ALBA
de ommezwaai
van een
feministe
letters letteren
ri
w.f. hermans DE ZEGELRING een teleurstellende novelle
ZATERDAG 10 NOVEMBER 1984
PZC/ week-uit
1!
Hoewel Anja Meulenbelt
tot de zeer bekende
schrijfsters hoort ('De
schaamte voorbij' werd in
vele talen vertaald) wordt zij
toch eerder aangeduid als
publiciste en als vooraan
staand feministe. Haar boe
ken behoren tot een genre
Waar het etiket 'literatuur'
blijkbaar net niet opgeplakt
imag worden, als die van Xa-
-viera Hollander, ook zo'n
.-schrijfster wier werk men
:;0veral vertaald in het bui-
- ienland ziet liggen maar dat
f%ier kiosklectuur is die ri-
Tgoureus buiten de gouden
^poorten van de Literatuur
^wordt gehouden.
Tn de ruim 35 jaar dat ik me kritisch
'met literatuur bezig houd ben ik er
nog met in geslaagd die grillige
.grenslijn tussen wat wel en niet
literatuur is duidelijk af te bakenen,
maar één ding lijkt zeker- de Neder
landse schrijvers die het m het bui
tenland echt 'doen', zoals in een
recent verleden ook Jan de- Hartog.
of nu Xaviera Hollander of Anja
Meulenbelt die gooit de serieuze kri
tiek er hier uit. terwijl boeken van
wat algemeen onze grote schrijvers
worden geacht in het buitenland niet
opvallen of slechts een kortstondige
waardering ontmoeten.
Anja Meulenbelt heeft nu een roman
'Alba' geschreven en dat ik heel deze
aanloop nodig meen te hebben wijst
er al op dat het in haar geval voor de
bespreker van het boek moeilijk is de
image van deze vrouw te vergeten en
het boek onbevangen te benaderen
alsof het desnoods een debuut zou
zijn Men ontmoet hier namelijk een
andere of liever een veranderde Anja
Meulenbelt. een vrouw die met de
jaren haar grenzen niet heeft ver
engd. maar juist verruimd, een rijper
en redelijker iemand die in de eerste
plaats een heel interessant boek
'heeft geschreven dat zonder nu di
rect tot de top te reiken toch tot de
verdienstelijke Literatuur met L mag
worden gerekend. In de tweede
plaats vermoed ik dat ze nu bij velen
van haar bewonderaarsters die haar
als voorvechtster van bepaalde idea
len zien. veel weerstanden op zal
roepen. Want Anja Meulenbelt heeft
zich niet laten vastpinnen in een
schema, het schema dat zo'n lacher
geworden is: Xantippe trapt niets
waardige echtgenoot en eventueel
rest van de familie de deur uit, wordt
prompt lesbisch en kampioene voor
allerlei vrouwenzaken met als eind
doel parthenogenesis zoals bij de
wandelende takken. Geen vuiltje
meer aan de lucht, een betere wereld
gloort.
Van Andreas Burnier schijnt de
bewering te stammen dat elke
vrouw met een IQ boven de 120
vanzelfsprekend lesbisch is - Anja
Meulenbelt voegt er sarcastisch aan
toe: „mag je het met een IQ van
boven de 140 weer zelf weten?"
'Alba' geeft een beeld uit het leven
van een ongeveer veertigjarige
vrouw die het zelf weer wil weten.
Deze ik-figuur heeft zeer veel gemeen
met Anja Meulenbelt, maar er wordt
nadrukkelijk op gewezen dat 'Alba'
geen zuiver autobiografisch boek is.
wel een boek waarin autobiografie en
fictie dooreen werden gemengd.
Men mag dus de ik uit het boek niet
zonder meer identificeren met de
schrijfster, maar soms toch heel ver.
Zo is deze ik een vrouw van tegen de
hans warren
veertig, een bekend publiciste en
feministe, gescheiden, lesbisch ge
worden, enzovoorts enzovoorts.
Nogmaals, om dit boek eerlijk te
benaderen en enkel op de literaire
mérites te beoordelen lijkt het me
juist geraden te vergeten dat het
door de Anja Meulenbelt geschreven
is die zich ietwat onhandig een 'pu
blieke vrouw' noemt als ze bedoelt
een vrouw te zijn die in de publieke
belangstelling staat:
..Ik ben eraan gewend een publieke
vrouw te zijn, ondertussen. Ik ben
eraan gewend dat mensen die De
Tweede Zonde net hebben gelezen
met omfloerste stem aan me vragen:
hoe gaat het nu met je, alsof ik nog
deel heb aan de drama's van toen. Ik
ben sneller dan mijn boeken, ik ben
altijd alweer ergens anders, als men
sen naar binnen kijken bij degene die
ik was" (25).
Elders leest men: ..De vrouwenbewe
ging is een warm bed. Maar ook een
krabbenmand waarin we elkaar
naar beneden trekken als er iemand
Anja Meulenbelt
probeert te ontsnappen. Ook de be
slissing dat ik met meer een feminis-
te ben die toevallig schrijft, maar een
schrijfster die toevallig ook feministe
is. heeft me vriendinnen gekost. Ik
ben geen bezit van de beweging. Ik
ben geen rekenschap verschuldigd.
Ik hoef geen toestemming te vragen.
Heb ik me aan een huwelijk ontwor
steld, en aan de patriarchale con
venties om me nu opnieuw voor te
laten schrijven hoe ik me gedragen
moet?" (52)
Om haar vrijheid te bevestigen
koos zij uiteindelijk voor een
ander leven, en om het schrijvend te
bevestigen koos zij de vorm van
deze half autobiografische roman,
die in wezen een dapper boek is.
Want wat wordt er in uitgebeeld?
In het kort komt het hier op neer: de
ik-fïguur is korte tijd gehuwd ge
weest, ze heeft een zoon die onder
tussen twintig is en een 'weekendhu
welijk' met een zekere Martha dat al
vele jaren duurt. Zij is dus een be
kend publiciste, feministe, aldoor be
zig in de vrouwenbeweging. Haar
uitspraken worden door vele vrou
wen als gezaghebbend en richtingge
vend beschouwd. Kortom: ze zou een
lichtend voorbeeld moeten zijn.
Dan gebeurt er iets buiten iedere
rede om: zij gaat houden van een
man, Daniel. Een halve jood, tien
jaar ouder dan zijzelf. En deze Daniël
is allesbehalve een superman of een
ideaal: hij is de middelmatigheid zelf
in alle opzichten. Maar ze houdt
domweg zielsveel van hem en daar
door ontstaan allerlei verwikkelin
gen. Want Daniël is met vrij. Hij is
gehuwd geweest, heeft twee tienerzo
nen. een zéér vaste vriendin Dorian
en ook nog andere vriendinnen. Hij is
beslist niet van plan Dorian op te
geven voor de 'ik'. Ook Dorian is een
feministe en zij is evenmin van plan
afstand te doen van Danièl. Het blijft
voor de lezer wat onbegrijpelijk hoe
zoveel vrouwen vallen voor die onbe
duidende man, maar de strijd tussen
de ik en Dorian wordt heel duidelijk
getekend. Het is uiterlijk een keurig
gevecht met beschaafde tolerante
gesprekken en zelfs verraderlijke be-
leefdheidszoenen. maar innerlijk de
kamp van twee wijfjesdieren met
klauwen en nagels. En Daniël weet
niet te kiezen, hij laat het maar over
zich komen. Dan is er natuurlijk nog
de band tussen de ik en haar Martha,
ook een gescheiden vrouw die het
weer wat aanlegt met haar ex -
achttien jaar na de breuk. Met Mar
tha gaat het het eerste stuk Lange
foto: ine van den broek
tijd aanvaardt zij de situatie, dan
breekt zij opeens definitief, met alle
opgekropte wrok en haat die in zo'n
situatie ontstaan kan. Uiteindelijk
breekt ook Dorian met Daniël. Of
dat definitief zal zijn is nog niet
duidelijk. Anja Meulenbelt heeft het
einde van het boek volkomen open
gelaten. „Alles kan, zeg ik, alles is
goed".
Het is een veelzeggende maar erg
hulpeloze slotzin, want de
hoofdpersoon heeft zich. voor haar
gevoel althans, vastgelegd en Da
nièl totaal niet. Knipt Dorian met
haar vinger dan gehoorzaamt hij
haar weer en ook zijn andere vrien
dinnen zal hij beslist niet voor de ik
opgeven.
En daarmee is die ik in de ergste
slavernij van de man teruggekeerd
die er bestaat. Ze heeft lief (dat staat
buiten twijfel!) en ze heeft een kari
katuur van de liefde gemaakt: zowel
zij als Daniël hebben zich laten steri
liseren. Zij zoekt enkel warmte en
geborgenheid bij een man die niet
eens helemaal haar portuur is. wiens
zware financiële lasten ze helpt ver
lichten, wiens slavin en hondje ze is
omdat hij een man is met haai- op
borst en rug, een kalende kruirf en
een sterke mannenlucht.
Ik vermoed dat Anja Meulenbelt
heel wat commotie zal wekken met
die ommezwaai, die afvalligheid.
Maar zij heeft in ieder geval een
boeiend boek geschreven dat toont
hoe gecompliceerd het verschijnsel
'liefde' is. Een paar tekenende cita
ten ik weet niet zo goed wat mij
drijft. Applaus is het niet. dat ont
loop ik liever, want bewondering is
altijd maar een dunne laag over
agressie heen, weet ik nu. En wat
mensen van me vinden, wat kan het
me nog schelen" (91). „Ik fantaseer
over wat ik wil. Een klein boek, een
hartstochtelijk boek. Even geen ge
zeur over onderdrukking, als in De
Elfde These, geen geklaag als in De
Tweede Zonde, maar een klein ver
haal van een grote liefde. Een alba,
zeg ik, ken je dat? De dageraadslie-
deren. van de liefde die eigenlijk niet
zijn kan. De geliefden die in eikaars
armen liggen en hopen dat het dag
licht niet aanbreekt, want dan gaat
de wereld er zich weer mee bemoeien
en dan blijkt dat het niet mag. Een
boek vol melancholie en passie. Een
boek van parelmoer" (92/3).
Anja Meulenbelt: 'Alba', roman. Van
Gennep. Amsterdam; 144 pag
29,50.
redactie: andré oosthoek
vlaams
Morgen (11 november) is de
laatste dag dat de jaarlijkse
boekenbeurs van Vlaanderen in
het Antwerpse Bouwcentrum
voor het publiek toegankelijk is.
Zo'n 130.000 bezoekers zullen dan
de ruim 100 stands met ongeveer
40.000 boeken bezichtigd hebben
Voor de gelegenheid is de
Vereniging ter Bevordering van
het Vlaamse Boekwezen ook eens
aan het cijferen geslagen. In
Vlaanderen blijken 51.000
Nederlandstalige titels
verkrijgbaar. 28.000 geïmporteerd
uit Nederland en 23.000 in België
zelf geproduceerd. Vooral in de
categorie literatuur overheerst de
Nederlandse import met 8500
leverbare titels tegen 6000 van
eigen Vlaamse bodem. In het
kader van de Boekenbeurs daalde
ook een prijzenregen op
boekenmakend Vlaanderen neer
de hier geheel onbekende
Jacques Hoste kreeg zo voor een
boek 'Bier' de prijs voor het beste
literaire debuut.
sophie
kusters
De Limburgse dichter Wiel
Kusters (geb. 1947) kiest in zijn
werk vaak de mijnbouw tot
onderwerp. Hij groeide op in een
mijnwerkersmilieu, Niet alleen
schrijft hij zelf over mijnen. Hij
brengt ook literatuur met dit
gegeven bijeen in 1981 in 'Het
mijnmuseum' en nu in 'Een
bezoek aan de leermijn' (64 pag.:
24.50. Querido, Amsterdam). Hel
is een heterogeen boek geworden
met essaytjes, prozagedichten en
poëzie Kusters heeft weer wat
verder kunnen bouwen aan zijn
mythe en laat ons in deze leermijn
werk zien van Hans Lodeizen,
Georg Trakl en Jacob Winkler
Prins.
Deze week verscheen 'Een
vreemdelinge in Den Haag', een
door Hella Haasse en prof.
Jackman gemaakte selectie uit de
zeer vertrouwelijke
correspondentie van koningin
Sophie, de eerste vrouw van
koning Willem III, aan haar
Engelse vertrouwelinge Lady
Marian Malet. de vrouw van de
Engelse gazant. Sophie heeft
nooit de bedoeling gehad dat deze
brieven gepubliceerd zouden
worden. Dit in tegenstelling tot
haar dagboek dat onlangs
verschenen is en dat bij het
schrijven reeds de bedoeling
meekreeg om door derden gelezen
te worden teneinde de schrijfster
'beter te leren kennen'.
Hella Haasse heeft de brieven
zodanig geselecteerd, geordend,
vertaald en van begeleidende
teksten voorzien dat een boek is
ontstaan in de traditie van de
Bentinckboeken.
Sijthoff, Amsterdam f 34,50.
geleerd
'Geleerde vrouwen' (212 pag.;
Villa, Weesp) is een essaybundel
van Willem Otterspeer. Hij schrijf
op boeiende wijze over onder
anderen Carry van Bruggen.
Andreas Burnier, Hannah Arendt
Marguerite Yourcenar. Alleen
over vrouwelijke auteurs
schrijven, is dat niet wat
merkwaardig? „Mij lijkt het heel
zinvol om over 'de vrouw' te
spreken, en dus over 'het
vrouwelijke denken', ook al
bestaat het niet"., schrijft
Otterspeer in zijn voorwoord.
oog
In het nieuwe nummer van 'Het
Oog in 't Zeil' 7,55: Nijgh Van
Ditmar) is er veel aandacht voor
Theo Thijssen. Zijn boeken zoals
'Kees de jongen' en 'Het grijze
kind' worden nog steeds gelezen.
Twee belangrijke interviews met
Thijssen werden herdrukt; hij
vertelt niet alleen over zijn
boeken, maar ook over zijn werk
als pedagoog en als politicus. Max
Nord schrijft over zelfmoord in de
literatuur en levert nogal heftige
kritiek op Jeroen Brouwers' 'De
laatste deur'. R. Boltendal draagt
een stuk bij 'Egon Friedell meer
dan een geniale dilettant'.
Friedells hoofdwerk is een
'Kulturgeschichte' van alle tijden.
Die van de .Neuzeit' voltooide hij,
die 'des Altertums' niet helemaal.
Ook hij behoort tot de schrijvers
die door zelfmoord om het leven
kwamen toen in 1938 Hilter
besloot Friedells vaderland
Oostenrijk in te lijven sprong hij
uit een raam op de derde
verdieping van zijn huis. Egon
Friedell is thans ten onrechte
enigzins in vergetelheid geraakt,
hopelijk wekt Boltendals stuk
weer enige interesse voor hem in
ons land.
juweeltjes
Johan Polak laat in de inleiding
van zijn 'Zeven kleine studies'zien
datje ook bescheidenheid kunt
overdrijven. „Alsof schrijver dezes
de abonnees destijds niet
voldoende verveeld had met zijn
stukjes in NRC Handelsblad, legt
hij nu, niet zonder aarzeling,
enkele in boekvorm verenigd aan
de welwillende lezer voor, een
uiting, zo dunkt hem, van grote
ijdelheid en mateloze
zelfoverschatting" en zo gaat het
nog even door. In één van zijn
studies kan men lezen dat een
dergelijke bescheidenheid een
wezenlijk onderdeel is van de
captatio benevolentiae waarmee
antieke rhetoren bij hun publiek
goedgunstige aandacht
probeerden te wekken De
bedoeling is dan natuurlijk dat
gedurende het vervolg van het
betoog het publiek die
bescheidenheid steeds
misplaatster gaat vinden.
Het publiek waartoe Johan Polak
zich in zijn beschouwingen richt
kan inderdaad ook slechts
vaststellen dat de schrijver weinig
reden voor zijn aanvankelijke
bescheidenheid had: de essays
zijn juweeltjes. Het publiek waar
deze essays op worden afgestemd
is weinig geïnteresseerd in de
literaire aandachtopslokkers van
de dag. In de onderwerpen waar
Polak (die als uitgever bepaald
ook een wat elitaire reputatie
heeft) over schrijft, zoals het boek
in de oudheid, de verzen van P. C.
Hooft, het werk van Stëphane
Mallarmé. wordt dat publiek
verondersteld redelijke ingewijd
te zijn. Behalve de al genoemde
stukken is er een bijdrage overeen
gedicht van Kavafïs. een artikel
over het aestheticisme en een
beschouwing over reizen in de
literatuur.
Johan Polak is een der laatste
erudieten. Het besef dat mensen
van dit slag vreemdelingen zijn in
de steeds minder voor
fijnzinnigheid ontvankelijke
wereld blijft onuitgesproken.
Maar het vreemdelingschap blijkt
desondanks op allerlei manieren
in de vaak verheven stijl, in de
voorliefde voor soms verouderde
vertalingen. Het conservatisme
toont hier desondanks zijn
prettigste gezicht.
Johan Polak: Zeven kleine
studies. 64 pag. 19,50. A. P. ten
Bosch, Zutphen
brockway
James Brockway bracht in De
bittere laurier' 164 pag. 29,50,
BZZTöH. 's-Gravenhage)
uitstekende essays bijeen over
Charles Dickens, Oscar Wilde.
George Orwell, Malcolm Lowry.
Dylan Thomas en Brendan
Behan, „Wat alle zes auteurs op
een zeer opvallende wijze gemeen
hebben is, dat ieder door zijn
kunstzinnige gaven achtervolgd
werd. Ze werden allen slachtoffers
van hun Muze. welke Muze dat
ook geweest mag zijn. en dit
verklaart vóór aljes waarom zij
allen vroegtijdig zijn gestorven.
Alle zes hebben in feite zelfmoord
gepleegd..." aldus Brockway
Louis van Gasteren, Ben Polak
Bert Schierbeek en Jan Sierhuis
zullen donderdagmiddag <16 uur)
in de Pantheonboekhandel het
nieuwe boek van Jan Willem
Holsbergen "Waar het gebeurde'
inleiden.
Eind vorig jaar bracht het literaire tijdschrift
De Revisor een speciaal nummer over gnos
tiek; een paar maanden later publiceerde Willem
Brakman de gnostisch geïnspireerde verhalenbun
del 'Een familiedrama' en nu verscheen van Wil
lem Frederik Hermans een novelle 'De Zegelring',
die deels ook met de gnosis te maken heeft.
De gnosis is een in de oudheid ontstane vorm van
godsdienst. Elementen van allerlei reügies zijn erin
versmolten, er wordt veel nadruk gelegd op het
mysterie, het gaat om kennis van het goddelijke,
dualiteiten zoals die tussen goed en kwaad, hemel
en aarde worden zwaar aangezet. Een dominee die
in Hermans' novelle een rol speelt verklaart: „Geen
goed op aarde, geen kwaad in de hemel. God is
goed, de mens is slecht. Het kwaad ts het voedsel
van de wereld, de tijd is de vernietiging van de
mens. Alles in onveranderlijk in de hemel, niets is
onveranderlijk op aarde. Niemand is in de hemel
een slaaf. Op aarde is niemand, vrij. Niets is
onbekend in de hemel, niets is bekend op aarde.
Niets hebben de aardse en hemelse dingen gemeen
Alles is in de hemel onberispelijk, niets is onberispe
lijk hier beneden. De onsterfelijke is met sterflijk,
het sterfelijke niet onsterflijk. Wal gezaaid is wordt
met altijd geboren, icat geboren wordt, is altijd
gezaaid". '49).
In het dagelijks leven zult u wel nimmer een
dominee ontmoeten die dit soort uitspraken voor
zijn rekening wil nemen, die ideeen staan ver af van
het canonieke christendom. De uitspraken die
Hermans de dominee in het verhaal in de mond legt
zijn puur gnostisch gedachtengoed. Wat moeten ze
in 'De Zegelring' dat op het eerste gezicht een
weinig gecompliceerde vertelling lijkt? Bitter wei
nig, zullen we merkwaardig genoeg zien.
Voor we op de diepere betekenislaag van deze
novelle in kunnen gaan eerst een samenvatting van
de inhoud. Het verhaal begint in 1938 Een journa
list probeert de notarisklerk Fraeylema wijs te
maken dat hij van adellijke afkomst is. Hoewel de
weduwnaar weinig tevreden is met het leven dat hij
leidt, laat hij zich het hoofd op hol brengen. Dat
gaat anders bij zijn zoon Jasper die dan nog in de
hoogste klas van het gymnasium zit en die met een
ruime verbeelding is toegerust. 'Van oude adel? Dit
verwonderde hem eigenlijk niets. Het nederige
baantje van zijn vader minachtte hij al lang' 14
Jasper vraagt aan zijn vader zelfs een zegelring met
familiewapen cadeau Wanneer hij voor zijn eindex
amen slaagt krijgt hij wel een ring van zijn vader.
maar een die hem diep teleurstelt. Hij maakt het
doosje open: „Er zat een goudkleurige ring in,
lichtelijk gekrast en duidelijk niet nieuw. Een
zegelring, maar zonder steen of wapen. Er waren
alleen twee zich door elkaar heen slingerende
sierletters in gegraveerd: de J en de F zijn
initialen". (22). Zijn enige troost vindt Jasper nog in
een speciale fiets waarmee hij een snelheidsrecord
wil vestigen.
Hij gaat in dienst en ligt op 10 mei 1940 als het
Duitse leger ons land binnenvalt in de Grebbelinie.
Hij raakt daar gewond, zijn linkerbeen moet worden
geamputeerd. Voortaan moet hij dus als invalide
door het leven. Zijn kampioensfiets wordt tot een
driewieler omgebouwd
Ongeveer in 1942 sterft zijn vader aan een hersen
bloeding. Hij erft huis en goed. De notaris waar de
oude Fraeylema al bij werkte neemt nu Jasper in
dienst. Deze hoopt langs deze weg alsnog hogerop
te kunnen komen. Een toeval maakt dit onmogelijk
en Jasper neemt ontslag. Hij gaat aan veeteelt doen
en hij maakt in de laatste oorlogsjaren goede
winsten. Hij trouwt ook en krijgt kinderen, onder
meer een zoon Witte. De gedachten aan zijn even
tuele adellijke afstemming blijven hem obsederen.
Op een dag in 1944 rijdt hij op zijn driewieler over de
hei. Hij ziet een geallieerd vliegtuig een vrachtauto
beschieten, Een dode SS-man die op de weg ligt
blijkt een zegelring te dragen. Het is zo'n ring met
steen en familiewapen als hij altijd heeft begeerd
„Hij liet zich zakken op zijn knie en probeerde de
nng van de vinger te schuiven, maar dit lukte hem
niet. Toen klemde hij zijn kaken op elkaar, haalde
het vlijmscherpe sikkelvormige knipmes tevoor
schijn dat hij ook gebruikte om kippen de kop af te
snijden en hij sneed daarmee de Duitser zijn vinger
af, veegde het bloed dat eruit druppelde af aan de
mouw van de dode. stak de vinger in zijn fietstas en
reed naar huis" <39
De aldus verworven ring past hem niet en hij zal
hem nooit dragen.
Aan het begin van de jaren zeventig blijkt Jasper
aan een ongeneeslijke nierkwaal te lijden. Vlak voor
zijn dood geeft hij de zegelrmg aan zijn zoon. Vrijwel
onmiddellijk krijgt hij spijt, wroeging: „Die ring. wel
een echt gouden zegelring met edelsteen en wapen,
maar, zoals hij heel goed wist. in geen geval het
wapen van de Fraeylema's! Die ring wederrechte
lijk. door lijkeschennis in zijn bezit gekomen" (45).
Die ring nu schonk hij zijn nietsvermoedende zoon,
die de ring gaat dragen. Aan de dominee bekent
Jasper nog hoe de vork in de steel zit maar deze zal
nimmer Witte precies op de hoogte brengen. Wel
waarschuwt de dominee hem dat de ring ongeluk
aanbrengt, maar dat doet Witte als bijgeloof af. Hij
blijft de ring gewoon dragen dat zal tot zware
verw ikkelingen leiden.
Inmiddels zet deze derde telg van het geslacht der
Fraeylema's uit dit verhaal het bednjf van zijn
vader met veel succes voort. Op een kwade dag
krijgt, hij een auto-ongeluk. Zijn linkerhand waar
aan hij de zegelrmg altijd droeg moet worden
afgezet, de ring is bij het ongeluk beschadigd maar
hij wordt met weggegooid. Een zuster in het
ziekenhuis die werkelijk van adel is herkent de ring.
De ring toont het wapen van haar familie en hij
heeft toebehoord aan haar vader. Deze werd in 1944
door SS'ers zonder vorm van proces doodgescho
ten, zijn zegelring werd gestolen Hoe is de ring in
Witte's bezit gekomen de zuster wil het tot elke
prijs weten, want Witte lijkt haar een geschikte
vent. wat hij in werkelijkheid ook is. Het gaat niet
goed met hem. Ze probeert hem kort voor hij sterft
uit te horen over de ring. Vergeefs, ze praten langs
elkaar heen.
De zegelring lijkt door al deze sinistere gebeur
tenissen inderdaad een ongeluksbrenger te
zijn. Het is een typisch Hermans-onderwerp: hoe
een reeks treurige toevalligheden in de ogen van
de onwetende personages op voorbeschikt noodlot
gaat lijken.
Een van Hermans grote thema's is dat de mens niet
in staat is de werkelijkheid waann hij leeft te
kennen. De realiteit is te chaotisch. Zoals Witte op
zijn sterfbed zegt: „Er bestaat misschien wel niets
waar we alles van afwetenen hoeveel van wat we
denkten te weten, zou anders blijken te zijn, als we
beter wisten".. (70). In vroeger werk zoals de roman
LETTERKUNDIGE KRONIEK
i hans warren
.'De donkere kamer van Damocles' liet Hermans
zelfs de lezers in het ongewisse over wat er werkelijk
gebeurd was. In 'De Zegelring' ligt dat anders: de
personages kennen de werkelijkheid niet. maar wij
als lezers kunnen begrijpen dat de ring van de vader
van de verpleegster via de SS-soldaat. in handen
van Witte Fraeylema is gekomen. Tot zover de
oppervlakte van dit verhaal, dat wat op het eerste
gezicht opvalt.
Er zijn verwijzigingen naar een diepere laag. De
belangrijkste daarvan was het gnostische preekje
van de dominee dat al aan het begin geciteerd
werd.
Hermans noemt dat niet zonder reden een 'hermeti
sche uiteenzetting' (49). Een andere verwijzing
vinden we op bladzij 21 waar Jasper zeer omstandig
en ondubbelzinnig met de Griekse god Hermes
gelijk wordt gesteld, Desnoods zouden we in de
merkwaardige driepoot die Jasper bij het lopen
nodig heeft de staf van Hermes kunnen zien. En hij
heeft een hond die Pluto heet. In verhand met de
diepere laag is ook het motto van hel boek van
belang Daann vallen onder andere namen van Tat
en Hermes Trismegistos. Het is al met al eenvoudig
te traceren waar Hermans aan refereert. Namelijk
aan het zogenoemde Corpus Hermeticum. e&
verzameling van zeventien gnostische geschrift®
uit de late oudheid. Hermes Trismegistos die
deze literatuur van centraal belang is. kan be
schouwd worden als een versmelting van de Egypti
sche god Thot of Tat en van de Griekse god Hernies
Een aantal van de stukken uit het Corpus Hermet
cum stelde men ook op naam van Hermes Trisme
gistos. Hij zou ooit als priester-god geleefd hebben
en toen een gnostische verlossingsleer op schrift
hebben gesteld. Op deze leer van het Corpus
Hermeticum oriénteert de dominee zich in bet
aangehaalde betoog zeer duidelijk.
Maar volstrekt onduidelijk blijft het verban»
tussen het verhaal dat Hermans in 'De Zegelriig
vertelt en de heilsleer van Hermes Trismegistos
Even onduidelijk is waarom Jasper met Herme
moet worden verbonden.
De novelle wordt op die maniér een kind met een
waterhoofd, er is geen evenwicht tussen diepte en
oppervlakte.
Je kunt je moeilijk aan de indruk onttrekken dat
Hermans de eerste laag van zijn vertelling al te
mager heeft bevonden en met deze tweede laag een
poging heeft gedaan het geheel de schijn vsn
mateloze diepgang te verlenen. Die eerste laag
onderhoudend maar heeft inderdaad vele tekortko
mingen. Stylistisch wordt Hermans steeds slordi
ger. hij laat op bladzij 40 een lijk 'schenden'
plaats van 'schennen'. Hij schrijft zinnen als op
bladzij 35 die niet deugen: „Destijds, toen het
verhaal over de verborgen adel verschenen was te
jong om er kennis van te hebben genomen, bekeek
ze in grote ernst de foto van die luisterrijke
Fraeylemaborg in Groningen en vervolgens de
afbeelding van het nederige huis met de oude
Fraeylema ervoor, 't huis waar ze nu een beetje zat
te vrijen met de jonge Fraeylema". Het gaat tóe-'
over Wittes verloofde die later met hem trouwt 0?
deze zelfde pagina schrijft Hermans over 'ha*
invalide man' terwijl zij dan nog niet met Witte
gehuwd is.
Zulke feilen kun je je niet veroorloven in et»
boekje dat ondanks de grote letter en het vele wil
slechts 65 pagina's tekst telt. In een uur heeft
iedereen het uit. Onze beroemde prozaïsten Gerard
Reve en Willem Frederik Hermans bewijzen ntf'
hun boeken van de laatste jaren vooral dat grol<
namen niet voor goed werk garant staan.
Willem Frederik Hermans De Zegelring. 72 pag
gebonden De Bezige Bij. Amsterdam