DE KETTING
poëzie
in
vertaling
DE LOGGE HOPS DER HORMONEN
nieuwe verhalen
van
mensje van heulen
de douanier van willem brakmaii
E
ZATERDAG 3 DECEMBER 1983
PZC/ weekendkrant
IA"
1
Bij het bespreken van de boeken van Mensje van Keulen heb ik er op gewezen dat deze
schrijfster zoveel zorg aan haar proza besteedt. Dat kan geconstateerd worden in de
verhalen of bij hoofdstukken uit romans die wel eens eerder gepubliceerd werden,
bijvoorbeeld in tijdschriftvorm éér ze als boek verschenen. Vergelijking leert dan dat de
veranderingen, schrappingen en omzettingen meestal stijlverbeteringen en compositorische
verbeteringen zijn. Zelden echter is de genesis van een verhaal zó duidelijk op de voet te
volgen als het geval is bij 'Pension' uit haar pas verschenen verhalenbundel 'De Ketting'.
Deze vertelling verscheen eerst in vier
delen als "Fragmenten' in het literaire
tijdschrift Maatstaf vanaf september
1973 tot juni 1974. Twee jaar vóórdien,
in 1972 dus. had van Keulen haar
opzienbarende debuut gemaakt met
'Bleekers zomer' en 'Allemaal tranen'.
Ze was daarmee op slag beroemd
geworden, en eerlij kheid gebiedt te
zeggen dat zij deze twee boeken met
haar latere werk hier en daar mogelijk
geevenaard. maar niet meer overtrof
fen heeft.
De 'Fragmenten' uit 1973/4, die wat
de ontstaansperiode betreft dus
waarschijnlijk heel dicht bij dat
vroege werk horen, nemen, achteraf
gezien, een merkwaardige plaats in
haar oeuvre in.
In 1974 namelijk verscheen ook, bi
bliofiel, het boekje 'Pension', dat voor
zover ik weet nooit herdrukt werd
(Bi) Peter Loeb in Amstelveen, ver
lucht met een tekening van Mensje
van Keulen, in tweehonderd exempla
ren, waarvan slechts honderdvijfen
twintig te koop zijn geweest) Dit
'Pension' nu, is een geheel bewerkte
versie van de vier 'Fragmenten' uit
Maatstaf.
Wéër tien jaar later verschijnt 'Pen
sion' als een van de novellen uit de
verhalenbundel 'De Ketting', en deze
maal heeft de schrijfster haar verhaal
wel héél ingrijpend gewijzigd.
Voor iemand die een studie zou willen
maken van werk en werkwijze van
Mensje van Keulen ligt hier dus
prachtig materiaal Het zou te ver
gaan, op deze plaats diep op de kwes
tie ln te gaan; wél zou ik willen
opmerken dat ik de versie 'Pension'
uit de Loeb-editie verreweg de beste
vind. De schrijfster heeft stilistisch en
compositorisch in de Ketting-versie
weliswaar een paar verbeteringen
aangebracht, maar zij heeft verder
soms toch te drastisch gesnoeid,
waardoor bepaalde passages minder
helder en vooral ook minder poëtisch
zijn geworden. Soms werd het verhaal
zelfs wat onduidelijk. Waarschijnlijk
heeft Mensje van Keulen de hoofdin-
trigue, teneinde die sutbiel te houden,
wat teruggedrukt en verdoezeld, maar
die is nu op de grens van onduidelijk,
onbegrijpelijk geworden
Edward Bron is in de zomer voor een
paar weken te gast in een klein
pension in Zuid-Limburg.
De pensionhoudster, mevrouw Tum-
mers, heeft twee zoontjes. Frans en
Jacques (waarom Mensje van Keulen
de naam in de Kettingversie fout is
gaan spellen blijft een raadsel! Bron
wordt heel sterk door deze Jacques
bekoord. Hij is een jongen op de grens
van de puberteit, tussen kind en jon
geman. Hij helpt aan tafel bedienen.
De scène met de geweigerde taart
punt komt in alle drie de versies voor.
al is de boer uit de oudste lezing in een
boerin veranderd. Waarschijnlijk om
dat vrouwen bekend staan als grotere
taartliefhebsters dan mannen. De
boer leek psychologisch echter juis
ter. gezien de kennelijk niet meer
gehuwde staat van mevrouw Tum-
mers. Welk belang hier nu het groot
ste geweest is. de taarteterij dan wel
de eventuele trouwlust van mevrouw
Tummers laten we in het midden,
maar het probleempje geeft aan dat
men zelfs bij zo'n geringe verandering
winst tegen verlies af moet gaan we
gen.
In de Ketting-versie heeft Mensje van
Keulen na deze maaltijd echter een
belangrijk stukje weggelaten, waar
in Brons begeerte duidelijk wordt:
Jacques had een hekel aan hem,
ivilde zijn taart niet. „Mama, een fles
wijn voor deze tafel!" Jawel, hij kreeg
de baard in zijn keel. Binnenkort zou
zijn borst breder worden, zijn fijne
handjes die zonder trillen glazen vol
schonken, zijn ideeën, wensen, alles
zou anders worden. Dal zachte ge
zicht, hoe lang nog. hoe lang? En dat
tengere lijfje dat nu nog zo zelfverze
kerd en blij om te mogen helpen,
servies ronddroeg Uit dat lijfje
hoe had hij er zelf op die leeftijd niet
naar verlangd, gesnakt? i zou haar
gaan groeien. O zo vreselijk, vreselijk
jammer(Loeb-versie, met gepagi
neerd
Voor een goed begrip van het verhaal
is deze passage, die de lezer van 'De
jammer dat hij geschrapt werd.
En dat geldt voor menig detail dat nu
verdwenen is. Het nauwelijks aan
zichzelf bekende verlangen naar de
jongen Jacques is namelijk de draad
die door het verhaal loopt, tot het
einde toe
Meneer Bron vertoeft in wezen doel
loos in dat pension; zijn tijd moet om,
hij telt de dagen af. Ongemakjes.
landerigheid, kleine kwellingen vullen
zijn dagen. Kortom hij is zo'n typische
klungelige figuur, zoals de schrijfster
die met voorliefde tekent. Dan ge
beurt er iets vervelends. Op weer zo'n
hans warren
dag die hij door moet slepen, heeft hij
een lunchpakket meegekregen omdat
hij gezegd had de hele dag met de
auto er op uit te willen trekken. Hij
weet echter met waarheen, en gaat
maar wat liggen slapen in het bos. Als
hij wakker wordt ziet hij dichtbij een
stel jongelui die halfnaakt de liefde
willen gaan bedrijven. Hoewel Bron
volkomen argeloos, nauwelijks bij zijn
positieven naar hen staat te kijken,
wordt hij door het stel beschouwd als
een smerige gluurder en door de jon
geman in elkaar geslagen. Bron heeft
eigenlijk alleen maar een bloedneus,
wat schrammen en gescheurde kleren
opgelopen, maar hij voelt zich nog
veel zieliger dan anders, beeldt zich in
dat hij een hersenschudding heeft. Hij
laat zich behandelen door een plaat
selijke dokter en verzint een smoes als
hij weer ln het pension aankomt: hij
beweert gevallen te zijn. Mevrouw
Tummers verwent hem als een baby.
Wanneer hij, na stiekem heel lekker
van het avondeten gesmikkeld te heb
ben naar het toilet gaat heeft hij een
wat geheimzinnige ontmoeting met
Jacques, waaruit men afleiden mag
dat die jongen best iets in de gaten
heeft.
De volgende dag. als hij als 'herstel
lende' behandeld wordt, vragen de
jongens hem om mee te gaan vissen.
Tijdens die landerige scène lachen ze
hem genadeloos uit, waarna Bron zich
gekwetst terugtrekt en besluit voortij
dig zijn pension te verlaten.
Dit gebeurt in de Ketting-versie der
mate abrupt dat het bijna niet te
volgen is. In de vorige versies ston
den regels als:
„Bron zag de zachte binnenkant van
zijn been, wilde hem aanraken maar
liet zijn hand onbewogen op zijn heup
rusten".
In de Ketting-versie is de vraag van
Jacques „Is er soms iets geks te zien?"
niet te begrijpen, in de andere versies
wel, daar hadden de broers om het
verst staan plassen, wat Bron gege
neerd had. En dan stelt Jacques, zich
omdraaiend met zijn broek nog open,
opeens die vraag
Ondanks al deze veranderingen die
lang niet allemaal verbeteringen zijn.
is 'Pension' mogelijk toch nog het
gaafste verhaal uit 'De Ketting' ge
worden Deze bundel bevat verder
namelijk uitsluitend matte, weinig
geslaagde vertellingen Ook in dit
verband is het misschien tekenend
dat Mensje van Keulen teruggegrepen
heeft naar zo'n oud verhaal uit het
begin van haar schrijverscarrière en
dat dan in feite nog een beetje ver
prutst heeft.
inventief
Zoals ik al schreef: het peil van haar
beide eerste boeken heeft zij eigen
lijk nooit meer bereikt, al waren een
paar romans wel ambitieus opgezet.
Wat zich echter in deze verhalen
wreekt is het gebrek aan inventie. De
protagonisten van Mensje van Keu
len en hun omgeving kent zo langza
merhand iedereen.
Het zijn stuk voor stuk zeurderige
zanikpotten en zielepoten die ofwel
eenzaam, dan wel elkaar doodtreite-
rend vegeteren ln een armzalig milieu.
Mensen om met een heel grote boog
omheen te lopen. Maar wanneer
Mensje van Keulen op haar best is,
weet ze zódanig over hen te schrijven
datje je weerzin overwint en je op den
duur gewonnen geeft. Zij houdt name
lijk van die afschuwelijke mensen, en
iets van die liefde straalt clan in haar
zorgvuldig gecomponeerde vertellin
gen door Maar wanneer ze, zoals hier.
in wezen niets te vertellen heeft of
geen kans ziet een wat ruimer of
groter opgezet verhaal tot een bevre
digend einde te brengen, verslapt de
interesse van de lezer geleidelijk en
blijft er niets over dan miezerigheid.
Vrijwel al deze verhalen zijn te mager.
Ze blijven ofwel in de anekdote steken
(als 'De sleep'. 'Het glas'. 'Eerste
woensdag van de maand', ofwel ze zijn
sentimenteel, als 'Het huis' met dat
gezanik over een dode kip) dan wel
mislukt als 'Welkom in de club' met
zijn onmogelijke slot, of 'Lisa en Tito',
een literair misbaksel over een mense
lijk misbaksel Ook 'De Nachttrein',
hoewel met een aardige kronkel (was
het nu zo of was het nu met zo?)
behoort tot de voorbrengselen die
beter in portefeuille waren gebleven
'Pension' noemde ik uitvoerig als
mijns inziens het beste verhaal en dan
blijven nog 'Wat ik denk is waar' en de
titelgever 'De Ketting' als aanzetten
tot iets beters en belangrijkers. maar
op een bepaald moment gaf de schrijf
ster er blijkbaar de brui aan. ze maak
te ze met af. wat vooral in 'De Ketting'
spijtig is.
Zou het mogelijk zijn dat Redeker. de
man in 'De Ketting' die een boek wil
schrijven dat maar niet vlotten wil, en
die dan uitroept: „Ik kan het niet
meer' Het lukt met!" en ..Het is een
flutverhaal' Een achterlijk, stom, ba
naal boek!" (p. 12H de vertwijfeling
van de schrijfster zelf vertolkt9
Eén vermogen heeft Mensje van Keu
len in deze verhalen behouden: haar
zorgvuldige stijl, onderhoudende
verteltrant, vol verrassende opmer
kingen.
Tenslotte wil ik iets signaleren wat ik
kwalijk vind De uitgever adverteert
voor dit boek met de volgende zinsne
de
..Fijn en geraffineerd. Hans Warren
in de PZC" Aangezien ik die adver
tentie al onder ogen kreeg éér ik het
boek ook maar gelezen had, heb ik
opgezocht wanneer ik mogelijk iets
dergelijks schreef. Het was lang zoe
ken. Terug naar. 19 augustus 1972.
Toén heb ik, naar aanleiding van
Mensje van Keulens debuut 'Bleekers
zomer' geschreven:
„Nu niet direct een aanhef om lyrisch
over te worden en toch gebeurt
hier al vertellend iets heel wonder
lijks. heel fijns en geraffineerds, dat
het debuut van de schrijfster Mensje
van Keulen tol iets aparts maakt".
Ik vind mijn woorden méér dan uit
hun verband gerukt, ze zijn ronduit
misleidend gebruikt. En dat is des te
pijnlijker, omdat de uitgever wéét dat
mevrouw Van Keulen en ik in het
dagelijks leven ze*r goede vrienden
zijn
Vertalingen op de markt brengen van onbekei^
buitenlandse dichters is nogal eens het werk L
kleine uitgeverijen. Sommige van die uitgeverij^
maken er ook nog héél mooi uitgevoerde boeken vaL
Zie bijvoorbeeld de bundel 'Com- taal in de letteren steeds meer vtu
mentaren en Kronieken'van Anto- verdrongen door de eenvouiL
nio Cisneros (geboren 1942) in de spreektaal. „Dit is een sloot
vertaling van Theo Hermans (52 hopeloos dood water", kon |0
pag., ƒ24,50; Marsyas, gouden Yiduo. één van de hier vertey,
Leeuw 745. Amsterdam) Het is woordigde dichters, over zijni
bijna een bibliofiele uitgave gewor- derland zeggen,
den met een vooral erg mooi papier
en een onberispelijke typografie. Maar geleidelijk begon het zef
Cisneros is een tot geen school wustzijn weer toe te nemen P
behorende Peruaanse dichter die illustratie uit dit aanbevel#
vrij toegankelijke verzen schrijft, waardige boek een vers van.
Meestal is de toon van dit werk Qilong getiteld: klacht vanj
ironisch en afstandelijk, maar zijn zlJden hemd r
verontwaardiging over misstanden
klinkt nu en dan fe] door. Als Ik ben het men ftemd E
vnnr ee 1(jQ| een zomer lang jou sierdekn
voorbeeld dit:
Lied van de oude boer
Ik had dne krachtige zonen
als drie eiken op het land
hans warren
drie zonen die in de zomer
de oogst binnenhaalden en lachten.
zacht gevouwen nu,
en vol stille wrok. pd
Aan de kraag hangt lotusgei
die je bij het spelevaren
met de riemen omhoogspatte.
In de mouwen zijn tranen vt
vreugde,
lippenrood van je vermoeiem&i
Er is ook nog de schaduw
van een malvetak in 't maanl
die steels over je boezem viel
toen je ogen dicht waren. In
Meimei, maak je de klerenkist»)
Tot zij op een dag
achter een paard werden gebonden open,
en weggevoerd omdat de onderko- kijk je je kleren van vroeger ph
ning
soldaten nodig had.
Ik had drie krachtige zonen,
als drie eiken op het land.
als de warme herfstzon je kik
binnenschijnt? P
r
Ik wil weer horen |a'
hoe je stem tegen mij zegt. lui
'De dagen worden weer gauw «n
Tenslotte eeii bundel vertaalde mer'. 'ar
poëzie die echt de moeite waard is. Dan zal ik vergelen dat de tctof
Namelijk 'Tweesprong' met een gauw komt, met ijs en snem
keuze uit het werk van vijf Chinese nooit geloven m
dichters die tussen 1919 en 1949 dat jouw zoete stem bedrog ufo
werkzaam waren in de vertaling p
van Lloyd Haft en T. I. Ong-Oey. Het vertalen uit het Chine®!
(88 pag 32,50; Querido, Amster- uiteraard een heel wat lastigeip
dam). Al deze vijf hier volstrekt gave dan bijvoorbeeld iets vajd
onbekende dichters hebben mooie het Engels omzetten. Daaromp
gedichten geschreven, waarin Chi- dienen Haft en Ong-Oey al wasjal
nese traditie en Westerse invloed ring. Maar ook omdat hun k
harmonisch samengaan. China was buiten het eigenlijke vertalen^
in het begin van deze eeuw een land met zoveel meer zorg is omrjo
in verval, men wist niet waarvoor te dan doorgaans helaas het gevfo)
kiezen: voor het oude of voor het Ze weten nieuwsgierigheid te|<>
nieuwe. Er kwam onder .meer een ken voor hun onderwerp. 1
literaire revolutie, die ertoe leidde in andere gevallen alleen n
dat de mqeilijke klassieke schrijf- moedigd raakt.
ïeia
■p. tenvjc
n maaifo
De boeken van Willem Brakman plaatsen de lezer
vaak voor problemen. Werkelijkheid en ver
beelding botsen in zijn werk voortdurend op elkaar.
Hij speelt steeds met de rollen van schrijver en
verteller. Heel duidelijk werd dat in 'Ansichten uit
Amerika' (1981). De schrijver en de verteller in die
roman spraken elkaar tegen of vulden elkaar aan
het onderscheid tussen de schrijver van een boek en
de vertellende instantie werd op die manier duide
lijk aan het licht gebracht.
Brakmans werk is doorspekt met literaire toespelin
gen. Zie bijvoorbeeld de roman 'Het zwart uit de
mond van Madame Bovary' (1974) De hoofdfiguur
daarin gaat zichzelf en zijn kennissen identificeren
met figuren uit Flauberts boek 'Madame Bovary'.
Verwijzingen naar en citaten uit die roman waren
misschien al te nadrukkelijk aanwezig Het ging
geraffineerder toe in de roman 'Come-back' (1980)
over een arts die op zoek gaat naar een geliefde van
vroeger. Rudi van der Paardt toonde in een artikel
aan dat dit boek wat betreft thematiek, naamgeving
en stijl verwijst naar Homeros' 'Odyssee' met hoofdfi
guur Sadee als een eigentijdse Odysseus. Ook met de
tijd en de plaats is in Brakmans proza van allerlei
aan de hand.
In het verleden werd Brakmans werk vanwege de
hoge moeilijkheidsgraad ervan niet altijd gunstig
ontvangen. Daar is vooral sinds aan hem de P. C.
Hooftprijs werd toegekend verandering in geko
men.
Tot zijn populariteit heeft ook bijgedragen dat'zijn
werk vrij goed aansluit al is het veel minder saai en
formeel bij het zogenoemde 'Revisor'-proza. dat in
de kritiek hoog staat aangeschreven. Bij de Revisor
schrijvers en bij Brakman is het schrijven vaak het
onderwerp van het schrijven. Uit de recensies op
Brakmans boeken blijkt echter wel duidelijk dat
men vaak veel moeite heeft om vat te krijgen op zijn
bedoelingen Duistere passages worden op dubieuze
wijze uitgelegd. Slimme trucjes en echte vaardighe
den in zijn schrijfprocédé weet men niet te onder
scheiden
Ik moet bekennen dat ik niet veel vat kan krijgen
op de onlangs verschenen novelle van zijn hand
'De reis van de douanier naar Bentheim'. Een
tweede bekentenis is dat ik vrees dat dit niet aan
mij ligt. maar aan Brakman.
Hij is tekort geschoten als vormgever. Vooral zitten
er fouten in de rol die de schrijver heeft toebedeeld
aan de verteller in dit boek. Stijl en sfeer verdienen
bewondering, de stemming van deze novelle is
bepaald dichterlijk te noemen. Over het geheel
hangt een ouderwetse, haast negentiende-eeuwse
sfeer De woordkeus is opmerkelijk: men komt
archaïsmen tegen als 'scharluinen'. een 'stedeke',
'tormenten', 'telkenmale', 'een iegelijk'. Zelfs zijn
wendingen als „Gouden scheen de zon op haar haren
en in het bos echode de roep der pauwen om het
hardst" (35) te noteren.
Het verhaal speelt in het heden, maar het verleden
is nog niet voorbij. Er rijden auto's en treinen, maar
er lopen ook hoefsmeden en zadelmakers rond. Die
tijdsvermenging lijkt onder meer teweeg gebracht
te worden door de vele literaire toespelingen.
De schrijver die zich het meest opdringt is A. C. W.
Staring 1767-1840) Zijn naam valt regelmatig, plaat
sen uit zijn werk worden aangedaan en volksverha
len worden min of meer in zijn trant naverteld.
Staring vermeldt dat er bij Lochem waterplassen zijn
die de 'Duivelskolken' genoemd worden. Bij Brak
man heet een vroegere oubliette in een oude toren te
Bentheim hel 'Duivelsgat', Er gebeuren in deze
novelle allerlei onwerkelijke dingen. Maar ook dat
wat op het eerste gezicht waarheidsgetrouw lijkt,
klopt niet altijd Deventer wordt aangedaan, de
beschrijving van de stad met bijvoorbeeld het rijke
plaatselijke Museum van Schone Kunsten is niet in
overeenstemming met de werkelijkheid.
heel curieus verhaal, waarin allerlei lagen
over elkaar heen schuiven. Lagen van plaats,
hans warren
LETTERKUNDIGE KRONIEK
lagen van tijd. Ilel fundament onder hel geheel lijkt
mij evenwel gemakkelijk te ondergraven. Brakman
heeft opnieuw geëxperimenteerd met de verteller,
en wanneer je alles op een rij zet is diens rol hier
niet te verantwoorden.
In het begin van het verhaal is de verteller een
ik-figuur. Hij noemt zichzelf een „vertegenwoordiger
van Algemene Belangen' en moet in die hoedanig
heid nogal wat afreizen, wat voor de hand ligt. want
waar zijn geen algemene belangen in het spel" (6).
Kortgeleden is hij verjaagd uit een stadje en hij
verblijft nu in een hotel in Lochem Deze 'ik' is een
alwetende verteller Hij is zelfs in staat de lezer aan
de hand mee te nemen: ..Een mooie gelegenheid om
eens mee te kijken naar die douanier181. Zijn
commentaar bepaalt het verhaal. Het is weinig
geloofwaardig dat hij alles weet van de andere figuur
uit de novelle. Hoe komt hij aan die kennis? Hij moet
beslist iets bovennatuurlijks hebben, want in de rest
van het verhaal duikt hij vaak op gedurende de
momenten dat er meër speelt dan waarvoor de
alledaagse werkelijkheid ruimte laat Hij heeft overi
gens aanmerkelijk meer weg van een duivel dan van
een god. Er zijn meer signalen die in die richting
wijzen. Al heel snel is hij niet meer een 'ik' maar een
'hij' met als kenmerkend detail dat hij een parelgrijze
hoed draagt. De belangrijkste constructiefout is dat
terwijl de 'parelgrijze' nu alleen nog af en toe
eerlijk gezegd als bij vergissing 'ik' heet. de
vertellende instantie wel zijn almacht en alwetend
heid blijft behouden. Op allerlei gebeurtenissen waar
hij niet zelf bii aanwezig is. kan hij een vérgaande
toelichting geven. Hij ziet alles, kan beweren: „De
douanier bekeek getroffen hel roze gruis voor zijn
voeten" (99).
De truc wordt op de laatste bladzijde volledig, dan
wordt de 'parelgrijze' ineens wéér een 'ik'. Die
overgang is niet anders te interpreteren Opnieuw
wordt hij uit een stadje verdreven en hij roept dan
tenslotte: „Heer tollenaar'....wij zien elkander we
der!!...." (113).
Voor dit spel met zijn verteller heeft Brakman niet de
juiste vorm gevonden en dat maakt het geheel
wankel. Ook al heeft hij binnen zijn verhaal een
cirkel rond weten te maken.
DDe beide hoofdpersonen logeren aanvankelijk
net als de 'parelgrijze' in het Lochemse hotel. De-
ene is een gepensioneerde douanier, met het uiter
lijk van een satyr. De andere is een fijnzinnig man,
leraar geschiedenis. Nog meer mensen spelen een
rol, onder meer twee fietsende meisjes.
De 'parelgrijze' die dan nog even in de ik-vorm
vertelt kent ze: „Ik kende die troeteltjes overigens
wel, ze kwamen lijnrecht van de koektrommel thuis,
waar ze op hei deksel lachend van de fiets sprongen
of er weer op. barstend van de plannetjes, met van
diezelfde hoedjes en in dat zonovergoten flanel. Ik.
noemde die meisjes 'de Bahlsen cakes', want dat
stond op de rand" (17-18).
De douanier en de leraar nemen het besluit verder te
gaan reizen. Hun eerste doel is Almelo Ze bezichti
gen een kasteel in de buurt en in het park dat daar bij
hoort zien ze op merkwaardige wijze onder meer die
fietsende meisjes terug
Op de douanier en de leraar hebben liefdesgevoelens
een heel andere uitwerking. Hoe sterk die invloed
kan zijn heeft de 'parelgrijze' al eerder vastgesteld
„Ik bedoel hiermee dat ook bij mij de meest fijnzinni
ge bespiegelingen door haar verschijnen ruw werden
weggevaagd door de logge hops der hormonen "ill i.
Die logge hops der hormonen maakt m de leraar wel
edele gevoelens los. Van erotiek wil hij niet weten, hij
houdt het liever in het platonische vlak. Zijn liefde
voor één van de fietsende meisjes heelt een hools
karakter Zijn verlangen is zeer groot. Bij de betrek
kelijk onverschillige douanier ligt dit alles anders.
Wanneer de leraar in een poëtische bui is. komt de
douanier met een grofheid „Geef mij maar een
koppel billen" 301. „Walgelijk, meer dan walgelijk"
(50) vindt de leraar over een erotisch tafereel. Terwijl
de douanier meent: „Prachtig, prachtig mooi". De
leraar spint allerlei hoogdravende gedachten over
het meisje van de koektrommel. Een onbegrijpende
reactie van de douanier: „heus, ik beloof u, binnen
kort kunt u haar onderuit halen voor een fikse
knuffel ergens in de bosjes" (44).
Deze onverenigbaarheid van karakter verhindert
niet dat de beide oude heren het samen nogal
genoeglijk hebben.
's Avonds in Almelo zijn ze in een wat rozige
stemming. De personen die ze al eerder hebben
gezien, verschijnen daar eensklaps ook. Wie is er bij?
De parelgrijze, en hij verdwijnt uit het lokaal „als een
bewoner uit andere tijden" (55), Die terloopse opmer
king is volgens mij veelzeggend. Al net zo veelzeg
gend zijn in de novelle de uiteenlopende manieren
waarop de douanier en de leraar op de 'parelgrijze'
reageren, 's Nachts kan de leraar de slaap niet
vatten, zo vol is zijn geest van de fietsende witte
vrouw. De douanier vertelt hem een oud verhaal dfo
zich afspeelt in het stadje Bentheim.
De volgende morgen begeven de leraar en
douanier zich naar Deventer. Hun voorkeui
blijken duidelijk bij het bezichtigen van schildei
en in het Museum dat Brakman daar situeert.
De schilderkunst heeft trouwens een belangrijl
betekenis in het boek vooral het werk van Al!
Cuyp. Wat vindt de leraar mooi? „Beeltenissen zi
Hoop, Waarheid. Geloof en Gerechtigheid dei
hem wankelen" (76). Door het schilderij van
Madonna wordt hij overweldigd, zo observeert
douanier, die op zijn beurt weer geobserveerd woi
door die onmogelijke verteller. De douanier is in
vriendschap de superieure figuur, hij denkt over
reisgenoot: „Arme kerel, hij moet ernstig won
geholpen" (77). 's Avonds wordt er opnieuw geget
en dan komen al die andere figuren weer
'parelgrijze' vertelt nu een verhaal.
Bentheim, het kuuroord in Duitsland, is het laat
reisdoel. Douanier en leraar kunnen er hun gei
van nemen. Ze kuren en worden goed verzorgd,
heet dat ze teruggleden „naar infantiele pleziertjt
(98). De bejaarden die ergens in het stadjes
ondergebracht, mogen met recht opstandige ziell
genoemd worden. Om ze wat milder te stemmic
besluit het stadsbestuur hen een feestdag aan p
bieden. In dat wel zéér merkwaardige feestgedi
raken ook de douanier en de leraar verzeild. Eind
lijk kan de douanier de leraar voorstellen aan (fel
meisje waarop hij verliefd is geworden. De leraar Infer
zijn romance te gaan beleven. Tot het meisje in tfo
'Duivelsgat' valt. Hij lijkt hysterisch te worden, lp
'parelgrijze' duikt op om alles aan de douanier uitSe
leggen, „Was dat nou nodig?" riep de douai
verbolgen. zo'n mooie, gevulde vrouw". „Dat
aardig tegen", zei ik, „van buiten bol. van bim
hol" (112,
Ot
Kennelijk heeft de 'parelgrijze' de macht om zulfei
dingen te laten gebeuren. Even kennelijk is fe
vrouw niet reèel geweest, maar een instrument via
de 'parelgrijze'. la
Dat is zo ongeveer wat ik van 'De reis van Ie
douanier naar Bentheim' heb menen te begrijpt
Een mislukt boefje helaas, waarin te veel wojfl
gesuggereerd, te veel raadsels worden voorgelegd je
te weinig wordt waargemaakt. fe
Al valt er zelden proza te signaleren waarin wie wfai
de duivel een belangrijk personage is. Een duivel ie
een mens manipuleert via 'de logge hops der horüju:
nen". E
Willem Brakman. De reis van de douanier naar
114 pag f 22,50. Querido. Amsterdam. 8!