machado de assis proost! letters letteren REQUIEM VOOR EEN VERLEDEN TIJD pierre h. dubois LETTERKUNDIGE KRONIEK dode cynisme hans warren lawrence hans warren ZATERDAG 9 MAART 1985 memoires van een schrijvende dode Pas in de jaren vijftig van deze eeuw kreeg het werk van de Braziliaanse schrijver Machado de Assis (1839-1908) weerklank in Ame rika en in Europa. Er verschenen o.a. Engelse en Duitse vertalingen en 'de wereld' ontdekte dat deze Portugeestalige auteur uit de vorige eeuw een evenknie was geweest van de grote Russische en Franse pro zaïsten uit die tijd - althans in de tweede helft van zijn leven. De aandacht concentreerde zich bo venal op het uit 1880 daterende 'Memórias póstumas de Bras Cubas' dat toen ook in het Nederlands werd vertaald door A. Mastenbroek Jr. onder de titel 'Laat commentaar van Bras Cubas'. Deze, overigens uitste kende, vertaling verscheen in 1954 bij Ruys in Bussum. In de PZC van 4 december van dat jaar jubelde ik over een 'superieure roman', een 'meesterwerk', en een 'ontdekking die men met de warmste aanbeve ling aan vrienden doorgeeft'. Ik zal stellig niet de enige recensent ge weest zijn die de verschijning van dat boek tot de grootste literaire gebeurtenissen van het jaar rekende. Toch is Machado de Assis toen niet, zoals elders, echt doorgebroken in ons land. Dat zou nog dertig jaar duren. De Arbeiderspers heeft on langs het initiatief genomen om zijn belangrijkste werken in zeven delen te laten verschijnen. Drie ervan zijn uit, allemaal in vertaling van August Willemsen, de romans 'Posthume herinneringen van Bras Cubas' en 'Quincas Borba' en de verhalenbun del 'De psychiater'. De literaire produktie van De Assis valt nogal mooi in twee helften uit een. Wat hij vóór 'Bras Cubas', dus voor zijn veertigste, voor 1880, schreef wordt algemeen afgedaan als conventioneel-romantisch onbedui dend werk. Omstreeks zijn veertigste schijnt de schrijver een algehele ern stige crisis doorgemaakt te hebben, zowel lichamelijk als geestelijk. Vol gens eigen zeggen had hij vanaf dat moment alle illusies over de mens heid verloren - en hij had blijkbaar ook afgerekend met de romantische invloed. Zijn meesters waren nu - en het is merkbaar! - Sterne, Xavier de Maistre, Stendhal en de Portugees Garrett. Zeker is dat hij in die twee de fase van zijn leven zijn meester werken creeërde. Hij heeft verder ook nog veel kritieken, toneel en gedichten geschreven. Het ligt bij De Assis allemaal nogal gecompliceerd. Hij was zoals dat heet van 'nederige afkomst', hij had bovendien van vaderskant neger- bloed in de aderen. Hij leed aan vallende ziekte en hij stotterde. Hij heeft al die dingen zo goed mogelijk verborgen gehouden en daardoor is het ook een beetje mysterieus geble ven hoe hij zo'n enorme eruditie eigen heeft weten te maken, zich zozeer heeft weten te 'aristocratise- ren'. Naarmate hij ouder werd zag hij er minder exotisch uit. In het maat schappelijk leven slaagde hij zeer goed hoewel hij dus autodidact was, hij wist altijd de juiste protectie en invloedrijke vrienden te vinden. Hij verkreeg uiteindelijk een hoog ambt op een ministerie en hij was van 1897 tot zijn dood voorzitter van de Brazi liaanse Letterkundige Academie. Zijn huwelijk was zeer gelukkig maar het bleef kinderloos. De dood van zijn vrouw in 1904 was een slag die hij eigenlijk niet meer te boven is geko men. Deze feiten en details verklaren ui teraard niet hoe zich uit een vrij kleurloos man die een vrij kleurloos oeuvre in allerlei genres bij elkaar schreef opeens iemand ontpopte die wel als de grootste Braziliaanse schrijver aller tijden aangezien wordt. Tot iemand fiie honderd jaar na 'Bras Cubas' en tachtig jaar na zijn dood wegens enkele van zijn verhalen en romans tot de zeer gro ten in de hele wereldliteratuur wordt gerekend. De 'Posthume herinneringen van Bras Cubas' zijn niet de herinnerin gen van een dode schrijver, maar Toen, in de jaren vijftig, het werk van de Braziliaanse schrijver Joaquim Maria Machado de Assis in Noord- Amerika in vertaling verscheen, was de reactie in de wereld der letteren er een van totale verbijstering. Hoe kon iets dat zó onbekend was zó buitengewoon zijn? Ook Nederland heeft kennis gemaakt met deze 'natuur kracht'. De Arbeiderspers geeft in serieverband uit: Posthu me herinneringen van Bras Cubas, Quincas Borba, De Psychiater, Vrouwenarmen, Dom Casmurro, Esau en Jacob en Dagboek van Aires. Aandacht voor een aristocraat van de geest. die van een schrijvende dode. De Assis heeft hier een kunstgreep toe gepast: zijn hoofdpersoon is op 64- jarige leeftijd overleden en schrijft in het hiernamaals. Hij vertelt in 160 hoofdstukken (in lengte varië rend van enkele bladzijden tot enke le woorden) over zijn dood en zijn leven. Vooraf gaat een kort voor woord van Machado de Assis en een van Bras Cubas zelf, waarin deze zegt dat hij zijn boek heeft geschre ven 'met de pen der scherts en de inkt der melancholie'. Het is mild gezegd. Ook de term 'korzelig pessi misme' die in het boek gebezigd wordt is mild. Het boek is niet zelden ronduit cynisch, ontluiste rend, ontgoocheld. In een negental inleidende hoofdstukken vertelt de dode Cubas over zijn sterfbed, doodsstrijd, delirium en begrafenis. Vanaf het tiende hoofdstuk volgt dan - min of meer - zijn levensge schiedenis, lopend vanaf zijn ge boorte op 20 oktober 1805 weerom tot zijn dood, die dus ongeveer in 1869 gesitueerd moet worden. Het is haast niet doenlijk in kort bestek duidelijk te maken hoe De Assis dit onderwerp heeft aange pakt. Terugdenkend aan het boek ziet men het leven van Bras Cubas toch voor zich, verlopend als in een roman, maar de 160 hoofdstukken en hoofdstukjes hebben ook iets van een kaleidoskoop, er wordt van de hak op de tak gesprongen, de gekste buitelingen en invallen komen voor, zoals bij Sterne. Er zijn hoofdsttfk- ken die alleen uit puntjes bestaan (139), eventueel met vraagtekens en uitroeptekens doorspekt (55), andere bestaan uit aforismen en er zijn hoofdstukken die als het ware los lijken te staan en die van zo'n merk waardige, beklemmende schoonheid zijn dat ze u waarschijnlijk voorgoed bij blijven. De schrijver doet spel letjes met zijn lezer, daagt hem uit, leidt hem om de tuin. Ik kan hier nu mijn kolommen vol schrijven over het poëtische pessimisme en het volstrekt amorele karakter van dit verbijsterende boek. Hoofdstuk 75, 'Bij mezelf, gaat over dona Placida, een vrouw die in hoofdstuk 74 haar lamentabele le- ogen op het naaiwerk, tot je op een dag zult eindigen in de goot of in het zieken huis; daartoe hebben wij je geroepen, in een seconde van genegenheid.' (pp.136/7). En hoe eindigt dona Placida, denkt u? Hoofdstuk 144, pag. 212 leert het: 'Na het ontbijt ging ik naar het huis van dona Placida; daar vond ik een pak botten, gehuld in lompen, uitgestrekt op een oude, walgingwekkende brits. Ik gaf haar wat geld; de volgende dag liet ik haar naar het Armenhuis brengen, waar ze een week later stierf. Ik zeg het ver keerd: op een ochtend werd ze niet meer wakker; ze had het leven via de achter deur verlaten, waardoor ze ook was bin- vensgeschiedenis aan Bras Cubas heeft verteld. Het gaat haar in het leven nu iéts beter doordat zij er voor zorgt dat Bras Cubas en zijn geliefde, Virgila, een gehuwde vrouw, gelegenheid hebben elkaar in haar woning te ontmoeten. Haar laatste woorden waren geweest: 'Ik was zo bang dat ik op straat zou eindigen, als bedela res...'. Ja, ja; dus zo zag op een dag de koster van de kathedraal, terwijl hij hielp bij de mis, de dame binnenkomen die zijn mede plichtige zou zijn bij het in het leven roepen van dona Placida. Hij zag haar nog een paar keer, weken lang, vond haar aardig, maakte een complimentje, raakte haar voet met de zijne, wanneer hij op feestdagen de altaarkaarsen aanstak. Zij mocht hem ook, ze kwamen tot elkaar, beminden elkaar. Uit de vereniging van vacante lusten onstond dona Placida. We mogen aannemen dat dona Placida bij haar geboorte nog niet praatte, maar had ze het gedaan, dan had ze de makers van haar dagen kunnen zeggen: 'Hier ben ik. Waartoe hebben jullie me geroepen?' En de koster en de kostersvrouw zouden haar vanzelfsprekend antwoorden: "Wij hebben je geroepen om je vingers te branden aan de ketels, je ogen te verpesten met het naaiwerk, om slecht te eten of helemaal niet te eten, van hot naar her te rennen en te sloven, ziek te worden en te genezen, met geen ander doel dan opnieuw ziek te worden en te genezen, nu eens bedroefd, dan wanhopig, morgen berustend, maar altijd met de handen boven de ketels en de nengekomen. En weer vroeg ik me af, als in hoofdstuk 75, of daarvoor de koster van de Kathedraal en de suikerwerkster dona Plücida ter wereld hadden gebracht, in een moment van speciale genegenheid- Maar ik begreep meteen dat zonder dona Placida mijn verhouding met Virgilia mis schien onderbroken, of onmiddellijk, nog in het eerste enthousiasme, afgebroken zou zijn; dat was dus het nut van dona Placida's leven. Een relatief nut, dat geej ik toe; maar wat is er in 's hemelsnaam absoluut op deze wereld?" Cynischer kan het nauwelijks. Hier zijn alle maskers afgevallen. Ver geet niet: het is een dode die dit schreef. Die laat zich niet meer begoochelen, die doet niet meer mee aan de eeuwige menselijke comedie van bedrog en schijn, die doorziet alles, heeft geen illusies meer. De slotregel van het boek luidt, teke nend: 'Ik heb geen kinderen gehad, op geen enkel schepsel heb ik de erfenis overgedragen van onze ellende'. Machado de Assis: Posthume herinnerin gen van Bras Cubas, vert. August Willem sen. Arbeiderspers, Amsterdam, 268 pag. Nawoord: August Willemsen. Gebonden 31,50. Morgen is het precies vijftig jaar geleden, dat de papiergroothandel P. Proost Zoon, nu Proost en Brandt N.V., te Amsterdam onder de naam 'Tips' aan relaties een agenda toestuurde met de belangrijkste gebeurtenissen in ons land. Het boekje zou jarenlang steeds op de tiende van iedere maand verschijnen. Om auteursrechtelijke redenen moest echter na twee nummers de naam 'Tips' worden veranderd en zo ontstond 'Proost Prikkels' een uitermate grillig huisorgaan. Het zojuist verschenen jubileumnummer (nr. 400) is een bibliografie geworden, waarin alle 400 verschenen exemplaren zijn afgebeeld en beschreven met gegevens over inhoud, verschijningsvorm en medewerkers. Dat zijn er sinds de verschijning van dat eerste nummer zo'n 700. Vele van hen zijn (inmiddels) klinkende namen in de wereld van literatuur, beeldende kunst, journalistiek, copywritingvormgeving en fotografie geworden. De halve kunstwereld blijkt voor Proost Prikkels 'geschnabbeld' te hebben. V/aren de eerste twintig boekjes steeds van eenzelfde uitvoering, daarna kwam er enige verscheidenheid: aanvankelijk wijzigde alleen omslag, papiersoort en formaat, tenslotte de gehele verschijningsvorm. In mei 1946 (tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de uitgave gestaakt) verscheen Proost Prikkels voor het eerst niet in boekformaat, maar als krant en in 1947 als affiche. Langzaamaan wordt ook de inhoud wat minder serieus en begint de redactie zich voorzichtig een grapje te permitteren: het 100ste nummer (aug. '47) is alleen een kaartje, waarop staat, dat dit nummer niet verschijnt. Serieuzer van aard is redactie: andré oosthoek de Prikklopaedie (1949) met wetenswaardigheden voor papiergebruikers over gewichten, formaten, termen en soorten. Deze verzameling grafische gegevens, die inmiddels al drie maal (in 1958, '73 en '83) herzien, uitgebreid en verbeterd werd, prijkt nog steeds in menige boekenkast bij grafische bedrijven. Ook treft men daar regelmatig nog de poster (1973) met alternatieve verkeersborden aan, evenals het interessante boekje 'Holtland' (1978) met een schat aan gegevens over hout, de basis van de papierproduktie. Alle uitgaven hadden in princi[ natuurlijk wel iets met Proosta Brandt produkten, voornameli 'papier' dus, te maken maar sa was dat verband ver te zoeken. Vooral sinds de jaren '60 werde de Prikkels steeds grilliger vm uitvoering en verschenen zelfsi de vorm van een chocoladelettt legpuzzel, grammofoonplaat dart-bord, rekenschijf, zegels, suikerzakjes, kaartspellen, aanslagbiljet, leesplank, kentekenbewijs, stembiljet, gezelschapsspel, stickers etc. In 1979 werd het gehele souten, van het monumentale Wapens Amsterdam, hoofdkantoor van Proost en Brandt, verbouwd tol expositieruimte, naar men zegt alléén om een tentoonstelling tt organiseren, waarvan de catalogus weer als Proost Prikkels dienst zou kunnen doei Deze schitterende tentoonstelt van vouwconstructies trok overigens wekenlang publiek, o.m. van scholen. Het jaar daan stak Proost Prikkels onmiddeli weer de draak met het 'tentoonstellingswezèn' door ha organiseren van een ééndag stentoonstelling 'Reception Art', waarvan direct na de opening door Pierre Jan de kunstwerken zelf werden opgegeten. Wat alleen overbleej was de Proost Prikkels: de catalogus. Ook werden eens eer aantal telefoonlijnen afgehuuri voor de Proost Prikkels 'Handleiding voor een telefoonbeantwoorder'waarin met het fenomeen de draak wen gestoken. Een van de mooiste Proost Prikkels maakte Proosti Brandt in 1980 voor de jubileren uitgeversbond, de KNUB: een schitterend uitgevoerd gezelschapsspel, gebaseerd op: werk van de uitgever met alle denkbare facetten. In het jubileumnummer krijgt dt lezer een aardig beeld van de mentaliteitsverandering vank afgelopen vijftig jaar, die voom in de vormgeving tot uitdrukkin komt. De Britse dichter-romanschrijvj D.H. Lawrence, die zijn generate schokte door openlijk over seks schrijven, heeft officiële erkerniii gekregen. Het D.H. Lawrence-Genootscha in Nottingham, de stad in midden-Engeland in de buurt waarvan de schrijver 100 jaar geleden werd geboren, heeft bekendgemaakt dat het na drie jaar bestormen van de autoriteiten in Londen, toestemming heeft gekregen eer herdenkingsplaquette aan te brengen in de 'Poet's Corner' vd Westminster Abbey. Lawrence, die in 1930 stierf, korJ in de kerk in het illustere gezelschap te verkeren van o.a William Shakespeare, William Wordsworth, Rudyard Kipling, Charles Dickens en Dylan Thomas. Hoewel ook dichter, herinnert men zich Lawrence in de eerste plaats als schrijver van werkend 'Lady Chatterley's Lover', het verhaal van een adellijke dame:: haar jachtopziener,'Women in Love' en 'Sons and Lovers'. Mevrouw Enid Goodband. cura:j van het Lawrence Museum inde geboorteplaats van de schrijver Eastwood, zei dat de wereld D.ÏÏ Lawrence eindelijk de plaats gal waar hij recht op had. „Hij overleed in 1930 van verdriet omdat de wereld zijn ideeën en werk niet wilde accepteren", zei zij. Pierre H. Dubois (geboren 1917) is een schrijver die bij het publiek en de kritiek nooit sterk is opgevallen. Toch is hij al zo'n vijfenveertig jaar actief in onze literatuur. Hij was een intelligent bespreker van boeken in 'Het Vaderland' en in 'Het boek van nu'. Hij schreef monografieën over figuren als Bordewijk, Emants en Van Nijlen. Vooral de Franse literatuur heeft zijn liefde, zoals met name in zijn literaire reisboeken 'Schrijvers en hun landschap' naar voren kwam. Door de jaren heen publiceerde hij ook een aantal romans en dichtbundels. In 1956 bracht hij het beste uit voorafgaande bundels bijeen in 'Ademhalen'. De in 1977 verschenen bundel 'Spinrag van tijd' kan met ere vermeld worden. Er stond een opvallend gedicht in over de door hem bewonderde Diderot. Hij noemde hem onder meer: Voorbeeld voor essayisten, denkers zonder systeemdrang, wie de verbeelding onuitputtelijke bron blijft. In hetzelfde vers citeert hij wat Diderot de avond voor zijn dood verklaarde, 'de eerste stap naar de filosofie is het ongeloof. Dubois is zelf ook een denker zonder systeemdrang geworden en hij heeft de twijfel eveneens tot zijn grondhouding gemaakt. Zo werd hij zoals talrijke moderne auteurs een zoeker naar een nieuwe waarheid en ontwikkelde hij een hoogstpersoonlijk levensbesef. De neiging tot bespie gelen is bij Dubois altijd zo sterk geweest dat het vaak afbreuk doet aan zijn poëzie en proza. Die genres verdragen nu eenmaal slecht essayerende uitweidingen. Bovendien zijn de visies van deze schrijver niet alleen hoogstpersoonlijk maar ook nogal eens aan de oppervlakkige kant. Dubois publiceerde onlangs een roman 'Requiem voor een verleden tijd' die voor zijn vaste lezers veel vertrouwds zal bieden. Zo zijn er opnieuw notities over Diderot. Er is weer veel aandacht voor de schrijfster Belle van Zuylen, voor wier werk Dubois en zijn echtgenote Simone hartstochtelijke pleitbezorgers zijn. Verder bevat het proza weer een overdosis zelfbespiegeling. De roman is beslist een poging tot iets groots. De schrijver heeft er veel van zichzelf in gegeven. En daarom is het zo jammer dat hij zeer onzorgvuldig te werk is gegaan zodat het bij een poging tot iets groots is gebleven. We hebben het dan niet eens over feilen als op pagina 110 waar hij een halve bladzijde volschrijft over Paulus die de Korinthiërs toespreekt over de Onbe kende God - ja, oplettende lezer, het waren inder daad de Atheners. - Maar over iets wat voor literaire teksten zeer wezenlijk is: de schrijfstijl. Ik moet zeggen dat ik in een lange tijd geen boek heb gelezen dat zó onbeholpen gesteld is als dit. Met wat meer aandacht, met wat meer zelfkritiek, had Dubois zijn manuscript nog eens over moeten lezen om de stijl bij te schaven en zo de lezer heel wat ergernis te besparen. 'Requiem voor een verleden tijd' werd in drie maanden voltooid en dat is kennelijk een te korte tijd. De openingszin meteen al getuigt van gebrek aan precisie: 'Op een dag in de stad voelde Lucas Donker zich niet goed' (7). En er volgen talloze zinnen in deze roman die nog berispelijker zijn. Hoofdpersoon Lu cas Donker voelt zich dus niet goed. Hij zou naar de dokter moeten, doch verzuimt dit. Dan volgt deze zin: 'Maar hij kwam die avond aan huis in de persoon van een arts met wie zij bevriend waren en die niet in Den Haag woonde, maar een week voor dit alles zijn bezoek had aangekondigd' (8). Er zijn veel zinnen van het genre 'hier zet men koffie en over' te signaleren. Bijvoorbeeld deze wanneer Lucas naar de cardioloog doorverwezen wordt: 'Maar het was vrijdag en de cardioloog afwezig' 18). Nog een exempel van dit soort stilistische enormitei ten: 'Het was een oktoberdag en het weer prachtig' (23). Op bladzijde 25 moeten we een moment stilstaan bij deze zin: 'Een merkwaardig knappe vrouw die trots was op een haardos zo weelderig dat, als het uitgekamd hing, het tot aan de knieholten reikte, een zonderlinge trots, wanneer ik bedenk dat zij op een afschuwelijke wijze aan hoofdpijnen leed, migraines, die daar ongetwijfeld verband mee hielden...'. Het gaat hier dus over een haardos dat uitgekamd hing, het haardos dat tot aan de knieholten reikte, en nog een heleboel fraais. Op pagina 36 brengt de schrijver wat diepzinnighe den over Amsterdam te berde: 'De ontvolking van inheemse populatie wordt gecom penseerd door de inwijking van nieuwe bevolkings groepen, en de eigenschap die het land internatio naal groot gemaakt heeft en, door de eeuwen heen, tot een begrip, is het kameleontisch vermogen tot aanpassing dat de grondslag vormt van de handels geest'. Ook met veel goede wil is niet te doorgronden wat hier is bedoeld. De ontvolking van de populatie? De inwijking van nieuwe bevolkingsgroepen? Op bladzij 42 gaat het over een in 1933 gemaakte foto. Dubois: 'Het is een portretje dat geen enkel verband houdt met de gebeurtenissen die in dat beruchte jaar eensklaps gestalte begonnen te krijgen en de inzet vormden van de tragedie die zeven jaar later zulke katastrofale proporties zou gaan aanne men'. Gebeurtenissen die eensklaps gestalte begin nen te krijgen - hoe kan iemand het neerschrijven. Dubois dus. Een paar pagina's verder bericht hij even onhandig over een man 'die zelf een pen voerde die er zijn mocht' (54). Op pagina 67 vinden we de contamina tie: 'Hij stelde allereerst voorop...' in plaats van 'Hij stelde allereerst...' of 'Hij stelde voorop...'. Op bladzij de 69 gaat het over 'De liefde van en voor een man die misschien in haar ogen niet was als alle mensen maar die van alle mannen'. Waarschijnlijk ben ik te dom om dit geschrijf te kunnen doorgronden, maar je kunt je verbazing niet op. We noteren op pagina 79: 'Tony was een jaar of vijftien jonger dan Bruno, toen hij hem had leren kennen'. Toen was het leeftijdsverschil ongeveer vijftien jaar geweest, geleidelijk aan was daar kenne lijk verandering in gekomen. Enzovoorts, enzo voorts. Terug naar het verhaal achter al deze kreupele zinnen. Lucas blijkt het aan zijn hart te hebben en hij zal moeten worden geopereerd. De operatie 'kon wegens een lange wachttijd niet spoedig worden uitgevoerd' (19) staat in de roman. Je ziet het vaker dat bij een lange wachttijd iets niet spoedig gebeurt, maar we zullen niet op alle slakken zout leggen. In de periode van wachten gaat Lucas op vakantie naar Genua. Hij verdiept zich in 'Ca hiers' die hij aan het schrijven was. Die geschriften van Lucas beslaan een aanzienlijk gedeelte van het boek. Ze zijn een mengeling van roman, essay, autobiografie. Van de laatste hebben ze nog het meest. De hoofdpersoon van de cahiers heet aanvan kelijk André Weber. Geleidelijk aan blijken Lucas Donker en André veel gemeen te hebben. Ze hebben beiden een broer Clemens die geestelijke is en een jongere broer Thomas. Tenslotte vallen hun herinne ringen geheel samen. Op een gegeven moment zijn de 'Cahiers' niet meer in de ik-vorm maar in de jij-vorm geschreven. Uiteindelijk komt Lucas zelf tevoorschijn. Zoals André het alter ego van Lucas is, zo is natuurlijk Lucas het alter ego van Pierre H. Dubois. In het boek komt dat niet naar voren, maar de overeenkomsten tussen de levenslopen van de hoofdfiguren en die van de auteur laten geen andere conclusie over. Ze worden allen in 1917 geboren. Ze groeiden allemaal op in een katholiek gezin in Amsterdam. Op latere leeftijd gaan ze alledrie in Den Haag wonen. Ook hun houding tegenover de levens vragen wijkt niet af. De 'Cahiers' worden vooral benut voor een recon structie van Lucas' verleden. Met name tracht hij inzicht te krijgen in het bestaan van zijn vader. Door een enkele toespeling krijgt hij de indruk dat zijn vader hoezeer deze ook van zijn vrouw gehouden heeft een buitenechtelijke verhouding heeft gehad De weinige herinneringen worden met veel verbeel ding aangevuld. Inmiddels blikt hij ook terug op zijn jeugd, op het begin van zijn loopbaan als schrijver, op de belevenissen van vrienden. Indruk maakt de ingehouden beschrijving van de ziekte en dood van zijn ouders. Lucas neemt veel discretie in acht, over een aantal onderwerpen wil hij zich zelfs niet uitla ten. Zo verkiest hij te zwijgen over zijn huwelijk met Anne. 'Ik neem het standpunt in dat men niet moet onthullen wat er is tussen man en vrouw' (140). Nu Lucas de adem van de dood in zijn nek voelt I schrijft hij in Genua weer verder aan de| 'Cahiers'. Bij zijn huwelijk met Anne breekt het relaas af. Over het resultaat is hij niet erg tevreden. Terug in zijn woonplaats wordt hij opgeroepen voor de operatie Hij overleeft de ingreep ternauwernood maar her stelt betrekkelijk snel. De herinneringen opgeroepen voor de 'Cahiers' hadden Lucas' requiem kunnen zijn, maar ze blijken nu een requiem voor een verleden tijd te zijn. Hij is blij met het herwonnen leven, voelt waarheid van Malraux' uitspraak die het motto voor deze roman is: 'La vie ne vaut rien, mais rien ne van! la vie' (Het leven is niets waard, maar niets is zoveel waard als het leven). Zo gelouterd is een dakloze eindelijk thuis. Voortaan toegerust met een levensbesef waarin wijze berusting en niet minder wijs ongeloof elkaar in evenwicht houden. Dubois' werk heeft vaker in dit teken gestaan Nimmer echter met zoveel inzet als nu. Het is daarom wel heel bitter dat hij zijn stijl zo verwaar loosd heeft. Wil dit in aanleg lezenswaardige boek leesbaar worden, dan zal het grondig herschreven dienen te worden. Een schrijver die zijn werk serieus neemt, had dit vóór publikatie moeten bedenken Pierre H. Dubois: Requiem voor een verleden tijd. pag. 27,50. Nijgh Van Ditmar, 's-Gravenhage I

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1985 | | pagina 20