ERUDITIE
de wegen der verbeelding
de beschaving
volgens
j.p. guépin
scheepskaarten
HELLA S. HAASSE
I PZC/ weekendkrant
2ATERPAG 8 OKTOBER 1983
JTV Beschaving' is de titel van het nieuwe boek van J. P. Guépin. Het is een 576 pagina's
L/dik werk en in ieder geval spreidt de auteur ervan een grote eruditie ten toon. 'De
Beschaving' behoort tot de categorie boeken waarover veel gesproken zal worden, maar die
weinigen helemaal zullen lezen. Zelfs diegenen die tot nu toe over het boek schreven namen
die moeite niet. Bijvoorbeeld H. M. van den Brink die voor NRC/Handelsblad Guépin een
-raaggesprek afnam, had kennelijk niet in de gaten dat deze zijn vragen vrijwel uitsluitend
net citaten uit het boek beantwoordde.
Ifoor één keer is 'De Beschaving' een
ilk boek waarbij het wèl noodzakelijk
de tekst van begin tot eind door te
links te zijn, is dogmatisch, boos, geen
goed retoricus, citeert slordig en ge
haast. veracht G. van Benthem van
lemen. Het gaat niet in de eerste den Bergh, bewondert Carry van
om de grote lijn voorzover Bruggen en ook Dantes Hel, ondanks
morele bezwaren,
meest" (502).
dit wat rommelige geheel te
olgen is. 'De Beschaving' is juist
loeiend wegens de opmerkingen die
overal verspreid door het boek over
ilerlei onderwerpen gemaakt wor-
len.
iet zou een beetje aanmatigend zijn
het bestek van een boekbespre-
met deze centrale gegevens te maken
hebben. Om enige indruk te geven, is
het maar het beste Guépin door de
vijf hoofdstukken op de voet te vol-,
gen.
Aeschylus het Het eerste hoofdstuk is getiteld 'Dia
lectiek' en het gaat over de retorica,
veel De ^oor retoricus komt het aan op de
vorm, de stijl van zijn betogen. De
belang. „Er is voor
Het zegt allemaal niet
slordigheid blijkt niet alleen het cite- ^ucUs niet
ren maar ook het corrigeren van de
drukproeven te betreffen. De retfou- de fetorlcun alleen blütenkant <261.
I,.., Geen lezer die een beetje met Guépins
ten zijn erg talrijk en soms zijn ze v io JnnrT
king over zo'n rijk werk een definitief blatofdeZ284SwLreeenabeweHne d°ie ult: GuéPin wil ook een retoricus zijn.
lordeel te vellen. Dat het een bijzon- D,adzDde zm waar een bewering die T p GniSriin (whnrpn iqsqi «phrppf tnt
Ier en origineel boek is, zal iedereen
echter kunnen onderschrijven.
werk bekend is. kan er dan nog onder-
omkeerbaa,: is'onomkeerbaar' tact J P/ (Beboren 1929, schreeftot
nu toe naast enkele essaybundels
)e vraag dringt zich natuurlijk al snel
ip: wat wil Guépin met dit opus?
laar staat hij ten dienste voor? Te
erwachten is dat een man als hij, die discussie, kapitalisme, concurrentie,
zijn gedichten zo wars en speels
verkomt, moeilijk op iets vast te
innen is. Misschien dat in de veertien
agina's tellende 'Inleiding' een ant-
oord is te vinden. Hij werpt zich op
poëzieboeken. Een daarvan draagt de
Het lemma 'Liberaal' in de index titel: 'Er is alleen buitenkant'. In een
bevat echter veel sleutelwoorden: „to- sonnet uit de bundel 'Liefde, afkeer en
lerante elite, is sceptisch, houdt van gewoontes' wordt een zelfde geestes
gesteldheid verwoord: „Kus uw vrien-
ils een theoreticus van de retorica, zo
emand 'gelooft niet dat er waarheden
estaan buiten een consensus van
esprekspartners om en dus ook onaf-
m ankelijk van een situatie' (13). Het is
at ongelukkig geformuleerd hier,
naar het komt er op neer dat terwijl
filosoof een waarheid zoekt die in
Ike context geldt, de retoricus meent
at iedere waarheid aan tijd en plaats
ebonden is. Verderop in zijn voor
oord bericht Guépin dat hij ook
aar de actualiteit wil verwijzen. „Ik
een pleidooi voor recht en orde
nvoor vermijding van chantage door
waakt tegen machtsvorming, span
ning tussen feit en waarde" (506).
Guépins opvattingen in dit boek heb
ben dikwijls een uitgesproken liberaal
karakter. Tussen dingen en ideeén
maakt h« geen scheiding. ..Dit stelt iin wees Mlj met haar zolan|,
hans warren
mij in staat om voorlopig de vrije
produktie van materiële goederen ge
lijk te stellen aan de vrije produktie
van meningen" (200).
De auteur ontpopt zich als een aan. streel baar te veri™istend,
hanger van het befaamde adagium JL hoar
lacht,/ en vraag in godsnaam, graaf
niet dieper naar haar klacht.// Wat
blijkt is buitenkant: een lach, een
traan,/ je hoeft niet verder dan een
'Private Vices Public Benefits', In
een samenleving streven alle indivi-
als de zon verkwist haar louter stra
len./ die praalt zonder naar dienst of
wederdienst te talen''
hele welvaart op. Of in Guépins woor
den: „De hebzucht, als constante want
onbevredigbare passie van allen te
bevordert, zonder ingrijpen
duen naar bevrediging van hun be- xn^et vTerde hoofdstuk van 'De Be
hoeften; tegelijkertijd treedt dan alge- h<, k t GuéDin hier no„ eens
hplp wp) vaart. nn Of in Onénins wnnr- scna.ymg Komt CxUepm nier nog eens
op uit: „Er is alleen buitenkant, er zijn
alleen signalen Het is genoeg, in
de liefde en in het morele leven, dat de
een reageert in een terugkoppelings
proces op de uitingen van genoegen of
ongenoegen van de ander" (379+80.
De retoricus spreekt volgens vaste
waar men van bovenaf alles regelt, b«£ef ^an S sSèS
komt in elk geval van de persoonlijke f
niifu'LL" veelheid en macht van de aanhang
visieechterwel zoreen voorWekere van de 'W"1*61"5 nlet alles- De
mirhmale voorwaarden I^ecomnnie d™e dle volgens bepaalde spelre-
(207). Ondanks tijdelijke inzinkingen,
werkt dit in de westerse wereld uitste
kend. In de landen van het Oostblok
eweld" (15). Recht en orde, zo zegt van buitenaf, het algemeen belang
U, zijn noodzakelijke doch geen vol-
oende voorwaarden voor vrijheid
an meningsuiting, een democratisch
estel. De retorische houding die de
uteur heeft, heet te worden 'gelijkge-
teld aan de tolerante, wat sceptische
ouding van de liberaal in de eigenlij-
e, oude betekenis van het woord'
gels verloopt kan in dit opzicht alleen
het eind van het boek is er een vraagt by voorbee d om wegen. Wat maar beooFrdeeld worden door een
het maatschappelijke leven betreft tolerante elite die op de hoogte is van
mnpf, rinnr rip nvprhpiri recht, pn orde j j
alle retorische trucs en zodoende goe
de van slechte argumenten onder
scheiden kan, Over die elite heet het:
Guépins „een zo groot mogelijke, sceptische èn
moet door de overheid recht en orde
worden gegarandeerd,
jltgebreide index, misschien dat daar
nog wat meer licht op de hoofdzaken
van 'De Beschaving' wordt geworpen.
Önder de noemer 'J. P. Guépin' vindt
men daar de verklaring:
^myist,lijkt rechts, maar is het nog o
let, denkt dat het niet leuk is om de orde komt, ook zaken die weinig passine aan gemeenplaatsen van
H
et opmerkelijke o
boek is dat er npg veel meer aan nieuwsgierige elite, die zich door aan-
steun van de bevolking verzekert" j p Guépin
(45).
Die liberale elite zou in staat moe
ten zijn de 'volkswil' te vertegen
woordigen. De discussie moet óók
voor de verliezende partij eervol af
gelopen. De parijen moeten hun
standpunten aan elkaar aanpassen,
dogmatisme mag geen kans krijgen.
„Wie in het bezit is van harde waar
heden weigert discussie en zal er dus
bij gelegenheid hard op los slaan"
(92).
Een toespitsing op de actualiteit van
dit alles heeft plaats in het tweede
hoofdstuk 'Politiek', Er zijn allerlei
bewegingen die de democratische au
toriteiten willen provoceren. Dat gaat
altijd op ongeveer dezelfde wijze: men
verwijt een overheid niet werkelijk
democratisch te zijn, daarom gaat
men bijvoorbeeld tot terreuracties
over, in de hoop dat de overheid bij de
terreurbestrijding de rechtsorde zal
schenden. De overheid moet zich aan
de regels houden anders verliest ze
haar integriteit, terwijl de provoceren
de groep, die kan bestaan uit guerril
lastrijders, krakers enzovoorts, zich
aan geen enkele regel houdt. Het is
volgens Guépin een vals spel dat
dergelijke groeperingen spelen: profi
teren van de regels zolang ze in je
voordeel zijn, als dat niet meer zo is
geweld gaan gebruiken. Guépins op
vattingen zijn veel te genuanceerd om
ze als 'rechtse praat' te kunnen af
doen. Zijn pleidooi voor weerbare to
lerantie komt precies op tijd, Maar
welke middelen heeft een tolerante
overheid tegen fanatici uit welke poli
tieke hoek dan ook? Een pasklare
oplossing biedt ook Guépin niet, hij
weet wel: „Tolerantie tegenover echte
fanatici werkt averechts: als je niets
doet worden ze brutaal en als je terug
slaat creëer je martelaren" (248).'
De taal der hartstochten' zo heet
het derde hoofdstuk. Natuur wordt
hier tegenover cultuur geplaatst. De
retorica behoort tot het gecultiveerde.
Retorica, literatuur bedienen zich on
der meer van een kunsttaal. We mo
gen evenwel uit het feit dat iemands
woordgebruik of gedrag gekunsteld
overkomt niet afleiden dat hij ono
precht is.
Ieder hoofdstuk van 'De Beschaving'
is verdeeld in een aantal paragrafen
die onderling dikwijls niet veel ver
band hebben. Dat heeft te maken met
de manier waarop dit werk tot stand
is gekomen. Guépins vrouw begon op
een gegeven moment ongeordende
notities van haar man uit te typen.
Met het nodige knippen en plakken
bleek er een boek in te zitten. Maar
dat boek is eerder te zien als een losse
verzameling parels dan als een parel
ketting. Zo is er in dit hoofdstuk een
boeiend intermezzo over het verval
van de poëzie. De klassieke Griekse
poëzie, die blijkt nog steeds de mooi
ste te zijn. Wat er na komt is zelden
meer dan gebrekkige navolging. Gué
pins denken is bijzonder sterk gecon
centreerd op de Oudheid hij weet
zeker ook in 'De Beschaving' met
zeldzame kennis van zaken duidelijk
te maken dat daar de wortels van ons
bestaan liggen.
Hoofdstuk vier heet 'De mening
van de ander' en is gewijd aan
het begrijpen van teksten. Guépin
gelooft dat mensen elkaar in principe
adequaat kunnen begrijpen. Om de
ander te kunnen verstaan is de nodi
ge aandacht vereist. Eigen meningen
mag je er pas bij halen wanneer je
andermans inzichten hebt door
grond. Feitenkennis gaat een eigen
opinie vooraf.
Tenslotte hoofdstuk vijf: 'Het bloedig
fundament van de beschaving' waarin
Guépin zijn uit 1968 daterende disser
tatie 'The Tragic Paradox' herschrijft.
De paradox waar het hier om gaat is
dat in de klassieke Griekse tragedies
een door ernstige misdaden (moord,
incest, kannibalisme) bezoedelde
voortijd noodzakelijk was voor de
orde van de huidige beschaving.
Diezelfde paradoxaliteit is terug te
vinden in het offerritueel: het doden
van het slachtoffer is een misdaad,
maar deze misdaad leidt eveneens tot
reiniging, tot catharsis.
Guépin wil deze paradox ook zien in
het verloop van de geschiedenis. Hoe
kan misdaad tot reiniging leiden
daar komt de paradox op neer. Hoe
kan het dat uit een gruwelijke burger
oorlog eventueel een rechtsstaat ont
staat? Hoe zal bijvoorbeeld in Liba
non ooit recht en orde kunnen worden
hersteld?
De ideeën van Guépin zijn boeiend
genoeg, maar ook vruchtbaar. Want
ze kunnen het liberalisme dat in ons
land eigenlijk door geen enkele poli
tieke partij serieus vertegenwoordigd
wordt een nieuwe theoretische.achter-
grond geven.
Alleen blijkt deze pleitbezorger van
de retorica zelf niet zo'n goed retori
cus te zijn. Tot een samenhangend
betoog komt het hier niet. Dat maakt
helaas dat 'De Beschaving' nét niet
een superieur boek genoemd mag
worden.
J P. Guépin: 'De Beschaving'; 576 pag.,
69.50. Bert Bakker, Amsterdam.
,Ev
moderne zeekaart zoals die
jjJLJ vandaag de dag wordt ge
maakt is buitengewoon precies en
betrouwbaar, maar oogt kil en kli
nisch. Zeker als je zo'n kaart verge
lijkt met het werk van onze voor
gangers, de oude kaartenmakers uit
voorbije tijden. Wat die mensen
maakten waren echte kunstwerken,
waar de kaartenmakers van van
daag slechts met nostalgie naar kan
kijken". Aldus schout-bij-nacht L.
H. van Opstal, chef van de Dienst
der Hydrografie van de Koninklijke
Marine woensdag bij de presentatie
van een boek, gewijd aan oude
scheepskaarten.
Wie zo'n oude zeekaart eens nauw
keurig bekijkt begrijpt wat hij be
doelde: de oude kaartenmakers moe
ten inderdaad echte kunstenaars
zijn geweest, al zal de moderne zee
man blij zijn dat hij niet aan de hand
van hun kaarten zijn weg langs
vreemde kusten moet zoeken. Een
oude scheepskaart, of die nu uit de
veertiende of zeventiende eeuw is, is
een waar kunstwerk. Fraai gegra
veerd, versierd met afbeeldingen van
merkwaardige land- en zeedieren,
schepen onder zeilhavengezichten
en soms arcadische landschappen op
plaatsen waar die niet thuis hoorden
namelijk in woestijnen. Kleurendruk
kende men in die tijd nog niet, dus
werden de kaarten met de hand
prachtig ingekleurd. Een waar mon
nikenwerk om zoiets tot stand te
brengen. Maar zoals gezegd: de mo
derne zeeman zal zich gelukkig prij
zen over de zij het dgn klinische
produkten van de Dienst Hydrogra
fie van de marine te kunnen beschik
ken. Want die oude kaarten, hoe
fraai dan ook, muntten niet uit door
betrouwbaarheid. En dat is geen
wonder. De waarnemingen, tijdens
vaak avontuurlijke reizen, vonden
plaats pnder moeilijke omstandighe
den. Mén beschikte over slechts ge
brekkige hulpmiddelen: het bepalen
van de breedtegraad aan de hand
van zee-astrolabium of jacobsstaf
bijvoorbeeld was een problemati
sche aangelegenheid en men be
schikte niet over een echte betrouw
bare tijdmeter zoals de klokken die
voor ons nu gemeengoed zijn. Toch
deed men het er mee. Vreemde lan
den werden ontdekt en verkend,
handelsroutes geopend, de wereld
omzeild.
Van die oude zeekaarten zijn er nu
nog vele duizenden beschikbaar, die
zo af en toe nog wel eens voor
verrassende uitkomsten zorgen. Zo
heeft een oude kaart van de Verenig
de Oostindische Compagnie, aanwe
zig in het algemeen rijksarchief in
Den Haag, de hoofdrol gespeeld bij
de lokalisering van het wrak van 't
Vliegent Hert.
Ëen VOC-schip dat zoals bekend in
1735 voor de Walcherse kust verging
en waaruit de afgelopen twee jaar
veel munten en wetenschappelijk
interessante voorwerpen zijn gebor
gen door een Engels-Nederlandse
bergingsexpeditie.
Afgelopen woensdag werd in het
gebouw van de Dienst der Hydrogra
fie aan de Scheveningse Badhuisweg
een boek ten doop gehouden, waarin
tientallen van die fraaie oude zee
kaarten zijn bijeengebracht. Het
kreeg de titel 'Oude scheepskaarten
en hun makers. Hoogtepunten uit
vijf eeuwen cartografie' mee en
wordt uitgebracht door de uitgever
H. J. W. Becht in Amsterdam. Het
boek is samengesteld door auteur
Robert Putman, zelf een voormalig
stuurman ter koopvaardij.
Het kost 99,50; een op het eerste
gezicht fors bedrag. Maar wie dat
geld er voor over heeft zal zich zeker
niet bekocht voelen.
Putman heeft in dit omvangrijke
boekwerk een collectie magnifieke
kaarten uit tal van musea op een rij
gezet, beginnend in de veertiende
eeuw met een perkamenten porto-
laankaart van de Middellandse Zee
van de hand van de kaartenmaker
Angelino Dulcert, een kaart ge
maakt in 1339. Aan de hand van 67
van die gekleurde kaarten zicht uit
strekkend over vijf eeuwen vertelt
Putman een boeiend relaas over de
ontdekking van continenten, de op
komst van maritieme machten zoals
Portugal, Spanje, Engeland, Frank
rijk en de Nederlanden en het soms
weer verloren gaan daarvan. Want
dat is het verhaal achter de oude
zeecatrografie: wie over goede kaar
ten beschikte had macht, kon nieu
we handelsroutes openen of oude
overnemen. De Nederlanden hebben
in het verleden zeer veel beroemde
kaartenmakers voortgebracht. Ze
zijn in Putman's boek terug te vin
den. Om er een paar te noemen:
Willem Blaeu, Jan Huygen Van Lin-
schoten die de Portugezen veel ge
heimen ontfutselde, Gerard Merca
tor, Petrus Plancius, Jodocus Hon-
dius enz. Zij hebben hun vaak moei
zaam verzamelde gegevens verwerkt
in uiterst kunstzinnige voorstellin
gen. Zo fraai dat je ze in menig
interieur al dan niet gereprodu
ceerd aan de muur terugvindt.
Wie zich realiseert welke hulpmid
delen de moderne cartograaf ten
dienste staan krijgt des te meer
bewondering voor die zeeman-kaar
tenmaker van vroeger. De kaarten
maker van deze tijd, de Dienst Hy
drografie van de Koninklijke Mari
ne, beschikt over moderne opne
mingsvaartuigen, echolood, sonar,
elektronische plaatsbepalingsappa-
ratuur en gecomputeriseerde teken-
apparatuur. Het handwerk is tot een
fractie teruggebracht. Dat levert
een uiterst nauwkeurig en betrouw
baar produkt op, dat aan hoge inter
nationale maatstaven voldoet. Maar
de romantiek en de kunst zijn weg.
Kwadrant, instrument dat aan land voor de breedtebepaling werd gebruikt.
Uit: 'Oude scheepskaarten en hun makers', van Robert Putman.
Voor haar nieuwe roman 'De wegen der verbeel
ding' heeft Hella Haasse inderdaad haar ver
beelding de vrije loop gelaten en de familie Ben-
tlnck, in wier geschiedenis zij zich voor haar laatste
omvangrijkste historieromans verdiept had, laten
rusten. De schrijfster houdt er van op een persoon
lijke wijze de geschiedenis, vooral gebeurtenissen
uit de middeleeuwen en de achttiende eeuw te doen
herleven. Zij blijft, als historica, accuraat, maar de
scheppend kunstenares die zij uiteraard in nog
sterker mate is laat zich niet onderdrukken en
wanneer de gegevens ontbreken neemt zij wel eens
de vrijheid die leemten aan te vullen met een, laten
wc het noemen 'aan banden gelegde' fantasie.
Ongebreidelde fantasie dus voor 'De wegen der
verbeelding', een boek dat in het heden speelt en dat
weliswaar de aanduiding 'roman' meekreeg zonder
dat we daar te zwaar aan te hoeven tillen: de
omschrijving roman of essay staat bij Hella Haasse
vaak begripsmatig tussen aanhalingstekens. Deze
nieuwe roman is een bijzonder ingewikkeld knoop-
werk geworden van diverse verhalen en motieven.
Telkens wordt een nieuwe, anders gekleurde draad
Ingevoegd die dan mee blijft lopen in het geheel of
ook wel er los bij komt bungelen en op die manier
ontstond een tamelijk willekeurig, ietwat vormeloos
geheel dat men het beste zou kunnen vergelijken met
een groot en bont macramé-wandkleed: houd je er
van dan kijk je er met plezier naar, houd je er niet zo
van dan heeft het iets van een obstakel.
Hoofdverhaal, het stevigste stramien, is de ge-
schiedenis van Maja en Klaas Welling. Ze
hebben drie nog jonge kinderen en ze zijn zo'n beetje
aan hun huwelijks- en midlifecrisis toe. Ze gaan, ik
<jurf het haast niet na te vertellen, want er zijn over
hit onderwerp de laatste jaren ontelbare romans
geschreven, zodat het lijkt of ik weer met hetzelfde
verhaaltje aankom, met vakantie naar de Cóte
o'Azur.
Jüaas hoopt daar te kunnen werken (ook niet
bepaald een origineel gegeven) aan maar liefst twee
projecten tegelijk. Voor zijn brood moet hij een
doorsnee-detective verhaal in elkaar zetten met een
open einde (dat wil zeggen de oplossing moet door de
lezers gemaakt worden) iets waar hij geen kans
voor ziet en zich eigenlijk ook wel te goed voor acht.
Voor zijn liefhebberij wil hij een studie schrijven over
een onbekende Nederlandse dichter die hij heeft
ontdekt. B. Mork heet die en hij is, volgens hem, een
genie, een openbaring. Dat zijn dus al drie intrigues,
drie verschillend gekleurde koorden in het vlecht
werk.
Maar op reis naar het zuiden krijgen Maja en Klaas
natuurlijk panne (dat gaat in al die romans zo) met
hun geleende autootje. Klaas sukkelt ergens tegen
op en moet bij het wagentje blijven, Maja en de drie
kinderen worden alvast door een vrachtwagenchauf
feur, Joop, meegenomen tot Marseille. Joop is enorm
hans warren
LETTERKUNDIGE KRONIEK
van afmetingen, een beer, behaard, kortom alles wat
je van een optima forma vrachtwagenchauffeur
verwachten mag. Hij heeft, naar blijkt, thuis een
afschuwelijk dochtertje en een kreng van een vrouw,
maar een hart van goud en hij kan vertellen als de
beste, de verhalen stromen zomaar van zijn eerst zo
verzegelde lippen. Later, aan de Cóte d'Azur schrijft
Maja de verhalen van Joop allemaal op, althans die
welke wij hem niet zelf in de cabine hebben horen
vertellen. Ze doet dat verduiveld goed. Hella Haasse
gaf haar niet alleen een uitstekend schrijftalent mee
maar ook een milde dosis feminisme.
Al de verhalen van Joop, de rechtstreeks vertelde en
de door Maja te boek gestelde worden natuurlijk
door het geheel heen gevlochten, en ze vormen de
beste delen van het boek. al hangt er hier en daar wel
eens een draad los.
Ondertussen is Klaas in het gekreukelde autootje na
komen snorren, en het is nu weer zijn beurt om
bijdragen te leveren: vlijtig werkt hij nu eens aan de
detectivestory (die traditioneel en oervervelend is, Wel, maar combineert niet). Zelfs als het paspoort
maar hij kan niet beter, ziet dat zelf in en verscheurt van de Russin nog in een bureaula blijkt te liggen:
dan ook alles, wat Hella Haasse helaas niet deed), geen argwaan
dan weer aan zijn essay over de dichter B. Mork, dat De Wellings vinden het gewoon niet erg leuk in dat
nogal aardig is en waarin allerlei klassieke motieven
verwerkt worden.
Maar ook de schrijfster zelf laat zich niet onbe
tuigd: ze zit al lang met een nieuwe kleur koord
klaar. Deze keer, jammer genoeg, om een erg
gebrekkig patroon door haar wandkleed te gaan
vlechten, waarmee ze het geheel aardig bederft.
Het huis waarin de Wellings een maand lang een
paar kamers betrekken behoort toe aan een schatrij
ke adellijke Russische dame, die naar verluidt heel
lang op reis is. De woning wordt bewaard door de
oude heer Secondi en diens invalide vrouw. De
kamers staan vol kunstschatten en de Wellings, toch
al een beetje alternatief van instelling, komen als een
stel landverhuizers met hun kinderen in die prachti
ge villa aan. Het appartement was aanvankelijk
gehuurd (en betaald) door Wellings chef, die er geen
gebruik van kon maken.
Het is van meet aan duidelijk dat er in dit huis iets
niet pluis is en het is een grote onhandigheid van de
schrijfster dat zij wat er aan de hand is zo sterk laat
doorschemeren dat er van enige spanning of verras
sing geen sprake kan zijn. Zij maakt daarmee zichzelf
tot een erg amateuristische thrillerauteur (dat wis
ten we overigens al, door het plot van haar Klaas) en
Maja en Klaas tot een stel onnozelaars. En zij slaat
blijkbaar haar lezers ook niet erg hoog aan.
Ik verklap absoluut niets als ik zeg wat er gaande is
in die villa, want uit het opvallende gedrag van de
huisbewaarder Secondi kan iedereen onmiddellijk
afleiden dat hij iets in een oud, grafkelderachtig
gebouwtje in de tuin verbergt. Wat dat is, valt ook
niet moeilijk te raden, vooral niet als blijkt dat die
oude mevrouw al zo lang weg is, dat er, nadat
Secondi met een koffertje een antiekzaakje in Men
ton is binnengegaan, ïkonen en andere kostbaarhe
den in de etalage verschijnen (M^ja registreert het
huis, een beetje griezelig en daarom gaan ze er eerder
weg dan de bedoeling was geweest. Ze zijn op
terugweg in Parijs, waar ze een bezoek brengen aan
het.Musée de l'Homme.
Het jongste van de kinderen, een driejarig dochter
tje, had eens met een poesje in de tuin in Menton
gespeeld. Dat katje was verdwenen in het grafkelder
achtige gebouwtje, het kind was de kat achterna
gegaan en dat had voor de nodige consternatie
gezorgd.
Wanneer dit kind een mummie van een farao ziet,
roept het: „Fouw! (Mevrouw). Poesje, Poesje! Fouw.
Bij Fouw".
Zelfs dan daagt er nog niets in de hoofden van Maja
en Klaas, ze leggen geduldig uit dat dit een oude
koning is en geen mevrouw. Er moet, toevallig, nog
een krantebericht aan te pas komen over twee
dochters die ergens in Zuid-Frankrijk het lijk van
hun moeder in huis hadden laten verdrogen teneinde
het pensioentje, hun enige bron van inkomsten, niet
te verliezen....
Nee, in Klaas Welling schuilt geen speurder en in
Hella Haasse geen schrijfster van 'whodunits')
Veel aardiger en intrigerender is de onverwachte
wending die de speurtocht naar B. Mork, de
onbekende Nederlandse dichter, krijgt.
Daarom licht ik hier de sluier van het geheim beslist
niet op. Dit vlechtwerk is namelijk veel subtieler,
sterk 'gelaagd', zoals gezegd tot in de Oudheid toe,
met prachtige motieven, mysterieus, fascinerend en'
zeker niet in één oogopslag te overzien of in een paar
momenten te doorgronden. Hier is Hella Haasse
uitstekend op dreef. Om dit onderdeel betreffende
werk van en speuren naar B. Mork èn wegens de door
Maja opgetekende uiterst merkwaardige 'Verhalen
van Joop' is 'De wegen der verbeelding', ook al kan ik
het beslist geen geslaagd boek noemen, wel de
moeite van het lezen waard.