoofdpersoon is op 64-
jarige leeftijd overleden en schrijft
in het hiernamaals. Hij vertelt in
160 hoofdstukken (in lengte varië
rend van enkele bladzijden tot enke
le woorden) over zijn dood en zijn
leven. Vooraf gaat een kort voor
woord van Machado de Assis en een
van Bras Cubas zelf, waarin deze
zegt dat hij zijn boek heeft geschre
ven 'met de pen der scherts en de
inkt der melancholie'. Het is mild
gezegd. Ook de term 'korzelig pessi
misme' die in het boek gebezigd
wordt is mild. Het boek is niet
zelden ronduit cynisch, ontluiste
rend, ontgoocheld. In een negental
inleidende hoofdstukken vertelt de
dode Cubas over zijn sterfbed,
doodsstrijd, delirium en begrafenis.
Vanaf het tiende hoofdstuk volgt
dan - min of meer - zijn levensge
schiedenis, lopend vanaf zijn ge
boorte op 20 oktober 1805 weerom
tot zijn dood, die dus ongeveer in
1869 gesitueerd moet worden.
Het is haast niet doenlijk in kort
bestek duidelijk te maken hoe De
Assis dit onderwerp heeft aange
pakt. Terugdenkend aan het boek
ziet men het leven van Bras Cubas
toch voor zich, verlopend als in een
roman, maar de 160 hoofdstukken en
hoofdstukjes hebben ook iets van
een kaleidoskoop, er wordt van de
hak op de tak gesprongen, de gekste
buitelingen en invallen komen voor,
zoals bij Sterne. Er zijn hoofdsttfk-
ken die alleen uit puntjes bestaan
(139), eventueel met vraagtekens en
uitroeptekens doorspekt (55), andere
bestaan uit aforismen en er zijn
hoofdstukken die als het ware los
lijken te staan en die van zo'n merk
waardige, beklemmende schoonheid
zijn dat ze u waarschijnlijk voorgoed
bij blijven. De schrijver doet spel
letjes met zijn lezer, daagt hem uit,
leidt hem om de tuin. Ik kan hier nu
mijn kolommen vol schrijven over
het poëtische pessimisme en het
volstrekt amorele karakter van dit
verbijsterende boek.
Hoofdstuk 75, 'Bij mezelf, gaat over
dona Placida, een vrouw die in
hoofdstuk 74 haar lamentabele le-
ogen op het naaiwerk, tot je op een dag
zult eindigen in de goot of in het zieken
huis; daartoe hebben wij je geroepen, in
een seconde van genegenheid.' (pp.136/7).
En hoe eindigt dona Placida, denkt
u? Hoofdstuk 144, pag. 212 leert het:
'Na het ontbijt ging ik naar het huis van
dona Placida; daar vond ik een pak
botten, gehuld in lompen, uitgestrekt op
een oude, walgingwekkende brits. Ik gaf
haar wat geld; de volgende dag liet ik
haar naar het Armenhuis brengen, waar
ze een week later stierf. Ik zeg het ver
keerd: op een ochtend werd ze niet meer
wakker; ze had het leven via de achter
deur verlaten, waardoor ze ook was bin-
vensgeschiedenis aan Bras Cubas
heeft verteld.
Het gaat haar in het leven nu iéts
beter doordat zij er voor zorgt dat
Bras Cubas en zijn geliefde, Virgila,
een gehuwde vrouw, gelegenheid
hebben elkaar in haar woning te
ontmoeten. Haar laatste woorden
waren geweest: 'Ik was zo bang dat
ik op straat zou eindigen, als bedela
res...'.
Ja, ja; dus zo zag op een dag de koster
van de kathedraal, terwijl hij hielp bij de
mis, de dame binnenkomen die zijn mede
plichtige zou zijn bij het in het leven
roepen van dona Placida. Hij zag haar
nog een paar keer, weken lang, vond haar
aardig, maakte een complimentje, raakte
haar voet met de zijne, wanneer hij op
feestdagen de altaarkaarsen aanstak. Zij
mocht hem ook, ze kwamen tot elkaar,
beminden elkaar. Uit de vereniging van
vacante lusten onstond dona Placida. We
mogen aannemen dat dona Placida bij
haar geboorte nog niet praatte, maar had
ze het gedaan, dan had ze de makers van
haar dagen kunnen zeggen: 'Hier ben ik.
Waartoe hebben jullie me geroepen?' En
de koster en de kostersvrouw zouden haar
vanzelfsprekend antwoorden: "Wij hebben
je geroepen om je vingers te branden aan
de ketels, je ogen te verpesten met het
naaiwerk, om slecht te eten of helemaal
niet te eten, van hot naar her te rennen en
te sloven, ziek te worden en te genezen,
met geen ander doel dan opnieuw ziek te
worden en te genezen, nu eens bedroefd,
dan wanhopig, morgen berustend, maar
altijd met de handen boven de ketels en de
nengekomen. En weer vroeg ik me af, als
in hoofdstuk 75, of daarvoor de koster van
de Kathedraal en de suikerwerkster dona
Plücida ter wereld hadden gebracht, in
een moment van speciale genegenheid-
Maar ik begreep meteen dat zonder dona
Placida mijn verhouding met Virgilia mis
schien onderbroken, of onmiddellijk, nog
in het eerste enthousiasme, afgebroken
zou zijn; dat was dus het nut van dona
Placida's leven. Een relatief nut, dat geej
ik toe; maar wat is er in 's hemelsnaam
absoluut op deze wereld?"
Cynischer kan het nauwelijks. Hier
zijn alle maskers afgevallen. Ver
geet niet: het is een dode die dit
schreef. Die laat zich niet meer
begoochelen, die doet niet meer mee
aan de eeuwige menselijke comedie
van bedrog en schijn, die doorziet
alles, heeft geen illusies meer. De
slotregel van het boek luidt, teke
nend:
'Ik heb geen kinderen gehad, op geen
enkel schepsel heb ik de erfenis
overgedragen van onze ellende'.
Machado de Assis: Posthume herinnerin
gen van Bras Cubas, vert. August Willem
sen. Arbeiderspers, Amsterdam, 268 pag.
Nawoord: August Willemsen. Gebonden
31,50.
Morgen is het precies vijftig jaar
geleden, dat de
papiergroothandel P. Proost
Zoon, nu Proost en Brandt N.V., te
Amsterdam onder de naam 'Tips'
aan relaties een agenda
toestuurde met de belangrijkste
gebeurtenissen in ons land. Het
boekje zou jarenlang steeds op de
tiende van iedere maand
verschijnen. Om
auteursrechtelijke redenen moest
echter na twee nummers de naam
'Tips' worden veranderd en zo
ontstond 'Proost Prikkels' een
uitermate grillig huisorgaan.
Het zojuist verschenen
jubileumnummer (nr. 400) is een
bibliografie geworden, waarin alle
400 verschenen exemplaren zijn
afgebeeld en beschreven met
gegevens over inhoud,
verschijningsvorm en
medewerkers. Dat zijn er sinds de
verschijning van dat eerste
nummer zo'n 700. Vele van hen
zijn (inmiddels) klinkende namen
in de wereld van literatuur,
beeldende kunst, journalistiek,
copywritingvormgeving en
fotografie geworden. De halve
kunstwereld blijkt voor Proost
Prikkels 'geschnabbeld' te
hebben.
V/aren de eerste twintig boekjes
steeds van eenzelfde uitvoering,
daarna kwam er enige
verscheidenheid: aanvankelijk
wijzigde alleen omslag,
papiersoort en formaat, tenslotte
de gehele verschijningsvorm. In
mei 1946 (tijdens de Tweede
Wereldoorlog werd de uitgave
gestaakt) verscheen Proost
Prikkels voor het eerst niet in
boekformaat, maar als krant en in
1947 als affiche. Langzaamaan
wordt ook de inhoud wat minder
serieus en begint de redactie zich
voorzichtig een grapje te
permitteren: het 100ste nummer
(aug. '47) is alleen een kaartje,
waarop staat, dat dit nummer niet
verschijnt. Serieuzer van aard is
redactie: andré oosthoek
de Prikklopaedie (1949) met
wetenswaardigheden voor
papiergebruikers over gewichten,
formaten, termen en soorten.
Deze verzameling grafische
gegevens, die inmiddels al drie
maal (in 1958, '73 en '83) herzien,
uitgebreid en verbeterd werd,
prijkt nog steeds in menige
boekenkast bij grafische
bedrijven. Ook treft men daar
regelmatig nog de poster (1973)
met alternatieve verkeersborden
aan, evenals het interessante
boekje 'Holtland' (1978) met een
schat aan gegevens over hout, de
basis van de papierproduktie.
Alle uitgaven hadden in princi[
natuurlijk wel iets met Proosta
Brandt produkten, voornameli
'papier' dus, te maken maar sa
was dat verband ver te zoeken.
Vooral sinds de jaren '60 werde
de Prikkels steeds grilliger vm
uitvoering en verschenen zelfsi
de vorm van een chocoladelettt
legpuzzel, grammofoonplaat
dart-bord, rekenschijf, zegels,
suikerzakjes, kaartspellen,
aanslagbiljet, leesplank,
kentekenbewijs, stembiljet,
gezelschapsspel, stickers etc.
In 1979 werd het gehele souten,
van het monumentale Wapens
Amsterdam, hoofdkantoor van
Proost en Brandt, verbouwd tol
expositieruimte, naar men zegt
alléén om een tentoonstelling tt
organiseren, waarvan de
catalogus weer als Proost
Prikkels dienst zou kunnen doei
Deze schitterende tentoonstelt
van vouwconstructies trok
overigens wekenlang publiek,
o.m. van scholen. Het jaar daan
stak Proost Prikkels onmiddeli
weer de draak met het
'tentoonstellingswezèn' door ha
organiseren van een
ééndag stentoonstelling
'Reception Art', waarvan direct
na de opening door Pierre Jan
de kunstwerken zelf werden
opgegeten. Wat alleen overbleej
was de Proost Prikkels: de
catalogus. Ook werden eens eer
aantal telefoonlijnen afgehuuri
voor de Proost Prikkels
'Handleiding voor een
telefoonbeantwoorder'waarin
met het fenomeen de draak wen
gestoken. Een van de mooiste
Proost Prikkels maakte Proosti
Brandt in 1980 voor de jubileren
uitgeversbond, de KNUB: een
schitterend uitgevoerd
gezelschapsspel, gebaseerd op:
werk van de uitgever met alle
denkbare facetten.
In het jubileumnummer krijgt dt
lezer een aardig beeld van de
mentaliteitsverandering vank
afgelopen vijftig jaar, die voom
in de vormgeving tot uitdrukkin
komt.
De Britse dichter-romanschrijvj
D.H. Lawrence, die zijn generate
schokte door openlijk over seks
schrijven, heeft officiële erkerniii
gekregen.
Het D.H. Lawrence-Genootscha
in Nottingham, de stad in
midden-Engeland in de buurt
waarvan de schrijver 100 jaar
geleden werd geboren, heeft
bekendgemaakt dat het na drie
jaar bestormen van de
autoriteiten in Londen,
toestemming heeft gekregen eer
herdenkingsplaquette aan te
brengen in de 'Poet's Corner' vd
Westminster Abbey.
Lawrence, die in 1930 stierf, korJ
in de kerk in het illustere
gezelschap te verkeren van o.a
William Shakespeare, William
Wordsworth, Rudyard Kipling,
Charles Dickens en Dylan
Thomas.
Hoewel ook dichter, herinnert
men zich Lawrence in de eerste
plaats als schrijver van werkend
'Lady Chatterley's Lover', het
verhaal van een adellijke dame::
haar jachtopziener,'Women in
Love' en 'Sons and Lovers'.
Mevrouw Enid Goodband. cura:j
van het Lawrence Museum inde
geboorteplaats van de schrijver
Eastwood, zei dat de wereld D.ÏÏ
Lawrence eindelijk de plaats gal
waar hij recht op had. „Hij
overleed in 1930 van verdriet
omdat de wereld zijn ideeën en
werk niet wilde accepteren", zei
zij.
Pierre H. Dubois (geboren 1917) is een schrijver
die bij het publiek en de kritiek nooit sterk is
opgevallen. Toch is hij al zo'n vijfenveertig jaar
actief in onze literatuur.
Hij was een intelligent bespreker van boeken in 'Het
Vaderland' en in 'Het boek van nu'. Hij schreef
monografieën over figuren als Bordewijk, Emants en
Van Nijlen. Vooral de Franse literatuur heeft zijn
liefde, zoals met name in zijn literaire reisboeken
'Schrijvers en hun landschap' naar voren kwam.
Door de jaren heen publiceerde hij ook een aantal
romans en dichtbundels. In 1956 bracht hij het beste
uit voorafgaande bundels bijeen in 'Ademhalen'. De
in 1977 verschenen bundel 'Spinrag van tijd' kan met
ere vermeld worden. Er stond een opvallend gedicht
in over de door hem bewonderde Diderot. Hij
noemde hem onder meer:
Voorbeeld voor essayisten, denkers
zonder systeemdrang, wie de verbeelding
onuitputtelijke bron blijft.
In hetzelfde vers citeert hij wat Diderot de avond
voor zijn dood verklaarde, 'de eerste stap naar de
filosofie is het ongeloof. Dubois is zelf ook een
denker zonder systeemdrang geworden en hij heeft
de twijfel eveneens tot zijn grondhouding gemaakt.
Zo werd hij zoals talrijke moderne auteurs een zoeker
naar een nieuwe waarheid en ontwikkelde hij een
hoogstpersoonlijk levensbesef. De neiging tot bespie
gelen is bij Dubois altijd zo sterk geweest dat het
vaak afbreuk doet aan zijn poëzie en proza. Die
genres verdragen nu eenmaal slecht essayerende
uitweidingen. Bovendien zijn de visies van deze
schrijver niet alleen hoogstpersoonlijk maar ook
nogal eens aan de oppervlakkige kant.
Dubois publiceerde onlangs een roman 'Requiem
voor een verleden tijd' die voor zijn vaste lezers
veel vertrouwds zal bieden.
Zo zijn er opnieuw notities over Diderot. Er is weer
veel aandacht voor de schrijfster Belle van Zuylen,
voor wier werk Dubois en zijn echtgenote Simone
hartstochtelijke pleitbezorgers zijn. Verder bevat het
proza weer een overdosis zelfbespiegeling. De roman
is beslist een poging tot iets groots. De schrijver heeft
er veel van zichzelf in gegeven. En daarom is het zo
jammer dat hij zeer onzorgvuldig te werk is gegaan
zodat het bij een poging tot iets groots is gebleven.
We hebben het dan niet eens over feilen als op pagina
110 waar hij een halve bladzijde volschrijft over
Paulus die de Korinthiërs toespreekt over de Onbe
kende God - ja, oplettende lezer, het waren inder
daad de Atheners. - Maar over iets wat voor literaire
teksten zeer wezenlijk is: de schrijfstijl.
Ik moet zeggen dat ik in een lange tijd geen boek
heb gelezen dat zó onbeholpen gesteld is als dit. Met
wat meer aandacht, met wat meer zelfkritiek, had
Dubois zijn manuscript nog eens over moeten lezen
om de stijl bij te schaven en zo de lezer heel wat
ergernis te besparen. 'Requiem voor een verleden
tijd' werd in drie maanden voltooid en dat is
kennelijk een te korte tijd.
De openingszin meteen al getuigt van gebrek aan
precisie: 'Op een dag in de stad voelde Lucas Donker
zich niet goed' (7). En er volgen talloze zinnen in deze
roman die nog berispelijker zijn. Hoofdpersoon Lu
cas Donker voelt zich dus niet goed. Hij zou naar de
dokter moeten, doch verzuimt dit. Dan volgt deze
zin: 'Maar hij kwam die avond aan huis in de
persoon van een arts met wie zij bevriend waren en
die niet in Den Haag woonde, maar een week voor dit
alles zijn bezoek had aangekondigd' (8).
Er zijn veel zinnen van het genre 'hier zet men koffie
en over' te signaleren. Bijvoorbeeld deze wanneer
Lucas naar de cardioloog doorverwezen wordt:
'Maar het was vrijdag en de cardioloog afwezig' 18).
Nog een exempel van dit soort stilistische enormitei
ten: 'Het was een oktoberdag en het weer prachtig'
(23).
Op bladzijde 25 moeten we een moment stilstaan bij
deze zin: 'Een merkwaardig knappe vrouw die trots
was op een haardos zo weelderig dat, als het
uitgekamd hing, het tot aan de knieholten reikte, een
zonderlinge trots, wanneer ik bedenk dat zij op een
afschuwelijke wijze aan hoofdpijnen leed, migraines,
die daar ongetwijfeld verband mee hielden...'. Het
gaat hier dus over een haardos dat uitgekamd hing,
het haardos dat tot aan de knieholten reikte, en nog
een heleboel fraais.
Op pagina 36 brengt de schrijver wat diepzinnighe
den over Amsterdam te berde:
'De ontvolking van inheemse populatie wordt gecom
penseerd door de inwijking van nieuwe bevolkings
groepen, en de eigenschap die het land internatio
naal groot gemaakt heeft en, door de eeuwen heen,
tot een begrip, is het kameleontisch vermogen tot
aanpassing dat de grondslag vormt van de handels
geest'.
Ook met veel goede wil is niet te doorgronden wat
hier is bedoeld. De ontvolking van de populatie? De
inwijking van nieuwe bevolkingsgroepen?
Op bladzij 42 gaat het over een in 1933 gemaakte
foto. Dubois: 'Het is een portretje dat geen enkel
verband houdt met de gebeurtenissen die in dat
beruchte jaar eensklaps gestalte begonnen te krijgen
en de inzet vormden van de tragedie die zeven jaar
later zulke katastrofale proporties zou gaan aanne
men'. Gebeurtenissen die eensklaps gestalte begin
nen te krijgen - hoe kan iemand het neerschrijven.
Dubois dus.
Een paar pagina's verder bericht hij even onhandig
over een man 'die zelf een pen voerde die er zijn
mocht' (54). Op pagina 67 vinden we de contamina
tie: 'Hij stelde allereerst voorop...' in plaats van 'Hij
stelde allereerst...' of 'Hij stelde voorop...'. Op bladzij
de 69 gaat het over 'De liefde van en voor een man die
misschien in haar ogen niet was als alle mensen
maar die van alle mannen'.
Waarschijnlijk ben ik te dom om dit geschrijf te
kunnen doorgronden, maar je kunt je verbazing niet
op. We noteren op pagina 79: 'Tony was een jaar of
vijftien jonger dan Bruno, toen hij hem had leren
kennen'. Toen was het leeftijdsverschil ongeveer
vijftien jaar geweest, geleidelijk aan was daar kenne
lijk verandering in gekomen. Enzovoorts, enzo
voorts.
Terug naar het verhaal achter al deze kreupele
zinnen. Lucas blijkt het aan zijn hart te hebben
en hij zal moeten worden geopereerd.
De operatie 'kon wegens een lange wachttijd niet
spoedig worden uitgevoerd' (19) staat in de roman.
Je ziet het vaker dat bij een lange wachttijd iets niet
spoedig gebeurt, maar we zullen niet op alle slakken
zout leggen. In de periode van wachten gaat Lucas
op vakantie naar Genua. Hij verdiept zich in 'Ca
hiers' die hij aan het schrijven was. Die geschriften
van Lucas beslaan een aanzienlijk gedeelte van het
boek. Ze zijn een mengeling van roman, essay,
autobiografie. Van de laatste hebben ze nog het
meest. De hoofdpersoon van de cahiers heet aanvan
kelijk André Weber. Geleidelijk aan blijken Lucas
Donker en André veel gemeen te hebben. Ze hebben
beiden een broer Clemens die geestelijke is en een
jongere broer Thomas. Tenslotte vallen hun herinne
ringen geheel samen. Op een gegeven moment zijn
de 'Cahiers' niet meer in de ik-vorm maar in de
jij-vorm geschreven. Uiteindelijk komt Lucas zelf
tevoorschijn. Zoals André het alter ego van Lucas is,
zo is natuurlijk Lucas het alter ego van Pierre H.
Dubois. In het boek komt dat niet naar voren, maar
de overeenkomsten tussen de levenslopen van de
hoofdfiguren en die van de auteur laten geen andere
conclusie over. Ze worden allen in 1917 geboren. Ze
groeiden allemaal op in een katholiek gezin in
Amsterdam. Op latere leeftijd gaan ze alledrie in Den
Haag wonen. Ook hun houding tegenover de levens
vragen wijkt niet af.
De 'Cahiers' worden vooral benut voor een recon
structie van Lucas' verleden. Met name tracht hij
inzicht te krijgen in het bestaan van zijn vader. Door
een enkele toespeling krijgt hij de indruk dat zijn
vader hoezeer deze ook van zijn vrouw gehouden
heeft een buitenechtelijke verhouding heeft gehad
De weinige herinneringen worden met veel verbeel
ding aangevuld. Inmiddels blikt hij ook terug op zijn
jeugd, op het begin van zijn loopbaan als schrijver,
op de belevenissen van vrienden. Indruk maakt de
ingehouden beschrijving van de ziekte en dood van
zijn ouders. Lucas neemt veel discretie in acht, over
een aantal onderwerpen wil hij zich zelfs niet uitla
ten. Zo verkiest hij te zwijgen over zijn huwelijk met
Anne. 'Ik neem het standpunt in dat men niet moet
onthullen wat er is tussen man en vrouw' (140).
Nu Lucas de adem van de dood in zijn nek voelt I
schrijft hij in Genua weer verder aan de|
'Cahiers'.
Bij zijn huwelijk met Anne breekt het relaas af. Over
het resultaat is hij niet erg tevreden. Terug in zijn
woonplaats wordt hij opgeroepen voor de operatie
Hij overleeft de ingreep ternauwernood maar her
stelt betrekkelijk snel. De herinneringen opgeroepen
voor de 'Cahiers' hadden Lucas' requiem kunnen
zijn, maar ze blijken nu een requiem voor een
verleden tijd te zijn.
Hij is blij met het herwonnen leven, voelt
waarheid van Malraux' uitspraak die het motto voor
deze roman is: 'La vie ne vaut rien, mais rien ne van!
la vie' (Het leven is niets waard, maar niets is zoveel
waard als het leven).
Zo gelouterd is een dakloze eindelijk thuis. Voortaan
toegerust met een levensbesef waarin wijze berusting
en niet minder wijs ongeloof elkaar in evenwicht
houden.
Dubois' werk heeft vaker in dit teken gestaan
Nimmer echter met zoveel inzet als nu. Het is
daarom wel heel bitter dat hij zijn stijl zo verwaar
loosd heeft. Wil dit in aanleg lezenswaardige boek
leesbaar worden, dan zal het grondig herschreven
dienen te worden. Een schrijver die zijn werk serieus
neemt, had dit vóór publikatie moeten bedenken
Pierre H. Dubois: Requiem voor een verleden tijd.
pag. 27,50. Nijgh Van Ditmar, 's-Gravenhage
I