EEN
GEKRUIDE
ROMAN
IN DEN
VREEMDE
een trio
teveel
armando en
nooteboom
marijke höweler BIJ ONS SCHIJNT DE ZON
PZC/ weekendkrant
i
ZATERDAG 5 NOVEMBER 1983
Makkelijk verteerbare amusementstelevisie mag zich verheugen in de aandacht van een
groot publiek. Hetzelfde geldt voor superlichte ontspanningslectuur. De boekjes liggen
gewoonlijk hoog opgetast in boekhandel, sigarenwinkel en supermarkt. De Amsterdamse
uitgever Peter Loeb gaat een nieuw exemplaar aan deze stapel toevoegen. Vanaf vrijdag 11
september kan de liefhebber beschikken over „Een avontuur teveel", geschreven door Diana
Fortuyn.
Onderscheidt het boekje zich van de De drie dames, ogenblikkelijk bereid sage: ,,De balkondeuren stonden wijd
wegwerpromans die in het algemeen om over hun boek te praten, zijn open, maar in plaats van een koele
in deze sector worden geproduceerd? eerlijk en bescheiden. Literaire pre- bries vulde de hotelkamer zich met
Eigenlijk niet: de hoofdpersoon in tenties claimen ze absoluut niet. Het een zwoele, benauwende warmte.
„Een avontuur teveel" is een vrouw, concipiëren van het boekje: het is Luciana zat op het grote twee-per
die het zoals zo vaak in dergelijke allemaal vanzelf gegaan. Transpira- soonsbed en voelde de zweetdruppel
werkjes aan niets ontbreekt, behal- tie is er bij het schrijven niet aan te tjes langs haar oksels naar beneden
ve aan problemen. Luciana Ferrante pas gekomen. En de inspiratie is glijden De dunne, katoenen kimono
heet ze, ondanks het feit dat ze een steeds vanzelf gekomen. Er is geput hing als een vochtige dweil om haar
Zeeuws meisje is. Ze is prachtig ge- uit de eigen rijke ervaring Floor is heen"
bouwd, vanzelfsprekend, en ze wil niet als fotomodel inderdaad veel in het Voor het goede begrip. Luciana be-
alleen veel van de wereld zien maar buitenland geweest en uit informa- vindt zich op dat moment herfst
ook carrière (in het modevak) maken, tie van anderen. 1982 in hotel Taj Mahal, Bombay,
En uiteraard voltrekt zich die carrière Elke zondagmiddag kwamen ze bij India. Spoedig na dit veelbelovende
via de slaapvertrekken van mannen, elkaar, drie jaar achtereen. Er is op begin zal zij een bronstige Indiër met
die de liefde in het algemeen zlnde- die meetings wat afgelachen. Vooral een koperen bedlamp dodelijk op de
rend bedrijven. het „neerzetten" van de „fel-realisti- hersenpan slaan „Nooit zou ze te
weten komen of zijn kreet van pijn
was, of zijn orgasme betekende". Een
beetje kromme zin, maar wel een
duidelijke.
niets", zegt de ander De derde zwijgt.
Nee. met pornografie heeft hun boek
niets te maken, verzekeren ze later.
Hun opzet is geweest om een vrouw in
een boek op een „lekkere, vriendelijke
manier" dat te laten beleven wat zo
fijn kan zijn. „En dat hebben we nogal
openlijk en vrij aan het papiep toever
trouwd", aldus het collectief. Voor
anti-porno gerichte feministen .is het
drietal dan ook niet bevreesd. „Wat
Luciana beleeft, gebeurt uit eigen
vrije wil. Op die verkrachting na.
maar daar slaat ze die man dan ook
voor naar de andere wereld".
verkoop
verrast
Het aardige van met name deze scè
nes is dat ze met veel overtuiging en
vanuit de hoofdfiguur, Luciana dus,
beschreven zijn. Er wordt weinig aan
de verbeelding overgelaten, de attri
buten ten zuiden van de gordel en het
peter huysman
doortastende gebruik e
menigmaal zonder omwegen aan de
taillistische beschrijvingen onder
worpen. Wat dat betreft zal de gemid-
sche" sextaferelen heeft, na wat aan- if^diQ
vankelijke géne, tot hevige gier- en
bruipartijen geleid. En toen was het In het beroemde hotel Taj Mahal
boek klaar. treft men ook inderdaad koperen
worden n0u ja. boek. Weggooiromannetje, bedlampen aan. Dat hebben de da-
inslapertje. noemen ze het zelf mes. die dat hotel nooit van binnen
liever. Een grap. Een boek voor „tante zagen maar verder wel veel hebben
Truus uit Harderwijk", die tussen gereisd, goed gecontroleerd lo.m. in
delde kasteelroman-supporter nog twee koppen koffie door even wil de bibliotheeki. En zo bestaat er in
weten hoe het verder afloopt met het New York ook werkelijk een Red
Er is trouwens nog iets waardoor „Een enerverende bestaan van Luciana Rooster-bar waar de befaamde saxo-
avontuur teveel" anders is dan het Ferrante. fonist Archie Shepp veel optrad, om
een ander voorbeeld te noemen. De
[pÏQ feiten, die in „Een avontuur teveel"
bekende repertoire. Behoudens de cli-
ché's. waaraan ook dit verhaal niet
ontkomt, is het boek redelijk geschre
ven. met vaart en niet zonder humor.
Er ontbreekt een „happy end", ook al
niet gebruikelijk.
'oorkomen, zijn zoals dat heel ge-
Marie-Louise kwam een aantal jaren checkt.
geleden, toen zij Prinses Daisy van Er is geen sprake van dat er hele
Judith Crantz onder ogen kreeg, op passages of hoofdstukken door één
Minstens even ongewoon is dat de het idee. Dat kunnen wij ook, vond van de drie is geschreven. Het is
schrijfster van „Een avontuur teveel", ze, en haar vriendinnen waren het collectief nadenken, collectief ervarin-
geheel met haar eens. In Frascati gen uitwisselen en collectief schrijven
kwam het vrolijke trio samen. Een geweest Iedere zin is door drie
flink glas wijn, en binnen tien minu- hoofden en drie paar handen gegaan,
ten lagen de hoofdlijnen van het En de krachtig gekruide, danig uitge-
erhaal op tafel. sponnen bedavonturen dan? „Ja nou.
Diana Fortuyn, niet staat voor één,
maar voor drie vrouwen. Het zijn
Liesbeth Limburg (44), Floor Nije (33)
en Marie-Louise Terwindt (34). mode-
redactices, op free-lance basis werk
zaam by bladen als Avenue, Elegance Ter illustratie van het talent van of we die echt meegemaakt hebben",
en Cosmopolitan.
Diana Fortuyn hier de openingspas- zegt één van de schrijfsters ..Ik zeg
Liesbeth, Floor en Marie-Louise heb
ben dc smaak van het schrijven te
pakken. Niet voor niets heeft „Een
avontuur teveel" een open eind. Dat
wil zeggen dat de roman schreeuwt
om een vervolg, vinden ze. Maar of
dat het geval zal zijn, ligt natuurlijk
aan de verkoop van de eersteling. En
daar wil uitgever Locb graag alles
aan doen. Hij heeft er zelfs buttons
met de mysterieuze tekst „Wie is
Diana Fortuyn?" voor laten ontwer
pen. Verder komen er op in het oog
springende plaatsen in het land affi
ches te hangen met „Wat is een
avontuur teveel?".
Bruna heeft op voorhand al 2000
exemplaren besteld. Dat zegt wel iets.
vindt Loeb. De schrijfsters zelf is het
niet om het geld begonnen. Het ple
zier om samen een boek te schrijven
heeft steeds voorop gestaan. In die
drie jaar is een „waanzinnig warme
vriendschap" tussen de drie ontstaan.
Ze zien wel hoeveel de royalties ople
veren.
De eerste 1.000 gulden, een voorschot,
kan Loeb zijn autcurstrio niet meer
afnemen. Dat bedrag hebben ze des
tijds in het Amstelliotel aan een
enigszins uit de hand gelopen etentje
uitgegeven. De bediening was er
ronduit slecht. Uit protest heeft toen
een van de schrijfsters in de planten
bak overgegeven. De obers zullen er
vast niet bij hebben stilgestaan dat
zij drie opgewekte scheppers van een
gezellige damesroman op bezoek
hadden.
Een mens kan niet onbevangen waarnemen. Men ziet altijd min of
meer wat men verwacht. Het beeld dat je van de wereld hebt, geeft
vorm aan je observaties. Daar zijn op allerlei gebieden sterke stalen van
bekend. Zo is er een verhaal van de anthropologe Margaret Mead: zij
nam een inboorling uit Zuidoost-Azie die nooit wat anders had gezien
dan zijn dorp in het oerwoud zonder hem ergens op voor te bereiden mee
naar de drukke stad Singapore. Na afloop van de reis vroeg ze hem wat
hij allemaal had gezien. De man bleek niets bijzonders opgemerkt te
hebben. Hij kon de dingen die aan hem voorbijgetrokken waren niet in
zijn wereldbeeld plaatsen, ze gingen zijn voorstellingsvermogen te
buiten en hij zag dus helemaal niets.
In de literatuur is het met waarne
men al net zo gesteld. Er zijn maar
weinig schrijvers die dit toe willen
geven, maar Kavafis schrijft in zijn
gedicht 'Morgenzee':
Laai ik hier gaan staan. En laat ook ik
de natuur aanschouwen. Het vonkende
van morgenzee en wolkeloze hemel, de
gele kust
alles overgoten door een groot, mooi
licht.
Laat ik hier gaan staan. En me wijsma
ken dat ik dit zie
Uk zag het werkelijk het eerste moment
toen ik bleef staan i
en niet ook hier mijn fantasieën,
mijn herinneringen, de gestalten van de
wellust.
Van Kavafis, wiens werk zo door
drenkt is van herinnering, had nie
mand verwacht dat hij tot onbevan
gen waarneming in staat zou zijn.
Onbevangen waarneming is er ech
ter al evenmin bij schrijvers die wél
de pretentie hebben zichzelf uit te
kunnen schakelen en te kunnen
registreren als een camera.
Armando en Cees Nooteboom beho
ren tot deze categorie. Als ze er al in
slagen neutraal te blijven, dan be
perken ze zich tot zo'n klein stukje
van de werkelijkheid dat ze toch
ook met over dé wereld maar over
hun wereld schrijven.
duitsland
Armando's interesse richt zich
sterk op het Duitsland van nu.
Daarin zoekt hij voornamelijk naar
herinneringen aan de nazi-tijd. Hij
mag zich dan onpartijdig opstellen,
dc keuze van zijn onderwerp zegt al
genoeg.
Armando (geboren 1929) is bekend
als schilder en dichter. Hij woont in
Berlijn. Sinds enige jaren verzorgt
hij in NRC Handelsblad een voor
treffelijke rubriek 'Armando uit
Berlijn'. In zijn nieuwe boek 'Mach
thebbers' bracht hij een aantal van
die stukken bij elkaar. In deze bun
del vindt men 29 artikelen over
Berlijn. Bovendien zijn er twee
stukken uit Milaan en zes uit Tosca
ne. In die artikelen over Italië is
Armando op vakantie.
Tot het stuk 'Hoofdpijn', waarin hij
vertelt over zijn eerste ervaringen in
Duitsland, waar bleek dat 'de vij
and kon praten' (179) zet hij zijn
obsessie opzij. De Italiaanse stuk
ken zijn beslist niet slecht een
artikel als 'Dieren' is zelfs heel mooi
maar Armando geeft zich er niet
helemaal in. zoals hij dat wel doet in
de zeer indringende in Berlijn spe
lende verhalen.
Armando wil zichzelf zo ver moge
lijk uit zijn verhalen wegwerken. Hij
wil alleen koel en zo precies moge
lijk noteren wat de inwoners van
Berlijn hem vertellen. Die notities
zijn in al hun trivialiteit veelzeg
gend:
„Man: O. bent u Hollander. Weet u
dat er in Holland heel wat nazi's
zitten Nou en of. Ik heb er heel wat
ontmoet hoor. ik was een paar maal
in Amsterdam. Ik begrijp dat ook
wel, lang niet alles was slecht bij de
nazi's. Wij arbeiders bijvoorbeeld
hadden het goed. O, heeft u dat
meer gehoord? Nou, ziet uw wel!
Echt hoor, wij hadden het goed.
Dacht u dat hel ons indertijd wat
kon verdommen, dat de vakbonden
opgeheven werden. Welnee. Toen
we vakbonden hadden, kregen we
niks te vreten en bij de nazi's kregen
we werk en brood en wat vooral
gen". r
hoofdzaak
Ï1 Cees N)
wereld
hans warren
belangrijk was: je werd gewaar
deerd als arbeider. Vreemd, dat u
dat vaker gehoord hebt, niemand
durft het eigenlijk nog te zeggen"
1169).
Armando slaagt er lang niet overal
in zijn standpunt, zijn oordeel voor
zich te houden. De hartstocht waar
mee hij in 'De parabel van de zee en
de knopendoos' over kunst schrijft,
spreekt boekdelen.
Tussen de regels door en zelfs tot in
de regels blijkt een afkeer tegen de
categorie van Duitsers die overlo
pen van 'Selbsthasz' wegens wat er
in de oorlog gebeurd is, die een
gemakzuchtige weerzin jegens de
Amerikanen koesteren en een voor
keur hebben voor de Russen. Ar
mando bekent ook kleur in het
artikel 'Het geloof Hij probeert de
zaak in zijn slotregels nog te neutra
liseren: „En wat dit verslag betreft:
het is zeker niet bedoeld om een
alom bewonderde staatsvorm aan
de kaak te stellen, verre van dat. 't
Is een levensloop, meer niet" (81
Inmiddels heeft hij dan zeer felle
kritiek op het regime in de DDR
geleverd.
Armando lijkt zich in Berlijn als een
vis in het water te voelen, in die
verscheurde stad waarin hij op zoek
is naar de vijand. Hij is sterk in het
vinden van toepasselijke citaten. Zo
koos hij als motto voor dit boek een
uitspraak van Stefan Zweig di
delijk samenvat waar het lew
voel van veel Duitsers opp
komt. ,.Wir haben keine Gegn
und keine Zukunfl. Das VergL
ne können wir nicht zurücklf
und das Neue wird über uns cf
hen. Was hat es fiir einen SimP
man als sein eigener Schattef
terlebt? Wir sind doch nur Gi
ster oder Erinnerungen"
Armando heeft in hoofd:
standplaats, terwijl
boom over de hele
Onbetwist is hij in onze
literatuur de meester in hetf
reisverhaal.
Zijn beste kunnen heeft hij
geïnvesteerd. Dat blijkt weeri
lijk in de pas verschenen ven
bundel 'Waar je gevallen ben
je', die een keuze uit zijn veli
dels reisverhalen bevat. Hi,
eveneens zijn boek een fraai
mee: „Waar je gevallen ben
jeJ In het hele universum is
plaats./ Alleen maar deze ene
Maar die heb je helemaal var,
gemaakt". (Janos Pilinszkyi
Nooteboom (geboren 1933)
dichter en prozaïst. Al te vt
selwerking tussen zijn roma
zijn reisverhalen lijkt er n
bestaan.
Op bladzijde 302 van deze
zegt hij: „Ik ben niet
vermengen van mijn bevoei
(van verzinnen en bescl
Een beschrijver, dat wil Noot
zijn in deze reisverhalen. Hf
hem daarbij meer om de sfe
om de feiten. Het knappe
Nooteboom er ondanks zijnj
naar het poëtische in slar
land, een tijd voor de lezer tot
te brengen. Een sterk voc
daarvan is het lange stuk 'Del
se beroerte' over de roerige
gen van 1968. De grote verwi
gen en verbroedering van tc
na verkiezingen een maand 1:_
een triest échec uitliepen Ï1
komt in Nooteboom's oo£a
geverslag allemaal tot zijnC
Waarom hij zoveel reist? Een|i
lijk antwoord geeft hij
maar uit zijn verhalen valtj
maken dat op reis zijn fant:
zijn angsten aangewakkerd1
Ook bij Nooteboom kun je
onbevangenheid van zijn
vingen twijfelen. In een vi
sprek verklaarde hij onlangs
reisverhalen af en toe wat te i
neren en op die manier
dus aan het schuiven
werkelijkheid. Zou een
schrijver trouwens anders led
Het waarheidsgehalte van eer
zegt niet veel over de literairer
teit. Waar het voor de beoox
daarvan op aan komt is juist r
schrijver zijn stof heeft gsj
geerd. S
Armando 'Machthebbers': ï&f
29.50. De Bezige Bij. Arnsterdw'
Cees Nooteboom "Waar je gevalfi
blijf je'. 352 pag.. f42,50. Arbe :cJi
Amsterdam iPrwe-domein nr Si;
Vorig jaar werd op een ietwat eigenaardige
manier Marijke Hówelers eerste roman 'Van
geluk gesproken' tot een bestseller gebombardeerd.
S. Carmiggelt en Maarten 't Hart schreven vooraf
zeer lovende teksten die op de flap van de eerste
druk kwamen te prijken. Gerrit Komrij (ook een
Arbeiderspers-auteur) ergerde zich daaraan maar
zorgde met zijn 'Een en ander' dat hij aan het boek
wijdde toch ook voor grote bekendheid en al die
reclame miste zijn uitwerking niet. Twintig jaar
voordien had Marijke Höweler een novellenbundel
gepubliceerd, 'Tranen van niemand', door niemand
opgemerkt. Nu was ze op slag beroemd. Verdiend,
overigens en ook zonder dc promotie door promi
nenten was 'Van geluk gesproken' met zijn merk
waardige sarcastische, haast cynische toon wel
aangeslagen bij ccn breed publiek. Het was een
origineel werk, het verveelde nergens en ik resu
meerde destijds in mijn bespreking: „Het lijkt me
meer een 'eenmalige' prestatie dan het begin van
een grote schrijverscarrière hopelijk vergis ik me
daarin. Maar zelfs al blijft het bij één uitschieter,
dan is er al veel reden tot tevredenheid".
Ik kon toen uiteraard niet weten dat Marijke Höwe
ler twee vervolgen op stapel had (af al, naar ze nu
zegt om te voorkomen dat men denken zal dat ze de
succesformule te pakken heeft). Van die vervolgen is
het tweede deel, 'Bij ons schijnt de zon' verschenen
en de ontvangst daarvan bij de kritiek is niet best. Te
hoog gespannen verwachtingen? Welnee, dit boek is
gewoon niet goed. al werd het helemaal volgens
hetzelfde plan opgezet. Zo bestaat het eerste deel uit
41 betitelde korte hoofdstukjes, samen 220 pagina's,
het tweede heeft 38 hoofdstukjes en 206 pagina's.
Enkele personen uit deel I keren terug in deel II en
het is zelfs zo dat bepaalde passages uit 'Bij ons
schjjnt de zon' niet zo gemakkelijk te volgen zijn
men 'Van geluk gesproken' niet gelezen
heeft. Zo is het beter als men op de hoogte is van de
familieverhouding tussen Leo en de in Italië
woonachtige Thomas. Leo en Thomas waren colle
ga's geweest, professoren in Amsterdam, maar Tho
mas was heel vroeg met pensioen gegaan. Leo, een
knappe vent om te zien en een berucht vrouwenver
leider, had bij Thomas' dochter Martje een kind
verwekt. Martje had zelfmoord gepleegd, het zoontje,
nu een jaar of zes, wordt door Thomas en zijn tweede
vrouw in Italië opgevoed. Leo is samen gaan leven
met Rosa of Roos, een gescheiden vrouw, eveneens
werkzaam aan de universiteit als psychologe. Deze
informatie heeft men min of meer nodig om deel twee
van de roman van begin af goed te kunnen volgen
In de boeken van Marijke Höweler wemelt het van
de figuren; er zijn er zoveel, dat het niet eens
gemakkelijk is te zeggen wie de hoofdpersoon is.
In 'Van geluk gesproken' was het mogelijk Martje.
een zwaar gestoord schepsel dat het leven met
aankon. In 'Bij ons schijnt de zon' lijkt mevrouw De
Zeeuw, de bejaarde moeder van professor Leo de
hoofdfiguur te zijn. Zij is ongeveer aan het eind van
haar leven, maar ze kan dat juist heel goed aan. Ze
woont in een piepklein kamertje in een tehuis, ze
loopt moeilijk, maar haar hersens werken nog prima,
al heeft ze wel geleerd ouderdomsverschijnselen te
simuleren als dat zo eens gunstig uit komt Ze heeft
haar twee kinderen. Leo. ongetrouwd en dus samen
levend met het 'spook' (volgens haar) Rosa en Wiesje,
gehuwd met de academicus Hugo en moeder van vijf
zonen, prima aan de lijn. Ze moeten aldoor opdraven
en ze doen dat. Ze kunnen Mama met aan. Het zijn
beslist ook karakterloze sukkels, en in Mama woont
een duiveltje. Dat komt duidelijk aan het licht als de
centjes opraken. Mevrouw De Zeeuw bezat veel
antiek en andere spullen. Toen ze in het bejaarden
huis trok, kwam het grootste deel van die bezittingen
bij Wiesje terecht, omdat ze in Leo's moderne
interieur niet zo pasten, Maar liever dan van de
bijstand te gaan leven, wil mevrouw De Zeeuw haar
bezit nu te gelde maken. Dat brengt heel wat
commotie teweeg. Leo en Hugo spreken af dat zij
samen (ze hebben ruime inkomens) de taxatieprijs
op zullen brengen om de spullen te laten staan waar
ze staan. Wat uiteraard wat gewrijf met zich mee
brengt. Maar wanneer mevrouw De Zeeuw de hon
derdvijftigduizend gulden in briefjes vóór zich ziet
liggen (en dat gebeurt!), besluit ze iets heel eigenzin
nigs met het geld te gaan doen. Zij is onder de
hans warren
LETTERKUNDIGE KRONIEK
charme van een jonge verzorger in het tehuis,
Arnold, ze gaf hem zelfs stiekem kostbare cadeaus,
als de gouden manchetknopen van haar overleden
man Arnold verleent haar, al even in 't geheim,
kleine diensten. Maar deze Arnold besteelt ook op
vrij grote schaal de oude mensen in het tehuis. Hij
leeft samen met een neurotische vriend. Mattheus,
en het is hun droom om van het gespaarde en
gestolen geld een soort motel in Spanje te beginnen
Mattheus komt wegens zijn neurotische klachten als
patient terecht bij Rosa, de vriendin van Leo, en zo
heeft de schrijfster weer gezorgd voor een prachtige
informatiebron. Rosa komt zo immers dingen aan de
weet waarvan de andere protagonisten niet op de
hoogte zijn. en kan dan 'verrassend' optreden en
mensen tegen elkaar uitspelen. Het is een beproefde
vertellerstruc. die Marijke Höweler ook in 'Van geluk
gesproken' heeft toegepast.
Wanneer Arnold merkt dat de grond te heet onder
zijn voeten wordt in het tehuis, weet hij de oude
mevrouw De Zeeuw zo gek te krijgen dat zij zijn
geldsehietster wordt. Arnold en zijn vriend hadden
ongeveer een ton bij elkaar gespaard/gestolen, me
vrouw De Zeeuw zal de rest bijpassen om een project
in Spanje te kopen.
Onwaarschijnlijkheid troef: Mevrouw De Zeeuw be
weert tegen haar kinderen dat ze haar briefjes, in een
washandje op haar buik gebonden, zwart naar een
bank in Zwitserland gaat brengen, maar ze vliegt
stiekem naar Spanje, waar allerlei dwaze situaties
ontstaan. Dat een en ander moeilijk te rijmen is moet
de lezer voor lief nemen. Vermakelijk is het wel,
althans bij éénmalige lezing. Mevrouw De Zeeuw had
eenderde in de winst van de onderneming bedongen,
maar door ingrijpen van Rosa, die óók stiekem naar
Spanje vliegt, wordt er nu een eenvoudige schuldbe
kentenis getekend en dertien procent bedongen.
Niemand verwacht uiteraard nog ooit een cent terug
te zien. maar de onderneming van Arnold en Mat
theus slaagt buiten verwachting en op een goede dag
komen de heren, bruingebrand, gehard en vastbeslo
ten al het geld plus de rente bij mevrouw De Zeeuw
afleveren. Die zit dan heel boos met de enveloppes in
haar hand: ze wou haar derde in de winst
Ondertussen hebben alle andere figuren hun ups
en downs. Het botert totaal niet tussen Leo en
Rosa, Hugo raakt zijn vrouw Wiesje beu, het
veritaliaanste zoontje van Leo zorgt voor een
vrolijke noot (hij moet en zal een 'nonna' loma)
hebben, als hij in Italië wil meetellen, nou, hij krijgt
mevrouw De Zeeuw, wanneer Leo eindelijk zijn
vaderschap heeft durven opbiechten aan moeder en
zwager...). Voorts zijn er allerlei verwikkeld
aan de universiteit, waar Rosa voor een dwaap
kortstondig hoogleeraarschap in de vrouwkr
wordt geïnstalleerd. Kortom, er gebeurt genoer
er is ook nog een gelukkig eind, maar de spannir
er volkomen uit, het is duidelijk voortbordurc?'
het beproefde stramien. j1
Marijke Höweler is er niet in geslaagd het peil!?
haar eerste boek te handhaven. Dat brutale, r
sche, gespannene, de charme van 'Van geluk ge.^a
ken' zijn weg. Alles gaat veel tammer toe en daad
valt des te sterker op dat al deze figure#1
clichématig en saai zijn. Het eerste boek had#
iets van een black comedy, dit deel is overwe#
grauw en hier en daar is het ook flink geforceerd1
woordgrapjes zijn soms pijnlijk banaal (bij voort#
pagina 182 ,,'t Is wel te hopen dat we thee krij»
zei Arnold. „En twee flikken, voor iedere flikkerr'
Dit gezegd, wel te verstaan, door de homo-vrienij
Dat goedkope toontje valt op vele plaatser
beluisteren. g
Bij de eerste lezing verveelt men zich niet melr
boek, maai- bij herlezen gaan veel dingen sf
storen: de oppervlakkigheid, gekunsteldheid ea
onmogelijk. 'Van geluk gesproken' had iets var#
hekelende zedenschets van deze tijd. het wasg
boeiend werk. zij het beslist geen meesterwerkl
ons schijnt de zon' mist iedere noodzakelijkheid#
is mets dan een mat voortborduren op de geg§
situaties. Verdienstelijke lectuur, geen literatuf
Ik vrees dat we met 'Van geluk gesproker.!8
'uitschieter' inderdaad hebben gehad, en ik ka.1!'
moeilijk voorstellen dat de eventuele verdere d
turen van deze onbeduidende romanfiguren nojf
enig belang zullen zijn.
Manjke Höweler'Bij ons schijnt de zon', 24,50. Ar&lj
spers. Amsterdam. 206 pag. f