'T ONZALIG KLEINOOD VAN MIJN LUST OOG hermine de graaf EEN KAAR T, NIET HET GEBIED meisjes met een eigen wil PZC/ weekendkrant willem de mérode ZATERDAG 10 MAART 1984 Willem de Mérode was een dichter die nooit in zijn werk heeft kunnen zeggen wat hij wilde zeggen. In zijn tijd waren de belemmeringen die de maatschappij opwierp nog zo groot, dat een homosexueel als hij aan zijn gevoelens niet onverhuld uiting geven kon. De jongens van wie hij hield komen in zijn werk wel voor, maar alles wat hen ook maar enigszins herkenbaar zou kunnen maken is weggewerkt. De geliefden zijn geen hij-figuren of jij-figuren, ze worden met 'gij' of 'u' aangeduid. Dit pas in 1983 voor het eerst gepubli ceerde vers 'Avondrust' is zo'n liefdes gedicht. waarin de dichter alle sporen die naar zijn diepste verlangens zou den kunnen wijzen heeft uitgewist: Ik toil maar stil zijn en mi) niet bewegen Ik wil maar luisteren en spreken niet; Ik wil maar schouwen naar het teer bewe gen Van 't avondlicht dat langs uw haar ver vliet. Ik wil maar stil zijn en uw stem beluistren Die van de vrede uwer ziele zingt. Zooals de wind komt door de halmen fluistren En t lied der avondklok dat vèr verklinkt Ik wil maar schouwen naar het teer bewe- ■gen Van t avondlicht dat langs uio haar ver vliet. Uw oogen kust. gelijk een zeer verlegen Kind moeder doet. wanneer het niemand ziet Gij weet niet, dat ik naar u heb gekeken. Noch dat het licht uw oogen heeft gekust... Ik durf de stilte niet met woorden breken. Ik zit en zie naar u, en zwijg en rust. Ik heb om uw verderf gebeden. Omdat ik zelf verdorven ben. Omdat ik enkel zorgen ken. Wensch ik u enkel bitterheden. Gij hebt uw liefde wèl bewaard! Bezorgd een enklen drop te spillen. Bleef de olie, die mijn pijn kon stillen. Onnut in uweflesch gespaard. En als gij eens verwond zult zijn. Wie zal de kneuzing uwer leden Verbinden met de lieflijkheden Van lijnwaad, oliën en wijn? geloof De Mérode had het vanwege zijn geaardheid moeilijk met de maat schappij, maar ook met zichzelf. Hij was een overtuigd christen, zeer streng in de leer. Zijn werk is van dat geloof doordrenkt. Hij werd één van de belangrijkste dichters in de protestantse groep. Zijn religie en zijn sexualiteit stonden op gespannen voet met elkaar. Hij was vervuld van schuldbesef. Meer dan eens geeft hij blijk van berouw, vraagt hij zijn god om vergeving. Hij be noemt zijn hornosexualiteit in een gedicht zelfs eens als "t Onzalig klei nood van mijn lust'. De lust die hem in zo'n onzalige positie brengt. Die hem zelfs letterlijk van de zaligheid af hield. Maar die toch ook een kleinood was. een kostbare bron voor zijn dich terlijke inspiratie. Ook in het volgen de gedicht verwoordde De Mérode het besef verdorven te zijn. Hier hebben zijn neigingen een merkwaardig reli gieus omhulsel gekregen: voorman In de beweging van Jong-Protestant- se auteurs die tussen de wereldoorlo gen actief was, werd De Mérode dik wijls als een voorman gezien. Hij was bovendien een van de weinige christelijke auteurs die ook buiten de eigen groep erkenning vond. De Mérode keek zelf graag verder dan de eigen kring, streefde ook naar de waardering buiten het groepje geest verwanten. Zijn bundels werden over al besproken. Onder meer Vestdijk, Marsman, Hoornik hadden een posi tief oordeel. Daar staat weer de afkeu ring door Nijhoff tegenover. De Mérode raakte nooit helemaal in vergetelheid. In bloemlezingen blijft hij behoorlijk vertegenwoordigd. Kortom voor de minder belangrijke figuur die De Mérode nu eenmaal is, valt er over zijn ontvangst niet te klagen. Niet al zijn werk geniet nog aanzien. Opvallend is bijyoorbeeld dat er veel meer belangstelling be staat voor zijn latere hardere realisti sche gedichten'dan voor het roman tisch getinte werk dat hij voordien schreef. Een voorbeeld van zo'n ge dicht dat hij op het eind van zijn leven schreef is 'De Minnenden'. de bundel 'Spiegelbeelden' waar het in staat verscheen pas in 1979: De hemel is zachtgrijs als de as van een sigaret Er is memand die op ons let dan de speelman met de zeis. Wij weten het als een riet zal hij ons plots afsnijden. Maar zaligen durven lijden en letten op hem niet. studie Ook al blijft de interesse voor een dichter verhoudingsgewijs op peil, er zijn altijd trouwe aanhangers die méér willen. De Mérode vond zo een warm en kundig pleitbezorger in Hans Werkman. De dichter is in ieder geval een dankbaar studie-object. Er is nog heel wat ongepubliceerd werk van hem. Ook over zijn leven bestaan onduidelijkheden, terwijl juist bij deze dichter het leven mis schien wel boeiender is dan het werk. Werkman komt uit dezelfde zuil ais De Mérode; hij heeft veelzeggend ge zamelde Gedichten', waar overigens nog geen uitgever voor is gevonden. Verder schreef hij het een en ander over het leven van de dichter, en zelfs een werk over de vader van De Méro de onder de titel 'Kroniek van mees ter Keuning'. Deze man was onderwij zer, zeer idealistisch ingesteld, hij schreef veel en had een rol in de beweging van de christelijk-socialen. Vooralsnog de kroon op Werkmans werk is het boek 'De wereld van Willem de Mérode' dat in een mooie uitvoering m de reeks 'Open Domein' bij de Arbeiderspers verscheen. Het is een dusdanig gewijzigde uitgave van Werkmans in 1971 gepubliceerde 'Het leven van Willem de Mérode' dat men van een nieuw boek kan en moet spreken. onderwijs hans warren noeg eens een boekje geschreven on der de titel 'Een calvinist leest Maar ten 't Hart' Het is een verdienste dat hij De Mérode neutraal benadert. Zonder scrupules, zonder morele ver ontwaardiging schrijft hij over de se- xuele aandriften van de dichter. En hij verbloemt ook niet dat deze soms een onaangename querulant kon zijn, die in beledigende briefjes onuitvoer bare eisen aan zijn uitgevers stelde. Natuurlijk wordt Werkman door be wondering gedreven, maar zijn liefde maakt niet blind, Werkman heeft inmiddels na twintig jaar systematisch onderzoek een in drukwekkende lijst mei publicaties over De Merode op zijn naam staan. Hij bezorgde de al vermelde uitgave 'Spiegelbeelden'. Een bundel waaraan De Mérode tussen 1937 en 1938 heeft gewerkt, die hij zelfs al persklaar had. maar die eerst veertig jaar na zijn dood verscheen. In het poëzienummer van Maatstaf van vorig jaar publi ceerde hij acht nog onbekende vroege gedichten van De Mérode. Hij is bezig met het samenstellen van diens 'Ver- Willem de Merode is het pseudoniem van W. E. Keuning. Hij leefde van 1887 tot 1939. Geen gelukkig leven door wat de maatschappij hem om zijn sexuele voorkeur aandeed. Over zijn jeugd viel weinig meer te achter halen. Hij was vaak ziek. ook later zou hij aan allerlei kwalen lijden. Men ver wende hem thuis en zo weet Werk man: „Het is niet gewaagd te veronderstel len dat deze venvennerij zijn homofie le structuur zoniet gevormd dan in elk geval versterkt heeft. Zijn extra ster ke moederbinding kon de weg naar anderen van het vrouwelijk geslacht barricaderen, zodat hij meer gericht raakte op het eigen geslacht" 120-21). Net als zijn vader werd hij onderwij zer. Altijd heeft hij erg op zichzelf geleefd, hij bemoeide zich nauwelijks met de wereld rondom hem heen. Van meisjes moest hij helemaal niets heb ben. Zijn eerste grote liefde heeft een zeventienjarige jongen, Reind Kui- tert. gegolden. Kuitert heeft pas véél later begrepen wat De Mérode voor hem voelde. De dichter zelf kon aan vankelijk aan zijn gevoelens ook geen naam geven. Zijn eerste gedichten ontstonden, bijvoorbeeld het hierbo ven geciteerde 'Avondrust'. Heel ken merkend zijn dichtregels als deze: „Ik heb gezegd: ik zal er wel voor zorgen/Dat niemand weet voor wie mijn verzen zijn". In de literatuur zocht hij naar herken ning, die vond hij onder anderen bij August Graf von Platen. Maar de herkenning, het besef dat hornosexua liteit een aanleiding tot grote kunst kon zijn, heeft De Mérode nimmer met zijn aanleg kunnen verzoenen. Als onderwijzer genoot hij veel sym pathie. De knappe jongens in de klas werden niettemin voorgetrokken. Het was liefde wat hij voor hen voelde, maar hij heeft aan zijn be geerte zeer zelden toegegeven. Op één keer na dan, waarover zo dadelijk. Zjjn dierbaarste vriendjes waren Okke en Jaap; vele gedichten vonden in de genegenheid voor hen hun oorsprong. De pedofiele neigin gen brachten hem veel innerlijke tweestrijd. „Is er een nood, die meerder nijpen kan;Dan deze: In liefdes lusthof zijn sen eenzaam man. En een bevreesde?1 En mogen niet de martelende pijn/ Aan andren toonen. Maar moeten trotsch van hart en hoog van oogen zijn. Als liefdes blijdste zonen", schreef hij in 'Eenzamen'. Het was niet alleen angst dat zijn geheim bekend zou worden. Doch ook calvinistisch zondebesef. Werkman meent dat hij hierom tamelijk Iaat belijdenis deed. Opmerkelijk zijn De Mérodes sympa thieën voor het rooms-katholicisme: vooral de mystiek trok hem aan. Hij publiceerde zelf een bundeltje mys tiek poëtisch proza. Zo omstreeks 1917 was hij erg actief: hij schreef veel, correspondeerde druk, spande zich in als onderwijzer. De onrust bleef: Gun mijn verdoolde zinnen eindelijk rustJLaal mij één nacht lang en ge lukkig slapen". Hij was nu wel goed op de hoogte van zijn geaardheid, las Duitse homobla den en had enkele bekenden die van zijn neigingen wisten. schuw In 1924 werd De Mérode op beschul diging van ontucht gearresteerd. Sinds 1911 was het (nu ingetrokken) artikel 248-bis Wetboek van Straf recht van kracht dat meerderjarigen die homosexuele contacten met min derjarigen (beneden de 211 onderhiel den strafbaar stelde. Hij werd uitein delijk veroordeeld tot acht maanden gevangenisstraf. Werkmans verslag van het gebeuren werpt een schril licht op het optreden van de justitie in die dagen De Méro de is je kunt het niet anders stellen kapot gemaakt. Hij heeft nooit meer een beroep uitgeoefend, is na dien altijd schuw gebleven. Minder fraai was ook de houding die de kerk tegenover hem aannam. Men eiste van deze zijde dat hij in het openbaar zijn zonden zou moeten belijden en dat hij zou beloven alle homosexuele gevoelens te laten varen. Dat kon hij niet. Werkman: „Door schade en schande was hij nu meer dan vroeger tot de overtuiging gekomen dat hij zich moest onthouden van pedo-sexueel contact in engere zin. Maar de tere liefde voor jongens die vriendschap heet wilde en kon hij niet opgeven, hij aanvaardde die zelfs als een ge schenk" (115-1161. Sexueel schijnt hij zich na 1924 inder daad geheel onthouden te hebben. Het was een dapper besluit van de dichter nu te breken met de kerk. Gelovig bleef hij. maar kerkelijk was hij voorgoed dakloos. Niet iedereen liet hem vallen, zelfs niet zijn vroegere vriendjes en hun ouders. Hij verhuisde na zijn vrijla ting naar elders: een broer voorzag in zijn onderhoud. Af en toe kwamen er weer vriendjes in zijn leven. Zijn isolement was desondanks groot. Hij werkte hard aan zijn oeuvre, vaak door ziekte gehinderd. De toekenning in 1936 drie jaar voor zijn dood van een koninklijke onderscheiding ervoer hij als een officiële rehabilita tie. Spectaculaire gebeurtenissen zijn er weinig in zijn leven. Hij wilde in het verborgene bestaan. De gevangenne ming in 1924 had hem in die overtui ging gesterkt. Nu, vijfenveertig jaar na zijn dood, zijn de opvattingen sterk veranderd. De Mérode had waar schijnlijk wel een verzoening tussen zijn sexuele aanleg en zijn geloof kunnen bereiken wanneer hij latei- had geleefd. De maatschappij zou hem niet meer veroordeeld hebben. Juist ook door die gewijzigde inzich ten is veel van de persoonlijke proble matiek in De Mérodes poezie achter haald. Men leest die gedichten hoog uit uit literair-historïsche interesse. De latere realistische gedichten zijn beslist wel genietbaar gebleven. Daar om is De Mérode méér dan een 'boeiend geval'. Hans Werkman: 'De wereld van Willem de Merode'. Open Domein nr 6; 280 pag.; ƒ49,50. De Arbeiderspers, Amsterdam. Illustratie: Portret De Merode door Alfred Lob. l'J34. olieverf. Collectie Letterkundig Museum. Den Haag Dat het literaire leven in Nq land een dooie boel zou zij een wijdverbreide opvatting. een fabel. Wie de lettering tijdschriften bijhoudt ziet ds; heel wat Interessants gebeurt; voorbeeld in het nieuwe blad i oog in 't zeil (los nummer abonnement zes nummers j3; uitgeverij Nijgh Van Dit; 's-Gravenhage). Pas drie nuicc zijn verschenen en nu al heeft tijdschrift een eigen geluld,; kolommen worden niet gevuld- proza en poëzie, maar voorns lijk met essays over literal Essays die soms een luchtige u hebben, maar waarin toch interessants staat. Tot nu toe het meest lezens? dig was het tweede nummer' van de Reijt schreef er een; over Elsschot in. Een auteurs over in de literatuurgeschieé heel wat onzin wordt be*5 Gelukkig is er nu zowel in Bï als ten onzent een begin gegj met het ontmaskeren van o* zin. Verder droeg Koos vsr. ringh een stuk bij waarva; hoopt dat iedereen het zal fes Het is gewijd aan Marcus Bal; boek 'Wissels, bespiegelingenj der berouw' en heeft als vey gende titel: 'Marcus Bakker, dr, tol zonder berouw'. Van Wem laat zien dat de door vriend vijand gewaardeerde communi sche politicus hoogst onbetro baar en zeer opportunistisch i Een vaste rubriek is 'Perifeer',: zorgd door Arjaan van Nimwej „In deze rubriek wordt in bestek aandacht besteed aar,; blikaties die buiten het offici boekenvak tot stand komen, n zover ze de literatuur of aanpn de gebieden betreffen". In het derde nummer schrijftü; Wolf over late verhalen van Cr van Bruggen. De conservatie?; lumnist van NRC/Handelsblê L. Heldring droeg een artikd over de invloed die hij van Cc van Bruggen heeft ondergaan! Ruslandkenner Martin van t Heuvel is er een artikel over! boek 'Europa Europa' van <S Brugsma. Opinion-leader Em ma wil als zovelen in deze; West-Europa onafhankelijk ie; van de Verenigde Staten Ooi hij Oost-Europa en West-E verzoenen. Hij ziet daartoe lijkheden. Maar - zo toont Va; Heuvel aan - Brugsma's vis? Oost-Europa is veel te rooskte en gebaseerd op een gebrea kennis van zaken. P. J. Koets publiceerde een ars 'Koloniaal denken en doen: Nederlanders' waarin hij een b bespreekt over de veranderd* zichten in Nederland gedurena jaren 1877-1942 over Indië. fi Boland introduceert de in onsli nog geheel onbekende Russk dichter Nikolaj Goemiljov, die huwd geweest is met de dicht; Anna Achmatova. De drie i Boland vertaalde gedichten Goemiljov zijn prachtig. Hermine de Graaf werd geboren in 1951, ze studeerde Nederlands en publiceert sinds enke le jaren verhalen in het 'Hollands Maandblad'. De laatste jaren beginnen Nederlandse schrijvers op vallend vaak met een bundel verhalen. Opnieuw gaat het om een tamelijk geslaagd debuut. 'Een kaart, niet het gebied' bevat tien verhalen. De hoofdpersonen daarin zijn tienermeisjes die onbe grepen en eenzaam zijn. Dat soort meisjes en jongens in de 'moeilijke leeftijd' bevolkt het hedendaags proza in groten getale. De benadering van Hermine de Graaf wijkt af van de gebruikelijke. De wereld wordt bij haar vanuit die jonge meisjes gezien. Bijzonder is ook dat de kinde ren niet in hun schulp kruipen maar de strijd aanbinden met de orde van de ouderen De wijze waarop deze debutante schrijft sluit aan bij die van auteurs als Nicolaas Matsier, Hedda Martens, Doeschka Meijsing. Vooral met de roman 'Robinson' van laatstgenoemde, waarin een zeventienjarig meis je in een generatieconflict verzeild raakt, zijn zekere parallellen te trekken Het moet bij deze zeer voorlo pige plaatsbepaling blijven. Met daarbij de kantteke ning dat Hermine de Graaf een eigen literair pro gramma heeft. Zo mag je althans bepaalde zinsneden uit deze verhalenbundel opvatten. In het verhaal 'Snoepjesnacht' wil de hoofdfiguur schrijfster wor den. Zij bedenkt: „Ik ga een verhaal schrijven over een moeder die midden in de nacht met haar dochter een ernstig gesprek wil voeren terwijl de dochter een pruimepit uitspuwt die in de stille keuken tegen de ruit ketst In de Nederlandse literatuur is al vaak geschreven over jongens die verliefd worden op een medescholie re aan wie ze hun liefde niet durven te bekennen omdat ze bang zijn voor hun machtige vaders, met als gevolg dat zij hun moeder en de dienstmeisjes gaan verheerlijken. Ik wil laten zien dat de eerste passen van het meisje niet naar de moeder toe, maar van haar weg voeren, via de vader naar buiten leiden. En dat de venvijdering lussen een moeder en een dochter definitief kan worden door het ketsende geluid van een pruimepit die in een boog tegen een ruit gespuwd wordt(148). Het is een credo van Hermine de Graaf. Bij haar trekken de meisjes inderdaad naar de vader toe, zoals het meisje Robinson uit het boek van Doesch ka Meijsing. De moeders komen er heel wat minder gunstig af dan de vaders. De gezinnen waarbinnen de verhalen zich afspelen zijn verre van probleemloos. De echtgenoten kunnen elkaar dikwijls niet verdra gen. De kinderen zijn slachtoffers die zich maar moeten zien te redden. De meisjes met een eigen wil in deze verhalen weten vaak een uitweg te vinden. Dan het andere onderdeel van het geciteerde literai re programma: dat het tafereel van een pruimepit die tegen een ruit gespuwd wordt de verwijdering tussen twee mensen aanduidt. Hermine de Graaf wil gevoelens niet benoemen maar suggereren. In haar vertellingen analyseert zij de problemen r.iet, maar vertelt ze iets treffends waaruit de lezer dan af moet leiden onder welk psychologisch trefwoord een en ander gerangschikt dient te worden. De schrijfster is ook zuinig met het verstrekken van gegevens over aanleidingen en achtergronden. Wee rom zal de lezer de vingerwijzingen zelf moeten combineren en dan blijven er nog geheimen De verhalen zijn momentopnamen. Ze geven niet de hele geestelijke ontwikkelingsgang van de hoofdfi guur. maar slechts een beslissende fase ervan. Het meisje Klaartje uit 'Ik voel me goed. helemaal met bang' staat onder behandeling van een psychoa nalyticus. Hij verlangt van haar: .JMijn verhalen mogen beslist met voorbereid zijn. de grondregel is dat ik 'spontaan' vertel wat er in mijn hoofd opkomt. Verhalen waar je te veel over gedacht hebt ziet hij als de bovenkant van een borduurwerk, regelmatig en logisch geordend. Het gaat dokter K. meer om de onderkant waar alle draden en kleuren chaotisch door elkaar liggen" <71-72) Ook deze uitspraak zegt. iets over de aanpak van Hermine de Graaf. Het is weer de lezer die het patroon in het borduurwerk moet ontdekken, dat wil zeggen de conclusies uitdc beschreven gevallen moet trekken. De schrijfster rekent het namelijk niet tot haar taak de innerlijke problemen van haar hoofdfiguren getrouw in kaart te brengen. De hoofdpersoon in het titelverhaal maakt samen met haar vader een thematische kaart van de omgeving „Het schokt me als hij zegt dat hij 'de kaart' een nutteloos project vindt, dat een kaart nooit het gebied kan zijn" (132) Die 'hij' is een oudere man die zij heimelijk liefheeft. De kaarten, de schema's schieten te kort. Om nog even terug te komen op de vergelijking met borduurwerk: in deze verhalen krijg je inderdaad min of meer de onder kant van borduurwerk te zien. Compositie heeft niet de eerste zorg van de schrijfster. Dat is een verschil met auteurs als Meijsing en Matsier. Het heeft niet enkel nadelen: een té regelmatige compositie kan tot een steriel proza leiden. De tien verhalen vormen een 'losse eenheid'. 'Ik voel me goed, helemaal niet bang' en 'Snoepjes nacht' hebben dezelfde hoofdfiguur. Klaartje, die in het eerste verhaal net eindexamen atheneum heeft gedaan, heeft er in het tweede verhaal waarin zij Klaar genoemd wordt enkele jaren universitaire studie opzitten. Ook andere figuren keren terug. De dokter K. die Klaartje behandelt in 'Ik voel me goed. helemaal niet bang' zien we terug als Vincent Klein in het titelver haal. Hij is daar de door de zestienjarige Vera zo bewonderde man. Hij komt ook nog zijdelings voorin 'Mijn vader is dood'. Een andere persoon die in meer dan een verhaal optreedt is Bella. Zij reist met Simon die naam kreeg ook een figuur uit 'Kersen eten' naar Praag in 'Prazské JARO 1979'. Zij is daarin de ik figuur die een verhaal schrijft: „Mijn reisverhaal gaat over niet veel meer dan water, geluid en hoe angst uitgebannen kan worden (110-111). Als bijfi guur komt Bella terug in 'Snoepjesnacht'. Klara telefoneert met haar vriendin Bella die juist een hans warren LETTERKUNDIGE KRONIEK operatie om Kom,. 1 n ondergaan. We komen dan merkwaardigerwijs iets te weten dat. in 'Praské JARO 1979' niet erg duidelijk is geworden. Klara: Telefoongesprekken met Bella kikkeren me op: hel is een eigenzinnige vrouw, ze is haar vriend in Praag verloren (155). Er zijn overeenkomsten tussen de verhalen in details en thematiek Een aantal van de vaderfiguren is in het onderwijs werkzaam. Verschillende van de meis jes proberen de boze buitenwereld te bezweren met rituele handelingen. Een uitspraak van Bella: „Ge woonte en regelmaat vormen een veilig huis waarin je comfortabel kunt wonen, bang hoef je nergens voor ie zijn als je tenminste niet door de ramen naar buiten kijkt" (110). De herinnering speelt altijd een belangrijke rol. „Dat zijn gebeurtenissen die ik vasl wil houden. (28), overweegt een van de meisjes en het gaat dan over 'de vertrouwde dingen'. De problemen van de meisjes zijn vergelijkbaar. Ze zijn op zoek naar hun identiteit. Ze kunnen hun binnen wereld en buitenwereld niet in overeenstemming brengen Hun eerste menstruatie, hun eerste liefde, de plaatsbepaling tegenover de ouders dat zijn zo de kwesties die hen beroeren. Verschillende van de meisjes hebben weer is een vergelijking met 'Robinson' te trekken jongensachtige trekken die verder gaan dan hun eigenzinnigheid. Dat wordt hiel en daar versterkt door de krachttermen die ze bezigen. „Godsamme" (53), zegt Eline in 'Onhandige gebaren'. „Binnen een scheet zit ik in de woonkamer achter 'lekkere' koffie en een punt vlaai op een schoteltje" >54) bedenkt, zij ook Anna uit 'Mijn vader is dood' meent over haar broer: „Hij is aardig maar zo hypochondrisch dat hij voor elke scheet naar de huisdokter loopt" (94). Klara overweegt in 'Snoepjes- nacht': „Ik heb er een verdomde hekel aan als ze kersebomen omhakken" i146i. Voor hel overige heeft de stijl van Hermine de Graaf weinig krachtdadigs. Zij stelt niet al te zorgvuldig Een voorbeeld: „Ze was in de vensterbank gaan zitten omdat ze aan de zuurgraad van haar maag de jeugdmigraine voelde opkomen" <16i. De al te.vlakke stijl is een van de gevaren die haar schrijverschap kan gaan bedreigen. Het andere dat haar talent in de kiem kan smoren is de beperktheid van de thematiek. Deze bundel is niet bepaald een brede staalkaart geworden. Hoe moet het verder? Zij kan niet altijd dezelfde lier met één snaar blijven spelen. Eigenzinnige verhalen over eigenzinnige meisjes dus. Lisa uit het openingsverhaal 'Menarche. tiende le vensjaar; geen bijzonderheden' is pas tien jaar oud maar maakt het haar moeder al heel lastig. De familie verhuist, hun oude woning zal worden ge sloopt. Het afgedankte huisraad wordt door onder anderen Lisa kapotgeslagen. Ze rekent op die manier met het verleden af. Maar volkomen breken met haar kindertijd doet ze niet: ze redt een rammelaar uit het huis. In 'Wildsporen' is het meisje Corinne de hoofdpersoon. Tussen haar en een vriendin is een conflict gerezen. Een boerderij is afgebrand, een pony kwam daarbij om en de vriendin maakt Corinne daaromtrent ernstige verwijten. 'Elke nacht wachten op Mischa' heeft Claire als hoofdfiguur. Zij is juist van de middelbare school af. Zij heeft een tweelingzuster die zwanger is geraakt en vermist wordt. Claire heeft een hooglopende ruzie met haar moeder gehad over deze zuster Haar vader en moeder leven gescheiden. De moeder probeert nu van haar dochter af te raken. Het meisje Eline uit het volgende verhaal. 'Onhandi ge gebaren' wordt in een pleeggezin geplaatst redenen daarvoor zijn niet al te duidelijk. Ze het? een moeder, maar ze mag haar adres niet „Voor je bestwil, geen oude koeien uit de sloot hakt' (64), licht iemand toe. Een geheimzinnige gebeurt nis in het pleeggezin weet Eline niet te duiden. Ook in 'Ik voel me goed, helemaal niet bang' spa? de moeder een ongunstige rol, De eerste moeder is, i beweert de veel vriendelijker vader, vroeger opera in de grond gezakt. Ook een tweede moeder" verdwenen. Hoofdfiguur Klaartje begrijpt de vote senen niet meer. Ze reageert dat af door zichzelf verwonden. In het slotverhaal 'Snoepjesnacht' gs zjj op zoek naar haar moeder. Zij wil een verantwo# ding voor haar gedrag, maar krijgt die niet moeder blijkt in Brussel een succesvolle carrière; de snoepbranche te hebben opgebouwd, zondert:' om haar gezin te bekommeren. Klara heeft inmic» besloten schrijfster te worden. Het zesde verhaal is getiteld 'Kersen eten' en br even wordt het tipje opgelicht van de sluier dieo« een schokkende gebeurtenis ligt. Hoofdfiguur Jé is ook in verzet tegen de buitenwereld. Zij weiff te eten als zij geen honger heeft om zo alert" kunnen blijven. Het overlijden van de vader wordt wel heel suba aangeduid in het verhaal 'Mijn vader is dood' Fa meisje Anna dat hierin optreedt had een pre'i? verstandhouding met haar vader. Haar eerste 11$ en die vriendschap staan elkaar in de weg. 'Prazsi JARO 1979' is een reisverhaal met Bella hoofdrol Zij beschrijft haar verwijdering van vriend. Zij observeert hem nauwlettend, haar w zin groeit. 'Een kaart, niet het gebied' tenslotteis»! het beste verhaal. Zonder breed uit te meten wan' precies aan de hand is, wordt verteld hoe Vera ha eerste liefde beleeft die uitgaat naar een oudere ma Haar houding weet ze niet te bepalen. Zo zijn al deze meisjes op zoek naar zichzelf, opz<*? naar een eigen plaats in de wereld. Ze doen dal fantasierijke wijze; hun belevingswereld is 14 onverwachte gedachtensprongen. Die verrassen! wendingen zijn natuurlijk tc danken aan d schrijfster die zo in haar verhalen bewust aanfc den boven onthullen verkiest. Hermine de Graaf Een kaart, niet het gebied'; 164 f26.50 Meulenhoff, Amsterdam

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1984 | | pagina 18