een polder jubileert
tl;
GEEN ENKEL LAND KAN
ZONDER ZIJN LAN
IT
wilhelminapolder
had niet meer
mogen bestaan...
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
PAG 25
ij is niet zo somber
gestemd over de
toekomst. Een op-
RG vatting die duide-
ijk haaks staat op de ziens
van vele landbouwbe-
tuurders - doemdenkers bij
itstek. Natuurlijk is het voor
|e boeren lang niet allemaal
jzegeur en maneschijn. De
eranderingen in het land-
ouwbeleid van de Europese
iemeenschap zullen hun tol
isen, véél meer dan menig-
thans beseft. Superhef-
op teveel geproduceerde
uelk, afbouwregeling voor
arwesubsidies; het zijn voor
loden van een reeks maatre
den, met als doel: minder
sleun voor de boeren.
j. Minderhoud, directeur van de
'175-jarige koninklijke maatschap tus-
jn eigenaren van gronden in de Wil-
elmmapolder en de Oost-Beveland-
iolder weet dat allemaal opperbest,
[aar geen enkel land, dus ook Ne-
rland niet, kan het zich permitteren
ï)n landbouw te verliezen. Het zal
jok In Nederland noodzakelijk blij-
en, wil men de boerenstand in leven
louden, voor een aantal produkten
och een bepaalde betaling veilig te
tellen".
ilnderhoud maakt zich niet bijster
druk over pessimistische verwachtin
gen „Ik geloof in geen enkele progno
se Ze komen nooit uit. Ik ga af op het
ide verstand". Hij onderstreept
sthet trouwens moeilijk te voorspel
len is wat er gaat gebeuren, „ook door
de knappe jongens in Brussel niet",
ffij stelt voorop dat de landbouwer
en redelijk inkomen moet kunnen
lehalen en dan is aan een bepaald
wuwplan niet te ontkomen. „Hoe je 't
ook draait of keert, er is sinds 1870 in
wezen niks veranderd. Als je een
L'ruchtwisselingssysteem moet hante-
?n - en dat moet de landbouw - dan is
jeelt van bepaalde gewassen gewoon
Granen, suikerbieten, aardap-,
leien en dergelijke". Volgens ir. Min-
lerhoud heeft de politiek dat ook wel
loor. „Ik denk dat een bedrijf waar-
an men politiek vindt dat het in
even moet blijven, dat ook kan
oen".
mnis
Pe directeur van de koninklijke
naatschap - het grootste particuliere
indbouwbedrijf in Nederland - wijst
erop dat de kennis van de Nederland
se boeren in het algemeen groter is
lan in menig ander land.
lok de cultuurtechnische mogelijk-
leden zijn doorgaans beter. „De ge-
ichiedenis heeft bewezen dat de Ne-
lerlandse landbouwer zich, weliswaar
net steun van de overheid, altijd kan
ipassen", betoogt Minderhoud.
Als de tarwe niet meer rendabel is,
dan gaan we weet ik wat anders
iroduceren. Voor mijn part teunis-
iloemen", Hij heeft daar geen moeite
mee; de bedrijfsvoering moet nu een
maal zo economisch mogelijk worden
Ingericht. Minderhoud beklemtoont
dat dit uitgangspunt beslist niet al
leen voor (super) grote bedrijven
Idt, maar voor alle agrarische on-
ïemingen.
Net als in Duitsland - met name in de
deelstaat Sleeswijk-Holstein is het
doorgevoerd - heeft de Wilhelmi-
napolder zich gespecialiseerd. An
ders gezegd: het bedrijf heeft zich
beperkt tot akkerbouw en daarvan
de 'grote' gewassen als granen, aard
appelen en suikerbieten.
Ir. Minderhoud staat op het stand
punt dat bij een groot bedrijf geen
verschillende specialisaties mogelijk
'zijn, omdat er dan bedrijven in een
bedrijf ontstaan. Zo houdt de Wilhel
minapolder (in landbouwkringen
meestal aangeduid met de afkorting
'De WP' er allang geen vee meer op na.
„Vee is in een akkerbouwbedrijf altijd
een storend element", meent de direc
teur. Desalniettemin is enkele jaren
geleden serieus onderzoek gedaan
naar de mogelijkheden voor stieren-
mesterij. De investeringen bleken te
hoog te zijn en de verwachtingen te
onzeker. „Als je aan de WP denkt als
jnesterijdan heb je zeker 1000 bees-
ien nodig. Alles bij elkaar is er een
investering van 2.5 tot 3 miljoen gul-
tien mee gemoeid en dat is teveel",
aiaus Minderhoud.
simpel
Vandaar dat akkerbouw als vanouds
de boventoon voert. Het bouwplan is
simpel: granen, aardappelen, bieten
(en verliesgevende lucerne voor ver
betering van de bodemstructuur).
Het zijn ook de gewassen waarvan de
verwerking het vergaandst is geme
chaniseerd.
Daarnaast verhuurt de koninklijke
maatschap ongeveer 120 hectare
grond voor de teelt van uien en gladio
len Dat gebeurt niet alleen voor de
huurpenningen, maar ook om een zo
goed mogelijke vruchtwisseling te be
vorderen. Met de verwerking ervan
heeft het bedrijf geen rechtstreekse
bemoeienis. Activiteiten die arbeids
intensief zijn worden vermeden. Ir.
Minderhoud: „Voor de minste ge-
jfngste handeling moeten wij loon
betalen Dat is bij de individuele boer,
op wat tegenwoordig het gezinsbedrijf
heet, anders. Wij praten pas over
Inkomen wanneer iedereen betaald
l>". De directeur van de koninklijke
maatschap voegt er, voor de goede
orde, aan toe dat de Wilhelminapolder
nnancieel een uitermate gezond be-
™ÏJf Is. „Er is geen vreemd vermogen
ingetrokken. In tegenspraak tot wat
ae meeste mensen geloven, zijn we er
altijd nog in geslaagd - een enkele
Uitzondering daargelaten - om winst
«maken en de inflatie bij te houden".
Dat gebeurt op een bedrijf van rond
'600 hectare. Ongeveer 1370 hectare
daarvan is in exploitatie: 1290 hectare
akkerbouw, 25 hectare bos. 55 hectare
fotografie wim riemens
Het grootste particuliere landbouwbedrijf van Nederland, de Wilhel
minapolder. had niet meer mogen bestaan. De 24 Rotterdamse
kooplieden die in 1809 het schorrengebied Goenje, Hongersdijk en de
Mosselbank kochten, zochten alleen een belegging voor hun centen.
Landbouw interesseerde hen niet. Financiële tegenslagen en het
enthousiasme van de eerste directeur, G. J. van den Bosch, blokkeerden
echter verkoop van de enorme lap grond. Incidenteel komt de
aandeelhouder tijdens een algemene vergadering van de maatschap
tussen eigenaren van gronden in de Wilhelminapolder en Oost-
Bevelandpolder nog wel eens terug op de intentie van de eerste kopers.
De naam kan echter na 175 jaar geschiedenis niet meer kapot.
Het succes van de Wilhelminapol
der leek in de beginjaren niet be
paald in het verschiet te liggen. De
zee probeerde voortdurend het ver
overde gebied terug te winnen. De
Engelse militairen die in 1809 Goes
bezetten, hielpen het zoute water
een handje. Zij richtten zich tegen
de Fransen die Nederland tot 1814
in bezit hielden De arbeiders die
aan de dijken werkten, vertrokken
vrijwel allemaal naar militaire
werkplaatsen zoals het fort Bath
Om er toch nog een aantal vast te
houden, moesten de lonen ver
hoogd worden. Schuiten die specie
voor de dijken aanvoerden, verdwe
nen.
De soldaten gingen, maar één pro
bleem, de aanleg van de sluis bij
het Sas van Goes, bleef zich nog
tien jaar voortslepen. Het bestaan
van de polder hing in 1811 zelfs
hierdoor aan een zijden draadje.
De dijken bij de sluis stortten in de
nacht van 1 op 2 april in. Een storm
zou fataal geweest zijn. J. Blanken,
inspecteur-generaal van de water
staat en de man die de bouwplaats
voor het Sas had uitgekozen, wei
gerde naar Zeeland te komen. De
twee jaar later tot directeur be
noemde Van den Bosch wist in 1816
van de Nederlandse overheid ge
daan te krijgen dat de staat geld
voor de sluisbouw beschikbaar
stelde. Heel wat flessen wijn, oude
boeken en sigaren aan het adres
van hoge ambtenaren waren aan
deze beslissing voorafgegaan De
scad Goes was in augustus 1819
eindelijk weer bereikbaar via de
sluis en het havenkanaal.
lem I geschreven „thans met ver
trouwen de Wensch te koesteren
dat de Wilhelminapolder welhaast
de rampen van de Lodewijkspolder
zal uitwisschen en herstellen". Di
recteur Van den Bosch en vanaf
1836 zijn zoon I. G. J. van den
Bosch beschaamden dit vertrou
wen niet. Wilhelminadorp kwam
tot stand bij de in 1819 aangelegde
brug over het Goese havenkanaal.
De bouw van redelijk goede wonin
gen was een middel om vaste en
hooggeschoolde landarbeiders te
binden. Losse arbeiders waren na
melijk niet altijd voorradig. Een
groot aantal van hen kwam uit het
overbevolkte Vlaanderen dat bij de
harmen van de werf
afscheiding van België in 1830 zijn
mensen binnenshuis moest hou
den. Ook aanleg van kanalen, on
der meer dat van Gent naar Ter-
neuzen, speelde de Wilhelminapol
der parten bij de arbeidsvoorzie
ning.
mechanisatie
Het gebrek aan arbeiders tijdens
oogstperioden was voor de tweede
directeur van de maatschap één
van de redenen om over te gaan tot
mechanisatie.
De grotere vraag naar landbouw-
produkten vanaf 1850 tot 1880
maakte dat ook nuttig Met name
(Zie volgende pagina, kolom 6)
lodewijk
De Lodewijkspolder, zo heette het
landbouwbedrijf tot 1815 naar de
Franse koning Lodewijk Napo
leon. De ode aan deze 'heerser'
over Nederland moest na de komst
van koning Willem I wel vervan
gen worden. Op verzoek van het
polderbestuur mocht de maat
schap vanaf 8 maart 1815 de naam
dragen van koningin Wilhelmina
Frederica Louise. Inmiddels was
ook het Continentaal Stelsel van
de Fransen opgeheven waardoor
legale handel buiten het Europese
continent weer mogelijk werd. De
Rotterdamse kooplieden konden
zich op hun oude bezigheid wer
pen, maar de Zeeuwse grondbeleg-
ging, gedaan bij gebrek aan beter,
was 'onverkoopbaar'. De investe
ringen waren hoger uitgevallen
dan verwacht en bovendien ston
den de grondprijzen onder druk.
Het beleid van Van den Bosch was
ook gericht tegen verkoop.
Bij de naamsverandering had Wil-
I. G. J. van den Bosch
weiland. In eigendom zijn ook nog 41
hectare binnendijks water en 170 hec
tare buitendijkse slikken. Het aantal
personeelsleden is intussen gezakt tot
46, van wie ruim 20 trekkerchauffeurs.
7 mensen directie en kantoorperso
neel en 3 bedrijfsleiders.
opbrengsten
Goudgeel golvende akkers zijn 's zo
mers in de Wilhelminapolder en de
Oost-Bevelandpolder volop waar te
nemen. Van het toch al grofmazige
bouwplan wordt 40 tot 45 percent
gebruikt voor de teelt van granen.
„Een stomeenvoudig gewas voor de
mechanisatie, die er ook volop op is
gericht", zegt Minderhoud. Hij geeft
aan dat voortdurend en met stijgend
succes geprobeerd wordt de graanop
brengsten te verhogen. In de Wilhel
minapolder is dat over vele jaren
bijgehouden. De eerste wezenlijke
rinus antonisse
verbetering van het opbrengend ver
mogen begint na de komst van be
strijdingsmiddelen; maar pas de laat
ste tien jaar komt er echt schot in. Er
is meer inzicht gekomen in de teelt-
techniek. De planten zijn beter te
conditioneren om tot de gunstige ont
wikkeling te komen. Het manipuleren
neemt tje. Op basis van een voort
schrijdend tienjarig gemiddelde was
in de Wilhelminapolder in 1922 de
tarwe-opbrengst 4100 kilogram per
hectare; in 1931 3633 hectare; in 1941
3854 hectare; in 1951 3890 hectare; in
1961 4653 hectare; in 1971 5034 hecta
re; in 1981 5870 hectare. Over 1984
oogstte de Wilhelminapolder een op
brengst van 9054 per hectare. „Zes ton
kunde en drie ton geluk", merkt ir
Minderhoud op.
Bij die kunde hoort in elk geval als
onmisbaar onderdeel de toepassing
van bestrijdingsmiddelen. Jaarlijks
geeft de koninklijke maatschap tus
sen 500.000 en 600.000 gulden daaraan
uit.
Toch verwijst directeur Minderhoud
de gedachte aan platspuiten grimmig
naar het rijk der fabeltjes. „Het is van
de zotte dan met denkt dat een boer
maar raak spuit. Dat is veel te duur.
Hij spuit alleen als het per se noodza
kelijk is, bijvoorbeeld voor onkruid,
insecten, ziekten". Hij vestigt de aan
dacht op 'een grote ontwikkeling' op
bestrijdingsgebied: er komen meer en
meer selectieve middelen. Ir. Minder
houd noemt overigens de komst en
ontwikkeling van de chemische mid
delen voor de landbouw de afgelopen
25 jaar het belangrijkst de opbreng
sten werden hoger en er kon arbeid
worden bespaard. Hij is zich ervan
bewust dat het natuurlijk evenwicht
op aarde erdoor verstoord wordt,
maar is daar tegelijk heel nuchter in.
„Verstoren van het evenwicht doe je
per definitie als je akkerbouw pleegt.
Je moet dus zorgen dat je zo zuinig
mogelijk omspringt met grond en
omgeving. Zo zijn we bezig een aantal
gewassen, naar Engels voorbeeld, met
minder onkruidbestrijdingsmiddelen
te behandelen. Het is heel sterk aan
de gang, dat streven om met minder
middelen te doen. En met alleen uit
economisch voordeeld. Wij zijn ook
realisten. De boer beseft heus wel dat
hij met gif bezig is. Maar het is wel zo:
de boer die het meest doelbewust
spuit, heeft ook de hoogste opbreng
sten. En dat levert nog altijd het
meeste geld op. Daar kun je niet
omheen".
mest
De ongeveer 220 eigenaren van de
koninklijke maatschap (die
hoofdelijk aansprakelijk zijn als het
mis gaat) weten zich in het bezit van
schor- en plaatgronden, met een klei
laag erop die varieert van enkele
decimeters tot ruim één meter. Het
husmusgehalte van de gronden is erg
laat (enkele percenten). Er moet flink
bemest worden.
Dat gebeurt vrijwel uitsluitend met
kunstmest. Van het Limburgse cham-
pionbedrijf CNC wordt, op gunstige
voorwaarden, een beperkte hoeveel
heid teeltaarde betrokken. Toepas
sing van dierlijke mest zou gunstig
zijn. Natuurlijk voor de WP. maai
bijvoorbeeld ook voor het oplossen
van het mestprobleem in Noord-Bra
bant. Ir. Minderhoud legt uit dat
aanvoer van dierlijke mest en met
name de verspreiding, praktisch niet
uitvoerbaar is. Er is een gigantische
hoeveelheid nodig en al zou de aan
voer op te lossen zijn. dan blijft het
probleem van de verwerking in korte
tijd. Daar heeft het bedrijf niet de
mensen en machines voor.
Hoewel de Wilhelminapolder zich
sterk op akkerbouw gespecialiseerd
heeft (onder meer ook zaaizaad en
pootgoed, een extra specialisatie), wil
dat niet zeggen dat nieuwe avonturen
uitgesloten zijn. „Het kenmerk van
een ondernemer is dat hij risico moet
durven lopen", is de verklaring van
Minderhoud. Een uitstapje in de rich
ting van de fruitteelt (van 40 tot 100
hectare) mislukte in de jaren zestig
grandioos. Net nadat de WP zich
gesteld had, kwam er een internatio
nale ensis. De prijzen daalden tot
onder het nulpunt; de WP rooide alle
fruitbomen. Misschien dat Minder
houd zich daarom wat voorzichtig
opsteld tegenover een andere activi
teit, dit keer in de recreatieve sector.
Door de bouw van een nieuwe sluis bij
het Goese Sas komt de oude sluis met
een stuk kanaalarm - eigendom van sL':; -itL
de WP - beschikbaar. Er zijn al fraaie
rapporten over uitgebracht en van de
stuurgroep Oosterschelde mag er een
recreatieve ontwikkeling plaatsvin
den. Ir. Minderhoud. „Ik denk dat de
aandeelhouders best bereid zijn in te
stemmen met een recreatieproject als
het geld oplevert; Maar de stroom is
dun geworden. Een ontwikkeling zal
zich voorlopig beperken tot eenvoudi
ge voorzieningen. Het moest rendabel
zijn. Het Sas zie ik nu niet als een
serieuze grote ontwikkeling".