ERUDITIE de wegen der verbeelding de beschaving volgens j.p. guépin scheepskaarten HELLA S. HAASSE I PZC/ weekendkrant 2ATERPAG 8 OKTOBER 1983 JTV Beschaving' is de titel van het nieuwe boek van J. P. Guépin. Het is een 576 pagina's L/dik werk en in ieder geval spreidt de auteur ervan een grote eruditie ten toon. 'De Beschaving' behoort tot de categorie boeken waarover veel gesproken zal worden, maar die weinigen helemaal zullen lezen. Zelfs diegenen die tot nu toe over het boek schreven namen die moeite niet. Bijvoorbeeld H. M. van den Brink die voor NRC/Handelsblad Guépin een -raaggesprek afnam, had kennelijk niet in de gaten dat deze zijn vragen vrijwel uitsluitend net citaten uit het boek beantwoordde. Ifoor één keer is 'De Beschaving' een ilk boek waarbij het wèl noodzakelijk de tekst van begin tot eind door te links te zijn, is dogmatisch, boos, geen goed retoricus, citeert slordig en ge haast. veracht G. van Benthem van lemen. Het gaat niet in de eerste den Bergh, bewondert Carry van om de grote lijn voorzover Bruggen en ook Dantes Hel, ondanks morele bezwaren, meest" (502). dit wat rommelige geheel te olgen is. 'De Beschaving' is juist loeiend wegens de opmerkingen die overal verspreid door het boek over ilerlei onderwerpen gemaakt wor- len. iet zou een beetje aanmatigend zijn het bestek van een boekbespre- met deze centrale gegevens te maken hebben. Om enige indruk te geven, is het maar het beste Guépin door de vijf hoofdstukken op de voet te vol-, gen. Aeschylus het Het eerste hoofdstuk is getiteld 'Dia lectiek' en het gaat over de retorica, veel De ^oor retoricus komt het aan op de vorm, de stijl van zijn betogen. De belang. „Er is voor Het zegt allemaal niet slordigheid blijkt niet alleen het cite- ^ucUs niet ren maar ook het corrigeren van de drukproeven te betreffen. De retfou- de fetorlcun alleen blütenkant <261. I,.., Geen lezer die een beetje met Guépins ten zijn erg talrijk en soms zijn ze v io JnnrT king over zo'n rijk werk een definitief blatofdeZ284SwLreeenabeweHne d°ie ult: GuéPin wil ook een retoricus zijn. lordeel te vellen. Dat het een bijzon- D,adzDde zm waar een bewering die T p GniSriin (whnrpn iqsqi «phrppf tnt Ier en origineel boek is, zal iedereen echter kunnen onderschrijven. werk bekend is. kan er dan nog onder- omkeerbaa,: is'onomkeerbaar' tact J P/ (Beboren 1929, schreeftot nu toe naast enkele essaybundels )e vraag dringt zich natuurlijk al snel ip: wat wil Guépin met dit opus? laar staat hij ten dienste voor? Te erwachten is dat een man als hij, die discussie, kapitalisme, concurrentie, zijn gedichten zo wars en speels verkomt, moeilijk op iets vast te innen is. Misschien dat in de veertien agina's tellende 'Inleiding' een ant- oord is te vinden. Hij werpt zich op poëzieboeken. Een daarvan draagt de Het lemma 'Liberaal' in de index titel: 'Er is alleen buitenkant'. In een bevat echter veel sleutelwoorden: „to- sonnet uit de bundel 'Liefde, afkeer en lerante elite, is sceptisch, houdt van gewoontes' wordt een zelfde geestes gesteldheid verwoord: „Kus uw vrien- ils een theoreticus van de retorica, zo emand 'gelooft niet dat er waarheden estaan buiten een consensus van esprekspartners om en dus ook onaf- m ankelijk van een situatie' (13). Het is at ongelukkig geformuleerd hier, naar het komt er op neer dat terwijl filosoof een waarheid zoekt die in Ike context geldt, de retoricus meent at iedere waarheid aan tijd en plaats ebonden is. Verderop in zijn voor oord bericht Guépin dat hij ook aar de actualiteit wil verwijzen. „Ik een pleidooi voor recht en orde nvoor vermijding van chantage door waakt tegen machtsvorming, span ning tussen feit en waarde" (506). Guépins opvattingen in dit boek heb ben dikwijls een uitgesproken liberaal karakter. Tussen dingen en ideeén maakt h« geen scheiding. ..Dit stelt iin wees Mlj met haar zolan|, hans warren mij in staat om voorlopig de vrije produktie van materiële goederen ge lijk te stellen aan de vrije produktie van meningen" (200). De auteur ontpopt zich als een aan. streel baar te veri™istend, hanger van het befaamde adagium JL hoar lacht,/ en vraag in godsnaam, graaf niet dieper naar haar klacht.// Wat blijkt is buitenkant: een lach, een traan,/ je hoeft niet verder dan een 'Private Vices Public Benefits', In een samenleving streven alle indivi- als de zon verkwist haar louter stra len./ die praalt zonder naar dienst of wederdienst te talen'' hele welvaart op. Of in Guépins woor den: „De hebzucht, als constante want onbevredigbare passie van allen te bevordert, zonder ingrijpen duen naar bevrediging van hun be- xn^et vTerde hoofdstuk van 'De Be hoeften; tegelijkertijd treedt dan alge- h<, k t GuéDin hier no„ eens hplp wp) vaart. nn Of in Onénins wnnr- scna.ymg Komt CxUepm nier nog eens op uit: „Er is alleen buitenkant, er zijn alleen signalen Het is genoeg, in de liefde en in het morele leven, dat de een reageert in een terugkoppelings proces op de uitingen van genoegen of ongenoegen van de ander" (379+80. De retoricus spreekt volgens vaste waar men van bovenaf alles regelt, b«£ef ^an S sSèS komt in elk geval van de persoonlijke f niifu'LL" veelheid en macht van de aanhang visieechterwel zoreen voorWekere van de 'W"1*61"5 nlet alles- De mirhmale voorwaarden I^ecomnnie d™e dle volgens bepaalde spelre- (207). Ondanks tijdelijke inzinkingen, werkt dit in de westerse wereld uitste kend. In de landen van het Oostblok eweld" (15). Recht en orde, zo zegt van buitenaf, het algemeen belang U, zijn noodzakelijke doch geen vol- oende voorwaarden voor vrijheid an meningsuiting, een democratisch estel. De retorische houding die de uteur heeft, heet te worden 'gelijkge- teld aan de tolerante, wat sceptische ouding van de liberaal in de eigenlij- e, oude betekenis van het woord' gels verloopt kan in dit opzicht alleen het eind van het boek is er een vraagt by voorbee d om wegen. Wat maar beooFrdeeld worden door een het maatschappelijke leven betreft tolerante elite die op de hoogte is van mnpf, rinnr rip nvprhpiri recht, pn orde j j alle retorische trucs en zodoende goe de van slechte argumenten onder scheiden kan, Over die elite heet het: Guépins „een zo groot mogelijke, sceptische èn moet door de overheid recht en orde worden gegarandeerd, jltgebreide index, misschien dat daar nog wat meer licht op de hoofdzaken van 'De Beschaving' wordt geworpen. Önder de noemer 'J. P. Guépin' vindt men daar de verklaring: ^myist,lijkt rechts, maar is het nog o let, denkt dat het niet leuk is om de orde komt, ook zaken die weinig passine aan gemeenplaatsen van H et opmerkelijke o boek is dat er npg veel meer aan nieuwsgierige elite, die zich door aan- steun van de bevolking verzekert" j p Guépin (45). Die liberale elite zou in staat moe ten zijn de 'volkswil' te vertegen woordigen. De discussie moet óók voor de verliezende partij eervol af gelopen. De parijen moeten hun standpunten aan elkaar aanpassen, dogmatisme mag geen kans krijgen. „Wie in het bezit is van harde waar heden weigert discussie en zal er dus bij gelegenheid hard op los slaan" (92). Een toespitsing op de actualiteit van dit alles heeft plaats in het tweede hoofdstuk 'Politiek', Er zijn allerlei bewegingen die de democratische au toriteiten willen provoceren. Dat gaat altijd op ongeveer dezelfde wijze: men verwijt een overheid niet werkelijk democratisch te zijn, daarom gaat men bijvoorbeeld tot terreuracties over, in de hoop dat de overheid bij de terreurbestrijding de rechtsorde zal schenden. De overheid moet zich aan de regels houden anders verliest ze haar integriteit, terwijl de provoceren de groep, die kan bestaan uit guerril lastrijders, krakers enzovoorts, zich aan geen enkele regel houdt. Het is volgens Guépin een vals spel dat dergelijke groeperingen spelen: profi teren van de regels zolang ze in je voordeel zijn, als dat niet meer zo is geweld gaan gebruiken. Guépins op vattingen zijn veel te genuanceerd om ze als 'rechtse praat' te kunnen af doen. Zijn pleidooi voor weerbare to lerantie komt precies op tijd, Maar welke middelen heeft een tolerante overheid tegen fanatici uit welke poli tieke hoek dan ook? Een pasklare oplossing biedt ook Guépin niet, hij weet wel: „Tolerantie tegenover echte fanatici werkt averechts: als je niets doet worden ze brutaal en als je terug slaat creëer je martelaren" (248).' De taal der hartstochten' zo heet het derde hoofdstuk. Natuur wordt hier tegenover cultuur geplaatst. De retorica behoort tot het gecultiveerde. Retorica, literatuur bedienen zich on der meer van een kunsttaal. We mo gen evenwel uit het feit dat iemands woordgebruik of gedrag gekunsteld overkomt niet afleiden dat hij ono precht is. Ieder hoofdstuk van 'De Beschaving' is verdeeld in een aantal paragrafen die onderling dikwijls niet veel ver band hebben. Dat heeft te maken met de manier waarop dit werk tot stand is gekomen. Guépins vrouw begon op een gegeven moment ongeordende notities van haar man uit te typen. Met het nodige knippen en plakken bleek er een boek in te zitten. Maar dat boek is eerder te zien als een losse verzameling parels dan als een parel ketting. Zo is er in dit hoofdstuk een boeiend intermezzo over het verval van de poëzie. De klassieke Griekse poëzie, die blijkt nog steeds de mooi ste te zijn. Wat er na komt is zelden meer dan gebrekkige navolging. Gué pins denken is bijzonder sterk gecon centreerd op de Oudheid hij weet zeker ook in 'De Beschaving' met zeldzame kennis van zaken duidelijk te maken dat daar de wortels van ons bestaan liggen. Hoofdstuk vier heet 'De mening van de ander' en is gewijd aan het begrijpen van teksten. Guépin gelooft dat mensen elkaar in principe adequaat kunnen begrijpen. Om de ander te kunnen verstaan is de nodi ge aandacht vereist. Eigen meningen mag je er pas bij halen wanneer je andermans inzichten hebt door grond. Feitenkennis gaat een eigen opinie vooraf. Tenslotte hoofdstuk vijf: 'Het bloedig fundament van de beschaving' waarin Guépin zijn uit 1968 daterende disser tatie 'The Tragic Paradox' herschrijft. De paradox waar het hier om gaat is dat in de klassieke Griekse tragedies een door ernstige misdaden (moord, incest, kannibalisme) bezoedelde voortijd noodzakelijk was voor de orde van de huidige beschaving. Diezelfde paradoxaliteit is terug te vinden in het offerritueel: het doden van het slachtoffer is een misdaad, maar deze misdaad leidt eveneens tot reiniging, tot catharsis. Guépin wil deze paradox ook zien in het verloop van de geschiedenis. Hoe kan misdaad tot reiniging leiden daar komt de paradox op neer. Hoe kan het dat uit een gruwelijke burger oorlog eventueel een rechtsstaat ont staat? Hoe zal bijvoorbeeld in Liba non ooit recht en orde kunnen worden hersteld? De ideeën van Guépin zijn boeiend genoeg, maar ook vruchtbaar. Want ze kunnen het liberalisme dat in ons land eigenlijk door geen enkele poli tieke partij serieus vertegenwoordigd wordt een nieuwe theoretische.achter- grond geven. Alleen blijkt deze pleitbezorger van de retorica zelf niet zo'n goed retori cus te zijn. Tot een samenhangend betoog komt het hier niet. Dat maakt helaas dat 'De Beschaving' nét niet een superieur boek genoemd mag worden. J P. Guépin: 'De Beschaving'; 576 pag., 69.50. Bert Bakker, Amsterdam. ,Ev moderne zeekaart zoals die jjJLJ vandaag de dag wordt ge maakt is buitengewoon precies en betrouwbaar, maar oogt kil en kli nisch. Zeker als je zo'n kaart verge lijkt met het werk van onze voor gangers, de oude kaartenmakers uit voorbije tijden. Wat die mensen maakten waren echte kunstwerken, waar de kaartenmakers van van daag slechts met nostalgie naar kan kijken". Aldus schout-bij-nacht L. H. van Opstal, chef van de Dienst der Hydrografie van de Koninklijke Marine woensdag bij de presentatie van een boek, gewijd aan oude scheepskaarten. Wie zo'n oude zeekaart eens nauw keurig bekijkt begrijpt wat hij be doelde: de oude kaartenmakers moe ten inderdaad echte kunstenaars zijn geweest, al zal de moderne zee man blij zijn dat hij niet aan de hand van hun kaarten zijn weg langs vreemde kusten moet zoeken. Een oude scheepskaart, of die nu uit de veertiende of zeventiende eeuw is, is een waar kunstwerk. Fraai gegra veerd, versierd met afbeeldingen van merkwaardige land- en zeedieren, schepen onder zeilhavengezichten en soms arcadische landschappen op plaatsen waar die niet thuis hoorden namelijk in woestijnen. Kleurendruk kende men in die tijd nog niet, dus werden de kaarten met de hand prachtig ingekleurd. Een waar mon nikenwerk om zoiets tot stand te brengen. Maar zoals gezegd: de mo derne zeeman zal zich gelukkig prij zen over de zij het dgn klinische produkten van de Dienst Hydrogra fie van de marine te kunnen beschik ken. Want die oude kaarten, hoe fraai dan ook, muntten niet uit door betrouwbaarheid. En dat is geen wonder. De waarnemingen, tijdens vaak avontuurlijke reizen, vonden plaats pnder moeilijke omstandighe den. Mén beschikte over slechts ge brekkige hulpmiddelen: het bepalen van de breedtegraad aan de hand van zee-astrolabium of jacobsstaf bijvoorbeeld was een problemati sche aangelegenheid en men be schikte niet over een echte betrouw bare tijdmeter zoals de klokken die voor ons nu gemeengoed zijn. Toch deed men het er mee. Vreemde lan den werden ontdekt en verkend, handelsroutes geopend, de wereld omzeild. Van die oude zeekaarten zijn er nu nog vele duizenden beschikbaar, die zo af en toe nog wel eens voor verrassende uitkomsten zorgen. Zo heeft een oude kaart van de Verenig de Oostindische Compagnie, aanwe zig in het algemeen rijksarchief in Den Haag, de hoofdrol gespeeld bij de lokalisering van het wrak van 't Vliegent Hert. Ëen VOC-schip dat zoals bekend in 1735 voor de Walcherse kust verging en waaruit de afgelopen twee jaar veel munten en wetenschappelijk interessante voorwerpen zijn gebor gen door een Engels-Nederlandse bergingsexpeditie. Afgelopen woensdag werd in het gebouw van de Dienst der Hydrogra fie aan de Scheveningse Badhuisweg een boek ten doop gehouden, waarin tientallen van die fraaie oude zee kaarten zijn bijeengebracht. Het kreeg de titel 'Oude scheepskaarten en hun makers. Hoogtepunten uit vijf eeuwen cartografie' mee en wordt uitgebracht door de uitgever H. J. W. Becht in Amsterdam. Het boek is samengesteld door auteur Robert Putman, zelf een voormalig stuurman ter koopvaardij. Het kost 99,50; een op het eerste gezicht fors bedrag. Maar wie dat geld er voor over heeft zal zich zeker niet bekocht voelen. Putman heeft in dit omvangrijke boekwerk een collectie magnifieke kaarten uit tal van musea op een rij gezet, beginnend in de veertiende eeuw met een perkamenten porto- laankaart van de Middellandse Zee van de hand van de kaartenmaker Angelino Dulcert, een kaart ge maakt in 1339. Aan de hand van 67 van die gekleurde kaarten zicht uit strekkend over vijf eeuwen vertelt Putman een boeiend relaas over de ontdekking van continenten, de op komst van maritieme machten zoals Portugal, Spanje, Engeland, Frank rijk en de Nederlanden en het soms weer verloren gaan daarvan. Want dat is het verhaal achter de oude zeecatrografie: wie over goede kaar ten beschikte had macht, kon nieu we handelsroutes openen of oude overnemen. De Nederlanden hebben in het verleden zeer veel beroemde kaartenmakers voortgebracht. Ze zijn in Putman's boek terug te vin den. Om er een paar te noemen: Willem Blaeu, Jan Huygen Van Lin- schoten die de Portugezen veel ge heimen ontfutselde, Gerard Merca tor, Petrus Plancius, Jodocus Hon- dius enz. Zij hebben hun vaak moei zaam verzamelde gegevens verwerkt in uiterst kunstzinnige voorstellin gen. Zo fraai dat je ze in menig interieur al dan niet gereprodu ceerd aan de muur terugvindt. Wie zich realiseert welke hulpmid delen de moderne cartograaf ten dienste staan krijgt des te meer bewondering voor die zeeman-kaar tenmaker van vroeger. De kaarten maker van deze tijd, de Dienst Hy drografie van de Koninklijke Mari ne, beschikt over moderne opne mingsvaartuigen, echolood, sonar, elektronische plaatsbepalingsappa- ratuur en gecomputeriseerde teken- apparatuur. Het handwerk is tot een fractie teruggebracht. Dat levert een uiterst nauwkeurig en betrouw baar produkt op, dat aan hoge inter nationale maatstaven voldoet. Maar de romantiek en de kunst zijn weg. Kwadrant, instrument dat aan land voor de breedtebepaling werd gebruikt. Uit: 'Oude scheepskaarten en hun makers', van Robert Putman. Voor haar nieuwe roman 'De wegen der verbeel ding' heeft Hella Haasse inderdaad haar ver beelding de vrije loop gelaten en de familie Ben- tlnck, in wier geschiedenis zij zich voor haar laatste omvangrijkste historieromans verdiept had, laten rusten. De schrijfster houdt er van op een persoon lijke wijze de geschiedenis, vooral gebeurtenissen uit de middeleeuwen en de achttiende eeuw te doen herleven. Zij blijft, als historica, accuraat, maar de scheppend kunstenares die zij uiteraard in nog sterker mate is laat zich niet onderdrukken en wanneer de gegevens ontbreken neemt zij wel eens de vrijheid die leemten aan te vullen met een, laten wc het noemen 'aan banden gelegde' fantasie. Ongebreidelde fantasie dus voor 'De wegen der verbeelding', een boek dat in het heden speelt en dat weliswaar de aanduiding 'roman' meekreeg zonder dat we daar te zwaar aan te hoeven tillen: de omschrijving roman of essay staat bij Hella Haasse vaak begripsmatig tussen aanhalingstekens. Deze nieuwe roman is een bijzonder ingewikkeld knoop- werk geworden van diverse verhalen en motieven. Telkens wordt een nieuwe, anders gekleurde draad Ingevoegd die dan mee blijft lopen in het geheel of ook wel er los bij komt bungelen en op die manier ontstond een tamelijk willekeurig, ietwat vormeloos geheel dat men het beste zou kunnen vergelijken met een groot en bont macramé-wandkleed: houd je er van dan kijk je er met plezier naar, houd je er niet zo van dan heeft het iets van een obstakel. Hoofdverhaal, het stevigste stramien, is de ge- schiedenis van Maja en Klaas Welling. Ze hebben drie nog jonge kinderen en ze zijn zo'n beetje aan hun huwelijks- en midlifecrisis toe. Ze gaan, ik <jurf het haast niet na te vertellen, want er zijn over hit onderwerp de laatste jaren ontelbare romans geschreven, zodat het lijkt of ik weer met hetzelfde verhaaltje aankom, met vakantie naar de Cóte o'Azur. Jüaas hoopt daar te kunnen werken (ook niet bepaald een origineel gegeven) aan maar liefst twee projecten tegelijk. Voor zijn brood moet hij een doorsnee-detective verhaal in elkaar zetten met een open einde (dat wil zeggen de oplossing moet door de lezers gemaakt worden) iets waar hij geen kans voor ziet en zich eigenlijk ook wel te goed voor acht. Voor zijn liefhebberij wil hij een studie schrijven over een onbekende Nederlandse dichter die hij heeft ontdekt. B. Mork heet die en hij is, volgens hem, een genie, een openbaring. Dat zijn dus al drie intrigues, drie verschillend gekleurde koorden in het vlecht werk. Maar op reis naar het zuiden krijgen Maja en Klaas natuurlijk panne (dat gaat in al die romans zo) met hun geleende autootje. Klaas sukkelt ergens tegen op en moet bij het wagentje blijven, Maja en de drie kinderen worden alvast door een vrachtwagenchauf feur, Joop, meegenomen tot Marseille. Joop is enorm hans warren LETTERKUNDIGE KRONIEK van afmetingen, een beer, behaard, kortom alles wat je van een optima forma vrachtwagenchauffeur verwachten mag. Hij heeft, naar blijkt, thuis een afschuwelijk dochtertje en een kreng van een vrouw, maar een hart van goud en hij kan vertellen als de beste, de verhalen stromen zomaar van zijn eerst zo verzegelde lippen. Later, aan de Cóte d'Azur schrijft Maja de verhalen van Joop allemaal op, althans die welke wij hem niet zelf in de cabine hebben horen vertellen. Ze doet dat verduiveld goed. Hella Haasse gaf haar niet alleen een uitstekend schrijftalent mee maar ook een milde dosis feminisme. Al de verhalen van Joop, de rechtstreeks vertelde en de door Maja te boek gestelde worden natuurlijk door het geheel heen gevlochten, en ze vormen de beste delen van het boek. al hangt er hier en daar wel eens een draad los. Ondertussen is Klaas in het gekreukelde autootje na komen snorren, en het is nu weer zijn beurt om bijdragen te leveren: vlijtig werkt hij nu eens aan de detectivestory (die traditioneel en oervervelend is, Wel, maar combineert niet). Zelfs als het paspoort maar hij kan niet beter, ziet dat zelf in en verscheurt van de Russin nog in een bureaula blijkt te liggen: dan ook alles, wat Hella Haasse helaas niet deed), geen argwaan dan weer aan zijn essay over de dichter B. Mork, dat De Wellings vinden het gewoon niet erg leuk in dat nogal aardig is en waarin allerlei klassieke motieven verwerkt worden. Maar ook de schrijfster zelf laat zich niet onbe tuigd: ze zit al lang met een nieuwe kleur koord klaar. Deze keer, jammer genoeg, om een erg gebrekkig patroon door haar wandkleed te gaan vlechten, waarmee ze het geheel aardig bederft. Het huis waarin de Wellings een maand lang een paar kamers betrekken behoort toe aan een schatrij ke adellijke Russische dame, die naar verluidt heel lang op reis is. De woning wordt bewaard door de oude heer Secondi en diens invalide vrouw. De kamers staan vol kunstschatten en de Wellings, toch al een beetje alternatief van instelling, komen als een stel landverhuizers met hun kinderen in die prachti ge villa aan. Het appartement was aanvankelijk gehuurd (en betaald) door Wellings chef, die er geen gebruik van kon maken. Het is van meet aan duidelijk dat er in dit huis iets niet pluis is en het is een grote onhandigheid van de schrijfster dat zij wat er aan de hand is zo sterk laat doorschemeren dat er van enige spanning of verras sing geen sprake kan zijn. Zij maakt daarmee zichzelf tot een erg amateuristische thrillerauteur (dat wis ten we overigens al, door het plot van haar Klaas) en Maja en Klaas tot een stel onnozelaars. En zij slaat blijkbaar haar lezers ook niet erg hoog aan. Ik verklap absoluut niets als ik zeg wat er gaande is in die villa, want uit het opvallende gedrag van de huisbewaarder Secondi kan iedereen onmiddellijk afleiden dat hij iets in een oud, grafkelderachtig gebouwtje in de tuin verbergt. Wat dat is, valt ook niet moeilijk te raden, vooral niet als blijkt dat die oude mevrouw al zo lang weg is, dat er, nadat Secondi met een koffertje een antiekzaakje in Men ton is binnengegaan, ïkonen en andere kostbaarhe den in de etalage verschijnen (M^ja registreert het huis, een beetje griezelig en daarom gaan ze er eerder weg dan de bedoeling was geweest. Ze zijn op terugweg in Parijs, waar ze een bezoek brengen aan het.Musée de l'Homme. Het jongste van de kinderen, een driejarig dochter tje, had eens met een poesje in de tuin in Menton gespeeld. Dat katje was verdwenen in het grafkelder achtige gebouwtje, het kind was de kat achterna gegaan en dat had voor de nodige consternatie gezorgd. Wanneer dit kind een mummie van een farao ziet, roept het: „Fouw! (Mevrouw). Poesje, Poesje! Fouw. Bij Fouw". Zelfs dan daagt er nog niets in de hoofden van Maja en Klaas, ze leggen geduldig uit dat dit een oude koning is en geen mevrouw. Er moet, toevallig, nog een krantebericht aan te pas komen over twee dochters die ergens in Zuid-Frankrijk het lijk van hun moeder in huis hadden laten verdrogen teneinde het pensioentje, hun enige bron van inkomsten, niet te verliezen.... Nee, in Klaas Welling schuilt geen speurder en in Hella Haasse geen schrijfster van 'whodunits') Veel aardiger en intrigerender is de onverwachte wending die de speurtocht naar B. Mork, de onbekende Nederlandse dichter, krijgt. Daarom licht ik hier de sluier van het geheim beslist niet op. Dit vlechtwerk is namelijk veel subtieler, sterk 'gelaagd', zoals gezegd tot in de Oudheid toe, met prachtige motieven, mysterieus, fascinerend en' zeker niet in één oogopslag te overzien of in een paar momenten te doorgronden. Hier is Hella Haasse uitstekend op dreef. Om dit onderdeel betreffende werk van en speuren naar B. Mork èn wegens de door Maja opgetekende uiterst merkwaardige 'Verhalen van Joop' is 'De wegen der verbeelding', ook al kan ik het beslist geen geslaagd boek noemen, wel de moeite van het lezen waard.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1983 | | pagina 19