VERSNIPPERING
FUNEST VOOR
DE LITERATUUR
ZOVEEL VREEMDE MANNEN
herman de coninck
LEnERKUNDiGE KRONIEK
ZATERDAG 18 AUGUSTUS 1984
Dichter Herman de Coninck, voorheen journalist bij het in Vlaanderen razend populaire geen geld meer voor skivakanties,
weekblad HUMO en thans hoofdredacteur van het Nieuw Wereldtijdschrift (NWT). gediohtSn s^ven^wanTS "een
woont in een fraai, kolossaal huis te Berchem, een plaats die is vergroeid met de stad goedkope bezigheid
Antwerpen. garnituur
In dat Jugendstil-huis, waarin Hans en Grietje bij wijze van spreken elk moment kunnen voor literatuur heeft de Vlaamse
binnenkomen, vertelt De Coninck dat hij een stapel inzendingen voor het NWT moet overheid weinig geld over. De Co-
terugsturen. Tegen een tafelpoot staat dan ook een tas vol manuscripten van auteurs die het W^er^eunrnd™CNederfandse
podium der letteren maar wat graag wilden betreden, maar vooralsnog tevreden zullen overheid nou? De tweede garnituur,
moeten zijn met een plaats achter de coulissen. zou lk zesse"- een garnituur die
overigens wel recht van bestaan
..Toch valt de kwaliteit van de afge- non Tom Lanoye zei hierover: „Je dagen bezatten. Uit ellende, want er heeft: het is goed dat die schrijvers
wezen gedichten en verhalen me nog moet daar maar trots op durven te is geen kritiek" geld krijgen. In België gebeurt dat
mee", vertelt de hoofdredacteur „Zo zijn. Jezelf de stille generatie noe- Toch worden er tegenwoordig in niet. Je wordt hier dus ook niet in de
slecht zijn ze nou ook weer niet; men. dat is toch een rationalisatie Vlaanderen veel poezie-avonden gelegenheid gesteld om rustig - ge-
eerlijk gezegd had ik verwacht dat de van je eigen gebrek!" steund door de overheid - toe te
produkten die ik zou afwijzen veel Als we aan De Coninck vragen of het leven naar een literaire carrière",
slechter zouden zijn NWT de Vlaamse letteren nieuw le- HSnEgSgBSEESSE^^H Door de geringe overheidssteun heb-
Het Nieuw Wereldtijdschrift wordt ven zal proberen in te blazen, ant- VCIk]l"B ben Vlaamse vertalers geen leven
uitgegeven door de uitgeverij Man- woordt hij: „Manteau heeft mij ook Vertalers zijn er dan ook met volgens
teau. één van de weinige literaire de kans gegeven om een tijdschrift te De Coninck ..In Nederland heb je
uitgeverijen in België. Het opvallen- beginnen omdat het NWT misschien B tljHUl zoiets als een additioneel honora-
de van dit nieuwe tijdschrift is dat kan fungeren als fuik voor nieuw num_ hier met. Er is geen subsidie
doelbewust wordt geprobeerd - ten- talent. Een klimaat scheppen voor voor vertalers"
minste, zo lijkt het - om de Neder- goede literatuur, die pretentie heb- Waarna hij vertelt over een interview
landse markt te veroveren. ben Wë wel een beetje. Als je kijkt georganiseerd een opleving? Nee. met minister Poma. Bestaat er in
In zeker opzicht is dat uniek omdat naar wat er in Vlaanderen verschijnt oordeelt De Coninck „Dat is een Vlaanderen een additioneel honora-
Vlaamse tijdschriften doorgaans de aan blaadjes, dan kun je maar tot een crisisverschijnsel. Mensen hebben rium, wilde de interviewer weten,
grens niet overkomen; en gebeurt dat conclusie komen, die versnippering is
wel, dan worden ze meestal slechts funest voor de literatuur
gelezen door een paar Nederlandse „Het literaire leven is dan ook inder-
Uteratuurliefhebbers. die Vlaamse daad bepaald suf te noemen Pole
voorouders hebben miek als literair genre bestaat nauw e-
Als we De Coninck vragen of doelbe- lijks in Vlaanderen. De kritiek is een
wust wordt gepoogd om de Neder- gnjze bnj Er zijn noch uitschieters
landse lezer te verschalken, ant- naar boven, noch naar beneden De
woordt hij - aarzelend, zoals vaker Standaard der Letteren, goh dat
tijdens dit interview: „Wat in Neder- stelt hier heel wat voor, maar als je
land wordt verkocht, is meegenomen, het goed leest, dan kun je alleen maar
zo denken we erover. Op dit moment tot de slotsom komen dat het ook
worden er in Nederland zo'n dnedui- niks is"
zend nummers verkocht in de losse
verkoop; in Vlaanderen zijn dat er Zoa's De Coninck al zei: 01 is vooral
ongeveer zevenduizend We hebben sprake van een grauwe middelmaat
veertienhonderd abonnees Niet door de schier onoverzienbare ver
veel? Ach. Belgen abonneren zich snippenng. Neem bijvoorbeeld de
niet zo snel, die kijken eerst de kat poezie-uitgaven In Nederland zal
een tijdje uit de boom" «een enkele uitgeverij zo gek zijn om
„Een specifiek Vlaams tijdschrift is Uen bundels per jaar op de markt te
het overigens niet, hoewel we met brengen. Afgezien van het feit dat dat
schromen om Vlaamse onderwerpen onmogelijk is - zoveel talent is er
aan te snijden. Een voorbeeld daar- immers niet - zal dat ook niet gebeu-
van is het interview met cultuurmi- ren uit praktische overwegingen: je
nister Poma. Na plaatsing krijg je van moet de markt niet verzadigen.
Nederlandse zijde dan wel opmerkin- De Coninck „In Vlaanderen gebeurt
gen in de trant van. daar zit ik als dat wel Uitgeverij Onon schroomde
Nederlander niet op te wachten. er vroeger bijvoorbeeld niet voor om
Maar eerlijk gezegd vind ik dat eng twintig bundels per jaar te maken
Hollands gedacht van hem". RiJP en groen, alles kwam op de
markt, van een schifting was abso-
r luut geen sprake. Goed. al die bun-
SUJ dels komen bij de recensenten, maar
Het Vlaamse literaire leven maakt al die kunnen natuurlijk ook door de
sinds jaar en dag een suffe indruk, bomen het bos niet meer zien. met als
Na het debuut van Walter v. d. gevolg dat er niets wordt gekriti-
Broeek is er niet zoveel meer ge- seerd. met als gevolg dat dichters
beurd. Zo weinig zelfs dat de genera- geen enkele weerklank ondervinden,
tie van zeventig zich de stille genera- Ik ken dichters die zich na het ver-
tie noemde. Het Vlaamse scheldka- schijnen van hun bundel een paar
Poma had geen idee. Hij zou het laten
uitzoeken door een medewerker. Het
antwoord was ja, maar de medewer
ker bleek een paar zaken door elkaar
te halen: hij verwarde subsidie met
het geld dat de Vlaamse overheid
besteedt aan het promoten van
Vlaamse literatuur in het buitenland.
„Ik weet niet of je dat moet toeschrij
ven aan desinteresse. Poma moet
waken over zeventien uiteenlopende
aangelegenheden. Dat varieert van
bescherming en luister van de Neder
landse taal tol het jeugdbeleid. Een
goed overzicht over alle beleidson
derdelen heb je daardoor natuurlijk
niet. Letteren staan overigens duide
lijk onderaan z'n lijst".
Aan het einde van het interview laat
De Coninck een literaire prijs zien
die hij mocht ontvangen. De Yang
prijs. De winnaar krijgt een stuk
papier dat voor een oorkonde moet
doorgaan en ontvangt geen geld.
„Op het gebied van literaire prijzen
heerst dezelfde inflatie als op hel
terrein van de poèzie-bundels. Je
hebt de prijs van de stad Aalst, van
de stad Tielt, en ga zo maar door. Ik
geloof dat ik er wel acht heb gehad".
Wetenschappelijke bestudering
van literatuur heeft iets parado
xaals. Is het mogelijk om kunst aan
wetenschappelijk onderzoek tc on
derwerpen? Is het zinvol? De prak
tijk lijkt in een bepaalde richting te
wijzen. Nee. zinvol is hel zelden.
Tijdschriften worden gevuld met we
tenschappelijke artikelen die even
goed niet geschreven hadden kunnen
worden. Boeken worden volgeschre
ven zonder dat de schrijver iets te
melden heeft. De literatuurweten
schap heeft de criticus en de liefheb
ber weinig te bieden. Met het weten
schappelijk begrippenapparaat kan
de criticus niet werken. De kennis
van de liefhebber overtreft meestal
die van ieder ander. Wanneer er al
eens een ontdekking gedaan wordt
die hel inzicht in een bepaald boek
vergroot, gaat die dikwijls op de
waarneming van een lezer buiten de
academie terug. Een en ander heeft
tot een verdere vervreemding tussen
wetenschap en literatuur geleid. In
Nederland, maar evenzeer in alle
landen daarbuiten.
Wat ons land betreft, lijkt er een
kleine kentering aan de gang te zijn.
Vanuit de literatuurwetenschap wor
den weer voorzichtige toenaderings
pogingen tot de liefhebbers gedaan, in
het besef dat de wetenschappelijke
studie van letterkunde er niet om
zichzelf is maar een diendende Laak
heeft. Zojuist publiceerden Douwe
Fokkema en Elrud Ibsch in de Syn
these-reeks een lijvig boek 'Het Mo
demisme in de Europese letterkunde'
dat goed in deze prettige tendens
past Wetenschappelijk volkomen
verantwoord, maar ook verhelderend
voor ieder die van literatuur houdt.
Douwe Fokkema is als hoogleraar
vergelijkende literatuurwetenschap
verbonden aan de Rijksuniversiteit te
Utrecht. Zijn echtgenote, Elrud Ibsch
is hoogleraar algemene literatuurwe
tenschap aan de Vrije Universiteit te
Amsterdam. Wat meer zegt: beiden
betonen zich bijzonder belezen in hun
wijde studiegebied (één opmerking
Eugenio Montale heet 'de vertaler van
T. S Eliot' (28i terwijl hij slechts drie
verzen van Eliot in het Italiaans ver
taalde». Wat nog meer zegt ze sprei
den enthousiasme voor hun onder
werp ten toon en zij schrijven helder
Er is kennelijk behoefte aan om schrij
vers in stromingen onder te brengen.
Ieder in een hokje, dat is overzichtelij
ker Het lukt steeds moeilijker- nie
mand durft zich bijvoorbeeld te wa
gen aan een indeling in stromingen
van onze hedendaagse literatuur. Aan
het begin van deze eeuw lag dat iets
anders. Binnen Expressionisme. Fu
turisme en Surrealisme manifesteer
den een aantal schrijvers zich als
ondergeschikt aan een stroming Veel
klassiek geworden auteurs hielden
zich echter al buiten die stromingen -
zoals Proust. Gide, Joyce,
Fokkema en Ibsch bestuderen in
hun boek de verbanden tussen
onder meer deze schrijvers en stellen
vast dat er voldoende aanlcding is
om te spreken van nog een grote
literaire stroming in deze eeuw: die
van het Modernisme.
De modernistische schrijvers hebben
zich dus nooit achter een gemeen
schappelijk programma geschaard -
pas achteraf zijn de overeenkomsten
aanwijsbaar. Dat de schrijvers van
het Modernisme niet tot een beginsel
verklaring kwamen, heeft direct te
maken met hun geesteshouding. Ie
der geloof in definitieve verklaringen
ontbreekt, iedere verklaring is een
voorlopige die aangevuld of zelfs her
roepen kan worden. Absolute waar
heid bestaat met, volgens de moder
nisten. Het komt ook in hun romans
tot uitdrukking, de vertelde wereld
heeft altijd iets voorlopigs, de hoofd
personen nemen bij al hun. standpun
ten veel voorbehoud in acht. Het
Modernisme is een stroming waarin
men aan intellectuele argumentatie
veel belang toekent. Vandaar
naast romans ook veel brievenba
ken. dagboeken en essays doorü
dernisten werden gepubliceerd
res die intellectuele reflectie alle;
gelijkheden bieden
Het Modernisme is een internatiot»
le stroming, het doet iet wat kutt
matig aan om zoals in dit boek
beurt Modernistische literatuur
de Verenigde Staten, de Sovjet-la
en andere landen uil te sluiten. Me
beperkt zich hier geheel tot de Enji
se, Franse, Italiaanse, Duitse en
derlandse nationale literatuur, 04
wat de tijd betreft beperken Fokt
ma en Ibsch zich. Namelijk lol
periode 1910-1940: de belangrijks
uitzondering geldt Thomas Mant
'Doktor Faustus' uit 1947. Maar 6
roman heet dan ook het 'hoogltpa
in de creativiteit van Thomas Mas
(299) en 'Het eindpunt en tegelijk
tijd het hoogtepunt van het Mtfe
nisme' (300).
De intellectuele vrijheid van rielfc
dernisten houdt natuurlijk ook
blijvendheid in - de verteller in
roman ts getuige van de verschrikte
gen van de Tweede Wereldoog
waar vrijblijvendheid geen pas,
Hoe dat te rijmen? 'Doktor Faustus';
daarom inderdaad het eindpunt rc
het Modernisme. Maar staat tochcd
middenin de stroming Om één li
pisch modernistisch trekje te
men: twee jaar na verschijning pi:
ceerde Mann 'Die Entstehung
Doktor Faustus. Roman emes
mans'. Zoiets als André Gide fe
toen hy zijn 'Les Faux-Monnajtg
liet volgen door een 'Journal
Faux-Monnayeurs'.
In de Nederlandse literatuur in
ook sprake van Modernisme. Et
aantal schrijvers oriënteerden cc
uitgebreid op buitenlandse lette»
(heel wat anders dan nu dus), Sm
leidde dat tot regelrechte naaptri,
In het werk van S Vestdijk zijnte
wat voorbeelden van zulke navoia
te vinden. Fokkema en Ibsch
er nog eens op dat 'Meneer Vise
hellevaart' geheel ondenkbaar tss
der Joyces 'Ulysses'. Tijdgenoten
Ter Braak en Du Perron stoorden:
al aan de 'Joyce-imitatie', MaarVtt
dijk ging op dezelfde wegt voort;
een brief uit 1934 schreef Ter
aan Du Perron „Je opmerkin,
de Joyee-tmitatie heeft hij geaa
teerd maar hij had al weert?
een anderen roman af, die inderóa
niets van Joyce heeft en eerden
Larbaud lijkt".
Het modernistische werk van Du F1,
ron had echter veel authentieks, i
is te hopen dat de bescheiden
ving van de belangstelling voor;
werk door zal zetten. Hier wordt
modernistische interpretatie van3
land van herkomst' gegeven,
Fokkema's en Ibsch' boek bestaat:
een inleidend hoofdstuk 'Wat is
dernisme'; en in hoofdstuk twee tot
met elf worden een aantal autei
besproken op hun modemistia!
kenmerken Behandeld worden
mes Joyce. Virginia Woolf. ValervLi
baud. Marcel Proust. Audré Gü
Italo Svevo. Robert Musil. Canyr
Bruggen. E. du Perron en tends
Thomas Mann. Duidelijk wordtd;'
tussen hen opmerkelijke overeen!»
sten zijn. Maar zoals alle stromna
is ook het Modernisme betrekkij
Bepaalde figuren uit het rijtje woe
soms in héél andere stromingenir?
deeld. Bijvoorbeeld Proust die'
voor Modernist doorgaat en die el
als symbolist wordt afgeschilde!
Het Het doet niets af aan de veré
sten van dit boek.
Douw Fokkema en Elrud Ibsch
modernisme in de Europese 1(0
kunde'. 354 pag. plus register. Gr'
den f44.50. De Arbeiderspers,
sterdam.
Hl
Nu weer al acht jaar geleden debuteerde Aleida
Leeuwenberg (40) met 'Uit het barre land', een
brievenboek dat veel goeds te bieden had maar
bedorven werd door een quasi-lollig en oubollig
taalgebruik en een soms licht vulgaire inslag. Wat
mij van het boek bovenal bijgebleven was is de
goed beschreven tocht met een grote tjalk door de
Franse kanalen met hun vele smalle sluizen en het
gezinsleven op het Franse platteland.
Aleida Leeuwenberg heeft nadien nog een roman
gepubliceerd. 'Een huis vol angst', die ik niet gelezen
heb en thans verscheen van haar hand een verhalen
bundel onder de titel 'Zoveel vreemde mannen'. Ik
weet dus niet of de stijlommezwaai ten goede al in
het tweede boek plaatsgehad heeft, maar de bezwa
ren die in 1976 formuleerde tegen de eersteling (ik
sprak gelukkig ook nadrukkelijk mijn waardering
uit) hoef ik deze keer niet te herhalen. Het noncha
lante kletstaaltje is verdwenen behalve op die plaat
sen waar het een functie heeft en van de veertien
verhalen heeft minstens de helft mij geboeid - enkele
vind ik voortreffelijk zelfs. Ze zijn sterk van sfeer,
goed geschreven en ze hebben iets eigens. Een
verhaal van Aleida Leeuwenberg onderscheidt zich
beslist van verhalen van andere goede hedendaagse
Nederlandse schrijfsters, vooral wanneer het speelt
in de omgeving die haar kennelijk het meest inspi
reert: aan boord van een schip of in een ietwat
vervallen woning op het platteland Zij weet dan
door te kiezen en licht te chargeren stemmingen vast
te leggen en situaties te tekenen van een verrassende
originaliteit.
Zij is een tamelijk gedesillusioneerde vrouw, moeder
van een paar tienerzonen, zelfstandig, soms nuchter,
dan weer hartstochtelijk. Ze kan zonder man en ze
kan niet zonder man: mét heeft ze haar kritiek en
lasten, zonder hunkert ze redeloos naar geborgen
heid en mist ze haar lusten. Ze stort haar hart graag
uit bij een vriendin, blijft echter op haar qui-vive en
nog liever uit zij zich blijkbaar op papier. Omdat zij
geen veelschrijfster is (drie boeken in acht jaar is
bepaald niet veel) herhaalt ze zichzelf niet. heeft ze
iedere keer iets meuws te vertellen. Vermoedelijk is
veel materiaal autobiografisch, maar af en toe laat zij
ook haar fantasie en haar dromerijen de vrije loop
Zij heeft nog steeds een groot gevoel voor humor,
maar het gedwongen lollige toontje is gelukkig
verdwenen
In 'Zoveel vreemde mannen' heeft zij de verhalen
zodanig gerangschikt dat we de ik-figuur vanaf
haar vierde tot haar veertigste ongeveer kunnen
volgen. In het openingsverhaal '1948' is zij ongeveer
vier jaar en haalt zij een paar herinneringen op aan
de eigenaardigheden van haar vader, en in '1953' is
het toch hoofdzakelijk haar moeder en zijn het de
gebeurtenissen rondom haar negende verjaardag op
10 juli die in het centrum staan.
'Broeder Johannes' is een simpel maar suggestief
verteld verhaal over het contact dat drie Rooms
opgevoede meisjes van ongeveer twaalf jaar hebben
met een aantrekkelijke jonge broeder van de jon
gensschool, Dat contact Is onschuldig: de broeder
geeft de meisjes vrome prentjes en kauwgomballen
en een speelse tik met de bordewisser, maar de
achtergrond van dit alles is uiteraard erotisch,
'hoofdzonde' en de handelingen worden dan ook van
hogerhand zeer zwaar bestraft
'Freek' vertelt over de merkwaardige sexuele verlan
gens van een man die de vriendin van de 'ik' uit
medelijden tot een dwaze handeling weet te verlei
den waardoor de verhouding met haar vriend verbro
ken wordt. Als dan ook nog blijkt dat het dochtertje
van die vrouw voor vijftig gulden en vier sorbets haar
afgeknipte haar aan Freek verkocht heeft, is de
verwarring compleet.
'Reis naar de Oostzee' is met later 'Engeland' weer
een 'scheepsvertelling' Beide verhalen zijn mooi van
sfeertekening. Er zijn veel moeilijkheden, er is veel
wad en blubber, veel humor. En ook een niet
sentunentele gevoeligheid Zo loopt Aleida in -het
eerste verhaal te slepen met haar aangereden hondje
over het wad. Ze wou het. dier wat beweging en frisse
lucht geven Op een plekje dat wat droger lijkt zet ze
het hondje neer- „Ze ging liggen en keek me zo
ontredderd aan dat ik haar weer opnam, met de
blubber die aan haar vacht kleefde, en verder liep.
naar andere plaatsen die droog leken, maar in
spiegels veranderden toen ik er aankwam. Ik waad
de. De wind floot in mijn oren. door niets weerhouden
of verstrooid".
Zij bereikt haar doel. een vuurtoren die zij beklim
men wit, niet.
het hondje werd zwaarder, mijn voetstappen
zakten dieper, de kreken die ik door moest werden
talrijk en gaven reeds aan dal het lij op kenteren
stond - en nog steeds ivas de toren niet dichtbij. Ik
keerde terug". Boefje was stervende. Herman lag le
grommen in de onderkooi. We voeren langs Neuwerk
en staken de Elbe over. we passeerden de sluizen Van
het Kielerkanaal en maakten voor het eerst sinds
een week weer vast aan de wal; en omdat het
landschap daar zo verbazingwekkend groen en vol
konijnen is haalde ik Boefje uit de kooi en droeg
haar naar buiten, zodat ze nog eenmaal iets moois
hans warren
kon zien. Morgen komen we bij een stad, dacht ik,
morgen laat ik haar afmaken. Een avondkoelte
ritselde door het bos en gleed over het gras naar ons
toe Er ging een trilling door hel hondelijf - of was het
de wind in haar vacht? De neusgaten werden wijder,
er klonk gesnuif, de ogen gingen open en keken rond.
Ze hees zich op de voorpoten, kwam, na wat pijnlijk
oefenen, op anderhalve achterpoot en begon wanke
lend een spoor te volgen. Die avond dronk ze, uil
zichzelf, en at een plakje worst" (pag. 45-47)
Het hondje haalt het.
JTYDc tovenaar', het langste verhaal uit de bun-
mJdel, is een hoogst persoonlijk verslag over een
stukgelopen huwelijksrelatie. In allerlei fragmen
ten, soms heel reëel getekende, dan weer gedroom
de, wordt de man, de tovenaar, neergezet, de vader
van haar kinderen, met wie ze op het schip voer, liel
en leed deelde, en die ze nu alleen heeft laten
vertrekken.
Tot gekwordens toe hebben de schermutselingen
geduurd, en de afloop stond altijd vast: „die kwam
met een machteloos gillen van mijn kant terwijl ik
mijn haar uittrok of tegen de muur bonkte tot ik een
verlichtende pijn begon te voelen. Dan nam hij me op
schoot en zei; „Nu ben je tenminste echt. nu voel ik je
weer", hij was zo ouderwets lief, en de ene helft van
me wilde op schoot zitten en ultjanken terwijl de
andere helft dacht: je strot moest ik dichtknijpen
viezerik" (62).
Nu is hij weg en ze is radeloos:
„Toen vluchtte ik naar buiten Daar ivas alles nog als
vroeger: stoepen met lantarens en andermans goed
gevulde huizen: hij had ze gewoon laten staan Die
dingen hoorden dus met aan hem Buurvrouwen
deden er boodschappen, kwamen langs en knikten,
net als gisteren Het woei Terug naar binnen om een
jas te pakken - en weer werd ik overvallen door de
leegheid. Hij had niets aan me overgelaten. Zelfs
mijn kwalen en mijn droom: ze hoorden bij hem,
want ze waren gelijk met hem vertrokken. Maar op
het punt van weggaan werd ik weerhouden door
stemmen in het achterhuis.
'Jij was dood!' riep de een.
'Nee Ik droeg een ijzeren pak', zei de ander.
'Welles! Ik had een straahvapen! Daar los je van op'.
'Nee. dat deeje we niet!'
En krijsend begonnen ze de voorkamer te vullen''
'64 5).
Zo eisen haar zonen het leven weer op.
Over de oudste zoon handelt een van dc treffend
ste verhalen, 'Weer bij Silvia'. Silvia is een
vriendin die zich al net zo dapper alleen door het
leven slaat als Aleida, zodat een buurman bewonde
rend in het dorp verkondigt: „Dat ben toch emanci
peerde vrouwen" (79). „Wat jc zegt, buurman", voegt
de schrijfster eraan toe. Want in 'Weer bij Silvia' is
er van de emancipatie niet veel meer over.
Aleida heeft bij de wasmachine een onthutsende
ontdekking gedaan. Ze rook aan alle kleren „om er
zeker van te zijn dat 't echt gewassen moest.
Kinderen doert soms schone dingen in de wasmand
als die dichterbij is dan hun kast Ja Deze broei
rook naar zeep. Geen spoor van blubber, geen i£-
en dropjes m de zakken. Terug die broek Tk«
zwarte hemden daarentegen.. Ik raapte ze weer (S
de bult en rook er nog eens aan. Deze hemde:
stonken naar zweet. Geen zoet kinderluchtje, mat'
mannenzweet. Ik deed een mouw omhoog en sr.eS
met aandacht. Ik had een man in huis - mijn oudste
zoon. Die wist, op dat moment van niks. die lagt'
meuren in zijn nest vol porno en één oude argeltë
teddybeer"(80'l).
De jongen is twaalf. De ontdekking maakt iets;
Aleida los. de hormonen werken. Ze verkleedt s2
met zorg en gaat het dorp in. Dan ziet ze haar oi
zoon: „Ook hij had zich opgetut: hij droeg het
jasje dat ik voor hem vermaakt had. een kettingr-
haaietanden, en op zijn blote borst stond een dr<n
in drie kleuren bolpen. Alleen omdat het op eenjod
van twaalf zat kon je weten dat het geen eek»
tatoeage was" (81).
Aleida gaat op de fiets naar Silvia - om daar
ontdekken dat de eerste prille liefde van haar zoï
deze vriendin betreft.
Buitengewoon aardig is ook de overdreven typerift"
van herfst en winter in het dorp in 'De laatste
seizoenen', sterk van stemming 'Het spoor bewake
en origineel de over elkaar heen tuimeling
overpeinzingen tijdens een slapeloze nacht.
lange nacht', waarin de oudste zoon, nu zestiener.:
een kraakpand wonend, weer een belangrijkes
speelt
De titel: 'Zoveel vreemde mannen' lijkt ie"*
tendentieus gekozen, want de vrouwen die ind®
verhalen voorkomen doen in vreemdheid
niet voor de mannen onder.
Al die ongewone typen echter, al die alledaagse"
bizarre gebeurenissen worden zo tekenend newF
zet en opgeroepen dat men geboeid blijft lezen.Hd
reeds grote aantal goede Nederlandse schrijfst®
ven korte verhalen is in ieder geval weer verstem
met een!
Aleida Leeuwenberg 'Zoveel vreemde mannen' De Bei
Bij. Amsterdam. 13S pag 24.50