DE KETTING poëzie in vertaling DE LOGGE HOPS DER HORMONEN nieuwe verhalen van mensje van heulen de douanier van willem brakmaii E ZATERDAG 3 DECEMBER 1983 PZC/ weekendkrant IA" 1 Bij het bespreken van de boeken van Mensje van Keulen heb ik er op gewezen dat deze schrijfster zoveel zorg aan haar proza besteedt. Dat kan geconstateerd worden in de verhalen of bij hoofdstukken uit romans die wel eens eerder gepubliceerd werden, bijvoorbeeld in tijdschriftvorm éér ze als boek verschenen. Vergelijking leert dan dat de veranderingen, schrappingen en omzettingen meestal stijlverbeteringen en compositorische verbeteringen zijn. Zelden echter is de genesis van een verhaal zó duidelijk op de voet te volgen als het geval is bij 'Pension' uit haar pas verschenen verhalenbundel 'De Ketting'. Deze vertelling verscheen eerst in vier delen als "Fragmenten' in het literaire tijdschrift Maatstaf vanaf september 1973 tot juni 1974. Twee jaar vóórdien, in 1972 dus. had van Keulen haar opzienbarende debuut gemaakt met 'Bleekers zomer' en 'Allemaal tranen'. Ze was daarmee op slag beroemd geworden, en eerlij kheid gebiedt te zeggen dat zij deze twee boeken met haar latere werk hier en daar mogelijk geevenaard. maar niet meer overtrof fen heeft. De 'Fragmenten' uit 1973/4, die wat de ontstaansperiode betreft dus waarschijnlijk heel dicht bij dat vroege werk horen, nemen, achteraf gezien, een merkwaardige plaats in haar oeuvre in. In 1974 namelijk verscheen ook, bi bliofiel, het boekje 'Pension', dat voor zover ik weet nooit herdrukt werd (Bi) Peter Loeb in Amstelveen, ver lucht met een tekening van Mensje van Keulen, in tweehonderd exempla ren, waarvan slechts honderdvijfen twintig te koop zijn geweest) Dit 'Pension' nu, is een geheel bewerkte versie van de vier 'Fragmenten' uit Maatstaf. Wéër tien jaar later verschijnt 'Pen sion' als een van de novellen uit de verhalenbundel 'De Ketting', en deze maal heeft de schrijfster haar verhaal wel héél ingrijpend gewijzigd. Voor iemand die een studie zou willen maken van werk en werkwijze van Mensje van Keulen ligt hier dus prachtig materiaal Het zou te ver gaan, op deze plaats diep op de kwes tie ln te gaan; wél zou ik willen opmerken dat ik de versie 'Pension' uit de Loeb-editie verreweg de beste vind. De schrijfster heeft stilistisch en compositorisch in de Ketting-versie weliswaar een paar verbeteringen aangebracht, maar zij heeft verder soms toch te drastisch gesnoeid, waardoor bepaalde passages minder helder en vooral ook minder poëtisch zijn geworden. Soms werd het verhaal zelfs wat onduidelijk. Waarschijnlijk heeft Mensje van Keulen de hoofdin- trigue, teneinde die sutbiel te houden, wat teruggedrukt en verdoezeld, maar die is nu op de grens van onduidelijk, onbegrijpelijk geworden Edward Bron is in de zomer voor een paar weken te gast in een klein pension in Zuid-Limburg. De pensionhoudster, mevrouw Tum- mers, heeft twee zoontjes. Frans en Jacques (waarom Mensje van Keulen de naam in de Kettingversie fout is gaan spellen blijft een raadsel! Bron wordt heel sterk door deze Jacques bekoord. Hij is een jongen op de grens van de puberteit, tussen kind en jon geman. Hij helpt aan tafel bedienen. De scène met de geweigerde taart punt komt in alle drie de versies voor. al is de boer uit de oudste lezing in een boerin veranderd. Waarschijnlijk om dat vrouwen bekend staan als grotere taartliefhebsters dan mannen. De boer leek psychologisch echter juis ter. gezien de kennelijk niet meer gehuwde staat van mevrouw Tum- mers. Welk belang hier nu het groot ste geweest is. de taarteterij dan wel de eventuele trouwlust van mevrouw Tummers laten we in het midden, maar het probleempje geeft aan dat men zelfs bij zo'n geringe verandering winst tegen verlies af moet gaan we gen. In de Ketting-versie heeft Mensje van Keulen na deze maaltijd echter een belangrijk stukje weggelaten, waar in Brons begeerte duidelijk wordt: Jacques had een hekel aan hem, ivilde zijn taart niet. „Mama, een fles wijn voor deze tafel!" Jawel, hij kreeg de baard in zijn keel. Binnenkort zou zijn borst breder worden, zijn fijne handjes die zonder trillen glazen vol schonken, zijn ideeën, wensen, alles zou anders worden. Dal zachte ge zicht, hoe lang nog. hoe lang? En dat tengere lijfje dat nu nog zo zelfverze kerd en blij om te mogen helpen, servies ronddroeg Uit dat lijfje hoe had hij er zelf op die leeftijd niet naar verlangd, gesnakt? i zou haar gaan groeien. O zo vreselijk, vreselijk jammer(Loeb-versie, met gepagi neerd Voor een goed begrip van het verhaal is deze passage, die de lezer van 'De jammer dat hij geschrapt werd. En dat geldt voor menig detail dat nu verdwenen is. Het nauwelijks aan zichzelf bekende verlangen naar de jongen Jacques is namelijk de draad die door het verhaal loopt, tot het einde toe Meneer Bron vertoeft in wezen doel loos in dat pension; zijn tijd moet om, hij telt de dagen af. Ongemakjes. landerigheid, kleine kwellingen vullen zijn dagen. Kortom hij is zo'n typische klungelige figuur, zoals de schrijfster die met voorliefde tekent. Dan ge beurt er iets vervelends. Op weer zo'n hans warren dag die hij door moet slepen, heeft hij een lunchpakket meegekregen omdat hij gezegd had de hele dag met de auto er op uit te willen trekken. Hij weet echter met waarheen, en gaat maar wat liggen slapen in het bos. Als hij wakker wordt ziet hij dichtbij een stel jongelui die halfnaakt de liefde willen gaan bedrijven. Hoewel Bron volkomen argeloos, nauwelijks bij zijn positieven naar hen staat te kijken, wordt hij door het stel beschouwd als een smerige gluurder en door de jon geman in elkaar geslagen. Bron heeft eigenlijk alleen maar een bloedneus, wat schrammen en gescheurde kleren opgelopen, maar hij voelt zich nog veel zieliger dan anders, beeldt zich in dat hij een hersenschudding heeft. Hij laat zich behandelen door een plaat selijke dokter en verzint een smoes als hij weer ln het pension aankomt: hij beweert gevallen te zijn. Mevrouw Tummers verwent hem als een baby. Wanneer hij, na stiekem heel lekker van het avondeten gesmikkeld te heb ben naar het toilet gaat heeft hij een wat geheimzinnige ontmoeting met Jacques, waaruit men afleiden mag dat die jongen best iets in de gaten heeft. De volgende dag. als hij als 'herstel lende' behandeld wordt, vragen de jongens hem om mee te gaan vissen. Tijdens die landerige scène lachen ze hem genadeloos uit, waarna Bron zich gekwetst terugtrekt en besluit voortij dig zijn pension te verlaten. Dit gebeurt in de Ketting-versie der mate abrupt dat het bijna niet te volgen is. In de vorige versies ston den regels als: „Bron zag de zachte binnenkant van zijn been, wilde hem aanraken maar liet zijn hand onbewogen op zijn heup rusten". In de Ketting-versie is de vraag van Jacques „Is er soms iets geks te zien?" niet te begrijpen, in de andere versies wel, daar hadden de broers om het verst staan plassen, wat Bron gege neerd had. En dan stelt Jacques, zich omdraaiend met zijn broek nog open, opeens die vraag Ondanks al deze veranderingen die lang niet allemaal verbeteringen zijn. is 'Pension' mogelijk toch nog het gaafste verhaal uit 'De Ketting' ge worden Deze bundel bevat verder namelijk uitsluitend matte, weinig geslaagde vertellingen Ook in dit verband is het misschien tekenend dat Mensje van Keulen teruggegrepen heeft naar zo'n oud verhaal uit het begin van haar schrijverscarrière en dat dan in feite nog een beetje ver prutst heeft. inventief Zoals ik al schreef: het peil van haar beide eerste boeken heeft zij eigen lijk nooit meer bereikt, al waren een paar romans wel ambitieus opgezet. Wat zich echter in deze verhalen wreekt is het gebrek aan inventie. De protagonisten van Mensje van Keu len en hun omgeving kent zo langza merhand iedereen. Het zijn stuk voor stuk zeurderige zanikpotten en zielepoten die ofwel eenzaam, dan wel elkaar doodtreite- rend vegeteren ln een armzalig milieu. Mensen om met een heel grote boog omheen te lopen. Maar wanneer Mensje van Keulen op haar best is, weet ze zódanig over hen te schrijven datje je weerzin overwint en je op den duur gewonnen geeft. Zij houdt name lijk van die afschuwelijke mensen, en iets van die liefde straalt clan in haar zorgvuldig gecomponeerde vertellin gen door Maar wanneer ze, zoals hier. in wezen niets te vertellen heeft of geen kans ziet een wat ruimer of groter opgezet verhaal tot een bevre digend einde te brengen, verslapt de interesse van de lezer geleidelijk en blijft er niets over dan miezerigheid. Vrijwel al deze verhalen zijn te mager. Ze blijven ofwel in de anekdote steken (als 'De sleep'. 'Het glas'. 'Eerste woensdag van de maand', ofwel ze zijn sentimenteel, als 'Het huis' met dat gezanik over een dode kip) dan wel mislukt als 'Welkom in de club' met zijn onmogelijke slot, of 'Lisa en Tito', een literair misbaksel over een mense lijk misbaksel Ook 'De Nachttrein', hoewel met een aardige kronkel (was het nu zo of was het nu met zo?) behoort tot de voorbrengselen die beter in portefeuille waren gebleven 'Pension' noemde ik uitvoerig als mijns inziens het beste verhaal en dan blijven nog 'Wat ik denk is waar' en de titelgever 'De Ketting' als aanzetten tot iets beters en belangrijkers. maar op een bepaald moment gaf de schrijf ster er blijkbaar de brui aan. ze maak te ze met af. wat vooral in 'De Ketting' spijtig is. Zou het mogelijk zijn dat Redeker. de man in 'De Ketting' die een boek wil schrijven dat maar niet vlotten wil, en die dan uitroept: „Ik kan het niet meer' Het lukt met!" en ..Het is een flutverhaal' Een achterlijk, stom, ba naal boek!" (p. 12H de vertwijfeling van de schrijfster zelf vertolkt9 Eén vermogen heeft Mensje van Keu len in deze verhalen behouden: haar zorgvuldige stijl, onderhoudende verteltrant, vol verrassende opmer kingen. Tenslotte wil ik iets signaleren wat ik kwalijk vind De uitgever adverteert voor dit boek met de volgende zinsne de ..Fijn en geraffineerd. Hans Warren in de PZC" Aangezien ik die adver tentie al onder ogen kreeg éér ik het boek ook maar gelezen had, heb ik opgezocht wanneer ik mogelijk iets dergelijks schreef. Het was lang zoe ken. Terug naar. 19 augustus 1972. Toén heb ik, naar aanleiding van Mensje van Keulens debuut 'Bleekers zomer' geschreven: „Nu niet direct een aanhef om lyrisch over te worden en toch gebeurt hier al vertellend iets heel wonder lijks. heel fijns en geraffineerds, dat het debuut van de schrijfster Mensje van Keulen tol iets aparts maakt". Ik vind mijn woorden méér dan uit hun verband gerukt, ze zijn ronduit misleidend gebruikt. En dat is des te pijnlijker, omdat de uitgever wéét dat mevrouw Van Keulen en ik in het dagelijks leven ze*r goede vrienden zijn Vertalingen op de markt brengen van onbekei^ buitenlandse dichters is nogal eens het werk L kleine uitgeverijen. Sommige van die uitgeverij^ maken er ook nog héél mooi uitgevoerde boeken vaL Zie bijvoorbeeld de bundel 'Com- taal in de letteren steeds meer vtu mentaren en Kronieken'van Anto- verdrongen door de eenvouiL nio Cisneros (geboren 1942) in de spreektaal. „Dit is een sloot vertaling van Theo Hermans (52 hopeloos dood water", kon |0 pag., ƒ24,50; Marsyas, gouden Yiduo. één van de hier vertey, Leeuw 745. Amsterdam) Het is woordigde dichters, over zijni bijna een bibliofiele uitgave gewor- derland zeggen, den met een vooral erg mooi papier en een onberispelijke typografie. Maar geleidelijk begon het zef Cisneros is een tot geen school wustzijn weer toe te nemen P behorende Peruaanse dichter die illustratie uit dit aanbevel# vrij toegankelijke verzen schrijft, waardige boek een vers van. Meestal is de toon van dit werk Qilong getiteld: klacht vanj ironisch en afstandelijk, maar zijn zlJden hemd r verontwaardiging over misstanden klinkt nu en dan fe] door. Als Ik ben het men ftemd E vnnr ee 1(jQ| een zomer lang jou sierdekn voorbeeld dit: Lied van de oude boer Ik had dne krachtige zonen als drie eiken op het land hans warren drie zonen die in de zomer de oogst binnenhaalden en lachten. zacht gevouwen nu, en vol stille wrok. pd Aan de kraag hangt lotusgei die je bij het spelevaren met de riemen omhoogspatte. In de mouwen zijn tranen vt vreugde, lippenrood van je vermoeiem&i Er is ook nog de schaduw van een malvetak in 't maanl die steels over je boezem viel toen je ogen dicht waren. In Meimei, maak je de klerenkist») Tot zij op een dag achter een paard werden gebonden open, en weggevoerd omdat de onderko- kijk je je kleren van vroeger ph ning soldaten nodig had. Ik had drie krachtige zonen, als drie eiken op het land. als de warme herfstzon je kik binnenschijnt? P r Ik wil weer horen |a' hoe je stem tegen mij zegt. lui 'De dagen worden weer gauw «n Tenslotte eeii bundel vertaalde mer'. 'ar poëzie die echt de moeite waard is. Dan zal ik vergelen dat de tctof Namelijk 'Tweesprong' met een gauw komt, met ijs en snem keuze uit het werk van vijf Chinese nooit geloven m dichters die tussen 1919 en 1949 dat jouw zoete stem bedrog ufo werkzaam waren in de vertaling p van Lloyd Haft en T. I. Ong-Oey. Het vertalen uit het Chine®! (88 pag 32,50; Querido, Amster- uiteraard een heel wat lastigeip dam). Al deze vijf hier volstrekt gave dan bijvoorbeeld iets vajd onbekende dichters hebben mooie het Engels omzetten. Daaromp gedichten geschreven, waarin Chi- dienen Haft en Ong-Oey al wasjal nese traditie en Westerse invloed ring. Maar ook omdat hun k harmonisch samengaan. China was buiten het eigenlijke vertalen^ in het begin van deze eeuw een land met zoveel meer zorg is omrjo in verval, men wist niet waarvoor te dan doorgaans helaas het gevfo) kiezen: voor het oude of voor het Ze weten nieuwsgierigheid te|<> nieuwe. Er kwam onder .meer een ken voor hun onderwerp. 1 literaire revolutie, die ertoe leidde in andere gevallen alleen n dat de mqeilijke klassieke schrijf- moedigd raakt. ïeia ■p. tenvjc n maaifo De boeken van Willem Brakman plaatsen de lezer vaak voor problemen. Werkelijkheid en ver beelding botsen in zijn werk voortdurend op elkaar. Hij speelt steeds met de rollen van schrijver en verteller. Heel duidelijk werd dat in 'Ansichten uit Amerika' (1981). De schrijver en de verteller in die roman spraken elkaar tegen of vulden elkaar aan het onderscheid tussen de schrijver van een boek en de vertellende instantie werd op die manier duide lijk aan het licht gebracht. Brakmans werk is doorspekt met literaire toespelin gen. Zie bijvoorbeeld de roman 'Het zwart uit de mond van Madame Bovary' (1974) De hoofdfiguur daarin gaat zichzelf en zijn kennissen identificeren met figuren uit Flauberts boek 'Madame Bovary'. Verwijzingen naar en citaten uit die roman waren misschien al te nadrukkelijk aanwezig Het ging geraffineerder toe in de roman 'Come-back' (1980) over een arts die op zoek gaat naar een geliefde van vroeger. Rudi van der Paardt toonde in een artikel aan dat dit boek wat betreft thematiek, naamgeving en stijl verwijst naar Homeros' 'Odyssee' met hoofdfi guur Sadee als een eigentijdse Odysseus. Ook met de tijd en de plaats is in Brakmans proza van allerlei aan de hand. In het verleden werd Brakmans werk vanwege de hoge moeilijkheidsgraad ervan niet altijd gunstig ontvangen. Daar is vooral sinds aan hem de P. C. Hooftprijs werd toegekend verandering in geko men. Tot zijn populariteit heeft ook bijgedragen dat'zijn werk vrij goed aansluit al is het veel minder saai en formeel bij het zogenoemde 'Revisor'-proza. dat in de kritiek hoog staat aangeschreven. Bij de Revisor schrijvers en bij Brakman is het schrijven vaak het onderwerp van het schrijven. Uit de recensies op Brakmans boeken blijkt echter wel duidelijk dat men vaak veel moeite heeft om vat te krijgen op zijn bedoelingen Duistere passages worden op dubieuze wijze uitgelegd. Slimme trucjes en echte vaardighe den in zijn schrijfprocédé weet men niet te onder scheiden Ik moet bekennen dat ik niet veel vat kan krijgen op de onlangs verschenen novelle van zijn hand 'De reis van de douanier naar Bentheim'. Een tweede bekentenis is dat ik vrees dat dit niet aan mij ligt. maar aan Brakman. Hij is tekort geschoten als vormgever. Vooral zitten er fouten in de rol die de schrijver heeft toebedeeld aan de verteller in dit boek. Stijl en sfeer verdienen bewondering, de stemming van deze novelle is bepaald dichterlijk te noemen. Over het geheel hangt een ouderwetse, haast negentiende-eeuwse sfeer De woordkeus is opmerkelijk: men komt archaïsmen tegen als 'scharluinen'. een 'stedeke', 'tormenten', 'telkenmale', 'een iegelijk'. Zelfs zijn wendingen als „Gouden scheen de zon op haar haren en in het bos echode de roep der pauwen om het hardst" (35) te noteren. Het verhaal speelt in het heden, maar het verleden is nog niet voorbij. Er rijden auto's en treinen, maar er lopen ook hoefsmeden en zadelmakers rond. Die tijdsvermenging lijkt onder meer teweeg gebracht te worden door de vele literaire toespelingen. De schrijver die zich het meest opdringt is A. C. W. Staring 1767-1840) Zijn naam valt regelmatig, plaat sen uit zijn werk worden aangedaan en volksverha len worden min of meer in zijn trant naverteld. Staring vermeldt dat er bij Lochem waterplassen zijn die de 'Duivelskolken' genoemd worden. Bij Brak man heet een vroegere oubliette in een oude toren te Bentheim hel 'Duivelsgat', Er gebeuren in deze novelle allerlei onwerkelijke dingen. Maar ook dat wat op het eerste gezicht waarheidsgetrouw lijkt, klopt niet altijd Deventer wordt aangedaan, de beschrijving van de stad met bijvoorbeeld het rijke plaatselijke Museum van Schone Kunsten is niet in overeenstemming met de werkelijkheid. heel curieus verhaal, waarin allerlei lagen over elkaar heen schuiven. Lagen van plaats, hans warren LETTERKUNDIGE KRONIEK lagen van tijd. Ilel fundament onder hel geheel lijkt mij evenwel gemakkelijk te ondergraven. Brakman heeft opnieuw geëxperimenteerd met de verteller, en wanneer je alles op een rij zet is diens rol hier niet te verantwoorden. In het begin van het verhaal is de verteller een ik-figuur. Hij noemt zichzelf een „vertegenwoordiger van Algemene Belangen' en moet in die hoedanig heid nogal wat afreizen, wat voor de hand ligt. want waar zijn geen algemene belangen in het spel" (6). Kortgeleden is hij verjaagd uit een stadje en hij verblijft nu in een hotel in Lochem Deze 'ik' is een alwetende verteller Hij is zelfs in staat de lezer aan de hand mee te nemen: ..Een mooie gelegenheid om eens mee te kijken naar die douanier181. Zijn commentaar bepaalt het verhaal. Het is weinig geloofwaardig dat hij alles weet van de andere figuur uit de novelle. Hoe komt hij aan die kennis? Hij moet beslist iets bovennatuurlijks hebben, want in de rest van het verhaal duikt hij vaak op gedurende de momenten dat er meër speelt dan waarvoor de alledaagse werkelijkheid ruimte laat Hij heeft overi gens aanmerkelijk meer weg van een duivel dan van een god. Er zijn meer signalen die in die richting wijzen. Al heel snel is hij niet meer een 'ik' maar een 'hij' met als kenmerkend detail dat hij een parelgrijze hoed draagt. De belangrijkste constructiefout is dat terwijl de 'parelgrijze' nu alleen nog af en toe eerlijk gezegd als bij vergissing 'ik' heet. de vertellende instantie wel zijn almacht en alwetend heid blijft behouden. Op allerlei gebeurtenissen waar hij niet zelf bii aanwezig is. kan hij een vérgaande toelichting geven. Hij ziet alles, kan beweren: „De douanier bekeek getroffen hel roze gruis voor zijn voeten" (99). De truc wordt op de laatste bladzijde volledig, dan wordt de 'parelgrijze' ineens wéér een 'ik'. Die overgang is niet anders te interpreteren Opnieuw wordt hij uit een stadje verdreven en hij roept dan tenslotte: „Heer tollenaar'....wij zien elkander we der!!...." (113). Voor dit spel met zijn verteller heeft Brakman niet de juiste vorm gevonden en dat maakt het geheel wankel. Ook al heeft hij binnen zijn verhaal een cirkel rond weten te maken. DDe beide hoofdpersonen logeren aanvankelijk net als de 'parelgrijze' in het Lochemse hotel. De- ene is een gepensioneerde douanier, met het uiter lijk van een satyr. De andere is een fijnzinnig man, leraar geschiedenis. Nog meer mensen spelen een rol, onder meer twee fietsende meisjes. De 'parelgrijze' die dan nog even in de ik-vorm vertelt kent ze: „Ik kende die troeteltjes overigens wel, ze kwamen lijnrecht van de koektrommel thuis, waar ze op hei deksel lachend van de fiets sprongen of er weer op. barstend van de plannetjes, met van diezelfde hoedjes en in dat zonovergoten flanel. Ik. noemde die meisjes 'de Bahlsen cakes', want dat stond op de rand" (17-18). De douanier en de leraar nemen het besluit verder te gaan reizen. Hun eerste doel is Almelo Ze bezichti gen een kasteel in de buurt en in het park dat daar bij hoort zien ze op merkwaardige wijze onder meer die fietsende meisjes terug Op de douanier en de leraar hebben liefdesgevoelens een heel andere uitwerking. Hoe sterk die invloed kan zijn heeft de 'parelgrijze' al eerder vastgesteld „Ik bedoel hiermee dat ook bij mij de meest fijnzinni ge bespiegelingen door haar verschijnen ruw werden weggevaagd door de logge hops der hormonen "ill i. Die logge hops der hormonen maakt m de leraar wel edele gevoelens los. Van erotiek wil hij niet weten, hij houdt het liever in het platonische vlak. Zijn liefde voor één van de fietsende meisjes heelt een hools karakter Zijn verlangen is zeer groot. Bij de betrek kelijk onverschillige douanier ligt dit alles anders. Wanneer de leraar in een poëtische bui is. komt de douanier met een grofheid „Geef mij maar een koppel billen" 301. „Walgelijk, meer dan walgelijk" (50) vindt de leraar over een erotisch tafereel. Terwijl de douanier meent: „Prachtig, prachtig mooi". De leraar spint allerlei hoogdravende gedachten over het meisje van de koektrommel. Een onbegrijpende reactie van de douanier: „heus, ik beloof u, binnen kort kunt u haar onderuit halen voor een fikse knuffel ergens in de bosjes" (44). Deze onverenigbaarheid van karakter verhindert niet dat de beide oude heren het samen nogal genoeglijk hebben. 's Avonds in Almelo zijn ze in een wat rozige stemming. De personen die ze al eerder hebben gezien, verschijnen daar eensklaps ook. Wie is er bij? De parelgrijze, en hij verdwijnt uit het lokaal „als een bewoner uit andere tijden" (55), Die terloopse opmer king is volgens mij veelzeggend. Al net zo veelzeg gend zijn in de novelle de uiteenlopende manieren waarop de douanier en de leraar op de 'parelgrijze' reageren, 's Nachts kan de leraar de slaap niet vatten, zo vol is zijn geest van de fietsende witte vrouw. De douanier vertelt hem een oud verhaal dfo zich afspeelt in het stadje Bentheim. De volgende morgen begeven de leraar en douanier zich naar Deventer. Hun voorkeui blijken duidelijk bij het bezichtigen van schildei en in het Museum dat Brakman daar situeert. De schilderkunst heeft trouwens een belangrijl betekenis in het boek vooral het werk van Al! Cuyp. Wat vindt de leraar mooi? „Beeltenissen zi Hoop, Waarheid. Geloof en Gerechtigheid dei hem wankelen" (76). Door het schilderij van Madonna wordt hij overweldigd, zo observeert douanier, die op zijn beurt weer geobserveerd woi door die onmogelijke verteller. De douanier is in vriendschap de superieure figuur, hij denkt over reisgenoot: „Arme kerel, hij moet ernstig won geholpen" (77). 's Avonds wordt er opnieuw geget en dan komen al die andere figuren weer 'parelgrijze' vertelt nu een verhaal. Bentheim, het kuuroord in Duitsland, is het laat reisdoel. Douanier en leraar kunnen er hun gei van nemen. Ze kuren en worden goed verzorgd, heet dat ze teruggleden „naar infantiele pleziertjt (98). De bejaarden die ergens in het stadjes ondergebracht, mogen met recht opstandige ziell genoemd worden. Om ze wat milder te stemmic besluit het stadsbestuur hen een feestdag aan p bieden. In dat wel zéér merkwaardige feestgedi raken ook de douanier en de leraar verzeild. Eind lijk kan de douanier de leraar voorstellen aan (fel meisje waarop hij verliefd is geworden. De leraar Infer zijn romance te gaan beleven. Tot het meisje in tfo 'Duivelsgat' valt. Hij lijkt hysterisch te worden, lp 'parelgrijze' duikt op om alles aan de douanier uitSe leggen, „Was dat nou nodig?" riep de douai verbolgen. zo'n mooie, gevulde vrouw". „Dat aardig tegen", zei ik, „van buiten bol. van bim hol" (112, Ot Kennelijk heeft de 'parelgrijze' de macht om zulfei dingen te laten gebeuren. Even kennelijk is fe vrouw niet reèel geweest, maar een instrument via de 'parelgrijze'. la Dat is zo ongeveer wat ik van 'De reis van Ie douanier naar Bentheim' heb menen te begrijpt Een mislukt boefje helaas, waarin te veel wojfl gesuggereerd, te veel raadsels worden voorgelegd je te weinig wordt waargemaakt. fe Al valt er zelden proza te signaleren waarin wie wfai de duivel een belangrijk personage is. Een duivel ie een mens manipuleert via 'de logge hops der horüju: nen". E Willem Brakman. De reis van de douanier naar 114 pag f 22,50. Querido. Amsterdam. 8!

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1983 | | pagina 16