VREDE SCHOON SCHIP de boodschap van hugo de groot TENTOONSTELLING IN PRINSENHOF de paar aardige boeken van hella haasse gerard reve PZC/ weekendkrant ZATERDAG 7 JULI 1984 16 Voor de tiveede maal binnen zeer korte tijd is er aan de Leidse universiteit een belangrijk handschrift ontdekt. Nog maar enkele weken geleden maakte neerlandicus Bostoen wereldkundig op welke wijze manier hij een geschrift van Johan Radermacher op het spoor was gekomen. Dit keer gaat het om een uit ongeveer 1610 daterend manuscript, Meletms ge naamd, van Hugo de Groot. Een interessant theolo gisch werkje. Vandaag het verhaal van de vondst van professor dr. G H.M Posthumus Meyjes, hoogleraar in de geschiedenis van het christendom bij de faculteit der Godgeleerdheid. Eigenlijk vond professor Posthumus Meyjes het manuscript Meletius van Hugo de Groot bij toeval in de bibliotheek van de Remonstrantsch-Gereformeerde kerk in Amsterdam. „Ik blader graag in oude catalogi. In de catalogus van de Handschriften en Boeken trof ik de titel Meletius aan. Toen ik dat zag, ging bij mij een lampje branden. Al snel legde ik de link met Hugo de Groot. Dat dit manuscript van hem is, blijkt uit zijn briefwisseling met vrienden van hem in Zeeland aan wie hij het handschrift voor commentaar had toegezonden". Ook Hugo de Groot-kenners bij uitstek, zoals dr. A. C. G. M. Eyffinger en dr. J. M. Nellen van het Grotius Instituut in Den Haag, zijn er voor honderd procent zeker van dat dit manuscript aan De Groot toebehoort. 'Meletius' is volgens de hoogleraar als voorbode te beschouwen van het ui terst invloedrijke leerdicht 'Bewijs van den waren godsdienst' dat Hugo de Groot gedurende zijn gevangen schap op kasteel Loevestein schreef. Hugo de Groot (1583-1645) vooral be kend om zijn ontsnapping in een boekenkist uit Loevestein, werd al heel vroeg een 'wonderkind' genoemd. Niet onterecht vindt Meyjes. „Hij was een zeer vermaard jurist, classicus, historicus, dichter, diplomaat maar ook theoloog. Dat laatste is overigens veel minder bekend. Toch heeft hij een theologisch oeuvre op zijn naam staan, dat het qua omvang wint van bijna alles wat hij verder in zijn verbijsterende veelzijdigheid en pro ductiviteit heeft voortgebracht" Als bewijs haalt hy uit de boekenkast op zijn kamer een paar van de vele dikke, in perkament gebonden, boe ken: studiën vooral over de bijbel In diezelfde kast bezwijkt een plank bij na onder de last van de briefwisselin gen van De Groot. Tien dikke pillen. Meyjes vertelt: „Als hij een penne- vrucht had afgescheiden, wilde hij weten wat vrienden en bekenden er van vonden Ja. het is werkelijk on- waarschijnlijk wat die man heeft ge daan. Eigenlijk niet te volgen hoe hij dat heeft klaargespeeld. En het is doorgaans bijzonder interessant om j van zijn werken kennis te nemen; het 'i zijn beslist geen flauwiteiten". vrienden Bertius, subregent van het Statencol lege, gehuisvest op de plaats waar nu de mensa 'de Bak" zit, was zo'n vriend, evenals Antonius Walaeus, predikant te Middelburg en later professor in Leiden. Vooral hij was het, die via brieven op het geschrift Meletius reageerde. „Walaeus vond het een aardig werk en moedigde Grotius (de Latijnse naam) aan om het uit te geven. Hij gaf hem zelfs aanwijzingen om er op bepaalde plaatsen wat meer dogma's in te stoppen. Een raadgeving overigens, waar Grotius niet van wilde weten". Meyjes denkt dat De Groot aan Ber tius om een paar Leidse studenten met een keurig handschrift heeft ge vraagd om zijn tekst Meletius, die in 'het Latijn was geschreven, over te •schrijven. In die tijd kon je niet copiè- ren, noch stencillen en er was geen carbonpapier. De tekst moest dus worden overgeschreven als je deze naar vrienden wilde zenden. .Meyjes: „Als je de veertig foliovellen ■nader bekijkt, onderscheid je ook drie verschillende handen. In de marge .staan de correcties en aantekeningen •van De Groot zelf. Aantekeningen in ■de trant van: 'In oorsprong is de mens goed geschapen; God is een; God is almachtig; God is alwetend'. Het is mij zelfs een raadsel waarom het niet eerder is gevonden Zelfs de belangrij ke biograaf Brandt uit de zeventiende eeuw, die ontzettend veel paperassen en geschriften van de familie heeft gekregen en bijna alles van Grotius afwist, heeft dit werk niet genoemd. Waarschijnlijk is het omstreeks 1650 al vergeten en vanaf die datum teloor gegaan, terwijl het rustig in de biblio theek lag". wonderkind Als elfjarige ging Hugo de Groot al naar de Leidse universiteit en be kwaamde hij zich in de klassieke filologie (wetenschap van de taal en letteren van een volk) bij de Leidse hoogleraar Joseph Scaliger. Zijn huis was een verzamelplaats voor studen ten, waaronder Heinsius, Snellius en natuurlijk Grotius. De Groot woonde bij F. Junius die hem Frans leerde en inleidde in een vroom, maar ondog matisch christelijk denken en in hem een geest van verdraagzaamheid ont wikkelde. Grotius was een aanhanger van het Irenisme, een beweging binnen de christelijke kerk die van mening was dat confessionele tegenstellingen op vreedzame wijze konden worden op gelost. In de 16e en 17e eeuw waren dat vooral de voorstanders van de verzoening tussen de gereformeerden, de lutheranen en de rooms-katholie- ken. „Kijk", zegt de professor na enige passages uit zijn vondst te hebben voorgelezen, „Grotius redeneerde zo: we hebben dezelfde God, dezelfde Christus en dezelfde apostolische ge loofsbelijdenis (credo). De rest, de verschillen zijn bijzaak. Daar hoef je geen scheiding voor op te zetten. Ook Meletius - de man naar wie De Groot zijn werk vernoemde - een saskia stoelinga Grieks patriarch en tijdgenoot van De Groot, was deze mening toegedaan. Hoewel hij Meletius persoonlijk niet kende, alleen maar van hem had gehoord, wilde hij in zijn geest werken en het gemeenschappelijke van het christendom onder woorden brengen. twisten Gebogen over een copie van het ma nuscript vertelt Meyjes: „Dit werk is zo aardig omdat het zijn vroegste Prins Willem van Oranje, 1533-1584", is de titel van een grote tentoonstelling waarin leven en persoon van Willem van Oranje centraal staan. Deze expositie, in stedelijk museum Het Prinsenhof te Delft, is georganiseerd onder auspiciën van het Natio naal Comité Willem de Zwijgerherdenking 1984. Het Prinsenhof was de laatste jaren van het leven van Willem van Oranje zijn geregelde verblijfplaats. Op 10 juli 1584 werd hij hier door Balthasar Gerards doodgeschoten. De tentoonstelling is een van de belangrijkste evene menten die dit jaar worden georganiseerd ter herden king van het feit dat Willem van Oranje 400 jaar geleden werd vermoord. Tussen 1572 en 1584 woonde Willem van Oranje met tussenpozen in Delft. De stad was toen zijn uitvalsba sis. Hij koos voor Delft omdat deze stad een goed verdedigbare vesting was en toch centraal lag. Als hij in Delft verbleef woonde hij met zijn gezin in het St.-Agathaklooster. Aan het verblijf van Oranje ont leent dit voormalige klooster zijn huidige naam 's Princen Hoff. Het Prinsenhof is aangewezen voor de tentoonstelling over Willem van Oranje omdat het als woonplaats tegelijkertijd museum en tentoonstellings- objekt is. Het leven en de persoon van Willem van Oranje worden op de tentoonstelling in beeld gebracht, geplaatst in samenhang met zijn tijd. Dit gebeurt door middel van portretten van de prins zelf en van de personen die in dezelfde periode een rol van betekenis speelden. Schil derijen en prenten laten de plaatsen zien waar Oranje verbleef en de gebeurtenissen waarbij hij betrokken was. Voor een goede aanvulling zorgen voorwerpen uit zijn omgeving. Echter geen voorwerpen die persoonlijk bezit zijn geweest, want van eigen bezittingen is door verbeurdverklaring en verpanding weinig bewaard gebleven. In zijn leven en op de tentoonstelling zijn drie fasen te onderscheiden. De eerste fase van 1533 tot 1568 gaat over de jonge prins in zijn Nassause geboortestreek en zijn verblijf aan het hof van Brussel. De tweede periode van 1568 gaat in op de strijd tegen het bewind te Brussel De derde fase. van 1572 tot 1584 laat Oranje zien als leider. Bij de tentoonstelling wordt een catalogus uitgegeven met een beschrijving van de tentoongestelde voorwer pen en een korte omschrijving van de tentoonstellings zalen. Deze catalogus sluit uitermate goed aan bij het herdenkingsboek dat door Fibula van Dishoeck in samenwerking met het Historisch Genootschap wordt uitgegeven. Dit boek omvat een veelzijdige biografie en is rijk geïllustreerd met de voorwerpen die op de tentoonstelling zijn te zien. Het Prinsenhof is tot 27 augustus geopend van dinsdag Lm zaterdag van 10-17 uur. Zon- en feestdagen van 13-17 uur. Prof. Posthumus Meyjes theologische werk is. Ik ben nog met de exacte datering bezig, waarschijn lijk kort na 1609. De Groot was toen 26 jaar. In elk geval tussen 1609 en 1611. Dat kun je opmaken uit de briefwisseling met zijn vrienden en uit de tekst zelf. Op een gegeven moment meldt hij dat de vrede is gesloten met de gemeenschappelijke vijand Spanje (twaalfjarig bestand 1609-1621) en hij desondanks zeer teleurgesteld is over het feit dat de godsdiensttwisten doorgaan. Hij schrijft zoiets van: 'In plaats van aan de vrede te bouwen, gaan we nu met elkaar op de vuist'. Hij zegt daar allertreurigst van te worden". Om die reden, denkt Meyjes. heeft De Groot de 'Meletius'. die een vredes- booschap bevatte, ook niet officieel uitgegeven. „In 1611-1612 zag het'er nu niet direct naar uit dat de partijen vrede zouden sluiten. De polarisatie nam met de dag toe. Hij moet gedacht hebben: Als toch geschiedt wat ik tracht te verhoedde, laat het dan maar". Tot nu toe gold een werk uit 1613, een zeer zelfbewust tractaat om het het beleid van de Staten te verdedigen tegen aanvallen van buitenaf, met name tegen de kerk, als zijn eerste theologische publicatie Meyjes: „Grotius had grote eerbied voor de godsdienst, maar deze mocht en kan niet in strijd zyn met het staatsbelang. De kerk beschouwde hij als het cement van de samenleving. De kerk kon de mensen in de ziel treffen en de staat slechts in het lichaam. Hiermee bedoelde hij - ik zal een voorbeeld geven - dat de staat de prostitutie kan reglementeren, maar voor de rest geen enkele invloed kan uitoefenen op de prostitutie. Dat kan de kerk alleen; zij kan de mensen ter verantwoording roepen en op het ge weten een appel doen". liefde „Grotius", gaat de hoogleraar verder, „zou de bemoeienissen van de kerk inzake de kernbewapening ook vol strekt verachtelijk vinden. U kunt nu begrijpen welk standpunt hij zou aanhangen". Wat zachter van toon volgt: „Luns". De Groot vond dat kerk en staat in harmonie met elkaar moesten leven. Hij was ervan overtuigd dat God vrede wilde en dat dat aansloot by het diepste wezen van de mans. „Hij hield er eigenlijk een dogmatische ethische opvatting op na. Hij streed voor het ethos; de liefde - tonen dat je van elkaar houdt. Alleen de liefde is ge loofwaardig". of zegt Meyjes zoals Grotius het zelf zei: „Ik ben niet tegen dogma's, maar alleen tegen dogma' s die de vrede verstoren". Het werk uit 1622 waarin Hugo de Groot de waarheid van het christelijk geloof tracht te bewijzen, staat door de vondst van Posthumus Meyjes nu niet meer alleen. „Inderdaad. Mele tius vormt eigenlijk de grondslag van dit latere werk. Het is jammer dat ik het niet eerder heb gevonden Vorig jaar immers, vierden we de vierhon derdste geboortedag van Hugo Gro tius". hans warren Hella S. Haasse (geboren 1918) mocht onlangs de P. C. Hooftprijs vu haar prozawerk in ontvangst nemen. Een prijs met een groot presti; Dat die prijs zoveel aanzien heeft gekregen komt natuurlijk vooral d« de lijst van bekroonden. De eerste P. C. Hooftprijs voor proza moesten; van Schendel en de totaal onbekend gebleven A. van Haersoltc dein Daarna kwamen achtereenvolgens Vestdijk. Bordewijk, Blaman, Thtt de Vries, Reve. Hermans (die weigerde), Carmiggelt, Mulisch en Braknu aan de beurt. Een enkele uitzondering daargelaten vooral uiterar Van Haersolte zijn dit inderdaad de grote namen van ons na-oorli( proza. In deze rij horen maar weinig andere levende schrijvers thuis.Vj de overleden grote moderne prozaïsten die de P. C. Hooftprijs ontpj moet in elk geval Maria Dermoüt genoemd worden mevrouw Haas zal het daar roerend mee eens zijn. Ter gelegenheid van de feestelijkhe- aan een veertiende druk toe. 'Ci# den heeft BZZTóH een waardevol voor arme mensen' werd in 1982 ye boek over Hella Haasse uitgegeven, de tiende maal herdrukt. Het is in bijzonder hoog tempo Van Hella Haasse werd ook regeln, geproduceerd tussen de dag dat tig werk vertaald Nu doet Nedj de beslissing van de jury bekend landse literatuur het slecht in m werd gemaakt en de dag van uitrei- buitenland. Ook van mensen j king door minister Deetman (niet Wolkers en 't Hart die nog al pa Brinkman, zoals de verantwoording gaan op hun successen buiten d vermeldt, maar dat kon niet voor- taalgebied zie je zelden een boek; zien worden!) maar draagt daar een buitenlandse boekwinkel. Ds verder geen sporen van. liggen wel Arya Meulenbelt, Xavta Het met vele foto's geïllustreerde Hollanderen Anne Frank, een met boek'Hella S. Haasse'is nu eens niet waardig gezelschap! Maar in 4 een bloemlezing uit kritieken zoals Duitse vertaling werd Hella Hai die regelmatig bij BZZTÓH verschij- se's roman 'De scharlaken stad' n« nen. maar een geheel nieuw werk. het schijnt in de jaren vijft^ De hoofdmoot is een diepgaand werkelijk een succes. Om nog et? vraaggesprek dat Johan Diepstra- in het buitenland te vertoeven: Et' ten met de schrijfster had. Daarvóór la Haasses werk werd onder de tn( is er een bibliografie van haar werk 'De actuele geesten van het vö en daarna een bibliografie van de den'onlangs gesignaleerd in een» secundaire literatuur. Nederland gewijde aflevering n Dat laatste onderdeel werd verzorgd het Griekse literaire tijdschrift Hf door Aloys van den Berk. Afgezien vazo'. van enkele slordigheden heeft Van den Berk zich goed van die taak TTaar debuut maakte dc schrj gekweten. Wel kun je je afvragen Xlster in 1939, met vijf gedichu wat de criteria zijn geweest voor het in het blad 'Werk'. Haar eers samenstellen van het selectief over- boekuitgave was dan ook een pi zicht van de secundaire literatuur in ziebundel het in 1945 uitgegtrt periodieken Zo bestrijdt Hella 'Stroomversnelling'. j Haasse in het interview een kritiek Haar gedichten raakten echter f die Jaap Goedegebuure op haar vergetelheid. Van Vriesland koon recente roman 'De wegen der ver- zfl11 'Spiegel (1954, 1968) nog m verzen van haar. Uit moderne pir ziebloemlezingen is zij echter n dwenen. Hella Haasse heeft alle gal, res beoefend: poézie, proza, essj toneel. Haar werk is ook in and» beelding' schreef. Die kritiek vindt opzichten van uiteenlopend kanj men niet terug in Van den Berks ter. Met boeken als 'Zelfportret: lijst. Hoe onbeduidend Goedege- legkaart'. 'Mevrouw BentinckT buures stuk eventueel ook mag zijn. "De wegen der verbeelding' betrag nu Hella Haasse er zelf naar verwijst de lezer totaal verschillende we had het toch vermeld moeten wor- den. Er zijn schrijvers die in zeh den. Het blykt op meer plaatsen dat zm altijd hetzelfde boek schrijd interview en literatuuroverzicht niet Hella Haasse zoekt haar stof telkz geheel op elkaar afgestemd werden. 0p andere plaatsen. Het kan ern Op Charlotte de Cloets bibliografie te maken hebben dat schrijvers van de werken van de schrijfster valt bijvoorbeeld Reve bijna vooi niets aan te merken. Alles wat Hella rend autobiografisch schrijven 1 Haasse schreef, vindt men er in daardoor als vanzelf steeds op vermeld. Ook werken die zelfs aan zelfde paden komen. Hella Hau de aandacht van haar trouwe lezers heeft ook wel autobiografisch «a zullen zijn ontsnapt. Bijvoorbeeld op haar naam staan als 3 het toneelstuk 'Een Amsterdamse fragmentarische 'Zelfportret als> jongen redt de Beurs', uitgegeven in kaart' maar zij zal toch voet 1951 door de Christen Jonge Vrou- bekend blijven als schrijfster n wen Federatie Uit de bibliografie historische romans, kan men ook afleiden dat Hella Overigens heeft zij altijd zeer ter Haasse een veelgelezen schrijfster is. houdend gestaan tegenover scl Geen auteur van echte bestsellers, ven en spreken over haar persoor van boeken waarvan er in een jaar ke leven. Deze opmerking uit tijd honderdduizend verkocht wor- portret als legkaart' is in dat 01 den. Maar wel een auteur die steeds tekenend: „Waar ik geschrapt weer herdrukt wordt. Om een paar achterwege gelaten heb. deed ik: cijfers te noemen van 'Oeroeg' ver- omdat ik meende dat de afsa scheen vorig jaar de vijfentwintigste tussen mij en wie dit onder druk. 'Het woud der verwachting' is krijgt, kleiner dreigde te wordem de goede smaak toelaat". In het uitgebreide interview Diepstraten nu met haar had bl die houding nauwelijks verandf Het vraaggesprek omvat neger pagina's en er waren drie ds praten voor nodig. Een en ander! nooit kunnen slagen, wanneer straten zich minder goed had bereid. De schrijfster vertelt cd haar Indische jeugd, haar ktn naar Nederland in 1938, haarstu aan de toneelschool en haar ges leven maar natuurlijk vooral 0»' haar boeken. „Wat is de plaats ii' het werk van Hella S. Haasse in: Nederlandse literatuur", wordt»' op een gegeven moment gevraii en even later of zij zich als een gr» auteur ziet. Op die vragen weet zij geen s woord, als zegt zij: „Ik vind da: een paar aardige boeken heb schreven, maar een waardebd ling als 'groot' zou ik bclacbtË vinden. Ik hoop dat er nog een pi dingen gelezen zullen worden als er niet meer ben en dat de herin ring daaraan blijft bestaan!" Helta S. Haasse 166 pag.: 25,- streerdi BZZTóH. Stille Veerkade l.W BE Den Haag. Hella Haasse Zou Gerard Reve met zijn nieuwste publikatie werkelijk 'Schoon Schip' maken of hebben laten maken? De titel lijkt zo definitief, alsof nu echt alle oudere en nieuwere teksten uit hoeken en gaten bijeen zijn geharkt, en een nieuwe periode kan worden ingeluid. De laatste jaren zijn we immers gul voorzien van boeken als 'Een Eigen Huis' dat teksten uit 1946-1976 bevatte, 'Archief Reve 1831- 1960', 'Archief Reve 1961-1980', brievenboeken en dit 'Schoon Schip' met werk uit 1945-1984, terwijl er weinig nieuw proza van hem verscheen. Wat Reve hier heeft gedaan (of heeft laten doen, maar hij distantieert zich nog al eens van de uitgaven) heeft waarschijnlijk zijn weerga niet. Een zestigjarig auteur van wie iedere ooit ergens gedrukte medede ling, ingezonden stuk en zelfs een groot aantal van zijn al dan niet verzonden brieven tijdens zijn leven in boekvorm verschenen zijn - dat is nog nooit vertoond. Het maakt, met het feit dat veel van Reve's werk een sterk autobiografische inslag heeft ('bijna al mijn boeken zijn dagboeken in ruimere zin') dat de lezer van Reve compleet in staat is zich een vrij volledige indruk van de schrijver te maken. Tot in de intiemste details, want iedere voorkeur of tegenzin wordt uitvoerig uitgesponnen, en wanneer Reve er zm in heeft meet hij de lengte van zijn roede op en deelt die mee. met verdere informatie over de goede of tijdelijk minder goede staat waarin het lichaamsdeel zich bevindt. Hij is ook vrij openhartig over geld, en hij doorbreekt steeds andere taboes om de aandacht op zich gevestigd te houden. Het lukt hem. Hij is zich ervan bewust dat ieder woord dat hij met zijn kroontjespen en onuitwisbare galnoteninkt op pa pier zet een zekere geldswaarde vertegenwoordigt, en brieven van hem zijn dan ook vaak niet alleen tegelijkertijd 'artikelen' om in tijdschriften te publi ceren, maar tevens handelswaar. Ook voor de ont vangers die er soms geen been in zien ze aan 'opkopers' te verkwanselen. Een brief, zelfs een bnelje van Reve brengt honderden guldens op - en zoiets stempelt onherroepelijk de schrijver ervan. Die anderzijds weer zo gemaltraiteerd wordt dat de Nederlandse fiscus hem. wanneer hij zich in het buitenland vestigen wil. een aanslag oplegt van maar liefst 40 procent van de getaxeerde waarde van de auteursrechten van al zijn tot dan geschreven boe ken (p.255). In zo'n stuk valt dan weer wel op dat Reve de eerlijkheid niet zó ver drijft dat hij met bedragen voor den dag komt. Je mag weten hoeveel exempla ren van een boek hij verkoopt, en je mag toekijken als hij geld uitgeeft, maar niet als hij het ontvangt. Nu vind ik dat Reve daar volkomen gelijk in heeft, maar het maakt natuurlijk wel dat iedere lezer in een ietwat eigenaardige familjare verhouding tot hem komt te staan en dan. naar gelang zijn eigen instelling en afwijkingen gaat twijfelen ofwel onaan gename verrassingen moet incasseren. Uit het feit dat Reve meedeelt hoe lang zijn roede is, mag je niet afleiden datje hem bij gelegenheid dan ook wel over zijn haar mag aaien en plein public (zoals Vinkenoog eens deed, die toen, ook en plein public een lijfelijke afstraffing opliep) en ik vermoed dat wie ongevraagd in Reves portemonnaie zou kijken hetzelfde overko men zou. Ook al vertelt hij nog zoveel over zijn geldelijke problemen. En terecht. Niet weinig van de spanning in zijn werk wordt, althans voor mij, opgeroepen door dat constan te balanceren op de grens van wat kan en niet kan, van waarheid en leugen, of, om het sterker toe te spitsen: tussen goed en kwaad, tussen God en Satan. Nooit weet je precies watje aan hem hebt. Dat is zijn raadsel en zijn kracht. De gevaarlijkste leugens zijn die welke de waarheid lijken te liegen. Op sofistische hans warren LETTERKUNDIGE KRONIEK wijze je tegenstander machteloos maken, vloeren, zodat er geen speld tussen te krijgen is en toch ieder weet en voelt dat er een duivels spel gespeeld wordt. Reve is daar een meester in. Of het nu gaat om het geloof in het algemeen, of om toegespitste godsdien stige problemen, of het gaat om zaken als het koningshuis, de adel. ridderorden, of het gaat om racisme, de liefde, de literatuur - steeds weet hij het scherp van de snede dreigend te tonen, en dan bergt 'hij spelend zijn gevaarlijke mes weer op. In dat opzicht is hij haast een roekeloze jongen gebleven die zich dan ook af en toe doodgewoon in het nauw moet laten drijven wanneer hij te ver is gegaan. En zich er dan niet al te indrukwekkend uit redt. Want een ruiterlijk mea maxima culpa kan er zelden af. 'Schoon Schip 1945-1984' is, net als de 'Archief- delen en de andere variabundels van Reve's hand onmisbaar voor ieder die werkelijk in diens werk belang stelt. Het boek bestrijkt dus veertig jaar van intensief schrijverschap, en het merendeel van de hier geboden teksten is niet of moeilijk bereikbaar doordat ze oorspronkelijk verschenen zijn in dag en weekbladen, in tijdschriften, in eigen beheerd in bibliofiele uitgaven. Vrijwel alle facetten van Reve's activiteit flonkere: er in, we ontmoeten hem als dichter en prozaist, al'J briefschrijver, essayist, criticus van proza en tonedl (sensatie: in dit deel zijn de fameuze Iiefdesbrievöji aan Jan Cremer, Boudewijn B. en de ongelooflijk scherpe spotbrief aan de dichteres dr. Ida G. U vinden!). In deze veertig jaar is het immers allemaal gebeurd: Reve's ontwikkeling tot een van onz< belangrijkste naoorlogse prozaisten en tot een well haast even opmerkelijk dichter. Dat hij ook kans gezien heeft het grote publiek te bereiken en te blijven boeien is eigenlijk eöjj wonder. De fratsen en bokkesprongen die hij daar voor maakt zijn soms van twijfelachtig allooi, maï meestal toch wel vermakelijk. Reve is in staat tot de meest genadeloze zelfontk ding maar ook kan hij zich overgeven aan hdj gruwelijkste zelfbedrog. Waarheid en leugen, real) teit en fantasie, liefde en wreedheid, gezond vei stand en gekte, elitair gedrag en gemeenzaamheid liggen bij hem vlak bij elkaar, lopen soms in elkaar 1 over. En vaak krijg ik de indruk dat hij het geheel, speelt als één magistrale rol. Ik ben bijzonder benieuwd wat we na dit scho schip maken de volgende keer te lezen krijgen, kan me niet voorstellen dat Reve zich met al de variaboeken. hoe interessant ook, heeft willen l£ bijzetten en hoop dus op een nieuwe fase in schrijverschap. Gerard Reve: Schoon Schip 1945-1984 Manteau, Amsti dam, 320 pag paperback 29,50. gebonden 39,50.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1984 | | pagina 16