'T ONZALIG
KLEINOOD VAN
MIJN LUST
OOG
hermine de graaf EEN KAAR T, NIET HET GEBIED
meisjes met een eigen wil
PZC/ weekendkrant
willem de mérode
ZATERDAG 10 MAART 1984
Willem de Mérode was een dichter die nooit in zijn werk heeft kunnen zeggen wat hij
wilde zeggen. In zijn tijd waren de belemmeringen die de maatschappij opwierp nog zo
groot, dat een homosexueel als hij aan zijn gevoelens niet onverhuld uiting geven kon. De
jongens van wie hij hield komen in zijn werk wel voor, maar alles wat hen ook maar enigszins
herkenbaar zou kunnen maken is weggewerkt. De geliefden zijn geen hij-figuren of
jij-figuren, ze worden met 'gij' of 'u' aangeduid.
Dit pas in 1983 voor het eerst gepubli
ceerde vers 'Avondrust' is zo'n liefdes
gedicht. waarin de dichter alle sporen
die naar zijn diepste verlangens zou
den kunnen wijzen heeft uitgewist:
Ik toil maar stil zijn en mi) niet bewegen
Ik wil maar luisteren en spreken niet;
Ik wil maar schouwen naar het teer bewe
gen
Van 't avondlicht dat langs uw haar ver
vliet.
Ik wil maar stil zijn en uw stem beluistren
Die van de vrede uwer ziele zingt.
Zooals de wind komt door de halmen
fluistren
En t lied der avondklok dat vèr verklinkt
Ik wil maar schouwen naar het teer bewe-
■gen
Van t avondlicht dat langs uio haar ver
vliet.
Uw oogen kust. gelijk een zeer verlegen
Kind moeder doet. wanneer het niemand
ziet
Gij weet niet, dat ik naar u heb gekeken.
Noch dat het licht uw oogen heeft gekust...
Ik durf de stilte niet met woorden breken.
Ik zit en zie naar u, en zwijg en rust.
Ik heb om uw verderf gebeden.
Omdat ik zelf verdorven ben.
Omdat ik enkel zorgen ken.
Wensch ik u enkel bitterheden.
Gij hebt uw liefde wèl bewaard!
Bezorgd een enklen drop te spillen.
Bleef de olie, die mijn pijn kon stillen.
Onnut in uweflesch gespaard.
En als gij eens verwond zult zijn.
Wie zal de kneuzing uwer leden
Verbinden met de lieflijkheden
Van lijnwaad, oliën en wijn?
geloof
De Mérode had het vanwege zijn
geaardheid moeilijk met de maat
schappij, maar ook met zichzelf. Hij
was een overtuigd christen, zeer
streng in de leer. Zijn werk is van dat
geloof doordrenkt.
Hij werd één van de belangrijkste
dichters in de protestantse groep. Zijn
religie en zijn sexualiteit stonden op
gespannen voet met elkaar. Hij was
vervuld van schuldbesef. Meer dan
eens geeft hij blijk van berouw, vraagt
hij zijn god om vergeving. Hij be
noemt zijn hornosexualiteit in een
gedicht zelfs eens als "t Onzalig klei
nood van mijn lust'. De lust die hem in
zo'n onzalige positie brengt. Die hem
zelfs letterlijk van de zaligheid af
hield. Maar die toch ook een kleinood
was. een kostbare bron voor zijn dich
terlijke inspiratie. Ook in het volgen
de gedicht verwoordde De Mérode het
besef verdorven te zijn. Hier hebben
zijn neigingen een merkwaardig reli
gieus omhulsel gekregen:
voorman
In de beweging van Jong-Protestant-
se auteurs die tussen de wereldoorlo
gen actief was, werd De Mérode dik
wijls als een voorman gezien. Hij was
bovendien een van de weinige
christelijke auteurs die ook buiten de
eigen groep erkenning vond.
De Mérode keek zelf graag verder dan
de eigen kring, streefde ook naar de
waardering buiten het groepje geest
verwanten. Zijn bundels werden over
al besproken. Onder meer Vestdijk,
Marsman, Hoornik hadden een posi
tief oordeel. Daar staat weer de afkeu
ring door Nijhoff tegenover.
De Mérode raakte nooit helemaal in
vergetelheid. In bloemlezingen blijft
hij behoorlijk vertegenwoordigd.
Kortom voor de minder belangrijke
figuur die De Mérode nu eenmaal is,
valt er over zijn ontvangst niet te
klagen. Niet al zijn werk geniet nog
aanzien. Opvallend is bijyoorbeeld
dat er veel meer belangstelling be
staat voor zijn latere hardere realisti
sche gedichten'dan voor het roman
tisch getinte werk dat hij voordien
schreef. Een voorbeeld van zo'n ge
dicht dat hij op het eind van zijn leven
schreef is 'De Minnenden'. de bundel
'Spiegelbeelden' waar het in staat
verscheen pas in 1979:
De hemel is zachtgrijs
als de as van een sigaret
Er is memand die op ons let
dan de speelman met de zeis.
Wij weten het als een riet
zal hij ons plots afsnijden.
Maar zaligen durven lijden
en letten op hem niet.
studie
Ook al blijft de interesse voor een
dichter verhoudingsgewijs op peil, er
zijn altijd trouwe aanhangers die
méér willen. De Mérode vond zo een
warm en kundig pleitbezorger in
Hans Werkman. De dichter is in ieder
geval een dankbaar studie-object.
Er is nog heel wat ongepubliceerd
werk van hem. Ook over zijn leven
bestaan onduidelijkheden, terwijl
juist bij deze dichter het leven mis
schien wel boeiender is dan het werk.
Werkman komt uit dezelfde zuil ais
De Mérode; hij heeft veelzeggend ge
zamelde Gedichten', waar overigens
nog geen uitgever voor is gevonden.
Verder schreef hij het een en ander
over het leven van de dichter, en zelfs
een werk over de vader van De Méro
de onder de titel 'Kroniek van mees
ter Keuning'. Deze man was onderwij
zer, zeer idealistisch ingesteld, hij
schreef veel en had een rol in de
beweging van de christelijk-socialen.
Vooralsnog de kroon op Werkmans
werk is het boek 'De wereld van
Willem de Mérode' dat in een mooie
uitvoering m de reeks 'Open Domein'
bij de Arbeiderspers verscheen. Het is
een dusdanig gewijzigde uitgave van
Werkmans in 1971 gepubliceerde 'Het
leven van Willem de Mérode' dat men
van een nieuw boek kan en moet
spreken.
onderwijs
hans warren
noeg eens een boekje geschreven on
der de titel 'Een calvinist leest Maar
ten 't Hart' Het is een verdienste dat
hij De Mérode neutraal benadert.
Zonder scrupules, zonder morele ver
ontwaardiging schrijft hij over de se-
xuele aandriften van de dichter. En
hij verbloemt ook niet dat deze soms
een onaangename querulant kon zijn,
die in beledigende briefjes onuitvoer
bare eisen aan zijn uitgevers stelde.
Natuurlijk wordt Werkman door be
wondering gedreven, maar zijn liefde
maakt niet blind,
Werkman heeft inmiddels na twintig
jaar systematisch onderzoek een in
drukwekkende lijst mei publicaties
over De Merode op zijn naam staan.
Hij bezorgde de al vermelde uitgave
'Spiegelbeelden'. Een bundel waaraan
De Mérode tussen 1937 en 1938 heeft
gewerkt, die hij zelfs al persklaar had.
maar die eerst veertig jaar na zijn
dood verscheen. In het poëzienummer
van Maatstaf van vorig jaar publi
ceerde hij acht nog onbekende vroege
gedichten van De Mérode. Hij is bezig
met het samenstellen van diens 'Ver-
Willem de Merode is het pseudoniem
van W. E. Keuning. Hij leefde van
1887 tot 1939. Geen gelukkig leven
door wat de maatschappij hem om
zijn sexuele voorkeur aandeed. Over
zijn jeugd viel weinig meer te achter
halen.
Hij was vaak ziek. ook later zou hij
aan allerlei kwalen lijden. Men ver
wende hem thuis en zo weet Werk
man:
„Het is niet gewaagd te veronderstel
len dat deze venvennerij zijn homofie
le structuur zoniet gevormd dan in elk
geval versterkt heeft. Zijn extra ster
ke moederbinding kon de weg naar
anderen van het vrouwelijk geslacht
barricaderen, zodat hij meer gericht
raakte op het eigen geslacht" 120-21).
Net als zijn vader werd hij onderwij
zer. Altijd heeft hij erg op zichzelf
geleefd, hij bemoeide zich nauwelijks
met de wereld rondom hem heen. Van
meisjes moest hij helemaal niets heb
ben. Zijn eerste grote liefde heeft een
zeventienjarige jongen, Reind Kui-
tert. gegolden. Kuitert heeft pas véél
later begrepen wat De Mérode voor
hem voelde. De dichter zelf kon aan
vankelijk aan zijn gevoelens ook geen
naam geven. Zijn eerste gedichten
ontstonden, bijvoorbeeld het hierbo
ven geciteerde 'Avondrust'. Heel ken
merkend zijn dichtregels als deze:
„Ik heb gezegd: ik zal er wel voor
zorgen/Dat niemand weet voor wie
mijn verzen zijn".
In de literatuur zocht hij naar herken
ning, die vond hij onder anderen bij
August Graf von Platen. Maar de
herkenning, het besef dat hornosexua
liteit een aanleiding tot grote kunst
kon zijn, heeft De Mérode nimmer met
zijn aanleg kunnen verzoenen.
Als onderwijzer genoot hij veel sym
pathie. De knappe jongens in de klas
werden niettemin voorgetrokken.
Het was liefde wat hij voor hen
voelde, maar hij heeft aan zijn be
geerte zeer zelden toegegeven.
Op één keer na dan, waarover zo
dadelijk. Zjjn dierbaarste vriendjes
waren Okke en Jaap; vele gedichten
vonden in de genegenheid voor hen
hun oorsprong. De pedofiele neigin
gen brachten hem veel innerlijke
tweestrijd.
„Is er een nood, die meerder nijpen
kan;Dan deze: In liefdes lusthof zijn
sen eenzaam man. En een bevreesde?1
En mogen niet de martelende pijn/
Aan andren toonen. Maar moeten
trotsch van hart en hoog van oogen
zijn. Als liefdes blijdste zonen",
schreef hij in 'Eenzamen'.
Het was niet alleen angst dat zijn
geheim bekend zou worden. Doch ook
calvinistisch zondebesef. Werkman
meent dat hij hierom tamelijk Iaat
belijdenis deed.
Opmerkelijk zijn De Mérodes sympa
thieën voor het rooms-katholicisme:
vooral de mystiek trok hem aan. Hij
publiceerde zelf een bundeltje mys
tiek poëtisch proza. Zo omstreeks
1917 was hij erg actief: hij schreef veel,
correspondeerde druk, spande zich in
als onderwijzer. De onrust bleef:
Gun mijn verdoolde zinnen eindelijk
rustJLaal mij één nacht lang en ge
lukkig slapen".
Hij was nu wel goed op de hoogte van
zijn geaardheid, las Duitse homobla
den en had enkele bekenden die van
zijn neigingen wisten.
schuw
In 1924 werd De Mérode op beschul
diging van ontucht gearresteerd.
Sinds 1911 was het (nu ingetrokken)
artikel 248-bis Wetboek van Straf
recht van kracht dat meerderjarigen
die homosexuele contacten met min
derjarigen (beneden de 211 onderhiel
den strafbaar stelde. Hij werd uitein
delijk veroordeeld tot acht maanden
gevangenisstraf.
Werkmans verslag van het gebeuren
werpt een schril licht op het optreden
van de justitie in die dagen De Méro
de is je kunt het niet anders stellen
kapot gemaakt. Hij heeft nooit
meer een beroep uitgeoefend, is na
dien altijd schuw gebleven. Minder
fraai was ook de houding die de kerk
tegenover hem aannam. Men eiste
van deze zijde dat hij in het openbaar
zijn zonden zou moeten belijden en
dat hij zou beloven alle homosexuele
gevoelens te laten varen. Dat kon hij
niet.
Werkman: „Door schade en schande
was hij nu meer dan vroeger tot de
overtuiging gekomen dat hij zich
moest onthouden van pedo-sexueel
contact in engere zin. Maar de tere
liefde voor jongens die vriendschap
heet wilde en kon hij niet opgeven, hij
aanvaardde die zelfs als een ge
schenk" (115-1161.
Sexueel schijnt hij zich na 1924 inder
daad geheel onthouden te hebben.
Het was een dapper besluit van de
dichter nu te breken met de kerk.
Gelovig bleef hij. maar kerkelijk was
hij voorgoed dakloos.
Niet iedereen liet hem vallen, zelfs
niet zijn vroegere vriendjes en hun
ouders. Hij verhuisde na zijn vrijla
ting naar elders: een broer voorzag in
zijn onderhoud. Af en toe kwamen er
weer vriendjes in zijn leven. Zijn
isolement was desondanks groot. Hij
werkte hard aan zijn oeuvre, vaak
door ziekte gehinderd. De toekenning
in 1936 drie jaar voor zijn dood
van een koninklijke onderscheiding
ervoer hij als een officiële rehabilita
tie.
Spectaculaire gebeurtenissen zijn er
weinig in zijn leven. Hij wilde in het
verborgene bestaan. De gevangenne
ming in 1924 had hem in die overtui
ging gesterkt. Nu, vijfenveertig jaar
na zijn dood, zijn de opvattingen sterk
veranderd. De Mérode had waar
schijnlijk wel een verzoening tussen
zijn sexuele aanleg en zijn geloof
kunnen bereiken wanneer hij latei-
had geleefd. De maatschappij zou
hem niet meer veroordeeld hebben.
Juist ook door die gewijzigde inzich
ten is veel van de persoonlijke proble
matiek in De Mérodes poezie achter
haald. Men leest die gedichten hoog
uit uit literair-historïsche interesse.
De latere realistische gedichten zijn
beslist wel genietbaar gebleven. Daar
om is De Mérode méér dan een
'boeiend geval'.
Hans Werkman: 'De wereld van Willem de
Merode'. Open Domein nr 6; 280 pag.;
ƒ49,50. De Arbeiderspers, Amsterdam.
Illustratie: Portret De Merode door Alfred
Lob. l'J34. olieverf. Collectie Letterkundig
Museum. Den Haag
Dat het literaire leven in Nq
land een dooie boel zou zij
een wijdverbreide opvatting.
een fabel. Wie de lettering
tijdschriften bijhoudt ziet ds;
heel wat Interessants gebeurt;
voorbeeld in het nieuwe blad i
oog in 't zeil (los nummer
abonnement zes nummers j3;
uitgeverij Nijgh Van Dit;
's-Gravenhage). Pas drie nuicc
zijn verschenen en nu al heeft
tijdschrift een eigen geluld,;
kolommen worden niet gevuld-
proza en poëzie, maar voorns
lijk met essays over literal
Essays die soms een luchtige u
hebben, maar waarin toch
interessants staat.
Tot nu toe het meest lezens?
dig was het tweede nummer'
van de Reijt schreef er een;
over Elsschot in. Een auteurs
over in de literatuurgeschieé
heel wat onzin wordt be*5
Gelukkig is er nu zowel in Bï
als ten onzent een begin gegj
met het ontmaskeren van o*
zin. Verder droeg Koos vsr.
ringh een stuk bij waarva;
hoopt dat iedereen het zal fes
Het is gewijd aan Marcus Bal;
boek 'Wissels, bespiegelingenj
der berouw' en heeft als vey
gende titel: 'Marcus Bakker, dr,
tol zonder berouw'. Van Wem
laat zien dat de door vriend
vijand gewaardeerde communi
sche politicus hoogst onbetro
baar en zeer opportunistisch i
Een vaste rubriek is 'Perifeer',:
zorgd door Arjaan van Nimwej
„In deze rubriek wordt in
bestek aandacht besteed aar,;
blikaties die buiten het offici
boekenvak tot stand komen, n
zover ze de literatuur of aanpn
de gebieden betreffen".
In het derde nummer schrijftü;
Wolf over late verhalen van Cr
van Bruggen. De conservatie?;
lumnist van NRC/Handelsblê
L. Heldring droeg een artikd
over de invloed die hij van Cc
van Bruggen heeft ondergaan!
Ruslandkenner Martin van t
Heuvel is er een artikel over!
boek 'Europa Europa' van <S
Brugsma. Opinion-leader Em
ma wil als zovelen in deze;
West-Europa onafhankelijk ie;
van de Verenigde Staten Ooi
hij Oost-Europa en West-E
verzoenen. Hij ziet daartoe
lijkheden. Maar - zo toont Va;
Heuvel aan - Brugsma's vis?
Oost-Europa is veel te rooskte
en gebaseerd op een gebrea
kennis van zaken.
P. J. Koets publiceerde een ars
'Koloniaal denken en doen:
Nederlanders' waarin hij een b
bespreekt over de veranderd*
zichten in Nederland gedurena
jaren 1877-1942 over Indië. fi
Boland introduceert de in onsli
nog geheel onbekende Russk
dichter Nikolaj Goemiljov, die
huwd geweest is met de dicht;
Anna Achmatova. De drie i
Boland vertaalde gedichten
Goemiljov zijn prachtig.
Hermine de Graaf werd geboren in 1951, ze
studeerde Nederlands en publiceert sinds enke
le jaren verhalen in het 'Hollands Maandblad'. De
laatste jaren beginnen Nederlandse schrijvers op
vallend vaak met een bundel verhalen. Opnieuw
gaat het om een tamelijk geslaagd debuut. 'Een
kaart, niet het gebied' bevat tien verhalen. De
hoofdpersonen daarin zijn tienermeisjes die onbe
grepen en eenzaam zijn.
Dat soort meisjes en jongens in de 'moeilijke leeftijd'
bevolkt het hedendaags proza in groten getale. De
benadering van Hermine de Graaf wijkt af van de
gebruikelijke. De wereld wordt bij haar vanuit die
jonge meisjes gezien. Bijzonder is ook dat de kinde
ren niet in hun schulp kruipen maar de strijd
aanbinden met de orde van de ouderen De wijze
waarop deze debutante schrijft sluit aan bij die van
auteurs als Nicolaas Matsier, Hedda Martens,
Doeschka Meijsing. Vooral met de roman 'Robinson'
van laatstgenoemde, waarin een zeventienjarig meis
je in een generatieconflict verzeild raakt, zijn zekere
parallellen te trekken Het moet bij deze zeer voorlo
pige plaatsbepaling blijven. Met daarbij de kantteke
ning dat Hermine de Graaf een eigen literair pro
gramma heeft. Zo mag je althans bepaalde zinsneden
uit deze verhalenbundel opvatten. In het verhaal
'Snoepjesnacht' wil de hoofdfiguur schrijfster wor
den. Zij bedenkt:
„Ik ga een verhaal schrijven over een moeder die
midden in de nacht met haar dochter een ernstig
gesprek wil voeren terwijl de dochter een pruimepit
uitspuwt die in de stille keuken tegen de ruit ketst
In de Nederlandse literatuur is al vaak geschreven
over jongens die verliefd worden op een medescholie
re aan wie ze hun liefde niet durven te bekennen
omdat ze bang zijn voor hun machtige vaders, met
als gevolg dat zij hun moeder en de dienstmeisjes
gaan verheerlijken. Ik wil laten zien dat de eerste
passen van het meisje niet naar de moeder toe, maar
van haar weg voeren, via de vader naar buiten
leiden. En dat de venvijdering lussen een moeder en
een dochter definitief kan worden door het ketsende
geluid van een pruimepit die in een boog tegen een
ruit gespuwd wordt(148).
Het is een credo van Hermine de Graaf. Bij haar
trekken de meisjes inderdaad naar de vader toe,
zoals het meisje Robinson uit het boek van Doesch
ka Meijsing. De moeders komen er heel wat minder
gunstig af dan de vaders. De gezinnen waarbinnen de
verhalen zich afspelen zijn verre van probleemloos.
De echtgenoten kunnen elkaar dikwijls niet verdra
gen. De kinderen zijn slachtoffers die zich maar
moeten zien te redden. De meisjes met een eigen wil
in deze verhalen weten vaak een uitweg te vinden.
Dan het andere onderdeel van het geciteerde literai
re programma: dat het tafereel van een pruimepit
die tegen een ruit gespuwd wordt de verwijdering
tussen twee mensen aanduidt. Hermine de Graaf
wil gevoelens niet benoemen maar suggereren. In
haar vertellingen analyseert zij de problemen r.iet,
maar vertelt ze iets treffends waaruit de lezer dan af
moet leiden onder welk psychologisch trefwoord
een en ander gerangschikt dient te worden.
De schrijfster is ook zuinig met het verstrekken van
gegevens over aanleidingen en achtergronden. Wee
rom zal de lezer de vingerwijzingen zelf moeten
combineren en dan blijven er nog geheimen De
verhalen zijn momentopnamen. Ze geven niet de
hele geestelijke ontwikkelingsgang van de hoofdfi
guur. maar slechts een beslissende fase ervan.
Het meisje Klaartje uit 'Ik voel me goed. helemaal
met bang' staat onder behandeling van een psychoa
nalyticus. Hij verlangt van haar: .JMijn verhalen
mogen beslist met voorbereid zijn. de grondregel is
dat ik 'spontaan' vertel wat er in mijn hoofd opkomt.
Verhalen waar je te veel over gedacht hebt ziet hij als
de bovenkant van een borduurwerk, regelmatig en
logisch geordend. Het gaat dokter K. meer om de
onderkant waar alle draden en kleuren chaotisch
door elkaar liggen" <71-72) Ook deze uitspraak zegt.
iets over de aanpak van Hermine de Graaf. Het is
weer de lezer die het patroon in het borduurwerk
moet ontdekken, dat wil zeggen de conclusies uitdc
beschreven gevallen moet trekken. De schrijfster
rekent het namelijk niet tot haar taak de innerlijke
problemen van haar hoofdfiguren getrouw in kaart te
brengen. De hoofdpersoon in het titelverhaal maakt
samen met haar vader een thematische kaart van de
omgeving „Het schokt me als hij zegt dat hij 'de
kaart' een nutteloos project vindt, dat een kaart
nooit het gebied kan zijn" (132) Die 'hij' is een oudere
man die zij heimelijk liefheeft. De kaarten, de
schema's schieten te kort. Om nog even terug te
komen op de vergelijking met borduurwerk: in deze
verhalen krijg je inderdaad min of meer de onder
kant van borduurwerk te zien. Compositie heeft niet
de eerste zorg van de schrijfster. Dat is een verschil
met auteurs als Meijsing en Matsier. Het heeft niet
enkel nadelen: een té regelmatige compositie kan tot
een steriel proza leiden.
De tien verhalen vormen een 'losse eenheid'. 'Ik
voel me goed, helemaal niet bang' en 'Snoepjes
nacht' hebben dezelfde hoofdfiguur. Klaartje, die in
het eerste verhaal net eindexamen atheneum heeft
gedaan, heeft er in het tweede verhaal waarin zij
Klaar genoemd wordt enkele jaren universitaire
studie opzitten.
Ook andere figuren keren terug. De dokter K. die
Klaartje behandelt in 'Ik voel me goed. helemaal niet
bang' zien we terug als Vincent Klein in het titelver
haal. Hij is daar de door de zestienjarige Vera zo
bewonderde man. Hij komt ook nog zijdelings voorin
'Mijn vader is dood'. Een andere persoon die in meer
dan een verhaal optreedt is Bella. Zij reist met Simon
die naam kreeg ook een figuur uit 'Kersen eten'
naar Praag in 'Prazské JARO 1979'. Zij is daarin de
ik figuur die een verhaal schrijft: „Mijn reisverhaal
gaat over niet veel meer dan water, geluid en hoe
angst uitgebannen kan worden (110-111). Als bijfi
guur komt Bella terug in 'Snoepjesnacht'. Klara
telefoneert met haar vriendin Bella die juist een
hans warren
LETTERKUNDIGE KRONIEK
operatie om Kom,. 1 n ondergaan.
We komen dan merkwaardigerwijs iets te weten dat.
in 'Praské JARO 1979' niet erg duidelijk is geworden.
Klara: Telefoongesprekken met Bella kikkeren me
op: hel is een eigenzinnige vrouw, ze is haar vriend in
Praag verloren (155).
Er zijn overeenkomsten tussen de verhalen in details
en thematiek Een aantal van de vaderfiguren is in
het onderwijs werkzaam. Verschillende van de meis
jes proberen de boze buitenwereld te bezweren met
rituele handelingen. Een uitspraak van Bella: „Ge
woonte en regelmaat vormen een veilig huis waarin
je comfortabel kunt wonen, bang hoef je nergens
voor ie zijn als je tenminste niet door de ramen naar
buiten kijkt" (110). De herinnering speelt altijd een
belangrijke rol. „Dat zijn gebeurtenissen die ik vasl
wil houden. (28), overweegt een van de meisjes en
het gaat dan over 'de vertrouwde dingen'. De
problemen van de meisjes zijn vergelijkbaar. Ze zijn
op zoek naar hun identiteit. Ze kunnen hun binnen
wereld en buitenwereld niet in overeenstemming
brengen Hun eerste menstruatie, hun eerste liefde,
de plaatsbepaling tegenover de ouders dat zijn zo
de kwesties die hen beroeren. Verschillende van de
meisjes hebben weer is een vergelijking met
'Robinson' te trekken jongensachtige trekken die
verder gaan dan hun eigenzinnigheid. Dat wordt hiel
en daar versterkt door de krachttermen die ze
bezigen. „Godsamme" (53), zegt Eline in 'Onhandige
gebaren'. „Binnen een scheet zit ik in de woonkamer
achter 'lekkere' koffie en een punt vlaai op een
schoteltje" >54) bedenkt, zij ook Anna uit 'Mijn vader
is dood' meent over haar broer: „Hij is aardig maar
zo hypochondrisch dat hij voor elke scheet naar de
huisdokter loopt" (94). Klara overweegt in 'Snoepjes-
nacht': „Ik heb er een verdomde hekel aan als ze
kersebomen omhakken" i146i.
Voor hel overige heeft de stijl van Hermine de Graaf
weinig krachtdadigs. Zij stelt niet al te zorgvuldig
Een voorbeeld: „Ze was in de vensterbank gaan
zitten omdat ze aan de zuurgraad van haar maag de
jeugdmigraine voelde opkomen" <16i.
De al te.vlakke stijl is een van de gevaren die
haar schrijverschap kan gaan bedreigen. Het
andere dat haar talent in de kiem kan smoren is de
beperktheid van de thematiek. Deze bundel is niet
bepaald een brede staalkaart geworden. Hoe moet
het verder? Zij kan niet altijd dezelfde lier met één
snaar blijven spelen.
Eigenzinnige verhalen over eigenzinnige meisjes dus.
Lisa uit het openingsverhaal 'Menarche. tiende le
vensjaar; geen bijzonderheden' is pas tien jaar oud
maar maakt het haar moeder al heel lastig. De
familie verhuist, hun oude woning zal worden ge
sloopt. Het afgedankte huisraad wordt door onder
anderen Lisa kapotgeslagen. Ze rekent op die manier
met het verleden af. Maar volkomen breken met haar
kindertijd doet ze niet: ze redt een rammelaar uit het
huis. In 'Wildsporen' is het meisje Corinne de
hoofdpersoon. Tussen haar en een vriendin is een
conflict gerezen. Een boerderij is afgebrand, een
pony kwam daarbij om en de vriendin maakt
Corinne daaromtrent ernstige verwijten.
'Elke nacht wachten op Mischa' heeft Claire als
hoofdfiguur. Zij is juist van de middelbare school af.
Zij heeft een tweelingzuster die zwanger is geraakt en
vermist wordt. Claire heeft een hooglopende ruzie
met haar moeder gehad over deze zuster Haar vader
en moeder leven gescheiden. De moeder probeert nu
van haar dochter af te raken.
Het meisje Eline uit het volgende verhaal. 'Onhandi
ge gebaren' wordt in een pleeggezin geplaatst
redenen daarvoor zijn niet al te duidelijk. Ze het?
een moeder, maar ze mag haar adres niet
„Voor je bestwil, geen oude koeien uit de sloot hakt'
(64), licht iemand toe. Een geheimzinnige gebeurt
nis in het pleeggezin weet Eline niet te duiden.
Ook in 'Ik voel me goed, helemaal niet bang' spa?
de moeder een ongunstige rol, De eerste moeder is, i
beweert de veel vriendelijker vader, vroeger opera
in de grond gezakt. Ook een tweede moeder"
verdwenen. Hoofdfiguur Klaartje begrijpt de vote
senen niet meer. Ze reageert dat af door zichzelf
verwonden. In het slotverhaal 'Snoepjesnacht' gs
zjj op zoek naar haar moeder. Zij wil een verantwo#
ding voor haar gedrag, maar krijgt die niet
moeder blijkt in Brussel een succesvolle carrière;
de snoepbranche te hebben opgebouwd, zondert:'
om haar gezin te bekommeren. Klara heeft inmic»
besloten schrijfster te worden.
Het zesde verhaal is getiteld 'Kersen eten' en br
even wordt het tipje opgelicht van de sluier dieo«
een schokkende gebeurtenis ligt. Hoofdfiguur Jé
is ook in verzet tegen de buitenwereld. Zij weiff
te eten als zij geen honger heeft om zo alert"
kunnen blijven.
Het overlijden van de vader wordt wel heel suba
aangeduid in het verhaal 'Mijn vader is dood' Fa
meisje Anna dat hierin optreedt had een pre'i?
verstandhouding met haar vader. Haar eerste 11$
en die vriendschap staan elkaar in de weg. 'Prazsi
JARO 1979' is een reisverhaal met Bella
hoofdrol Zij beschrijft haar verwijdering van
vriend. Zij observeert hem nauwlettend, haar w
zin groeit. 'Een kaart, niet het gebied' tenslotteis»!
het beste verhaal. Zonder breed uit te meten wan'
precies aan de hand is, wordt verteld hoe Vera ha
eerste liefde beleeft die uitgaat naar een oudere ma
Haar houding weet ze niet te bepalen.
Zo zijn al deze meisjes op zoek naar zichzelf, opz<*?
naar een eigen plaats in de wereld. Ze doen dal
fantasierijke wijze; hun belevingswereld is 14
onverwachte gedachtensprongen. Die verrassen!
wendingen zijn natuurlijk tc danken aan d
schrijfster die zo in haar verhalen bewust aanfc
den boven onthullen verkiest.
Hermine de Graaf Een kaart, niet het gebied'; 164
f26.50 Meulenhoff, Amsterdam