POËZIE
ALBUM
REVE
gerhardt en
kouwenaar
documentaire
tom lanoye ROZEGEUR EN
PZC/ weekendkrant
ZATERDAG 26 NOVEMBER 1983
Er worden in Nederland tamelijk veel goede gedichten gepubliceerd. Maar het publiek
voor poëzie blijft zeer beperkt. Oplagen van 750 tot 1.000 exemplaren voor een bundel
worden als aanzienlijk beschouwd en eer ze uitverkocht raken kunnen er jaren voorbij gaan.
Een verklaring geven voor die geringe belangstelling is een hachelijke zaak. Een en ander
lijkt nadelig te werken op de poëziekritiek in ons land. Die dreigt steeds meer een marginale
en incidentele aangelegenheid te worden. Bovendien viert de hokjesgeest hoogtij: de
poëziekritiek wordt beheerst door figuren die zelf dichters zijn, en lezers informeren over
werk van dichters die tot andere stromingen behoren dan zij zelf doen zij zelden.
Misschien zou juist de poëziecriticus
lezers nader tot de dichtkunst kunnen
brengen. Wat kan hij doen? Er zijn
allerlei mogelijkheden tussen deze po
len in. uit te leggen wat de besproken
dichter bedoelt, en dit op een eenvou
dig niveau De tweede pool is je
allereerst richten tot de besproken
dichter en min of meer schrijven in
het idioom van de gedichten
Anneke Reitsma lijkt in haar boek
over de poëzie van Ida Gerhardt 'In de
taal zelf verscholen' te neigen naar de
eerste pool. Wiel Kusters in zijn essay
bundel 'Een tuin in het niks', gewijd
aan Gerrit Kouwenaar. lijkt meer te
voelen voor de tweede pool. Het is
zelfs mogelijk dat deze verschillende
benaderingswijzen onvermijdelijk sa
menhangen met de geheel verschil
lende soorten van poëzie.
gerhardt
Het belang van de poëzie van Ida
Gerhardt hoewel haar werk moei
lijk in het literaire klimaat van dit
ogenblik te plaatsen is wordt vrij
wel algemeen erkend. Maar de waar
dering die men voor haar werk heeft
is zelden zonder voorbehoud. Men
stoort zich aan de houding die zij aan
kon nemen van miskend dichteres
die als een profeet Holland waar
schuwen moest. In sommige secun
daire literatuur, zoals het boekje 'De
hand van de dichter' door M. H. van
der Zeyde wordt zij ook wat betreft
die minder op prijs gestelde eigen
schappen uitermate onkritisch voor
gesteld.
Anneke Reitsma gaat nauwelijks an
ders te werk. De bewondering voor
haar onderzoeksobject heeft haar ver
blind. Het beeld dat hier van de
gedichten van Ida Gerhardt gegeven
wordt is een vertekend beeld, mis
schien zelfs een vervalst beeld. Slor
digheid alleen kan namelijk niet de
oorzaak zijn voor bijvoorbeeld de zeer
onvolledige lijst van wat over Ida
Gerhardt geschreven werd. In elk
geval heeft Anneke Reitsma de drie
artikelen die Anneke Reitsma schreel
niet vergeten te vermelden. Geen en
kele andere scribent evenaart dat
aantal Ze vermeldt een stuk van
haarzelf uit het aan Gerhardt gewijde
nummer van BZZLLETIN. maar ne
geert de andere bijdragen uit dat
nummer Allerlei belangrijke stukken,
zoals dat van R. L. K Fokkema in het
'Kritisch Literatuur Lexicon', dat van
K. L Poll in 'Het principe van de
omweg' blijven onvermeld.
Het laatste hoofdstuk wil een waarde
ringsgeschiedenis voor de poezie van
Ida Gerhardt schetsen. Anneke Reits
ma heeft gepoogd de geschiedenis
naar haar hand te zetten. Zij hekelt in
het voorbijgaan diegenen die enige
bezwaren hebben durven opperen en
komt dan tot de slotsom: ..Het ver
schijnsel van de literaire kritiek in
Nederland vormt een verhaal apart
Veel minder dan in de Angelsaksische
cultuur bestaat hier de traditie van
een levendige, stimulerende en met
werkelijke kennis van zaken geschre
ven kritiek liet is bovendien opval
lend dat er in ons land steeds minder
auteurs zijn die zich op het terrein van
de literaire kritiek bewegen.
Onze grootste critici Marsman,
Nijhoff, Ter Braak, Vestdijk wis
ten uit eigen ervaring waarover zij
schreven en hóe fel het in de polemie
ken soms ook toeging, men had wel
degelijk de verbetering van het lite
raire klimaat op het oog. Op dit
moment ken ik eigenlijk maar één
criticus die zich op een dergelijke
bewogen wijze met de literaire kritiek
bezig houdt: Gerrit Komrij, die in zijn
fameuze bloemlezing overigens het
maximale aantal van Gerhardts ge
dichten opnam" (110).
Deze onzin is ook nog uiterst gebrek
kig onder woorden gebracht: probeert
u zich eens wat bij de slotzin voor te
stellen. We zullen maar niet trachten
te achterhalen waar mevrouw Reits
ma haar autoriteit voor zo'n bewering
op baseert en nog minder met wat er
de achtergrond van zou kunnen zijn.
Eén enkele kanttekening slechts.
Juist met de poëziekritiek laten zich
tegenwoordig vrijwel uitsluitend au
teurs in. Gerrit Komrij houdt zich de
laatste jaren niet meer met literaire
kritiek bezig. Wanneer Anneke Reits
ma de zijsprong naar Komrij 's bloem
lezing noodzakelijk achtte, waarom
heeft ze dan zijn scherp-hekelende
artikel Ida Gerhardt geen mensch
als andere menschen' uit de bundel
'Papieren Tijgers' doodgezwegen?
Daar staat nu juist zoveel leerzaams
in over de kanten van Ida Gerhardt
die hier zorgvuldig worden verhuld.
zwijgen?
Het werk van Ida Gerhardt ligt mij
na aan het hart, maar hier vind ik
nauwelijks iets terug van de dichte
res die ik bewonder en over wie ik al
in 1946 voor het eerst schreef. Vol
gens het voorwoord echter belicht de
auteur de gedichten op een 'exempla
rische manier' en hebben haar con
stateringen 'een haast universele gel
digheid'. Aan pretenties heeft Reits
ma duidelijk geen gebrek.
Op haar openingszin „Spreken over
de poëzie van Ida Gerhardt is ccn
hans warren
vorm van zwijgen voor wie haar ver
zen zelf het woord wil laten doen" (11)
volgt een boekje vol pogingen tot
geleerdheid en natuurlijk veel citaten
van Sjklovski, Eliot, Foucault, Jung.
Dat citeren gebeurt met onaanvaard
baar veel inconsequenties Soms
haalt ze iemand onvertaald aan, bij
voorbeeld Gaston Bachelard op pagi
na 51. Dan weer maakt ze gebruik van
een vertaling, bijvoorbeeld bij een
aanhaling van Eliot op pagina 92.
Afgaande op Reitsma's literatuurlijst
schrijft Eliot in het Nederlands. Zelfs
is hij een kenner van Gerhardts werk:
„Ik citeer nog eenmaal T S Eliot,
wanneer hij, in een voor Gerhardts,
poëzie veelzeggende passage, schrijft"
(117). Carl Gustav Jung schreef vol
gens Reitsma in het Engels Ze citeert
hem op pagina 82 in die taal en ook de
literatuurlijst maakt dat duidelijk.
Zes hoofdstukken telt het boekje. Het
tweede chapiter bevat onder meer
een biografisch overzicht. Zou er wat
nieuws, enig zelfstandig verworven
materiaal in slaan?
Welnee, weer de obligate en irriteren
de praat „dat het boerenkind uit
Gorcum opdracht kreeg om te dich
ten" De vader van dat 'boerenkind'
was directeur van een school. Die
opdracht behelsde eveens dat Ida
Gerhardt zich de verplichting opge
legd voelde Holland op het rechte pad
te houden De bundel 'Kwatrijnen in
opdracht' uit 1944 is in dit opzicht
onthullend „Zoek in mijn verzen
heulsap noth venijn. Het zijn de
scheuten van een felle pijn, de doods
angst om mijn land. mijn volk, mijn
taal. wringt in het onverbiddelijk
kwatrijn"
Deze houding is. hoe merkwaardig
ook. bij Ida Gerhardt authentiek.
Reitsma richt zich in de volgende
hoofdstukken geheel op de bundel die
onmiddellijk na de 'Kwatrijnen'
komt, namelijk 'Het levend mono
gram' Deze bundel zou een centrale
plaats innemen in Gerhardts werk. De
conclusie na vele pagina's analyses
van gedichten: „de lezer wordt tel
kens gedwongen om het gedicht op
meer dan één niveau te lezen" (95).
Marko Fondse heeft in het drie jaar
geleden verschenen Gerhardtnum-
mer van BZZLLETIN eens geschre
ven: „De gedichten van Ida Gerhardt
zijn zo klaar dat alles wat er over
te zeggen valt er al in is uitgedrukt, en
naar mijn gevoel alleen nog maar
ruimte vooi parafrase laat". Dat lijkt
een dooddoener die je op alle poëzie
van toepassing kunt verklaren. Waar
om zou studie je niet nader tot poezie
kunnen brengen? Daar slaagt Anneke
Reitsma echter totaal niet in en zo
vergooide ze een kostbare kans.
Gerrit Kouwenaar is enige maanden
geleden zestig jaar geworden. Mede
ter gelegenheid daarvan bundelde
Wiel Kusters vijf opstellen over deze
dichter. 'Gedichten 1948-1978' is een
verzamelbundel uit Kouwenaars
poëzie, waarbij hij echter zijn oudste
gedichten uitsloot. Sindsdien publi
ceerde hij nog de bundel 'het blindst
van de vlek'.
Op het poëtische spectrum staan Ger
hardt en Kouwenaar zeer ver van
elkaar af. Hun dichterlijk ideaal ver
toont echter onverwachte overeen
komsten. Beiden willen werk schrij
ven dat ook in de toekomst herkend
zal worden. Ida Gerhardt zei eens over
haar vers: „Zou het, in zijn essentie,
voor alle mensen en van alle tijden
kunnen zijn?" Kusters signaleert deze
regel in een gedicht van Kouwenaar:
„Het korea/(dat voor de eeuwigheid
niets betekent/ik had het niet mogen
schrijven.)"
Ida Gerhardt
Deze hoogmoedige regels maken dui
delijk dat ook Kouwenaar een dichter
wil zijn die men ook later zal kunnen
begrijpen. Daarom vermijdt hij toe
spelingen op de actualiteit Hij
schrapte hier die verwijzing nu eens
niet. maar hij licht toe waarom hij dat
wel had moeten doen. Beide dichters
lijken ook al zullen ze daar een
verschillende aanduiding voor heb
ben de overtuiging toegedaan dat
een gedicht als een zelfstandige een
heid moet worden beschouwd
Wiel Kusters merkt zijn lezers aan als
kenners van Kouwenaars werk. Voor
enige introductie draagt hij geen
zorg dat is jammer want tot nu toe
is dat niet afdoende gebeurd. Kusters
begeeft zich in het voetspoor van de
dichter.
Hij redeneert vanuit de gedichten en
niet zoals Anneke Reitsma van bui
tenaf. Het belangrijkste bezwaar dat
tegen Kusters opstellen aangevoerd
kan worden is dat de vorm onvoldoen
de is. Het innerlijk verband is te
weinig hecht. Soms is moeilijk te
zeggen waar het betoog op neer komt.
Kusters blijkt in elk geval een groot
en begrijpend bewonderaar van Kou
wenaars werk te zijn. Sommige van
zijn beweringen zijn in samenspraak
met de dichter gedaan. Hij verwijst
vaak naar gegevens die hern uit de
eerste hand zijn toegespeeld.
Kouwenaar is in onze literatuur wel
de meest consequente maker van au
tonome gedichten. Het gedicht wordt
ergens als een 'ding' betiteld, elders
wordt geconcludeerd' „het gedicht/
behelst het gedicht". Kusters haalt
een definitie van Kouwenaar over het
autonome gedicht aan: „een in zich
zelf besloten stuk actie, een compacte
bol vol spanningen, opgewekt door
een conglomeraat van oorzaken en
gevolgen: klanken, ritmen, beelden,
betekenissen en hun als hengelstok
ken uitschuifbare verlengstukken"
(62)
Ook Kusters slaagt er niet in zijn
dichter nieuwe lezers aan te brengen.
Hoe dat dan wel zou moeten? Onbe
kend. Jammer blijft het, want zoals
Gerrit Komrij eens schreef „Wie
nooit een gedicht leest mist een van
de meest persoonlijke recreaties die er
zijn".
1. 'In de taal zelf verscholen' over de
poezie van Ida Gerhardt door Anneke
Reitsma 132 pap.; 19,50; Synthese
reeks, De Arbeiderspers, Amsterdam.
2. 'Een tuin in het niks' Vijf opstellen
over Gerrit Kouwenaar 104 pag. door
Wiel Kusters, 29,50; Querido. Amster-
Wat mij, afgezien van zijn boeken, altijd zo heeft verbaasd bij Gert
Reve. is dat hij er op foto's altijd heel anders uitziet dan in
alledaagse werkelijkheid. Wie hem in gezelschap tegenkomt, zal ni(
gauw denken: „Wat een buitengewoon ongewone man schuift hier
blikveld binnen".
Het verrassende nu van het Album
Gerard Reve. dat zojuist bij Elsevier
is verschenen, is dat de hier in vele
foto's aanwezige Reve een totaal
andere is dan de man die ik destijds
bij Rudi Carrell had gezien. Het lijkt
wel of hij vergezeld wordt van een
tweede persoonlijkheid, die alleen
de camera vermag te ontdekken.
Natuurlijk zou men kunnen denken
dat Gerard Reve poseert, en dat hij
uit zijn Londense toneeljaren de
hebbelijkheid heeft overgehouden
zich met een interessant gezicht tot
het publiek te wenden
Ik geloof niet dat dit waar is. Dit
album bevat namelijk ook enkele
foto's uit de kindertijd, waarop men
hem ziet met zijn broer Karei En zo
gewoontjes als Karei op de foto
staat, zo bijzonder is dan al de blik
van de vijfjarige Gerard. Bijna had
ik hier het beroemde gedicht Alone
van Edgar Allan Poe geciteerd,
maar dat heeft hij zelf al eens ge
daan.
Enkele jaren geleden bezocht ik een
zogeheten perspresentatie, waar de
•overigens bitter teleurstellende) le
vensherinneringen van Rudi Carrell
werden rondgedeeld Daar liep ook
een vrij jeugdig ogende man rond,
van wie ik vermoedde dat hij iets te
maken had met de uitgeverij die
deze bijeenkomst had georgani
seerd. of met de cameraploeg die dit
evenement voor de eeuwigheid
kwam vastleggen.
Pas toen ik m vrij treurige stemming
huiswaarts was gekeerd, realiseerde
ik mij dat die man niemand anders
was dan onze schrijver Gerard Reve,
die ik in vroeger jaren verscheid»
malen had ontmoet en wiens gezid
mij toch niet geheel onbekend
De portretten tonen Gerard en
stig, dromerig, somber, w«
moedig, broeierig, demonisch, son
rechtuit sentimenteel, een
keer meisjesboek-achtig wanhop,-
(zoals op dat portret van Pet(
Mazll uit 1966). Soms verschijnt k
ook wel degelijk als acteur, bijvot
beeld als hij dat witte uniform hed
aangetrokken dit zijn kenneljji
de portretten waarin hij zijn m*
kiezenfantasie heeft uitgeleefd.
Er staan ook heel huiselijke foto'i
dit boek. zoals die bruiloftskiek infr
huiskamer, waarop het bruidsp*
nauwelijks van de rest van het ga
schap is te onderscheiden. Op
achterste rij ontwaar ik een jongs
bij wie ik in de klas heb gezeten,e
die toen al een zekere faam
omdat hij zo mooi piano speeMt
Misschien was hij ingehuurd voor#
muzikale begeleiding.
Maar het zijn niet deze foto's die Ie
boek zijn betekenis geven. Dat b$
ven toch de portretten, die de m>
thologie van deze schrijver een apj
te dimensie verlenen. Wie, om
iets te noemen, het vermoeden hi
dat het element kitsch in bepaalo
verschijningsvormen van de katte
lieke kerk hem niet afstoot, ma
juist aantrekt, vindt dit bevestigd!
een zeer geslaagde foto van Ronai: d
Sweering.
Wat dit boek onderscheidt vï
soortgelijke boeken (van Hermani
Mulisch, Wolkers), is dat hier es d
verbindende tekst ontbreekt, de
to's zijn zelfs niet van onderschnfte
voorzien. Die zijn ook nauwelijl
nodig, want het verhaal dat hiert l
hoort, is immers al zo vaak vertelcf
Behalve foto's komt men hier
nogal wat teksten tegen, meesli
met de hand geschreven en som
vrijwel onleesbaar, zoals die bril
aan Elsevier over het conflict
zijn vorige uitgever Johan B. H
Polak.
Erg aardig zijn weer de bewaaii
gebleven schrifturen uit zijn jeugd
verlanglijstjes, een lidmaatschap
boeKje van de Ontdekkingsclub 'D
Wildernis' waarvan Gerard de
percommandant was en een opsü
over huisdieren.
En dan is er een heel merkwaard!
document, een soort werkplan va
De avonden, waaruit blijkt dat d
verhaal aanvankelijk als novelle wi j";
gedacht en dus pas later, onder
handen van de schrijver, is uitgt
groeid tot een roman.
Joop Schafthuizen heeft van d
album een erg mooi boek gemaald
Ik ben er voorlopig niet op uitgekt
ken.
Steeds weer worden de Noordnederlandse schrij
vers betrokken bij de narigheden en frustraties
van hun Vlaamse collega's. Zes miljoen Belgen
spreken Nederlands, maar het is lang niet zo dat
elke Nederlandstalige auteur automatisch twintig
miljoen potentiële lezers heeft. Verre van dat. De
landsgrens zorgt voor een geduchte scheiding. Hoe
wel Vlaamse schrijvers van formaat altijd bijzon
der goed ontvangen zijn in Nederland, en er hun
boeken soms vrijwel exclusief lieten en laten ver
schijnen, is er toch een soort Belgische subcultuur
ontstaan die de Vlamingen een slecht geweten
bezorgt en die in het Noorden vaak tot spot
aanleiding geeft. De oorzaak daarvan ligt waar
schijnlijk in een onvervalst provincialisme: door
dat men merkt dat men niet meekan, niet meetelt in
het oog van de gehéle taalgemeenschap, gaat men
zich afsluiten, elkaar ophemelen en raakt zo hoe
langer hoe meer van de realiteit verwijderd.
Om één voorbeeld tc noemen: er wordt graag de
draak gestoken met het buitengewoon grote aantal
Vlaamse poëzieprijzen Poëzie die van elke zeggings
kracht gespeend is wordt daarbij bekroond. De
eenmaal op gang gebrachte beweging krijgt een
sneeuwbaleffect en zo ontstaan in Vlaanderen 'grote
dichters" met indrukwekkend lijkende 'Verzamelde
Gedichten" itype de 'Gulden Veder'-reeks van de nu
failliete uitgeverij Orion i die van geen enkele beteke
nis zijn en wier namen in Nederland terecht volstrekt
onbekend blijven Merkwaardig is dat enkele Noord
nederlandse dichters die hier weer niet bepaald tot
de coryfeeen gerekend worden, als Louis de Bourbon
of Albert Helman ook de weg naar zulke Belgische
uitgeverijen weten te vinden Andersom lijkt het wel
of het de droom van elke Nederlandstalige Belgische
auteur is om zijn werk in Nederland uitgegeven te
zien Wie erkenning krijgt 'boven de Moerdijk' zit
goed. heeft de kans het lezende deel van de Noordelij
ke veertien miljoen te bereiken. Terwijl de glorie van
het geaccepteerd-zijn in Nederland bij de landgeno
ten direct een zekere meerwaarde geeft. Maar een
Nederlandse schrijver, zelfs een heel goede, onder
vindt toch weer wel moeite om in België tot de massa
door te dringen.
Al deze problemen spelen zich af op een stukje
aarde dat in luttele uren van Noord naar Zuid te
bereizen valt. In een taalgebied dat, het is de laatste
maanden telkens weer ter sprake gekomen, blijk
baar niet zo bijster veel aan de wereldliteratuur bij
te dragen heeft.
Zou dit mogelijk ook een van de redenen zijn dat de
satire het in het Nederlands nooit zo goed doet0 Om
satire te kunnen verdragen moet je sterk staan. Wie
als Nederlandstalig schrijver de hele Nederlandse
literatuur als voortbrengsel van lilliputters van tafel
wil vegen, kan met veel begrip of zelfs sympathie
verwachten. Ook als hij af wil rekenen met erkende
grootheden die bij nadere beschouwing allesbehalve
grootheden zijn, loopt hij gevaar te worden gehoond
De ware satiricus zal zich daar echter nooit door
laten weerhouden, maar zijn striemen en zelfs zyn
stoten onder de gordel uit blijven delen. Hij is. in een
levende literatuur, groot of klein, absoluut onmis
baar. Wat, was 'Tachtig' geweest zonder de scheldkri
tieken van Kloos en Van Deyssel, hoe hadden de
jaren dertig er uitgezien zonder het borende intellect
van Du Perron, hoe arm zou onze na-oorlogse
literatuur zijn zonder Hermans' 'Mandarijnen op
zwavelzuur' of de genadeloze aanvallen van Gerrit
Komrij op de Vijftigers en op alles wat voos en rot is
in onze literatuur en maatschappij?
Voor het kritisch-satinsche werk van deze auteurs
geef ie toch grif honderden. Ia. duizenden, doorsnee
romans en dichtbundels cadeau? Ze houden je
wakker, ze zetten tot denken aan. ze zijn katalysa
tors en dat naast alles wat ze ook nog deden of
doen aan echt scheppend werk.
In Vlaanderen nu. midden in dat haast verstikken
de en verstikte wereldje van wederzijdse opheme
larij, haat en nijd, woont en werkt een jonge
'letterkundige', wiens naam ik reeds enkele malen
in deze rubriek genoemd heb.
Dat niet, ik ben verplicht het er nadrukkelijk bij te
zeggen, omdat hij zijn licentiaatsverhandeling
schreef over mijn werk Het is afschuwelijk datje dit
in ons land vermelden moet, om de schijn van
wederzijdse bewierrokmg te vermijden. Ik noemde
Tom Lanoye (geboren 1958» omdat ik hem de meest
opvallende dichter Wan zijn generatie vind. voor
België èn voor Nederland. Gelukkig kan ieder die de
moeite wil nemen de lopende jaargang van 'Maat
staf in te kijken, werk van hem lezen. Hij heeft tot nu
toe namelijk enkel poezie in eigen beheer uitgegeven
Zijn eerste 'officiële' bundel is ter perse In Amster
dam. dus hij zit direct goed Ik vernam zelfs dat meer
dan één grote uitgeverij zijn debuut graag gebracht
had. wat weer eens bewijst, dat kwaliteit vaak toch
direct herkend wordt en dat het voor Belgen totaal
niet moeilijk is. in ons land te publiceren, mits ze
maar iets te bieden hebben.
Lanoye trad een paar maal in ons land op en haalde
dan de landelijke pers met lovende vermeldingen.
Hij is namelijk ook een 'performance poet' Ik beken
dat ik deze wijze van poezie brengen extra-kritisch
aanzie, maar ik moet erkennen hij doet het voortref
felijk, een gedicht wordt bij hem een ware 'act' en hij
weet als een acteur allerlei rollen te creeren Ik zag
hem onder andere op de televisie zijn gedicht 'His
Masters Voice 'doen het was grote klasse.
Deze zelfde Tom Lanoye nu. bezit een kritisch en
satirisch talent dat hem tot een evenknie van Gerrit
Komrij laan wie hij ongetwijfeld schatplichtig en ook
verwant isi kan maken. Hij schrijft nu al een paar
jaar 'helse kritieken' in Vlaamse satirische, humoris
tische en polemische bladen als 'De Zwijger', "t
Zwarte Gat', "t Muzet' en in het Amsterdamse
studentenblad 'Propria Cures', waar hij dit jaar (als
Belg!) de P. C. Onthooftprijs in de wacht wist te
slepen. Ook als 'chanteur de charme' en als literair
variété-artiest verdiende hij, zoals gezegd, zijn spo
ren.
Een aantal van zijn kritische stukken werd onder
de titel 'Rozegeur en Maneschijn' gebundeld en
ik verzeker u: dit is een kostelijke verzameling
geworden waarbij veel heilige en minder heilige
literaire huisjes sneuvelen.
De bundel begint met een Dedicatie en wel met die
uit Byrons gedicht 'Don Juan' uit 1819. een werk
waarin Byron de in zijn tijd zo beroemde Lake Poets'
op rip korrel nam in het bijzonder de Poet,-Laiireat,e
Bob Southey. De Lake-Poets werd verweten: 'het
dekken van eikaars potjes, het elkaar opvrijen, het
verheffen van orakeltaal tot poezie. draaikonterij.
hoerigheid en zelfoverschatting' Lanoye zag een
goede honderdvijftig jaar later een dergelijk ver
schijnsel bij de Vijftigers, die vooral tegen de lamp
waren gevlogen door hun dwaze reactie op Komrijs
geruchtmakende bioemlezing in 1979.
Lanoye schreef in 1981 een nieuwe dedicatie, waarin
Remco Campert, die zelfs met Kouwenaar de proces-
hans warren
LETTERKUNDIGE KRONIEK
sen volgde („Ooit een rebel, nu een schizofreentje.
Bendeleider, bureaucraat, en lelijk eendje de rol
van Southey spelen moet. Lanoye had echter geen
stof genoeg en om de zeventien strofen vol te krijgen
was hij genoodzaakt na het zevende couplet al op
iets anders over te schakelen:laat het over mijn
Vlaanderen gaan. over zijn taalstrijd (sic) zijn letter-
goden".
Eerlijkheid gebiedt te zeggen geen sterke opening,
deze Dedicatie, maar zodra men het eerste stukje
van de afdeling 'Mon coeur est un Violon De
Schriftgeleerden' begint te lezen, klinkt een veel
betere toon op. Het is een pittige aanval op Hugo
Claus, over wie men in de Dedicatie al gelezen had:
„Ofschoon ik u bewonder. Zonder u voel ik mij veel
gezonder"
In 'Hel klappen van de banden van de fiets van Hugo
Claus' wordt op vermakelijke wijze de draak gesto
ken met deze paus der Vlaamse letteren Tom
Lanoye rijdt met zijn bakfiets de Meester klem. die
op een barokke racefiets troont, en hij neemt hem
dan een vernietigend interview af
In het tweede stukje moet een heel wat mindere
grootheid. Mireille Cottenjé. het op ongenadige wijze
ontgelden Zij is. voor een satiricus, Gefundenes
Fressen door een zeldzame combinatie van haar
ridicule autobiografische erotische boeken en haar
afschrikwekkend uiterlijk dat elk boek siert. Die
samengang zou zelfs een cherubijn onder de boekbe
sprekers tot spot verleiden, maar Lanoye schreef in
twee pagina's zo'n helse kritiek dat de lust om te
schrijven Mireille Cottenjé hopelijk voorgoed ver
gaan zal zijn. Waarmee dan tevens nut en functie van
zo'n genadeloos satirisch kronikeur aangegeven zijn
Verder worden in deze afdeling op briljante wijze op
de hak genomen: Hedwig Speliers (de man van het
'metaforisch denken'). Roland Joons (de man die
'het wit tussen en rond zijn versregels' zo belangrijk
vindt) en Simon Vinkenoog.
Simon Vinkenoog, u kent hem wel. 'n Roze sjaaltje,
met daarboven twee natte oogjes die in een mongool-
se rattekop ronddrijven als op een bord magere
soep Een persiflage op de Eeuwig Jonge Biafraan.
Ook artistiek gezien is Vinkenoog een hongeroedeem
op zwemvliezen Voorwendend tegelijk high. dron
ken en talentvol te zijn, begint hij op literaire
avonden zijn optreden al in het voorprogramma,
door op de meest in het oog springende plaatsen zijn
Vinkenoog-shuffle ten beste te geven ÜU is een
aaneenschakeling van de meest potsierlijke spron
gen. ooil door een kruipdier bedacht Simon wringt
zich, rekt zich, legt een ei. ontspant als een veer.
duikt in een psychedelische loopgraaf en ontploft als
een kauwgomballon Het ziet er allemaal goedbe
doeld uit en ik kan me voorstellen dat het een
zestigtal jaren geleden bepaald 'vernieuwend' moet
zijn geweest, ja zelfs vertederend voor de jonge
snaak die Vinkenoog naar het schijnt toen was.
Maar als je nu iemand die tweemaal je opa zou
kunnen zijn moet zien rondhuppelen als een wip
staart. dan breekt er toch iets in je" '40:.
Claude van de Berge Bert Popelier, Hubert Lampo
en zijn magisch-realisme ze ontkomen geen van
allen aan Lanoyes venijnige spot.
Ook de persiflage wordt door hem heel behendig
gehanteerd Hij weet door analoge vondsten en
parallele verhalen de loosheid van het door hem
gewraakte schel te doorlichten, maar wat een
kennis en inlevingsvermogen zijn er nodig om zó te
keer te kunnen gaan en zelf overeind te blijven.
Duidelijk blijken deze eigenschappen ook in de
tweede afdeling „In Dulci Jubilo. De Letteren
waarvan het openingsstuk over Jotie T'Hooft han
delt. of liever, over het gesol met diens literaire
nalatenschap en zijn 'legende' door schoonvader-
uitgever Weverbergh. Het stuk is in wezen een
aanklacht. Lanoye vindt dat T'Hooft éen handvol
heel mooie verzen geschreven heeft. Maar hy heeft
enkel verachting over voor het uitbuiten van de
spectaculaire kanten
„Nog minder indruk maakt de Dood die wordt
opgevoerd als een Walkurendrama. Wanneer de
hoofdrolspeler de scheermesjes waarmee hij het al
eerder probeerde fier in zijn fotoboek plakt, wanneer
hij zwaar geparfumeerd, geschminkt en in oude
vitrage gehuld in één nacht twaalf gedichten schrijft
en wanneer hij die als een opera-testament voor
draagt in het decor van zijn zwartgeschilderde en
met witte bloemen versierde flat, dan zeg ik, over een
generatiegenoot: die Jotie, die had ze niet op een
rijtje. Die jongen was aan het flippen „Nuchter
bekeken hou je. behalve een paar prachtige gedich
ten, alleen dit over: een tot de laatste veer gepluimde
kip. die door vroeg te sterven haar eieren in
goudklompjes heeft doen veranderen voor een uitge
verij die er niet voor zal terugdeinzen ook de
geringste 'nagelaten' kippekeutel te verzilveren. on-
der het mom dat die van documentair belang is. Atf]
bedrijfsleider dwingt Weverbergh hiervoor bewonde
ring af. als literaire uitgever en schoonvader i
een nccrofiele scharrelaar" (75).
Detail dit mooie stuk is gevat tussen twee gedich
ten. En wat dan?' van Jotie T'Hooft en de tegenhan
ger 'Heet van de naald' van Lanoye. 'onherstelbaar
verbeterd' in Komrijse trant Men savourere deze
subtiele nuance: T'Hooft schreef in strofe twee een
taalfout „Want wie zoals ik nooit heeft gebouwen
laat niets achter". En wat staat er bij Lanoye? „Want
wie zoals ik rijk is getrouwen laat niets achter". Een
parel, haast onvindbaar weggestopt.
Verder moet in deze afdeling Mark Grammens hel
ontgelden, de 'Standaard der Letteren' (literatuuraf
deling van de krant 'De Standaard', notoir zó slecht
dat ie het als een smet moet voelen als erin geprezen
wordt en als een eer wanneer je wordt gekraakt). Een
vernietigende aanval op Paul de Wispelaere besluil
deze afdeling.
In 'Gefundenes Fressen. Nog meer huisvuil' zijn df
satirische stukjes over andere dan puur literair»
onderwerpen verzameld. De rage in zogezegd opwin
dende pornofoto's wordt gehekeld: „Zakdoeken. T-
shirts, agenda's, behangpapier, niets kan je beden
ken of het ligt vol vingerende kindvrouwtjes: geet
meisjeskamer kan je binnenkomen of een beloftevol
danseresje duwt je vanop een luxe-poster haai
geslacht in het gezicht" „Ik kan er niet mes
tegen. Ik kan geen kut meer zien" (99). Gandhi, het
Ouderlijk Gezag, Groothandelstrucjes gaan voor de
bijl en natuurlijk toch ook weer aan literatuur
verwante zaken
Ik vind het bewonderenswaardig dat een zo jont
pas beginnend auteur zo genadeloos durft te zeggec
waar het op staat. Ik hoop dat Lanoye zijn activitei
ten lot ons aller heil uit zal breiden tot de gehele
Nederlandse literatuur. Wij, Noordnederlanden,
hebben er beslist ook recht op. Een woord nog over
de illustraties op en in dit boek. Die> zijn
Dooreman en ik vind ze opvallend goed. Dooremai
hekelde met de tekenstift de onvoorstelbare onbe
nulligheid van allerlei prullaria voor schoorsteei
en vensterbank op dezelfde manier als Lanojt
schreef over de lorren voor de boekenkast
superieure wijze.
Tom Lanoye 'Rozegeur en Maneschijn' Helse kritieken. lH
pag Kntak A. Vesaliusstraat l. 3000 Leuven Voor Nede
land Van Gennep, Nes 128. Amsterdam.