VERSNIPPERING FUNEST VOOR DE LITERATUUR ZOVEEL VREEMDE MANNEN herman de coninck LEnERKUNDiGE KRONIEK ZATERDAG 18 AUGUSTUS 1984 Dichter Herman de Coninck, voorheen journalist bij het in Vlaanderen razend populaire geen geld meer voor skivakanties, weekblad HUMO en thans hoofdredacteur van het Nieuw Wereldtijdschrift (NWT). gediohtSn s^ven^wanTS "een woont in een fraai, kolossaal huis te Berchem, een plaats die is vergroeid met de stad goedkope bezigheid Antwerpen. garnituur In dat Jugendstil-huis, waarin Hans en Grietje bij wijze van spreken elk moment kunnen voor literatuur heeft de Vlaamse binnenkomen, vertelt De Coninck dat hij een stapel inzendingen voor het NWT moet overheid weinig geld over. De Co- terugsturen. Tegen een tafelpoot staat dan ook een tas vol manuscripten van auteurs die het W^er^eunrnd™CNederfandse podium der letteren maar wat graag wilden betreden, maar vooralsnog tevreden zullen overheid nou? De tweede garnituur, moeten zijn met een plaats achter de coulissen. zou lk zesse"- een garnituur die overigens wel recht van bestaan ..Toch valt de kwaliteit van de afge- non Tom Lanoye zei hierover: „Je dagen bezatten. Uit ellende, want er heeft: het is goed dat die schrijvers wezen gedichten en verhalen me nog moet daar maar trots op durven te is geen kritiek" geld krijgen. In België gebeurt dat mee", vertelt de hoofdredacteur „Zo zijn. Jezelf de stille generatie noe- Toch worden er tegenwoordig in niet. Je wordt hier dus ook niet in de slecht zijn ze nou ook weer niet; men. dat is toch een rationalisatie Vlaanderen veel poezie-avonden gelegenheid gesteld om rustig - ge- eerlijk gezegd had ik verwacht dat de van je eigen gebrek!" steund door de overheid - toe te produkten die ik zou afwijzen veel Als we aan De Coninck vragen of het leven naar een literaire carrière", slechter zouden zijn NWT de Vlaamse letteren nieuw le- HSnEgSgBSEESSE^^H Door de geringe overheidssteun heb- Het Nieuw Wereldtijdschrift wordt ven zal proberen in te blazen, ant- VCIk]l"B ben Vlaamse vertalers geen leven uitgegeven door de uitgeverij Man- woordt hij: „Manteau heeft mij ook Vertalers zijn er dan ook met volgens teau. één van de weinige literaire de kans gegeven om een tijdschrift te De Coninck ..In Nederland heb je uitgeverijen in België. Het opvallen- beginnen omdat het NWT misschien B tljHUl zoiets als een additioneel honora- de van dit nieuwe tijdschrift is dat kan fungeren als fuik voor nieuw num_ hier met. Er is geen subsidie doelbewust wordt geprobeerd - ten- talent. Een klimaat scheppen voor voor vertalers" minste, zo lijkt het - om de Neder- goede literatuur, die pretentie heb- Waarna hij vertelt over een interview landse markt te veroveren. ben Wë wel een beetje. Als je kijkt georganiseerd een opleving? Nee. met minister Poma. Bestaat er in In zeker opzicht is dat uniek omdat naar wat er in Vlaanderen verschijnt oordeelt De Coninck „Dat is een Vlaanderen een additioneel honora- Vlaamse tijdschriften doorgaans de aan blaadjes, dan kun je maar tot een crisisverschijnsel. Mensen hebben rium, wilde de interviewer weten, grens niet overkomen; en gebeurt dat conclusie komen, die versnippering is wel, dan worden ze meestal slechts funest voor de literatuur gelezen door een paar Nederlandse „Het literaire leven is dan ook inder- Uteratuurliefhebbers. die Vlaamse daad bepaald suf te noemen Pole voorouders hebben miek als literair genre bestaat nauw e- Als we De Coninck vragen of doelbe- lijks in Vlaanderen. De kritiek is een wust wordt gepoogd om de Neder- gnjze bnj Er zijn noch uitschieters landse lezer te verschalken, ant- naar boven, noch naar beneden De woordt hij - aarzelend, zoals vaker Standaard der Letteren, goh dat tijdens dit interview: „Wat in Neder- stelt hier heel wat voor, maar als je land wordt verkocht, is meegenomen, het goed leest, dan kun je alleen maar zo denken we erover. Op dit moment tot de slotsom komen dat het ook worden er in Nederland zo'n dnedui- niks is" zend nummers verkocht in de losse verkoop; in Vlaanderen zijn dat er Zoa's De Coninck al zei: 01 is vooral ongeveer zevenduizend We hebben sprake van een grauwe middelmaat veertienhonderd abonnees Niet door de schier onoverzienbare ver veel? Ach. Belgen abonneren zich snippenng. Neem bijvoorbeeld de niet zo snel, die kijken eerst de kat poezie-uitgaven In Nederland zal een tijdje uit de boom" «een enkele uitgeverij zo gek zijn om „Een specifiek Vlaams tijdschrift is Uen bundels per jaar op de markt te het overigens niet, hoewel we met brengen. Afgezien van het feit dat dat schromen om Vlaamse onderwerpen onmogelijk is - zoveel talent is er aan te snijden. Een voorbeeld daar- immers niet - zal dat ook niet gebeu- van is het interview met cultuurmi- ren uit praktische overwegingen: je nister Poma. Na plaatsing krijg je van moet de markt niet verzadigen. Nederlandse zijde dan wel opmerkin- De Coninck „In Vlaanderen gebeurt gen in de trant van. daar zit ik als dat wel Uitgeverij Onon schroomde Nederlander niet op te wachten. er vroeger bijvoorbeeld niet voor om Maar eerlijk gezegd vind ik dat eng twintig bundels per jaar te maken Hollands gedacht van hem". RiJP en groen, alles kwam op de markt, van een schifting was abso- r luut geen sprake. Goed. al die bun- SUJ dels komen bij de recensenten, maar Het Vlaamse literaire leven maakt al die kunnen natuurlijk ook door de sinds jaar en dag een suffe indruk, bomen het bos niet meer zien. met als Na het debuut van Walter v. d. gevolg dat er niets wordt gekriti- Broeek is er niet zoveel meer ge- seerd. met als gevolg dat dichters beurd. Zo weinig zelfs dat de genera- geen enkele weerklank ondervinden, tie van zeventig zich de stille genera- Ik ken dichters die zich na het ver- tie noemde. Het Vlaamse scheldka- schijnen van hun bundel een paar Poma had geen idee. Hij zou het laten uitzoeken door een medewerker. Het antwoord was ja, maar de medewer ker bleek een paar zaken door elkaar te halen: hij verwarde subsidie met het geld dat de Vlaamse overheid besteedt aan het promoten van Vlaamse literatuur in het buitenland. „Ik weet niet of je dat moet toeschrij ven aan desinteresse. Poma moet waken over zeventien uiteenlopende aangelegenheden. Dat varieert van bescherming en luister van de Neder landse taal tol het jeugdbeleid. Een goed overzicht over alle beleidson derdelen heb je daardoor natuurlijk niet. Letteren staan overigens duide lijk onderaan z'n lijst". Aan het einde van het interview laat De Coninck een literaire prijs zien die hij mocht ontvangen. De Yang prijs. De winnaar krijgt een stuk papier dat voor een oorkonde moet doorgaan en ontvangt geen geld. „Op het gebied van literaire prijzen heerst dezelfde inflatie als op hel terrein van de poèzie-bundels. Je hebt de prijs van de stad Aalst, van de stad Tielt, en ga zo maar door. Ik geloof dat ik er wel acht heb gehad". Wetenschappelijke bestudering van literatuur heeft iets parado xaals. Is het mogelijk om kunst aan wetenschappelijk onderzoek tc on derwerpen? Is het zinvol? De prak tijk lijkt in een bepaalde richting te wijzen. Nee. zinvol is hel zelden. Tijdschriften worden gevuld met we tenschappelijke artikelen die even goed niet geschreven hadden kunnen worden. Boeken worden volgeschre ven zonder dat de schrijver iets te melden heeft. De literatuurweten schap heeft de criticus en de liefheb ber weinig te bieden. Met het weten schappelijk begrippenapparaat kan de criticus niet werken. De kennis van de liefhebber overtreft meestal die van ieder ander. Wanneer er al eens een ontdekking gedaan wordt die hel inzicht in een bepaald boek vergroot, gaat die dikwijls op de waarneming van een lezer buiten de academie terug. Een en ander heeft tot een verdere vervreemding tussen wetenschap en literatuur geleid. In Nederland, maar evenzeer in alle landen daarbuiten. Wat ons land betreft, lijkt er een kleine kentering aan de gang te zijn. Vanuit de literatuurwetenschap wor den weer voorzichtige toenaderings pogingen tot de liefhebbers gedaan, in het besef dat de wetenschappelijke studie van letterkunde er niet om zichzelf is maar een diendende Laak heeft. Zojuist publiceerden Douwe Fokkema en Elrud Ibsch in de Syn these-reeks een lijvig boek 'Het Mo demisme in de Europese letterkunde' dat goed in deze prettige tendens past Wetenschappelijk volkomen verantwoord, maar ook verhelderend voor ieder die van literatuur houdt. Douwe Fokkema is als hoogleraar vergelijkende literatuurwetenschap verbonden aan de Rijksuniversiteit te Utrecht. Zijn echtgenote, Elrud Ibsch is hoogleraar algemene literatuurwe tenschap aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Wat meer zegt: beiden betonen zich bijzonder belezen in hun wijde studiegebied (één opmerking Eugenio Montale heet 'de vertaler van T. S Eliot' (28i terwijl hij slechts drie verzen van Eliot in het Italiaans ver taalde». Wat nog meer zegt ze sprei den enthousiasme voor hun onder werp ten toon en zij schrijven helder Er is kennelijk behoefte aan om schrij vers in stromingen onder te brengen. Ieder in een hokje, dat is overzichtelij ker Het lukt steeds moeilijker- nie mand durft zich bijvoorbeeld te wa gen aan een indeling in stromingen van onze hedendaagse literatuur. Aan het begin van deze eeuw lag dat iets anders. Binnen Expressionisme. Fu turisme en Surrealisme manifesteer den een aantal schrijvers zich als ondergeschikt aan een stroming Veel klassiek geworden auteurs hielden zich echter al buiten die stromingen - zoals Proust. Gide, Joyce, Fokkema en Ibsch bestuderen in hun boek de verbanden tussen onder meer deze schrijvers en stellen vast dat er voldoende aanlcding is om te spreken van nog een grote literaire stroming in deze eeuw: die van het Modernisme. De modernistische schrijvers hebben zich dus nooit achter een gemeen schappelijk programma geschaard - pas achteraf zijn de overeenkomsten aanwijsbaar. Dat de schrijvers van het Modernisme niet tot een beginsel verklaring kwamen, heeft direct te maken met hun geesteshouding. Ie der geloof in definitieve verklaringen ontbreekt, iedere verklaring is een voorlopige die aangevuld of zelfs her roepen kan worden. Absolute waar heid bestaat met, volgens de moder nisten. Het komt ook in hun romans tot uitdrukking, de vertelde wereld heeft altijd iets voorlopigs, de hoofd personen nemen bij al hun. standpun ten veel voorbehoud in acht. Het Modernisme is een stroming waarin men aan intellectuele argumentatie veel belang toekent. Vandaar naast romans ook veel brievenba ken. dagboeken en essays doorü dernisten werden gepubliceerd res die intellectuele reflectie alle; gelijkheden bieden Het Modernisme is een internatiot» le stroming, het doet iet wat kutt matig aan om zoals in dit boek beurt Modernistische literatuur de Verenigde Staten, de Sovjet-la en andere landen uil te sluiten. Me beperkt zich hier geheel tot de Enji se, Franse, Italiaanse, Duitse en derlandse nationale literatuur, 04 wat de tijd betreft beperken Fokt ma en Ibsch zich. Namelijk lol periode 1910-1940: de belangrijks uitzondering geldt Thomas Mant 'Doktor Faustus' uit 1947. Maar 6 roman heet dan ook het 'hoogltpa in de creativiteit van Thomas Mas (299) en 'Het eindpunt en tegelijk tijd het hoogtepunt van het Mtfe nisme' (300). De intellectuele vrijheid van rielfc dernisten houdt natuurlijk ook blijvendheid in - de verteller in roman ts getuige van de verschrikte gen van de Tweede Wereldoog waar vrijblijvendheid geen pas, Hoe dat te rijmen? 'Doktor Faustus'; daarom inderdaad het eindpunt rc het Modernisme. Maar staat tochcd middenin de stroming Om één li pisch modernistisch trekje te men: twee jaar na verschijning pi: ceerde Mann 'Die Entstehung Doktor Faustus. Roman emes mans'. Zoiets als André Gide fe toen hy zijn 'Les Faux-Monnajtg liet volgen door een 'Journal Faux-Monnayeurs'. In de Nederlandse literatuur in ook sprake van Modernisme. Et aantal schrijvers oriënteerden cc uitgebreid op buitenlandse lette» (heel wat anders dan nu dus), Sm leidde dat tot regelrechte naaptri, In het werk van S Vestdijk zijnte wat voorbeelden van zulke navoia te vinden. Fokkema en Ibsch er nog eens op dat 'Meneer Vise hellevaart' geheel ondenkbaar tss der Joyces 'Ulysses'. Tijdgenoten Ter Braak en Du Perron stoorden: al aan de 'Joyce-imitatie', MaarVtt dijk ging op dezelfde wegt voort; een brief uit 1934 schreef Ter aan Du Perron „Je opmerkin, de Joyee-tmitatie heeft hij geaa teerd maar hij had al weert? een anderen roman af, die inderóa niets van Joyce heeft en eerden Larbaud lijkt". Het modernistische werk van Du F1, ron had echter veel authentieks, i is te hopen dat de bescheiden ving van de belangstelling voor; werk door zal zetten. Hier wordt modernistische interpretatie van3 land van herkomst' gegeven, Fokkema's en Ibsch' boek bestaat: een inleidend hoofdstuk 'Wat is dernisme'; en in hoofdstuk twee tot met elf worden een aantal autei besproken op hun modemistia! kenmerken Behandeld worden mes Joyce. Virginia Woolf. ValervLi baud. Marcel Proust. Audré Gü Italo Svevo. Robert Musil. Canyr Bruggen. E. du Perron en tends Thomas Mann. Duidelijk wordtd;' tussen hen opmerkelijke overeen!» sten zijn. Maar zoals alle stromna is ook het Modernisme betrekkij Bepaalde figuren uit het rijtje woe soms in héél andere stromingenir? deeld. Bijvoorbeeld Proust die' voor Modernist doorgaat en die el als symbolist wordt afgeschilde! Het Het doet niets af aan de veré sten van dit boek. Douw Fokkema en Elrud Ibsch modernisme in de Europese 1(0 kunde'. 354 pag. plus register. Gr' den f44.50. De Arbeiderspers, sterdam. Hl Nu weer al acht jaar geleden debuteerde Aleida Leeuwenberg (40) met 'Uit het barre land', een brievenboek dat veel goeds te bieden had maar bedorven werd door een quasi-lollig en oubollig taalgebruik en een soms licht vulgaire inslag. Wat mij van het boek bovenal bijgebleven was is de goed beschreven tocht met een grote tjalk door de Franse kanalen met hun vele smalle sluizen en het gezinsleven op het Franse platteland. Aleida Leeuwenberg heeft nadien nog een roman gepubliceerd. 'Een huis vol angst', die ik niet gelezen heb en thans verscheen van haar hand een verhalen bundel onder de titel 'Zoveel vreemde mannen'. Ik weet dus niet of de stijlommezwaai ten goede al in het tweede boek plaatsgehad heeft, maar de bezwa ren die in 1976 formuleerde tegen de eersteling (ik sprak gelukkig ook nadrukkelijk mijn waardering uit) hoef ik deze keer niet te herhalen. Het noncha lante kletstaaltje is verdwenen behalve op die plaat sen waar het een functie heeft en van de veertien verhalen heeft minstens de helft mij geboeid - enkele vind ik voortreffelijk zelfs. Ze zijn sterk van sfeer, goed geschreven en ze hebben iets eigens. Een verhaal van Aleida Leeuwenberg onderscheidt zich beslist van verhalen van andere goede hedendaagse Nederlandse schrijfsters, vooral wanneer het speelt in de omgeving die haar kennelijk het meest inspi reert: aan boord van een schip of in een ietwat vervallen woning op het platteland Zij weet dan door te kiezen en licht te chargeren stemmingen vast te leggen en situaties te tekenen van een verrassende originaliteit. Zij is een tamelijk gedesillusioneerde vrouw, moeder van een paar tienerzonen, zelfstandig, soms nuchter, dan weer hartstochtelijk. Ze kan zonder man en ze kan niet zonder man: mét heeft ze haar kritiek en lasten, zonder hunkert ze redeloos naar geborgen heid en mist ze haar lusten. Ze stort haar hart graag uit bij een vriendin, blijft echter op haar qui-vive en nog liever uit zij zich blijkbaar op papier. Omdat zij geen veelschrijfster is (drie boeken in acht jaar is bepaald niet veel) herhaalt ze zichzelf niet. heeft ze iedere keer iets meuws te vertellen. Vermoedelijk is veel materiaal autobiografisch, maar af en toe laat zij ook haar fantasie en haar dromerijen de vrije loop Zij heeft nog steeds een groot gevoel voor humor, maar het gedwongen lollige toontje is gelukkig verdwenen In 'Zoveel vreemde mannen' heeft zij de verhalen zodanig gerangschikt dat we de ik-figuur vanaf haar vierde tot haar veertigste ongeveer kunnen volgen. In het openingsverhaal '1948' is zij ongeveer vier jaar en haalt zij een paar herinneringen op aan de eigenaardigheden van haar vader, en in '1953' is het toch hoofdzakelijk haar moeder en zijn het de gebeurtenissen rondom haar negende verjaardag op 10 juli die in het centrum staan. 'Broeder Johannes' is een simpel maar suggestief verteld verhaal over het contact dat drie Rooms opgevoede meisjes van ongeveer twaalf jaar hebben met een aantrekkelijke jonge broeder van de jon gensschool, Dat contact Is onschuldig: de broeder geeft de meisjes vrome prentjes en kauwgomballen en een speelse tik met de bordewisser, maar de achtergrond van dit alles is uiteraard erotisch, 'hoofdzonde' en de handelingen worden dan ook van hogerhand zeer zwaar bestraft 'Freek' vertelt over de merkwaardige sexuele verlan gens van een man die de vriendin van de 'ik' uit medelijden tot een dwaze handeling weet te verlei den waardoor de verhouding met haar vriend verbro ken wordt. Als dan ook nog blijkt dat het dochtertje van die vrouw voor vijftig gulden en vier sorbets haar afgeknipte haar aan Freek verkocht heeft, is de verwarring compleet. 'Reis naar de Oostzee' is met later 'Engeland' weer een 'scheepsvertelling' Beide verhalen zijn mooi van sfeertekening. Er zijn veel moeilijkheden, er is veel wad en blubber, veel humor. En ook een niet sentunentele gevoeligheid Zo loopt Aleida in -het eerste verhaal te slepen met haar aangereden hondje over het wad. Ze wou het. dier wat beweging en frisse lucht geven Op een plekje dat wat droger lijkt zet ze het hondje neer- „Ze ging liggen en keek me zo ontredderd aan dat ik haar weer opnam, met de blubber die aan haar vacht kleefde, en verder liep. naar andere plaatsen die droog leken, maar in spiegels veranderden toen ik er aankwam. Ik waad de. De wind floot in mijn oren. door niets weerhouden of verstrooid". Zij bereikt haar doel. een vuurtoren die zij beklim men wit, niet. het hondje werd zwaarder, mijn voetstappen zakten dieper, de kreken die ik door moest werden talrijk en gaven reeds aan dal het lij op kenteren stond - en nog steeds ivas de toren niet dichtbij. Ik keerde terug". Boefje was stervende. Herman lag le grommen in de onderkooi. We voeren langs Neuwerk en staken de Elbe over. we passeerden de sluizen Van het Kielerkanaal en maakten voor het eerst sinds een week weer vast aan de wal; en omdat het landschap daar zo verbazingwekkend groen en vol konijnen is haalde ik Boefje uit de kooi en droeg haar naar buiten, zodat ze nog eenmaal iets moois hans warren kon zien. Morgen komen we bij een stad, dacht ik, morgen laat ik haar afmaken. Een avondkoelte ritselde door het bos en gleed over het gras naar ons toe Er ging een trilling door hel hondelijf - of was het de wind in haar vacht? De neusgaten werden wijder, er klonk gesnuif, de ogen gingen open en keken rond. Ze hees zich op de voorpoten, kwam, na wat pijnlijk oefenen, op anderhalve achterpoot en begon wanke lend een spoor te volgen. Die avond dronk ze, uil zichzelf, en at een plakje worst" (pag. 45-47) Het hondje haalt het. JTYDc tovenaar', het langste verhaal uit de bun- mJdel, is een hoogst persoonlijk verslag over een stukgelopen huwelijksrelatie. In allerlei fragmen ten, soms heel reëel getekende, dan weer gedroom de, wordt de man, de tovenaar, neergezet, de vader van haar kinderen, met wie ze op het schip voer, liel en leed deelde, en die ze nu alleen heeft laten vertrekken. Tot gekwordens toe hebben de schermutselingen geduurd, en de afloop stond altijd vast: „die kwam met een machteloos gillen van mijn kant terwijl ik mijn haar uittrok of tegen de muur bonkte tot ik een verlichtende pijn begon te voelen. Dan nam hij me op schoot en zei; „Nu ben je tenminste echt. nu voel ik je weer", hij was zo ouderwets lief, en de ene helft van me wilde op schoot zitten en ultjanken terwijl de andere helft dacht: je strot moest ik dichtknijpen viezerik" (62). Nu is hij weg en ze is radeloos: „Toen vluchtte ik naar buiten Daar ivas alles nog als vroeger: stoepen met lantarens en andermans goed gevulde huizen: hij had ze gewoon laten staan Die dingen hoorden dus met aan hem Buurvrouwen deden er boodschappen, kwamen langs en knikten, net als gisteren Het woei Terug naar binnen om een jas te pakken - en weer werd ik overvallen door de leegheid. Hij had niets aan me overgelaten. Zelfs mijn kwalen en mijn droom: ze hoorden bij hem, want ze waren gelijk met hem vertrokken. Maar op het punt van weggaan werd ik weerhouden door stemmen in het achterhuis. 'Jij was dood!' riep de een. 'Nee Ik droeg een ijzeren pak', zei de ander. 'Welles! Ik had een straahvapen! Daar los je van op'. 'Nee. dat deeje we niet!' En krijsend begonnen ze de voorkamer te vullen'' '64 5). Zo eisen haar zonen het leven weer op. Over de oudste zoon handelt een van dc treffend ste verhalen, 'Weer bij Silvia'. Silvia is een vriendin die zich al net zo dapper alleen door het leven slaat als Aleida, zodat een buurman bewonde rend in het dorp verkondigt: „Dat ben toch emanci peerde vrouwen" (79). „Wat jc zegt, buurman", voegt de schrijfster eraan toe. Want in 'Weer bij Silvia' is er van de emancipatie niet veel meer over. Aleida heeft bij de wasmachine een onthutsende ontdekking gedaan. Ze rook aan alle kleren „om er zeker van te zijn dat 't echt gewassen moest. Kinderen doert soms schone dingen in de wasmand als die dichterbij is dan hun kast Ja Deze broei rook naar zeep. Geen spoor van blubber, geen i£- en dropjes m de zakken. Terug die broek Tk« zwarte hemden daarentegen.. Ik raapte ze weer (S de bult en rook er nog eens aan. Deze hemde: stonken naar zweet. Geen zoet kinderluchtje, mat' mannenzweet. Ik deed een mouw omhoog en sr.eS met aandacht. Ik had een man in huis - mijn oudste zoon. Die wist, op dat moment van niks. die lagt' meuren in zijn nest vol porno en één oude argeltë teddybeer"(80'l). De jongen is twaalf. De ontdekking maakt iets; Aleida los. de hormonen werken. Ze verkleedt s2 met zorg en gaat het dorp in. Dan ziet ze haar oi zoon: „Ook hij had zich opgetut: hij droeg het jasje dat ik voor hem vermaakt had. een kettingr- haaietanden, en op zijn blote borst stond een dr<n in drie kleuren bolpen. Alleen omdat het op eenjod van twaalf zat kon je weten dat het geen eek» tatoeage was" (81). Aleida gaat op de fiets naar Silvia - om daar ontdekken dat de eerste prille liefde van haar zoï deze vriendin betreft. Buitengewoon aardig is ook de overdreven typerift" van herfst en winter in het dorp in 'De laatste seizoenen', sterk van stemming 'Het spoor bewake en origineel de over elkaar heen tuimeling overpeinzingen tijdens een slapeloze nacht. lange nacht', waarin de oudste zoon, nu zestiener.: een kraakpand wonend, weer een belangrijkes speelt De titel: 'Zoveel vreemde mannen' lijkt ie"* tendentieus gekozen, want de vrouwen die ind® verhalen voorkomen doen in vreemdheid niet voor de mannen onder. Al die ongewone typen echter, al die alledaagse" bizarre gebeurenissen worden zo tekenend newF zet en opgeroepen dat men geboeid blijft lezen.Hd reeds grote aantal goede Nederlandse schrijfst® ven korte verhalen is in ieder geval weer verstem met een! Aleida Leeuwenberg 'Zoveel vreemde mannen' De Bei Bij. Amsterdam. 13S pag 24.50

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1984 | | pagina 16