OP DE VLUCHT kelders dreunden van de rozenkrans ZATERDAG 28 APRIL 1984 Aan dit extra nummer werk ten mee de PZC-redacteuren M Antonisse. J. C. M. Cats, K. Cijsouw, J. van Damme, M P. Dieleman, B. L. A. Jansen en A. J Snel. De tekening op de voorpagi na. waarvan een fragment el ders in de uitgave wordt her haald. is gemaakt door Fran- cisca den Beer en Nicole de Regt. leerlingen van een eerste klas van de rijksscholenge meenschap Petrus Hondius in Temeuzen. Ze maakten de te kening in het kader van de wedstrijd, die voor de jeugd in Zeeland werd georganiseerd rond het thema 'Bevrijding en verdraagzaamheid'. Fotografie: Wim Riemens. Vormgeving. A. Adriaanse en Joh. Koolwijk geven, maar hij zag toch kans een exemplaar onder zijn kleren verbor gen te houden. Het aangekondigde bombardement kwam vijf dagen la ter. In een mum van tijd stond de boerderij onder water. Ternauwer nood kon het grootste deel van de koeien en paarden worden gered. De Van de Buuse's trokken naar een andere boerderij. Die werd in brand geschoten omdat de geallieerden dachten dat er ook nog Duitsers za ten. De mensen die er een toevlucht hadden gevonden moesten het weer op een lopen zetten, beschoten door Engelse jachtvliegtuigen, waarvan de piloten dachten dat de Duitsers de benen namen Na twee dagen in een kelder bij het klompenfabriekje van Nieuwland te hebben doorgebracht, werden de vluchtelingen door de En gelsen bevrijd. Van de Buuse: „En toen hebben we alles van de moffen gestolen wat er maar te stelen viel". In West-Zeeuwsch-Vlaanderen maak te de 64e Duitse infanteriedivisie zich in september 1944. nadat de sterke geallieerde opmars tot staan was ge komen, op voor een hardnekkige ver dediging. De Duitse generaal Eber- ding had in dit gebied 14.000 man tot zijn beschikking. Eerste klas solda ten, van wie velen ervaring aan het oostfront hadden. De divisie had zich goed ingegraven langs dijken en slo ten. Heel West-Zeeuwsch-Vlaanderen was een vesting geworden, waarover R. W. Thompson in zijn boek 'De 85 dagen' schreef: „Het is misschien het gevaarlijkste gebied waarop ooit men sen geroepen werden te moeten vech ten" De Duitsers voorzagen dat het een felle, langdurige strijd zou worden en besloten op 15 september dat de bevolking van Smt-Kruis moest eva cueren „Iedereen vond het verschrik kelijk weg te moeten", vertelt A. Pari j daen die de ontruiming van zijn woorJ plaats heeft meegemaakt. „Sommigj j mensen moesten met een revolver j worden gedwongen". De gemeente Aardenburg regelde hd transport en zorgde voor paarden ei s wagens. Aanvankelijk trokken dj I vluchtelingen in een lange colonnr j richting Aardenburg, maar het kon| vooi werd door Engelse vliegtuigej beschoten. Een dode en gewonde! j waren het resultaat. De inwoners va! l Sint-Kruis en de begeleiders van d c stoet bracht deze beschieting ee! boos onbegrip teweeg. J. J. Rossea l heeft het in zijn dagboek over 'ee! i laffe daad'. De massale Duitse colon] t nes die de weken ervoor door Wesij Zeeuwsch-Vlaandcren waren getrolj i ken, werden ongemoeid gelaten. Ooi i Eede moest worden ontruimd. Wijl geworden door de gebeurtenisset met het evacuatietransport uit Sinti i Kruis trokken de vluchtelingen uif Eede in groepjes weg. Ieder groepjf werd voorafgegaan door iemand mei een witte vlag. Een van die vlaggedragers was d| j huidige Aardenburgse gemeentesa cretaris G. A. C. van Vooren. „Meteel i nadat de mensen hun huizen haddea verlaten", herinnert hij zich, „haalde! de Duitsers de achtergebleven kippe! i en konijnen uit de hokken om ze tl slachten. Niet dat dat zoveel uitmaak) i te. want vrijwel heel Eede is kapotga i schoten, maar het gaf toch wel een i raar idee. Trouwens er is in Eed! i daarna ook veel geplunderd. En ii i heb de indruk niet alleen door dj Duitsers". i De meeste evacuees uit Eede en Sin] i Kruis kregen onderdak in Aarderj i burg. Anderen zochten een heenkcj i men op een boerderij of trokken ven i der. Bij sommige vluchtelingen zat dj i schrik er goed in. „D'r waren er die za i weken lang met uit de kelder zijn gekomen waar ze in zaten", weel i Paridaen. „Zelfs niet als ze naar dj WC moesten. Dan werd er gewoon eea pot bij gezet. Zo benauwd waren du mensen. Maar dat heb je nu eenmaaj i De een went op den duur een beetjj i aan dat oorlogsgeweld en een andej blijft doodsbenauwd. In sommige ke] ders dreunde het gewoon. Zo hanj i werd er de rozenkrans gebeden". Parj daen zelf ging aanvankelijk naar Sluij maar spoedig dook hij weer in dj buurt van Smt-Kruis op. De Duitseij stuurden hem niét weg. Ze waai schuwden alleen wanneer het al tj gevaarlijk dreigde te worden. Een kleine twee maanden duurden dj gevechten in het westen" val Zeeuwsch-Vlaanderen. Aanvankelij# was er voor de 3e Canadese infanterie! divisie geen doorkomen aan. HeJ kostte alleen al tien dagen om vanaj het Leopoldkanaal die ene kilometej naar Eede af te leggen. Iedere dijk] iedere boerderij en ieder dorp moesj moeizaam worden veroverd op de zien taai verzettende Duitsers. Dat ginj niet anders dan na zware beschietiw gen met kanon- en mortiervuur. Na dat de Canadezen de Duitsers einde] lijk op de knieën hadden gekregeij was er geen sprake van dat de eva] cuées naar huis terug konden kererj In menig geval waren die huizen er niet meer Veel inwoners van West Zeeuwsch-Vlaanderen zijn daarom tij] delijk ten oosten van de Braakman ondergebracht. Anderen kregen on| derdak in België, in Maldegem bij] voorbeeld. Verscheidenen hadden hel daar op den duur zo naar hun zin dal ze er bleven Maar niet iedereen wild] wachten tot zijn woning weer waj hersteld. Sommige mensen huisde] maandenlang in primitieve onderkot mens. zoals schuurtjes en varkens] hokken. Volgens Paridaen zijn alle tijdelijk! huisvestingen voor zover hij wee! over het algemeen zonder al te grot] wanklanken verlopen. „Ja kijk een] je krijgt natuurlijk wel eens moei lijkheden als je twee vrouwen in éeii keukentje zet. Maar wanneer je ze! weken front over je donder heb: gehad, dan word je wel wat inschik keiijker". PZC/ bevrijding 38 Meneer en mevrouw De Pree en hun kinderen waren enkele van de duizen den Zeeuwen die tegen het eind van de oorlog moesten evacueren. Ge dwongen door het oorlogsgeweld of op grond van bevelen die de Duitsers hadden gegeven, verlieten ze huis en haard met de weinige spulletjes die ze konden meenemen en zochten ergens anders een onderdak. Georganiseerde evacuatietransporten en afzonderlij ke groepjes mensen, een deel van hun hebben en houden op karren en wa gens geladen, trokken door het land schap. Meer dan 80 procent van de Vlissingse bevolking woonde bij de bevrijding niet meer in de stad en na de inundatie van Walcheren moesten velen die op de lager gelegen delen van het eiland woonden een veilig heenkomen zoeken. In het westen van Zeeuwsch-Vlaanderen namen ver scheidene duizenden mensen de wijk voor de oorlogshandelingen. Een groot aantal van hen verkastte enkele keren, omdat de dorpen en stadjes waar ze achtereenvolgens terecht kwamen steeds weer werden ver woest. De ontruimingen kort voor en na de bevrijding waren niet de eerste eva cuaties die de Tweede Wereldoorlog voor de Zeeuwse bevolking met zich meebracht. Tijdens de meidagen van 1940 moesten de inwoners van Krui- ningen, Yerseke. Oostdijk. Waarde. ben Jansen Krabbendijke en Rilland hun dorpen verlaten. Dit gedeelte van Zuid-Beve land behoorde tot het voorterrein van de Zandkreekstelling en werd na de inval van de Duitsers onder water gezet. Enkele dagen later raadde de burgemeester van Middelburg de be volking van zijn stad aan haar toe vlucht te zoeken in de dorpen op het Walcherse platteland en ook een groot deel van de inwoners van Vlis- singen besloot zijn woonplaats tijde lijk te verlaten. In augustus 1942 kregen de zogenaamde niet-ingescha- kelden in het arbeidsproces op Wal cheren de aanzegging dat ze het ei land moesten ontruimen. Gepensio neerden, arbeidsongeschikten, werk lozen en mensen die in bejaarden- en verpleeghuizen verbleven, werden naar West-Brabant gebracht of moes ten wanneer ze dat liever deden on derdak zoeken bij familie elders in het land. Bij deze evacuatie waren ruim 10.000 Zeeuwen betrokken. uit de stad In de volgende oorlogsjaren probeer de de Vlissingse NS B-burgemeester in opdracht van de Duitsers zoveel mogelijk inwoners de stad uit te krijgen. Alleen de medewerkers van De Schelde en anderen die niet ge mist konden worden, mochten met hun gezinnen blijven. Maar de mens is vindingrijk. En zo wisten heel wat Vlissingers een vergunning in de wacht te slepen op grond waarvan ze in de stad konden blijven wonen. Dat was overigens niet zonder meer een genoegen. Vlissingen stond tijdens de oorlogsjaren aan voortdurende be schietingen en bombardementen bloot. In vierenhalf jaar tijd werd meer dan duizend keer luchtalarm gegeven. Na de bevrijding bleek slechts écn huis het geweld onge schonden doorgekomen te zijn. Vlis singen was tegen het einde van de oorlog een spookstad geworden: het overgrote deel van de bevolking geë vacueerd en alle ramen met planken dichtgespijkerd. kamer en beide gezinnen de voorka mer. Meneer De Pree: „De keuken en de ratten deelden we samen". vermaak Het gezamenlijke gebruik van de keuken was een bron van veel ver maak. De boerin, een struise vrouw in klederdracht, vertrouwde 'die stadse lui' niet helemaal. Wanneer ze aan het koken was en even de keuken uit moest, bouwde ze daarom met messen en vorken en andere voor werpen een compleet inbraakalarm op het deksel van de pan. De kinderen De Pree konden het niet laten de positie van die voorwerpen een beetje te veranderen, zodat het ernaar uit zag dat er iets uit de pan was gehaald. De verontwaardigde reactie van de bejaarde vrouw was iedere keer weer prachtig. Even boeiend was de manier waarop de boerin een plas deed. Naar goed ge bruik droeg ze onder de vele rokken van haar klederdrachten geen direc toire. Ze placht in de ruin haar rokken op te schorten, op haar hurken te gaan zitten en zo. vol ontzag gadege slagen door de kinderen die zoiets niet gewend waren, een klaterende straal te produceren Met een andere sani taire gewoonte van de vrouw hadden de andere bewoners van het huis minder op. Alsof het de normaalste zaak van de wereld was. spoelde ze de po waarin haar zieke man even tevo ren zijn behoefte had gedeponeerd, in het drinkwaterreservoir van de wo ning om. lol Mevrouw De Pree: „We hebben daar werkelijk de grootste lol gehad. Je stond in die tijd trouwens ook voort durend open voor dingen waar je eens lekker om kon lachen. Dat had je gewoon nodig, want van binnen was je door alles wat je had meegemaakt zo hard als een spijker geworden". En meneer De Pree vult aan: „Je pro beerde de mensen in je naaste omge ving zo goed mogelijk te helpen, maar verder was je puur egoïstisch. Ik herinner me nog dat bij ons in de buurt een wagen met voedsel werd geplunderd. Ik heb - dat durf ik rustig te zeggen - nooit misbruik gemaakt van situaties waarin je tijdens de oorlog af en toe terecht kwam. Maar toen deed ik mee. Het was een heel getrek en gevecht bij die wagenA maar ik kon er bovenop klimmen. Ik gooide de blikken vlees zo bij mijn vrouw in haar schort. D'r stond ook een oud vrouwtje bij met zo'n gebaar van: toe, geef mij er ook een Dat heb ik toen niet gedaan. Ik kan me daar achteraf nog over schamen". In tegenstelling tot zovelen van zijn stadgenoten bleef P. G. Eekman - hij was bij de bevrijding dertien jaar - gedurende de hele oorlog in Vlissin gen. Hij woonde in de Glacisstraat, vlak bij De Schelde die zo vaak het doelwit van geallieerde bombarde menten was De saamhorigheid onder de mensen die niet evacueerden, heeft grote indruk op hem gemaakt ,.'s Zomers zat iedereen 's avonds op straat. Dat was een leuke boel", ver telt hij. „En als er dan een luchtalarm kwam. gingen we samen met de buren schuilen Gezellig". Voor de jeugdige Piet Eekman viel in de oorlog veel te beleven Op den duur waren alle scho len gesloten dus er was tijd genoeg voor uitgebreide zwerftochten. „We gingen vaak naar de soldaten toe, want dat is natuurlijk hartstikke inte ressant voor jonge jongens. Op den duur kenden we alle Duitse rangen en we wisten alles van de wapens van de Duitsers. En vliegtuigen herkenden we soms alleen al aan het geluid. Dat ging allemaal spelenderwijs. D'r viel natuurlijk ook altijd wel wat eten te halen bij de Duitsers". Op 7 oktober 1944 was Eekman getuige van het bombardement op de Nolledijk. Hij snapte er eerst niets van. De bommen werpers vlogen af en aan en lieten wat vallen, maar er volgden geen ontplof fingen. Nadat de vliegtuigen waren verdwenen, wilde hij een kijkje gaan nemen. Maar dat liet hij wel uit zijn hoofd toen de eerste explosies te horen waren. Het bombardement bleek met tijdbommen te zijn uitge voerd. bombardement I. van de Buuse. een jaar jonger dan Eekman, zag dezelfde dag hoe de Lancasters de dijk bij Rammekens bombardeerden. De familie Van de Buuse woonde op 't Eiland in Vlissin gen, moest daar in 1941 al weg en trok naar Ritthem. Onderdak was niet moeilijk te vinden. Van de Buuse's moeder trad op als kraamverzorgster en het hele gezin vestigde zich dan op het kraamadres. Een zolder of een vliering diende dan als slaapplaats. In het najaar van 1944 had de familie Van de Buuse een onderkomen ge vonden op een boerderij tussen Rit them en Nieuwland. Begin oktober kwamen Engelse vliegtuigen over die pamfletten uitwi' rpen, waarin de geallieerden waarschuwden voor een komend bombardement en een over stroming die daarvan het gevolg zou zijn. Geadviseerd werd een veilige plaats op te zoeken. De jonge Van de Buuse verzamelde armenvol van de ze pamfletten. Een Duitser dwong hem ze af te „Wanneer ik er nu aan terugdenk, is het gewoon onvoorstelbaar", vertelt mevrouw De Pree bijna veertig jaar later, „maar je wende echt aan al die bombardementen en ellende. Op den duur deed 't je niet zoveel meer. Je ging er gewoon naar leven. Ik legde de kleinste kinderen, Wanneer ik ze 's morgens in bad had gedaan, in de kelder. Dat soort dingen ga je dan doen. En als 't eens heel erg te keer ging, dan kropen we met z'n zevenen in de wc". Op het eerste evacuatieadres in Mid delburg bleef de familie De Pree een week of tien, Ze gingen er weg omdat problemen ontstonden met de men sen bij wie het Vlissingse gezin was ingekwartierd. Meneer en mevrouw De Pree denken er maar liever niet meer aan terug. Leuk moet het alle maal met geweest zijn. Dat was juist wel het geval in de woning aan het Begijnhof waar ze vervolgens terecht kwamen. Het was het huis van een NSB'er die op Dolle Dinsdag het hazepad had gekozen. Toen de De Pree s er gingen wonen was Walche ren al bevrijd, maar ze konden niet naar Vlissingen terug omdat hun huis nog onder water stond Op het tweede evanacuatieadres verbleven twee ge zinnen en een bejaard boerenecht paar Het echtpaar - hij leed aan malaria en zijn vrouw vertroetelde een schurftig hondje - had de achter- De familie De Pree uit de Vlissingse Nijverheidsstraat kreeg op 17 september 1944 de schrik te pakken. Vrienden van hen, een paar straten verderop, kwamen toen bij een hevig bombardement om het leven. Daarvóór waren meneer en mevrouw De Pree eigenlijk nooit een echt doodsbang geweest tijdens de vele beschietingen en bombardementen die de Scheldestad tijdens de eerste vier oorlogsjaren had ondergaan. Maar nu werd het toch wel een beetje te gortig. Ze dachten: het wordt eens tijd de kinderen in veiligheid te brengen. En zo togen de De Pree's met hun vijf kinderen - de jongste was nog maar een baby - naar het station. Dat is nu eenmaal een gebruikelijke gang voor wie op reis gaat. Maar de trein reed niet meer, want het personeel van de spoorwegen staakte. Daarom gingen de De Pree's maar lopen. Ver was het niet, want ze wisten een evacuatieadres in Middelburg.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1984 | | pagina 38