BEZETTING
scheldemonding werd in
drie stappen heroverd
we rekenden er op
dat de geallieerden 1
zouden doorstoten
PZC/ bevrijding
November 1944. Zeeland verkeert in een juichstemming. Het Duitse juk is afgeworpen. De
geallieerden hebben de vrijheid teruggebracht. „Leve het Vaderland! Nederland herrijst.
De bevrijding is begonnen", laat koningin Wilhelmina vanuit Londen in een proclamatie
weten. In het eerste nummer van de Vrije Zeeuw (16 november 1944) waarschuwt de
geallieerde opperbevelhebber generaal Dwight D. Eisenhower voor teveel optimisme. „Er
moet nog veel gedaan worden. De vijand is wreed en meedogenloos. Veel bloed zal
waarschijnlijk nog moeten vloeien", heet het in zijn bekendmaking. Toch is ook hij dankbaar
over de bereikte resultaten: „Thans is het tijdstip niet ver verwijderd, waarop de duisternis
van de Duitse verdrukking geheel zal verdwijnen". Koningin Wilhelmina kondigt aan („ik en
mijn verantwoordelijke raadgevers") spoedig weer voet te zetten op vaderlandse bodem. Dat
gebeurt overigens pas op 13 maart 1945 in het Zeeuws-Vlaamse Eede.
Waarnemend commissaris van de ko
ningin jhr mr A. F. C. de Casembroot
richt zich eveneens in een proclamatie
tot de Zeeuwen. „Ons dierbaar gewest
is aan de snel afnemende macht van
de wrede overweldiger ontrukt en zal
kunnen herademen van de slagen, die
het, vooral ook in de laatste weken,
voor het herwinnen van recht en
vrijheid heeft moeten verduren", con
stateert de waarnemend commissaris.
Hij roept op eendrachtig en in een
geest van frisse vernieuwing samen te
werken aan de zware taak die wacht:
„De ontworsteling van onze schone
provincie aan de golven, die onze
landouwen nu daadwerkelijk hebben
overstroomd, de volledige bevrijding
van ons koninkrijk en de wederop
bouw van alles waaraan zowel naar
vorm als naar de geest zo zware
schade werd toegebracht". Jhr De
Casembroot rept niet over dat deel
van Zeeland waar de Duitse bezetting
nog een bar halljaar zal doorgaan: het
grotendeels onder water gezette en
door de bevolking verlaten eiland
Schouwen-Duiveland.
Daar wordt in de eerste dagen van
november vol spanning op de bevrij
ding gewacht. Mevrouw A. Wiebrens-
Beekman (81) uit Bruinisse maakt er
in haar dagboek uitvoerig melding
van. „Op zondagmiddag 5 november
werden we opgeschrikt door hevig
geschiet, dat van de overkant van ons
eiland kwam. Nu zal het komen, dach
ten we. Een hevige beschieting volg
de. Links en rechts suisden de grana
ten. Vanuit ons huisje even buiten het
dorp vluchtten wij weg; mijn man,
ikzelf en ons driejarig zoontje. Onze
drie oudere kinderen woonden in het
dorp zelf een kerkdienst bij. Hoe die
het maakten wisten we niet. Op han
den en voeten kropen we onderlangs
de dijk en bereikten na ongeveer één
uur onder hevig granaatvuur eindelijk
een huis waar we dekking zochten.
Ook daar waren we niet veilig en
uiteindelijk bereikten we een huis met
een flinke kelder. Daar zaten al meer
dere mensen, onder wie gelukkig ook
onze drie jongens, Dit was op zichzelf
al een grotè opluchting. Nu was ten
minste ons gehele gezin bij elkaar".
Mevrouw Wiebrens heeft genoteerd
dat enkele enerverende dagen volg
den, meestentijds in de kelder doorge
bracht. „Dinsdagmorgen hoorden we
plotseling de kreet: De Tommys zijn
er. We dachten nu uit alle ellende
verlost te zijn, maar groot was onze
teleurstelling toen bleek dat er maar
twee militairen over gekomen waren.
Die vertelden ons dat de redding
spoedig komen zou, maar dan van een
andere kant. Wij namen aan dat het
vanuit de Westhoek zou zijn".
van saboteren voorbij. Thans moet
iedereen de handen uit de mouwen
steken. Men beseffe dat de enorme
taak waarvoor wij staan, alleen kan
worden volbracht door een uiterste
krachtsinspanning van allen, Het
mag niet voorkomen dat dringend
werk blijft liggen doordat er niet
voldoende arbeiders te krijgen zijn.
De oorlog is nog niet ten einde en de
strijd tegen de vijand gaat voor alles".
Slot maakt melding van klachten van
geallieerde zijde: dringende reparatie
werkzaamheden konden niet door
gaan door tekort aan werkkrachten.
„Het zou wel zeer beschamend voor
de Zeeuwen zijn, indien dergelijke
klachten op goede gronden blijken te
berusten", betoogt de militair com
missaris. Ook burgemeester C. A. van
Woelderen van Vlissingen legt er eind
november in de eerste bijeenkomst
van de gemeenteraad na de bevrij
ding, de nadruk op dat er fluks aange
pakt moet worden. „Uiterst moeilijke
tijden liggen nu hier in Vlissingen
voor ons. De zwaar beproefde oude
Moeder Vlissingen is weer opnieuw en
nog veel erger dan in de Franse tijd
zeer ernstig oorlogsslachtoffer gewor
den. Van de werkkracht en het beleid
van de meest bekwame jongeren in
Vlissingen zal in de toekomst veel
worden geéist bij de wederopbouw
van Vlissingen. Een vast vertrouwen
in de mogelijkheden, die de gunstige
ligging van Vlissingen aan de Schel-
demonding altijd zal blijven bieden,
zal hun daarbij een krachtige waar
borg blijven".
Op Schouwen-Duiveland hebben ze
dan heel andere zorgen aan het hoofd.
In Bruinisse doen de geallieerden
begin december vanuit Sint-Philips-
land een inval, Ing Verdoorn, vanuit
Zierikzee naar Bruinisse verbannen,
is erbij. „De geallieerden voerden een
geweldige beschieting uit op de ha
ven van Zijpe. De Duitsers vluchtten.
We hebben er nog een aantal ontwa
pend, want we dachten dat de geal
lieerden zouden overkomen. Bruinis
se was op dat moment eigenlijk vrij.
Een paar Engelsen kwamen pools
hoogte nemen. Ze zouden 's avonds
terugkomen en namen de krijgsge
vangenen mee. De geallieerden kwa
men niet terug, maar wel de Duitsers.
We konden nog net op het nippertje
buitgemaakte geweren in een kip
penhok verstoppen. Later hebben we
begrepen dat het doorstoten van de
Engelsen niet doorging vanwege het
Ardennenoffensief van de Duitsers".
uittocht
Het voorval leidt ertoe dat de nog
ongeveer zestig in Bruinisse overge
bleven inwoners op last van de Duit
sers moeten vertrekken. In het holst
van de nacht, over smalle modderige
dijken en onder striemende winterse
buien. Mevrouw Wiebrens: „We kre
gen 25 minuten om ons gereed te
maken. We zochten nog iets om mee
te nemen. Maar och, hoe gaat dat. De
zenuwen speelden ons de baas. Ner
gens hadden we meer licht dan een
enkel kaarsje en de tijd vloog voorbij.
M'n man bond de kinderen nog een
deken op de rug en elk kreeg een
bundeltje kleren. Zelf namen we een
grote koffer mee, naar we dachten
gevuld met kleren. Later bleken er
appels in te zitten". Te voet gaat de
stoet naar Sirjansland. Daar zijn en
kele boerenwagens beschikbaar, voor
vrouwen en kinderen. Via Dreischor
en Brouwershaven, terwijl het water
tegen de wagens klotst, wordt 's mor
gens Renesse bereikt. „Dat bleek het
eind van de tocht te zijn. We werden in
een hotel gebracht, waar we ons kon
den verfrissen en waar een stevig
ontbijt, lekkere koffie en een voorloor-
logs middagmaal ons wachtten. Tot
hun eer moet worden gezegd dat de
Duitsers daar tot in de puntjes voor
hadden gezorgd", vertelt Adriana
Wiebrens. Ook ing Verdoorn en zijn
vrouw moeten de tocht meemaken.
Zij haken echter tussentijds af. ,,In
Dreischor moesten we wachten. Ik
vertrouwde de zaak niet. Samen met
de familie Beekman konden we weg
komen de Duitsers letten niet al te
streng op naar de boerderij van
Leen Moermond" Later trekken de
Verdoorns, verscholen onder het zeil
van een boerenkar, naar Zierikzee. Ze
duiken korte tijd onder, maar als
blijkt dat de spreekwoordelijke
gründlichkeit van de Duitsers niet
meer is wat ze was, komen ze tevoor
schijn. Verdoorn vat zijn werk als
Wasserbaumeister weer op èn zijn
activiteiten voor de Ordedienst.
herrijzing
„Zoals de Zeeuwse leeuw in ons
wapen opduikt uit de golven, en
triomfantelijk de kop opsteekt in het
licht, zo is thans ons Zeeland paraat,
om uit de ellende die het oorlogsge
weld hier heeft achtergelaten, te her
rijzen tot het licht van een nieuwe
morgen", filosofeert dominee J. Koe-
kebakker in de Vrije Zeeuw. Volgens
hem zit niemand bij de pakken neer.
„De kleine man is al bezig iets aan
zijn geschonden woning op te knap
pen. Met vaart wordt gewerkt om de
openbare bedrijven weer op gang te
helpen. Verkeersmiddelen worden
uit de grond gestampt. Ruïnes wor
den opgeruimd, waterwegen weer
vrijgemaakt", beweert ds Koekebak-
ker. Hij voegt eraan toe dat bij alle
inspanningen het saamhorigheidsge
voel niet verloren mag gaan en dat de
eenheid bewaard moet blijven. De
dominee keert zich tegen baantjesja-
gerij en geldzucht. „Die zijn de
werker voor het nieuwe Zeeland on
waardig. En dat was ook nimmer de
bedoeling van hen die eertijds onder
gronds gevaren hebben getrotseerd
om hun land en volk te dienen. Kom
ik om, zo kom ik om, was veeleer de
leus", schrijft Koekebakker in het
bevrijde land.
Op Schouwen-Duiveland wordt die
leus harde werkelijkheid. Door middel
van een stiekem opengehouden tele
foonlijn van de Provinciale Zeeuwse
Energie Maatschappij (PZEM) staat
het verzet op het eiland regelmatig in
contact met de geallieerden in Anna
Jacobapolder. Het verzoek komt door
mensen te sturen met informaties
over de situatie op het bezette eiland.
Besloten wordt een groep af te vaardi
gen. Verdoorn: „Ik wilde eigenlijk
best graag mee, maar moest blijven.
Achteraf is dat gelukkig geweest".
Want de poging om 17 verzetsmensen
van Schouwen-Duiveland af te halen
mislukt, tot tweemaal toe, jammer
lijk. „Het is door de geallieerden wat
te luchtig opgevat", meent ing Ver
doorn. „De hele kust werd immers
bewaakt door de Duitsers, die merk
ten ongewone bewegingen meteen
op". Op 6 december mislukt de afhaal-
poging, vanwege het slechte weer. De
dag ema stuit de groep nabij Boren-
damme op een patrouille van de Duit
sers. Een vuurgevecht volgt en 11
leden van de groep worden gevangen
genomen. De gemeentesecretaris van
Renesse, C. Lazonder, raakt zwaar
gewond. De illegalen worden ter be
rechting naar Middelharnis gebracht
(tijdens de tocht over de Grevelingen
springt één ervan een overgelopen
Armeniër overboord en verdrinkt).
Ze worden tot de dood door de strop
veroordeeld. Op zondag 10 december
wordt het vonnis bij slot Moermond te
Renesse voltrokken. De lijken moeten
twee etmalen blijven hangen. Fami
lieleden en 5 burgers uit elke gemeen
te op Schouwen worden gedwongen er
langs te lopen. „Dat gebeuren heeft
ons geestelijk wel een nekslag gege
ven". zegt Verdoorn, die met name de
voorbereidingen van nabij meemaak
te en een aantal van de slachtoffers
goed kende.
Ing L. Verdoom: niet de geallieerden,
maar de Duitsers kwamen terug.
frontkolder
Hoewel bezet en geïsoleerd, sijpelt er
toch wel nieuws over het verloop van
de oorlog door, „We wisten niet pre
cies wat er aan de hand was. Je
hoorde wel eens geruchten, maar je
had ook veel leugens. Er was geen
telefoon, geen krant, er was niks.
Sommige mensen luisterden naar de
illegale zinder, die vingen wel eens
wat op", herinnert mevrouw Wiebrens
zich. „Via deze en gene hoorden we
toch over de grote veranderingen die
plaatsvonden. De Duitsers kregen het
ook een beetje warm bij ons en overal
was aan te zien dat het niet lang meer
zou duren". De familie Wiebrens heeft
van de bezetters niet zoveel last. „De
houding van de meesten ging vrij
goed. Er waren er maar een paar bij
die verschrikkelijk waren. Die haal
den op de boerderijen dieren en voed
sel weg". Ing Verdoom heeft een
soortgelijke ervaring. „De gewone sol
daten dat ging wel. Maar sommigen
hadden frontkolder. Die drongen hui
zen binnen en plunderden en dwon
gen mensen voor ze te werken. Aard
appelen schillen en dergelijke".
In vergelijking tot de Randstad, was
er op het eiland geen hongerwinter.
De bevolking was tot een minimum
teruggebracht wegens de inundatie.
„Eten, dat rolde eigenlijk gewoon
door. De boel stond onder water, maar
hier en daar waren droge stukken
grond en daar was bijvoorbeeld tarwe
en koolzaak te halen. We hadden zelfs
nog een koe en kippen", aldus Ver
doorn. „Honger is er niet geleden".
Mevrouw Wiebrens noemt het schrap-
jes. „Waar leefden we van? Ik had
spaarboekjes ingewisseld. Dat geld is
opgemaakt. Eén van mijn zoons werk
te bij een kweker en hij bracht nogal
eens wat mee. We hebben ook heel
veel van de mensen in Renesse gekre
gen. Die zijn erg goed geweest. Toen
ze zagen dat er een baby moest komen
mijn dochter is op 28 mei 1945
geboren kwamen ze van alle kanten
wat brengen".
De capitulatie van 5 mei bracht ook
voor Schouwen-Duiveland de bevrij
ding. „Het was een beetje vreemd. Op
de morgen van de 5e mei zei mijn
man: nou zijn we vrij. Maar we
merkten er nog niks van. Er kwamen
juist meer en meer Duitsers naar het
dorp. Pas op 7 mei zagen we Canade
zen in Renesse. Die werden natuur
lijk met gejuich begroet", vertelt
mevrouw Wiebrens. Verdoorn maakt
duidelijk dat met name de in Zierik
zee aanwezige SS-troepen aanvanke
lijk weinig voor overgave voelden.
„Er werd zelfs bezwaar gemaakt te
gen het dragen van oranje armban
den door de OD. De stadscomman-
dant wilde zich wel overgeven. Die
was het al lang beu". Als ondercom
mandant van de OD ontvangt Ver
doorn bij Borendamme op 7 mei jhr
De Casembroot en kapitein ir C. B.
Roest van het militair gezag. Die
treffen een regeling met de Duitse
troepen en maken afspraken voor het
bewaren van de orde en het tegen
gaan van plunderingen. Spoedig
daarna komen ook de van het eiland
verdreven gemeentebestuurders te
rug. Dan kan ook daar de wederop
bouw beginnen.
rinus antonisse
en ben Jansen
teleurstelling
„Het was een ontzettende teleurstel
ling dat we in november 1944 niet
bevrijd werden. We hadden er vast
op gerekend dat de geallieerden zou
den doorkomen", zegt ing L. Ver
doorn (67) uit Zierikzee, in de oorlog
waterbouwkundig opzichter en on
dercommandant van de OD. „Voor
ons is toen goed de ellende begonnen.
Je kreeg ook verbitterde Duitse troe
pen. Er waren er bij die het zelfs op 5
mei 1945 nog niet wilden opgeven".
Oud-majoor jhr D. C. Valckenier von
Geusau houdt het erop dat de geal
lieerden Schouwen-Duiveland voors
hands met rust lieten, omdat het
militair-strategisch van onderge
schikt belang was en de nodige pro
blemen verwacht werden. Nadat de
vaarroute op de Westerschelde toch
vrij was is kennelijk gezegd: laat
Schouwen-Duiveland maar even
doen. Dat kost teveel tijd en man
kracht. Er zat op Schouwen ook een
redelijke verdedigingsorganisatie",
aldus Valckenier von Geusau. „Met
name in de Westhoek stonden nogal
wat opstellingen en daar was het
goed verdedigd".
aan het werk
Elders in Zeeland wordt niet bij de
pakken neergezeten. „Aan het werk",
luidt het motto van de militaire com
missaris voor de provincie Zeeland,
kapitein-luitenant ter zee C. W. Slot,
in een oproep op 29 november. „Nu de
gehate bezetter is verjaagd, is de tijd
Het zag er in de nazomer van 1944 naar uit dat de beëindiging van de
oorlog nog slechts een kwestie van hooguit een paar maanden zou zijn.
De opmars van de geallieerde legers leek onstuitbaar. Op het eerste gezicht
ongehinderd trokken ze door Frankrijk en Belgiè. Op 25 augustus werd Parijs
bevrijd, op 3 september Brussel en een dag later trok een Britse pantser
divisie Antwerpen binnen. Iedereen die het verloop van de krijgsverrichtin
gen via Radio Oranje of de BBC volgde, was ervan overtuigd: nog even en de
oorlog zou afgelopen zijn. Dit optimisme leefde ook bij de Britse veldmaar
schalk Montgomery. Hij wilde snel een einde aan de oorlog maken door met
een geconcentreerde strijdmacht in één ruk in de richting van Berlijn te
trekken. Een dolkstoot in het hart van Duitsland. Maar het steekwapen
schampte af. Montgomery slaagde er niet in over de Rijn te komen en zo zou
de oorlog nog een winter langer gaan duren.
Terwijl de veldmaarschalk al zijn aan- waarom de oprukkende legers zo drin-
dacht richtte op de sprong over de gend verlegen zaten, de Westerschel-
grote rivieren, zakte het tempo uit de de konden opvaren.
geallieerde opmars door het westen
van Belgie. Daardoor kreeg het Duit-
se Vijftiende Leger van generaal Von drie Stappen
Zangen, dat opgesloten dreigde te
worden in het noordwesten van De Canadese generaal Simonds ont-
Frankrijk, de gelegenheid te ontsnap- wierp een plan in drie stappen orn de
pen. Bestookt door geallieerde vlieg- Scheldemonding te veroveren en
tuigen (Breskens werd bijvoorbeeld daarmee de route naar Antwerpen vrij
zwaar gebombardeerd) konden ruim te maken. De eerste stap was de
80.000 Duitsers met 600 stukken ge- afsluiting van Zuid-Beveland bij de
schut en 6.000 voertuigen door West- Krerkrakdam en het opruimen van de
Zeeuwsch-Vlaanderen trekken, naar vijandelijke weerstand in West-
Vlissingen oversteken en via de Kree- Zeeuwsch-Vlaanderen. Een aanval
krakdam de Duitse linies in Noord- vanuit oostelijke richting (vanaf de
Brabant gaan versterken. En ze lieten Kreekrakdam) en vanuit het zuiden
in Zeeland een taaie verdediging ach- (een landing vanaf Oost-Zeeuwsch-
ter. Want Antwerpen was dan wel in Vlaanderen) vormde stap twee. Van
geallieerde handen, deze belangrijke uit drie richtingen tenslotte dat
haven kon nog niet worden gebruikt was de derde stap zou Walcheren
zolang de Duitsers onder meer met moeten worden verorverd: landingen
hun geschut op Walcheren en in bij Vlissingen en Westkapelle en een
Zeeuwsch-Vlaanderen konden verhin- aanval over de Sloedam. Met het oog
deren dat schepen met voorraden, op deze laatste fase werd besloten het
eiland onder water te zetten. Op 3
oktober sloegen Lancaster-bommen
werpers bressen in de dijk bij Westka
pelle. Op 7 oktober gebeurde hetzelf
de bij Vlissingen en Rammekens en
vier dagen later werd ook de dijk bij
Veere stuk gebombardeerd.
De uitvoering van de eerste fase van
Simonds plan kostte de tweede en
derde Canadese infanterie-divisie
nogal wat moeite. De tweede divisie
had de taak Zuid-Beveland af te
sluiten en de derde moest de Duitsers
in West-Zeeuwsch-Vlaanderen on
schadelijk maken. Zowel het gebied
van Antwerpen tot Bergen op Zoom
als het westelijk deel van Zeeuwsch-
Vlaanderen zijn met de vele dijken en
polders goed te verdedigen en ddar-
door moeilijk aan te vallen. Boven
dien maakten de Duitsers veel werk
van die verdediging. De tweede divi
sie vertrok op 2 oktober uit Antwer
pen en bereikte pas soms na ge
vechten van man tegen man op 16
oktober de Kreekrakdam. Ruim een
week hadden de Canadezen nodig
voordat ze weer zover op krachten
waren om te kunnen beginnen aan
pogingen Zuid-Beveland binnen te
dringen.
In West-Zeeuwsch-Vlaanderen ging
het al niet sneller, op 6 oktober staken
de eerste Canadezen het Leopoldka-
naal over. De hardnekkige verdedi
ging van de Duitsers was er de oor
zaak van dat het tien dagen duurde
voordat ze het een kilometer verderop
gelegen Eede konden bereiken. Dat
lukte trouwens pas nadat Simonds
vanuit Terneuzen (op 20 september al
bevrijd) een deel van zijn troepen met
Buffalos (amfibische voertuigen die
zich met hun rupsbanden zowel op
het land als in het water konden
voortbewegen) over de Braakman had
laten zetten. Eerst op 2 november was
het laatste verzet van de Duitsers in
West-Zeeuwsch-Vlaanderen gebro
ken. De wekenlange strijd kostte
achthonderd Duitsers, vijfhonderd
Canadezen en Britten en vele tiental
len burgers het leven. En vrijwel alle
dorpen en stadjes lagen grotendeels
in puin.
De tweede stap werd op 24 oktober
ingezet. Toen begonnen de Canade
zen aan de aanval op de Kreekrak
dam. In de nacht van 25 op 26 oktober
landde een brigade van de Schotse
Lowland Divisie met Buffalos bij Hoe-
dekenskerke en Baarland, waardoor
de Duitsers ook aanvallers in dc rug
kregen. Op 29 oktober volgde de be
vrijding van Goes en en passant werd
ook Noord-Beveland van de Duitsers
gezuiverd. De ongeveer vijfhonderd
soldaten op dit eiland boden overi
gens geen verzet.
sloedam
Op 31 oktober maakten de Canadezen
en de Schotten zich op voor de aanval
op de Sloedam. Dat was het begin
van de derde fase in de zuivering van
de Scheldemond: de verovering van
Walcheren. De 1000 meter lange en 40
meter brede Sloedam vormde een
moeilijk te nemen barrière. De aan
vallers konden er niet overheen ko
men. Via een route door de kreken
van het Sloe kon een Schots bataljon
een omtrekkende beweging maken.
Dat droeg er toe bij dat de Sloedam
op 4 november voor de opmars op
Walcheren kon worden gebruikt.
Ondertussen hadden op 1 november's
morgens om 5 45 uur bij Vlissingen en
om 9 45 uur bij Westkapelle de geplan
de landingen plaatsgevonden. Bij
Vlissingen landde eerst een eenheid
marinecommando's, gevolgd door een
brigade van de Lowland Divisie. De
strijdmacht die bij Westkapelle aan
land kwam, bestond voornamelijk uit
marinecommando's, onder wie een
intergeallieerdc groep met Nederlan
ders, Fransen. Noren en Belgen. Vóór
de landingen werden Vlissingen en
Westkapelle hevig beschoten, respec
tievelijk vanuit Zeeuwsch-Vlaanderen
en vanaf oorlogsschepen. Het vergde
drie etmalen voordat de Duitse verde
digers van de Scheldestad waren ver
slagen. De geallieerden die bij West
kapelle aan land kwamen, schakelden
nog dezelfde dag de zware Duitse
kustbatterijen uit. Daarna kon een
begin worden gemaakt met de verwij
dering van de Duitse mijnen in de
Westerschelde. Dat kostte nogal wat
tyd. Op 26 november konden de eer
ste bevoorradingsschepen de Ant
werpse haven binnenvaren.