POËZIE ALBUM REVE gerhardt en kouwenaar documentaire tom lanoye ROZEGEUR EN PZC/ weekendkrant ZATERDAG 26 NOVEMBER 1983 Er worden in Nederland tamelijk veel goede gedichten gepubliceerd. Maar het publiek voor poëzie blijft zeer beperkt. Oplagen van 750 tot 1.000 exemplaren voor een bundel worden als aanzienlijk beschouwd en eer ze uitverkocht raken kunnen er jaren voorbij gaan. Een verklaring geven voor die geringe belangstelling is een hachelijke zaak. Een en ander lijkt nadelig te werken op de poëziekritiek in ons land. Die dreigt steeds meer een marginale en incidentele aangelegenheid te worden. Bovendien viert de hokjesgeest hoogtij: de poëziekritiek wordt beheerst door figuren die zelf dichters zijn, en lezers informeren over werk van dichters die tot andere stromingen behoren dan zij zelf doen zij zelden. Misschien zou juist de poëziecriticus lezers nader tot de dichtkunst kunnen brengen. Wat kan hij doen? Er zijn allerlei mogelijkheden tussen deze po len in. uit te leggen wat de besproken dichter bedoelt, en dit op een eenvou dig niveau De tweede pool is je allereerst richten tot de besproken dichter en min of meer schrijven in het idioom van de gedichten Anneke Reitsma lijkt in haar boek over de poëzie van Ida Gerhardt 'In de taal zelf verscholen' te neigen naar de eerste pool. Wiel Kusters in zijn essay bundel 'Een tuin in het niks', gewijd aan Gerrit Kouwenaar. lijkt meer te voelen voor de tweede pool. Het is zelfs mogelijk dat deze verschillende benaderingswijzen onvermijdelijk sa menhangen met de geheel verschil lende soorten van poëzie. gerhardt Het belang van de poëzie van Ida Gerhardt hoewel haar werk moei lijk in het literaire klimaat van dit ogenblik te plaatsen is wordt vrij wel algemeen erkend. Maar de waar dering die men voor haar werk heeft is zelden zonder voorbehoud. Men stoort zich aan de houding die zij aan kon nemen van miskend dichteres die als een profeet Holland waar schuwen moest. In sommige secun daire literatuur, zoals het boekje 'De hand van de dichter' door M. H. van der Zeyde wordt zij ook wat betreft die minder op prijs gestelde eigen schappen uitermate onkritisch voor gesteld. Anneke Reitsma gaat nauwelijks an ders te werk. De bewondering voor haar onderzoeksobject heeft haar ver blind. Het beeld dat hier van de gedichten van Ida Gerhardt gegeven wordt is een vertekend beeld, mis schien zelfs een vervalst beeld. Slor digheid alleen kan namelijk niet de oorzaak zijn voor bijvoorbeeld de zeer onvolledige lijst van wat over Ida Gerhardt geschreven werd. In elk geval heeft Anneke Reitsma de drie artikelen die Anneke Reitsma schreel niet vergeten te vermelden. Geen en kele andere scribent evenaart dat aantal Ze vermeldt een stuk van haarzelf uit het aan Gerhardt gewijde nummer van BZZLLETIN. maar ne geert de andere bijdragen uit dat nummer Allerlei belangrijke stukken, zoals dat van R. L. K Fokkema in het 'Kritisch Literatuur Lexicon', dat van K. L Poll in 'Het principe van de omweg' blijven onvermeld. Het laatste hoofdstuk wil een waarde ringsgeschiedenis voor de poezie van Ida Gerhardt schetsen. Anneke Reits ma heeft gepoogd de geschiedenis naar haar hand te zetten. Zij hekelt in het voorbijgaan diegenen die enige bezwaren hebben durven opperen en komt dan tot de slotsom: ..Het ver schijnsel van de literaire kritiek in Nederland vormt een verhaal apart Veel minder dan in de Angelsaksische cultuur bestaat hier de traditie van een levendige, stimulerende en met werkelijke kennis van zaken geschre ven kritiek liet is bovendien opval lend dat er in ons land steeds minder auteurs zijn die zich op het terrein van de literaire kritiek bewegen. Onze grootste critici Marsman, Nijhoff, Ter Braak, Vestdijk wis ten uit eigen ervaring waarover zij schreven en hóe fel het in de polemie ken soms ook toeging, men had wel degelijk de verbetering van het lite raire klimaat op het oog. Op dit moment ken ik eigenlijk maar één criticus die zich op een dergelijke bewogen wijze met de literaire kritiek bezig houdt: Gerrit Komrij, die in zijn fameuze bloemlezing overigens het maximale aantal van Gerhardts ge dichten opnam" (110). Deze onzin is ook nog uiterst gebrek kig onder woorden gebracht: probeert u zich eens wat bij de slotzin voor te stellen. We zullen maar niet trachten te achterhalen waar mevrouw Reits ma haar autoriteit voor zo'n bewering op baseert en nog minder met wat er de achtergrond van zou kunnen zijn. Eén enkele kanttekening slechts. Juist met de poëziekritiek laten zich tegenwoordig vrijwel uitsluitend au teurs in. Gerrit Komrij houdt zich de laatste jaren niet meer met literaire kritiek bezig. Wanneer Anneke Reits ma de zijsprong naar Komrij 's bloem lezing noodzakelijk achtte, waarom heeft ze dan zijn scherp-hekelende artikel Ida Gerhardt geen mensch als andere menschen' uit de bundel 'Papieren Tijgers' doodgezwegen? Daar staat nu juist zoveel leerzaams in over de kanten van Ida Gerhardt die hier zorgvuldig worden verhuld. zwijgen? Het werk van Ida Gerhardt ligt mij na aan het hart, maar hier vind ik nauwelijks iets terug van de dichte res die ik bewonder en over wie ik al in 1946 voor het eerst schreef. Vol gens het voorwoord echter belicht de auteur de gedichten op een 'exempla rische manier' en hebben haar con stateringen 'een haast universele gel digheid'. Aan pretenties heeft Reits ma duidelijk geen gebrek. Op haar openingszin „Spreken over de poëzie van Ida Gerhardt is ccn hans warren vorm van zwijgen voor wie haar ver zen zelf het woord wil laten doen" (11) volgt een boekje vol pogingen tot geleerdheid en natuurlijk veel citaten van Sjklovski, Eliot, Foucault, Jung. Dat citeren gebeurt met onaanvaard baar veel inconsequenties Soms haalt ze iemand onvertaald aan, bij voorbeeld Gaston Bachelard op pagi na 51. Dan weer maakt ze gebruik van een vertaling, bijvoorbeeld bij een aanhaling van Eliot op pagina 92. Afgaande op Reitsma's literatuurlijst schrijft Eliot in het Nederlands. Zelfs is hij een kenner van Gerhardts werk: „Ik citeer nog eenmaal T S Eliot, wanneer hij, in een voor Gerhardts, poëzie veelzeggende passage, schrijft" (117). Carl Gustav Jung schreef vol gens Reitsma in het Engels Ze citeert hem op pagina 82 in die taal en ook de literatuurlijst maakt dat duidelijk. Zes hoofdstukken telt het boekje. Het tweede chapiter bevat onder meer een biografisch overzicht. Zou er wat nieuws, enig zelfstandig verworven materiaal in slaan? Welnee, weer de obligate en irriteren de praat „dat het boerenkind uit Gorcum opdracht kreeg om te dich ten" De vader van dat 'boerenkind' was directeur van een school. Die opdracht behelsde eveens dat Ida Gerhardt zich de verplichting opge legd voelde Holland op het rechte pad te houden De bundel 'Kwatrijnen in opdracht' uit 1944 is in dit opzicht onthullend „Zoek in mijn verzen heulsap noth venijn. Het zijn de scheuten van een felle pijn, de doods angst om mijn land. mijn volk, mijn taal. wringt in het onverbiddelijk kwatrijn" Deze houding is. hoe merkwaardig ook. bij Ida Gerhardt authentiek. Reitsma richt zich in de volgende hoofdstukken geheel op de bundel die onmiddellijk na de 'Kwatrijnen' komt, namelijk 'Het levend mono gram' Deze bundel zou een centrale plaats innemen in Gerhardts werk. De conclusie na vele pagina's analyses van gedichten: „de lezer wordt tel kens gedwongen om het gedicht op meer dan één niveau te lezen" (95). Marko Fondse heeft in het drie jaar geleden verschenen Gerhardtnum- mer van BZZLLETIN eens geschre ven: „De gedichten van Ida Gerhardt zijn zo klaar dat alles wat er over te zeggen valt er al in is uitgedrukt, en naar mijn gevoel alleen nog maar ruimte vooi parafrase laat". Dat lijkt een dooddoener die je op alle poëzie van toepassing kunt verklaren. Waar om zou studie je niet nader tot poezie kunnen brengen? Daar slaagt Anneke Reitsma echter totaal niet in en zo vergooide ze een kostbare kans. Gerrit Kouwenaar is enige maanden geleden zestig jaar geworden. Mede ter gelegenheid daarvan bundelde Wiel Kusters vijf opstellen over deze dichter. 'Gedichten 1948-1978' is een verzamelbundel uit Kouwenaars poëzie, waarbij hij echter zijn oudste gedichten uitsloot. Sindsdien publi ceerde hij nog de bundel 'het blindst van de vlek'. Op het poëtische spectrum staan Ger hardt en Kouwenaar zeer ver van elkaar af. Hun dichterlijk ideaal ver toont echter onverwachte overeen komsten. Beiden willen werk schrij ven dat ook in de toekomst herkend zal worden. Ida Gerhardt zei eens over haar vers: „Zou het, in zijn essentie, voor alle mensen en van alle tijden kunnen zijn?" Kusters signaleert deze regel in een gedicht van Kouwenaar: „Het korea/(dat voor de eeuwigheid niets betekent/ik had het niet mogen schrijven.)" Ida Gerhardt Deze hoogmoedige regels maken dui delijk dat ook Kouwenaar een dichter wil zijn die men ook later zal kunnen begrijpen. Daarom vermijdt hij toe spelingen op de actualiteit Hij schrapte hier die verwijzing nu eens niet. maar hij licht toe waarom hij dat wel had moeten doen. Beide dichters lijken ook al zullen ze daar een verschillende aanduiding voor heb ben de overtuiging toegedaan dat een gedicht als een zelfstandige een heid moet worden beschouwd Wiel Kusters merkt zijn lezers aan als kenners van Kouwenaars werk. Voor enige introductie draagt hij geen zorg dat is jammer want tot nu toe is dat niet afdoende gebeurd. Kusters begeeft zich in het voetspoor van de dichter. Hij redeneert vanuit de gedichten en niet zoals Anneke Reitsma van bui tenaf. Het belangrijkste bezwaar dat tegen Kusters opstellen aangevoerd kan worden is dat de vorm onvoldoen de is. Het innerlijk verband is te weinig hecht. Soms is moeilijk te zeggen waar het betoog op neer komt. Kusters blijkt in elk geval een groot en begrijpend bewonderaar van Kou wenaars werk te zijn. Sommige van zijn beweringen zijn in samenspraak met de dichter gedaan. Hij verwijst vaak naar gegevens die hern uit de eerste hand zijn toegespeeld. Kouwenaar is in onze literatuur wel de meest consequente maker van au tonome gedichten. Het gedicht wordt ergens als een 'ding' betiteld, elders wordt geconcludeerd' „het gedicht/ behelst het gedicht". Kusters haalt een definitie van Kouwenaar over het autonome gedicht aan: „een in zich zelf besloten stuk actie, een compacte bol vol spanningen, opgewekt door een conglomeraat van oorzaken en gevolgen: klanken, ritmen, beelden, betekenissen en hun als hengelstok ken uitschuifbare verlengstukken" (62) Ook Kusters slaagt er niet in zijn dichter nieuwe lezers aan te brengen. Hoe dat dan wel zou moeten? Onbe kend. Jammer blijft het, want zoals Gerrit Komrij eens schreef „Wie nooit een gedicht leest mist een van de meest persoonlijke recreaties die er zijn". 1. 'In de taal zelf verscholen' over de poezie van Ida Gerhardt door Anneke Reitsma 132 pap.; 19,50; Synthese reeks, De Arbeiderspers, Amsterdam. 2. 'Een tuin in het niks' Vijf opstellen over Gerrit Kouwenaar 104 pag. door Wiel Kusters, 29,50; Querido. Amster- Wat mij, afgezien van zijn boeken, altijd zo heeft verbaasd bij Gert Reve. is dat hij er op foto's altijd heel anders uitziet dan in alledaagse werkelijkheid. Wie hem in gezelschap tegenkomt, zal ni( gauw denken: „Wat een buitengewoon ongewone man schuift hier blikveld binnen". Het verrassende nu van het Album Gerard Reve. dat zojuist bij Elsevier is verschenen, is dat de hier in vele foto's aanwezige Reve een totaal andere is dan de man die ik destijds bij Rudi Carrell had gezien. Het lijkt wel of hij vergezeld wordt van een tweede persoonlijkheid, die alleen de camera vermag te ontdekken. Natuurlijk zou men kunnen denken dat Gerard Reve poseert, en dat hij uit zijn Londense toneeljaren de hebbelijkheid heeft overgehouden zich met een interessant gezicht tot het publiek te wenden Ik geloof niet dat dit waar is. Dit album bevat namelijk ook enkele foto's uit de kindertijd, waarop men hem ziet met zijn broer Karei En zo gewoontjes als Karei op de foto staat, zo bijzonder is dan al de blik van de vijfjarige Gerard. Bijna had ik hier het beroemde gedicht Alone van Edgar Allan Poe geciteerd, maar dat heeft hij zelf al eens ge daan. Enkele jaren geleden bezocht ik een zogeheten perspresentatie, waar de •overigens bitter teleurstellende) le vensherinneringen van Rudi Carrell werden rondgedeeld Daar liep ook een vrij jeugdig ogende man rond, van wie ik vermoedde dat hij iets te maken had met de uitgeverij die deze bijeenkomst had georgani seerd. of met de cameraploeg die dit evenement voor de eeuwigheid kwam vastleggen. Pas toen ik m vrij treurige stemming huiswaarts was gekeerd, realiseerde ik mij dat die man niemand anders was dan onze schrijver Gerard Reve, die ik in vroeger jaren verscheid» malen had ontmoet en wiens gezid mij toch niet geheel onbekend De portretten tonen Gerard en stig, dromerig, somber, w« moedig, broeierig, demonisch, son rechtuit sentimenteel, een keer meisjesboek-achtig wanhop,- (zoals op dat portret van Pet( Mazll uit 1966). Soms verschijnt k ook wel degelijk als acteur, bijvot beeld als hij dat witte uniform hed aangetrokken dit zijn kenneljji de portretten waarin hij zijn m* kiezenfantasie heeft uitgeleefd. Er staan ook heel huiselijke foto'i dit boek. zoals die bruiloftskiek infr huiskamer, waarop het bruidsp* nauwelijks van de rest van het ga schap is te onderscheiden. Op achterste rij ontwaar ik een jongs bij wie ik in de klas heb gezeten,e die toen al een zekere faam omdat hij zo mooi piano speeMt Misschien was hij ingehuurd voor# muzikale begeleiding. Maar het zijn niet deze foto's die Ie boek zijn betekenis geven. Dat b$ ven toch de portretten, die de m> thologie van deze schrijver een apj te dimensie verlenen. Wie, om iets te noemen, het vermoeden hi dat het element kitsch in bepaalo verschijningsvormen van de katte lieke kerk hem niet afstoot, ma juist aantrekt, vindt dit bevestigd! een zeer geslaagde foto van Ronai: d Sweering. Wat dit boek onderscheidt vï soortgelijke boeken (van Hermani Mulisch, Wolkers), is dat hier es d verbindende tekst ontbreekt, de to's zijn zelfs niet van onderschnfte voorzien. Die zijn ook nauwelijl nodig, want het verhaal dat hiert l hoort, is immers al zo vaak vertelcf Behalve foto's komt men hier nogal wat teksten tegen, meesli met de hand geschreven en som vrijwel onleesbaar, zoals die bril aan Elsevier over het conflict zijn vorige uitgever Johan B. H Polak. Erg aardig zijn weer de bewaaii gebleven schrifturen uit zijn jeugd verlanglijstjes, een lidmaatschap boeKje van de Ontdekkingsclub 'D Wildernis' waarvan Gerard de percommandant was en een opsü over huisdieren. En dan is er een heel merkwaard! document, een soort werkplan va De avonden, waaruit blijkt dat d verhaal aanvankelijk als novelle wi j"; gedacht en dus pas later, onder handen van de schrijver, is uitgt groeid tot een roman. Joop Schafthuizen heeft van d album een erg mooi boek gemaald Ik ben er voorlopig niet op uitgekt ken. Steeds weer worden de Noordnederlandse schrij vers betrokken bij de narigheden en frustraties van hun Vlaamse collega's. Zes miljoen Belgen spreken Nederlands, maar het is lang niet zo dat elke Nederlandstalige auteur automatisch twintig miljoen potentiële lezers heeft. Verre van dat. De landsgrens zorgt voor een geduchte scheiding. Hoe wel Vlaamse schrijvers van formaat altijd bijzon der goed ontvangen zijn in Nederland, en er hun boeken soms vrijwel exclusief lieten en laten ver schijnen, is er toch een soort Belgische subcultuur ontstaan die de Vlamingen een slecht geweten bezorgt en die in het Noorden vaak tot spot aanleiding geeft. De oorzaak daarvan ligt waar schijnlijk in een onvervalst provincialisme: door dat men merkt dat men niet meekan, niet meetelt in het oog van de gehéle taalgemeenschap, gaat men zich afsluiten, elkaar ophemelen en raakt zo hoe langer hoe meer van de realiteit verwijderd. Om één voorbeeld tc noemen: er wordt graag de draak gestoken met het buitengewoon grote aantal Vlaamse poëzieprijzen Poëzie die van elke zeggings kracht gespeend is wordt daarbij bekroond. De eenmaal op gang gebrachte beweging krijgt een sneeuwbaleffect en zo ontstaan in Vlaanderen 'grote dichters" met indrukwekkend lijkende 'Verzamelde Gedichten" itype de 'Gulden Veder'-reeks van de nu failliete uitgeverij Orion i die van geen enkele beteke nis zijn en wier namen in Nederland terecht volstrekt onbekend blijven Merkwaardig is dat enkele Noord nederlandse dichters die hier weer niet bepaald tot de coryfeeen gerekend worden, als Louis de Bourbon of Albert Helman ook de weg naar zulke Belgische uitgeverijen weten te vinden Andersom lijkt het wel of het de droom van elke Nederlandstalige Belgische auteur is om zijn werk in Nederland uitgegeven te zien Wie erkenning krijgt 'boven de Moerdijk' zit goed. heeft de kans het lezende deel van de Noordelij ke veertien miljoen te bereiken. Terwijl de glorie van het geaccepteerd-zijn in Nederland bij de landgeno ten direct een zekere meerwaarde geeft. Maar een Nederlandse schrijver, zelfs een heel goede, onder vindt toch weer wel moeite om in België tot de massa door te dringen. Al deze problemen spelen zich af op een stukje aarde dat in luttele uren van Noord naar Zuid te bereizen valt. In een taalgebied dat, het is de laatste maanden telkens weer ter sprake gekomen, blijk baar niet zo bijster veel aan de wereldliteratuur bij te dragen heeft. Zou dit mogelijk ook een van de redenen zijn dat de satire het in het Nederlands nooit zo goed doet0 Om satire te kunnen verdragen moet je sterk staan. Wie als Nederlandstalig schrijver de hele Nederlandse literatuur als voortbrengsel van lilliputters van tafel wil vegen, kan met veel begrip of zelfs sympathie verwachten. Ook als hij af wil rekenen met erkende grootheden die bij nadere beschouwing allesbehalve grootheden zijn, loopt hij gevaar te worden gehoond De ware satiricus zal zich daar echter nooit door laten weerhouden, maar zijn striemen en zelfs zyn stoten onder de gordel uit blijven delen. Hij is. in een levende literatuur, groot of klein, absoluut onmis baar. Wat, was 'Tachtig' geweest zonder de scheldkri tieken van Kloos en Van Deyssel, hoe hadden de jaren dertig er uitgezien zonder het borende intellect van Du Perron, hoe arm zou onze na-oorlogse literatuur zijn zonder Hermans' 'Mandarijnen op zwavelzuur' of de genadeloze aanvallen van Gerrit Komrij op de Vijftigers en op alles wat voos en rot is in onze literatuur en maatschappij? Voor het kritisch-satinsche werk van deze auteurs geef ie toch grif honderden. Ia. duizenden, doorsnee romans en dichtbundels cadeau? Ze houden je wakker, ze zetten tot denken aan. ze zijn katalysa tors en dat naast alles wat ze ook nog deden of doen aan echt scheppend werk. In Vlaanderen nu. midden in dat haast verstikken de en verstikte wereldje van wederzijdse opheme larij, haat en nijd, woont en werkt een jonge 'letterkundige', wiens naam ik reeds enkele malen in deze rubriek genoemd heb. Dat niet, ik ben verplicht het er nadrukkelijk bij te zeggen, omdat hij zijn licentiaatsverhandeling schreef over mijn werk Het is afschuwelijk datje dit in ons land vermelden moet, om de schijn van wederzijdse bewierrokmg te vermijden. Ik noemde Tom Lanoye (geboren 1958» omdat ik hem de meest opvallende dichter Wan zijn generatie vind. voor België èn voor Nederland. Gelukkig kan ieder die de moeite wil nemen de lopende jaargang van 'Maat staf in te kijken, werk van hem lezen. Hij heeft tot nu toe namelijk enkel poezie in eigen beheer uitgegeven Zijn eerste 'officiële' bundel is ter perse In Amster dam. dus hij zit direct goed Ik vernam zelfs dat meer dan één grote uitgeverij zijn debuut graag gebracht had. wat weer eens bewijst, dat kwaliteit vaak toch direct herkend wordt en dat het voor Belgen totaal niet moeilijk is. in ons land te publiceren, mits ze maar iets te bieden hebben. Lanoye trad een paar maal in ons land op en haalde dan de landelijke pers met lovende vermeldingen. Hij is namelijk ook een 'performance poet' Ik beken dat ik deze wijze van poezie brengen extra-kritisch aanzie, maar ik moet erkennen hij doet het voortref felijk, een gedicht wordt bij hem een ware 'act' en hij weet als een acteur allerlei rollen te creeren Ik zag hem onder andere op de televisie zijn gedicht 'His Masters Voice 'doen het was grote klasse. Deze zelfde Tom Lanoye nu. bezit een kritisch en satirisch talent dat hem tot een evenknie van Gerrit Komrij laan wie hij ongetwijfeld schatplichtig en ook verwant isi kan maken. Hij schrijft nu al een paar jaar 'helse kritieken' in Vlaamse satirische, humoris tische en polemische bladen als 'De Zwijger', "t Zwarte Gat', "t Muzet' en in het Amsterdamse studentenblad 'Propria Cures', waar hij dit jaar (als Belg!) de P. C. Onthooftprijs in de wacht wist te slepen. Ook als 'chanteur de charme' en als literair variété-artiest verdiende hij, zoals gezegd, zijn spo ren. Een aantal van zijn kritische stukken werd onder de titel 'Rozegeur en Maneschijn' gebundeld en ik verzeker u: dit is een kostelijke verzameling geworden waarbij veel heilige en minder heilige literaire huisjes sneuvelen. De bundel begint met een Dedicatie en wel met die uit Byrons gedicht 'Don Juan' uit 1819. een werk waarin Byron de in zijn tijd zo beroemde Lake Poets' op rip korrel nam in het bijzonder de Poet,-Laiireat,e Bob Southey. De Lake-Poets werd verweten: 'het dekken van eikaars potjes, het elkaar opvrijen, het verheffen van orakeltaal tot poezie. draaikonterij. hoerigheid en zelfoverschatting' Lanoye zag een goede honderdvijftig jaar later een dergelijk ver schijnsel bij de Vijftigers, die vooral tegen de lamp waren gevlogen door hun dwaze reactie op Komrijs geruchtmakende bioemlezing in 1979. Lanoye schreef in 1981 een nieuwe dedicatie, waarin Remco Campert, die zelfs met Kouwenaar de proces- hans warren LETTERKUNDIGE KRONIEK sen volgde („Ooit een rebel, nu een schizofreentje. Bendeleider, bureaucraat, en lelijk eendje de rol van Southey spelen moet. Lanoye had echter geen stof genoeg en om de zeventien strofen vol te krijgen was hij genoodzaakt na het zevende couplet al op iets anders over te schakelen:laat het over mijn Vlaanderen gaan. over zijn taalstrijd (sic) zijn letter- goden". Eerlijkheid gebiedt te zeggen geen sterke opening, deze Dedicatie, maar zodra men het eerste stukje van de afdeling 'Mon coeur est un Violon De Schriftgeleerden' begint te lezen, klinkt een veel betere toon op. Het is een pittige aanval op Hugo Claus, over wie men in de Dedicatie al gelezen had: „Ofschoon ik u bewonder. Zonder u voel ik mij veel gezonder" In 'Hel klappen van de banden van de fiets van Hugo Claus' wordt op vermakelijke wijze de draak gesto ken met deze paus der Vlaamse letteren Tom Lanoye rijdt met zijn bakfiets de Meester klem. die op een barokke racefiets troont, en hij neemt hem dan een vernietigend interview af In het tweede stukje moet een heel wat mindere grootheid. Mireille Cottenjé. het op ongenadige wijze ontgelden Zij is. voor een satiricus, Gefundenes Fressen door een zeldzame combinatie van haar ridicule autobiografische erotische boeken en haar afschrikwekkend uiterlijk dat elk boek siert. Die samengang zou zelfs een cherubijn onder de boekbe sprekers tot spot verleiden, maar Lanoye schreef in twee pagina's zo'n helse kritiek dat de lust om te schrijven Mireille Cottenjé hopelijk voorgoed ver gaan zal zijn. Waarmee dan tevens nut en functie van zo'n genadeloos satirisch kronikeur aangegeven zijn Verder worden in deze afdeling op briljante wijze op de hak genomen: Hedwig Speliers (de man van het 'metaforisch denken'). Roland Joons (de man die 'het wit tussen en rond zijn versregels' zo belangrijk vindt) en Simon Vinkenoog. Simon Vinkenoog, u kent hem wel. 'n Roze sjaaltje, met daarboven twee natte oogjes die in een mongool- se rattekop ronddrijven als op een bord magere soep Een persiflage op de Eeuwig Jonge Biafraan. Ook artistiek gezien is Vinkenoog een hongeroedeem op zwemvliezen Voorwendend tegelijk high. dron ken en talentvol te zijn, begint hij op literaire avonden zijn optreden al in het voorprogramma, door op de meest in het oog springende plaatsen zijn Vinkenoog-shuffle ten beste te geven ÜU is een aaneenschakeling van de meest potsierlijke spron gen. ooil door een kruipdier bedacht Simon wringt zich, rekt zich, legt een ei. ontspant als een veer. duikt in een psychedelische loopgraaf en ontploft als een kauwgomballon Het ziet er allemaal goedbe doeld uit en ik kan me voorstellen dat het een zestigtal jaren geleden bepaald 'vernieuwend' moet zijn geweest, ja zelfs vertederend voor de jonge snaak die Vinkenoog naar het schijnt toen was. Maar als je nu iemand die tweemaal je opa zou kunnen zijn moet zien rondhuppelen als een wip staart. dan breekt er toch iets in je" '40:. Claude van de Berge Bert Popelier, Hubert Lampo en zijn magisch-realisme ze ontkomen geen van allen aan Lanoyes venijnige spot. Ook de persiflage wordt door hem heel behendig gehanteerd Hij weet door analoge vondsten en parallele verhalen de loosheid van het door hem gewraakte schel te doorlichten, maar wat een kennis en inlevingsvermogen zijn er nodig om zó te keer te kunnen gaan en zelf overeind te blijven. Duidelijk blijken deze eigenschappen ook in de tweede afdeling „In Dulci Jubilo. De Letteren waarvan het openingsstuk over Jotie T'Hooft han delt. of liever, over het gesol met diens literaire nalatenschap en zijn 'legende' door schoonvader- uitgever Weverbergh. Het stuk is in wezen een aanklacht. Lanoye vindt dat T'Hooft éen handvol heel mooie verzen geschreven heeft. Maar hy heeft enkel verachting over voor het uitbuiten van de spectaculaire kanten „Nog minder indruk maakt de Dood die wordt opgevoerd als een Walkurendrama. Wanneer de hoofdrolspeler de scheermesjes waarmee hij het al eerder probeerde fier in zijn fotoboek plakt, wanneer hij zwaar geparfumeerd, geschminkt en in oude vitrage gehuld in één nacht twaalf gedichten schrijft en wanneer hij die als een opera-testament voor draagt in het decor van zijn zwartgeschilderde en met witte bloemen versierde flat, dan zeg ik, over een generatiegenoot: die Jotie, die had ze niet op een rijtje. Die jongen was aan het flippen „Nuchter bekeken hou je. behalve een paar prachtige gedich ten, alleen dit over: een tot de laatste veer gepluimde kip. die door vroeg te sterven haar eieren in goudklompjes heeft doen veranderen voor een uitge verij die er niet voor zal terugdeinzen ook de geringste 'nagelaten' kippekeutel te verzilveren. on- der het mom dat die van documentair belang is. Atf] bedrijfsleider dwingt Weverbergh hiervoor bewonde ring af. als literaire uitgever en schoonvader i een nccrofiele scharrelaar" (75). Detail dit mooie stuk is gevat tussen twee gedich ten. En wat dan?' van Jotie T'Hooft en de tegenhan ger 'Heet van de naald' van Lanoye. 'onherstelbaar verbeterd' in Komrijse trant Men savourere deze subtiele nuance: T'Hooft schreef in strofe twee een taalfout „Want wie zoals ik nooit heeft gebouwen laat niets achter". En wat staat er bij Lanoye? „Want wie zoals ik rijk is getrouwen laat niets achter". Een parel, haast onvindbaar weggestopt. Verder moet in deze afdeling Mark Grammens hel ontgelden, de 'Standaard der Letteren' (literatuuraf deling van de krant 'De Standaard', notoir zó slecht dat ie het als een smet moet voelen als erin geprezen wordt en als een eer wanneer je wordt gekraakt). Een vernietigende aanval op Paul de Wispelaere besluil deze afdeling. In 'Gefundenes Fressen. Nog meer huisvuil' zijn df satirische stukjes over andere dan puur literair» onderwerpen verzameld. De rage in zogezegd opwin dende pornofoto's wordt gehekeld: „Zakdoeken. T- shirts, agenda's, behangpapier, niets kan je beden ken of het ligt vol vingerende kindvrouwtjes: geet meisjeskamer kan je binnenkomen of een beloftevol danseresje duwt je vanop een luxe-poster haai geslacht in het gezicht" „Ik kan er niet mes tegen. Ik kan geen kut meer zien" (99). Gandhi, het Ouderlijk Gezag, Groothandelstrucjes gaan voor de bijl en natuurlijk toch ook weer aan literatuur verwante zaken Ik vind het bewonderenswaardig dat een zo jont pas beginnend auteur zo genadeloos durft te zeggec waar het op staat. Ik hoop dat Lanoye zijn activitei ten lot ons aller heil uit zal breiden tot de gehele Nederlandse literatuur. Wij, Noordnederlanden, hebben er beslist ook recht op. Een woord nog over de illustraties op en in dit boek. Die> zijn Dooreman en ik vind ze opvallend goed. Dooremai hekelde met de tekenstift de onvoorstelbare onbe nulligheid van allerlei prullaria voor schoorsteei en vensterbank op dezelfde manier als Lanojt schreef over de lorren voor de boekenkast superieure wijze. Tom Lanoye 'Rozegeur en Maneschijn' Helse kritieken. lH pag Kntak A. Vesaliusstraat l. 3000 Leuven Voor Nede land Van Gennep, Nes 128. Amsterdam.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1983 | | pagina 18