ORGELJUBILEUM
ZIELZORG
Overblijvende pastores
hebben de handen vol
s:
PZC/streek
'Vol,
sterk,
rond en
aangenaam
van
toom..
I/RIJDAG 7 OKTOBER 1983
4ARDENBURG Pastoor M. W. B. Martens in Aardenburg weet het probleem tot een simpel
■ekensommetje terug te brengen. Elke maand gaat er in Nederland wel een pastoor met
'^pensioen. Met emeritaat, zoals dat in kerkelijke kringen heet. Regelmatig gaat er natuurlijk
eentje 'hemelen'. Bedenk je daarbij, dat er lang niet elke vier weken een nieuwe priester
jijkomt, dan is het probleem duidelijk: het aantal rk-geestelijken is de laatste jaren drastisch
■ruggelopen.
Dok in West-Zeeuwsch-Vlaanderen is
r sprake van een duidelijke afname
an het aantal zielenherders. Mis-
chieninnog wel sterkere mate dan in
e rest van Nederland. In 1977 hadden
lostburg, Groede, Schoondijke en
lijkplaat de beschikking over vijf
nesters. Nu zijn er nog twee, die
eiden vanuit Oostburg opereren Ge
ien de leeftijdsopbouw van de West-
5%euwsvlaamse pastores de jongste
s 58 jaar moet voor de nabije
1' oekomst met een verdere pastorale
eegloop rekening worden 'gehouden.
Vordt West-Zeeuwsch-Vlaanderen op
lie manier een soort missiegebied,
ia lat door één, hooguit twee priesters
ïordt bediend?
1 lomenteel is de situatie nog redelijk
e noemen. Aardenburg, Eede en Sluis
lebben elk een eigen pastoor. Alhoe-
vel ook daar, net als in de regio
lostburg, noodgedwongen naar een
amenwerkingsverband wordt toege
werkt. IJzendijke, Hoofdplaat en Bier-
liet hebben dat stadium al bereikt en
moeten met twee pastoors genoegen,
lemen. Breskens weet zich voorals
als zelfstandige gemeenschap te
landhaven.
)e katholieke bloeiperiode, pakweg
m ran 1925 tot 1960, is door de huidige
mtwikkelingen tot een vage herinne-
ing verbleekt. De emancipatie van
)iet katholieke bevolkingsdeel zette in
f iét toen sterk verzuilde Nederland
terk door. Vrijwel elk dorp had een
lastoor. Tijdens het 'Rijke Roomsche
even' gold het priesterambt als een
astrevenswaardig ideaal. „In het
hemerdonker van de ruime serre
ond Jan voor zijn geïmproviseerd
[taartje, omhangen met mooi gebor-
luurde miskleren. Hij speelde kerkje,
lat was eiken dag de nieuwe vreugde
oor hem als hij, na zijn schooltaak,
ch in de behaaglijk verwarmde ser-
achter de groote huiskamer mocht
ivergeven aan zijn fantasie. Met zijn
Haartje, zijn kelk en zijn monstrans,
de misgewaden, die moeder met
(i ooveel liefde voor hem had gebor-
08 luurd, waande hij zich dan al priester:
n i et verlangen dat hij al kende als
jein jongetje en dat, naarmate hij
werd ook sterker in hem groei-
M. van der Plas, uit het 'Rijke
Leven, pag. 63). In het
ïgi 'eekblad Sint-Bavo van 20 maart
'0 927 viel zo'n verhaaltje niet uit de
'82i oon.
hmptoom
)eOostburgse pastoor J. J. H. Piren-
le (65) beschouwt de periode van
flak voor en na de Tweede Wercld-
irlog als een afgesloten tijdperk.
Verdwenen in de golfslag van de
esehiedenis", zoals hij zegt. Van
land die 26 jaar als geschiedenisle-
aar voor de klas heeft gestaan, mag
uitspraak verwacht worden,
t'oor Pirenne is het afnemend aantal
iriesters een ontwikkeling die niet
22 zichzelf staat. In feite is het niet
25 meer dan een symptoom van de mo
derne tijd, want juist bij de basis, de
gelovigen zelf, is er veel veranderd.
'81 Pirenne: „Het parabeltje van de men-
in die op de notaris, de pastoor en
iet hoofd van de school steunden is
achterhaald. De schoolplicht heeft ie-
dereen op een bepaald ontwikkelings-
niveau gebracht. Het meepraten en
meebeslissen zet nu volledig door.
Ook m de zielzorg. De mensen hebben
ïeel lang alles aanvaard. Nu zeggen
e: je kunt.me nog meer vertellen",
e meer kritische houding, die overal
ïpaard gaat met, een veel minder
frequent kerkbezoek, wordt door de
Oostburgse pastoor beslist niet als de
jg iefinitieve teloorgang van de katho-
lieke godsdienst ervaren. Vanuit zijn
^historische achtergrond zegt hij: „Ik
heb geschiedenis gestudeerd. Dat
drukt een stempel op mijn zienswijze
Er is altijd een ontwikkeling aan de
gang. Soms zijn de mensen gelovig,
dan weer staat de mens centraal. Het
is een golfbeweging. Op het moment
wordt de mens in het middelpunt
gesteld, dat is heel duidelijk. Maar
voor mij staat het vast dat er weer een
gelovige tijd terugkomt. Godsdienst
hoort nu eenmaal bij de mens als eten
en drinken, het is zijn natuur. Hoe
meer hij zijn beperkingen voelt, des te
meer gelooft hij. Daarentegen neemt
de gelovigheid af als de mens zijn
eigenheid meer aanvaardt".
Met deze cyclische geschiedopvatting
als uitgangspunt ziet Pirenne de hui
dige tijd, waar de godsdienst aan alle
kanten terrein lijkt te verliezen, als
een aanloopfase voor een nieuwe op
bloei van het geloof. „We maken een
stukje puberteit, door. Heel de kerk is
lastig en ongezeggelijk". De sinds
1976 in Oostburg verblijvende priester
gelooft dat er in die 'puberteit' al
voldoende positieve tendenzen te ont
dekken zijn. Niet dat hij het tanend
kerkbezoek wil goedpraten „veel
mensen krijgen daardoor te weinig
geestelijke voeding" maar het kan
volgens hem ook als een zelfstandiger
worden van de gelovigen worden op
gevat. En als die grotere zelfstandig
heid, die vrijheid om te kiezen, leidt
tot het samen dragen van meer ver
antwoordelijkheden, dan valt het al
leen maar toe te juichen, meent Piren
ne.
Daarmee is hij meteen bij de proble
matiek van de zielzorg aangeland. De
gevolgen van de terugloop van het
aantal priesters zijn in de regio Oost
burg goed merkbaar. Doordeweeks
wordt in Groede en Schoondijke nog
maar één mis opgedragen. In de thuis
basis Oostburg is een dagelijkse eu
charistieviering voorlopig gehand
haafd. Pirenne en zijn collega J. P. de
Causemaecker hebben hun handen
vol aan de 3400 gelovigen die zij onder
hun hoede hebben. Getalsmatig valt
het wel mee. Hulst heeft bijvoorbeeld
8000 katholieken en één pastoor.
Maar de uitgestrektheid van het
werkgebied over vier kernen maakt
het er niet gemakkelijker op, „Per jaar
rij ik 19.000 kilometer, voornamelijk
stukjes van zeven en tien kilometer",
vertelt Pirenne. „Jammer genoeg is
het met z'n tweeën niet helemaal te
doen".
Geen rooskleurige toekomst dus.
want hij voorziet dat er binnen enkele
jaren maar één priester meer over zal
zijn. Hoe denkt de kerk de zielzorg op
peil te houden?
Kennelijk heeft niemand een paskla
re oplossing bij de hand. Ook pastoor
Pirenne niet. Hij is van mening dat er
vooral op de veranderde mentaliteit
van de gelovigen moet worden inge
speeld. „Je moet streven naar een
levende gemeenschap, die zoveel mo
gelijk taken kan overnemen". Decen
tralisatie lijkt daarbij het tover
woord te zijn. In Oostburg is daar
met de instelling van een gekozen
parochiebestuur pas een begin mee
gemaakt. De verkozen kerkeraadsle-
den vertegenwoordigen gezamenlijk
de rechtspersoonlijkheid van de pa
rochie en worden door de bisschop
benoemd. De overheersende rol van
de priester wordt op die manier
teruggedrongen.
Ook in kleinere kernen als Groede en
Schoondijke wordt een grotere ver
antwoordelijkheid naar de gelovigen
toegeschoven. Niet door een gekozen
kerkbestuur, want daar zijn de dorpen
te klein voor, maar door het vergroten
van de parochiebesturen krijgt elk
kerkeraadslid toch een duidelijk ei
gen taak toebedeeld. In Oost-
Zeeuwsch-Vlaanderen werden deze
nieuwe structuren al eerder inge
voerd. Volgens Pirenne is de decentra
lisatie een succes: „Het is opvallend
dat heel veel mensen een geweldige
inzet tonen als ze eenmaal een stuk
verantwoordelijkheid hebben overge
nomen".
Ook op het gebied van de persoonlijke
zielzorg pleit de pastoor voor een
spreiding van de taken en de verant
woordelijkheden. Wanneer de priester
het niet allemaal bij kan benen, dan
moeten de gelovigen zelf in kunnen
springen. „Als pastoor moetje nu niet
alle troeven meer op het huisbezoek
zetten. Er is maar één oplossing: de
mensen moeten elkaar meer opvan
gen. Stel je voor dat je problemen
hebt over: wat is geloven? Dan moet
je daar ook met een mede-christen in
plaats van met de pastoor over kun
nen praten. Dat is een ontwikkeling
die sterk moet groeien. Ik denk daar
bij niet zozeer aan het aanwijzen van
vaste 'praatpunten'. Het is meer een
inspelen op de lokale situatie. Als
iemand het goed doet als gelovige,
dan moet hij aangemoedigd worden
Naar zo iemand kun je in bepaalde
gevallen doorverwijzen", aldus Piren-
Karakter
De lokale situatie is een onderwerp
dat de pastoor duidelijk aan het hart
gaat. Hij benadrukt dat de huidige
ontwikkeling niet tot een eenvormi
ge aanpak van alle dorpen mag lei
den. De verschillende karakters van
de kernen zouden juist een voor elke
gemeenschap aangepaste benadering
vragen. In zijn eigen regio consta
teert hij al grote verschillen tussen
het van oudsher katholieke Slijk-
plaat en het gemengde Schoondijke.
Desondanks zal men er niet onderuit
komen overal de gelovigen zelf in te
schakelen.
Leken kunnen ook op een meer forme
le manier bij de zielzorg worden be
trokken Pastorale werkers, zoals er
onlangs één in Hulst is benoemd, zijn
daar een voorbeeld van. Hoewel Th.
Boogaard, coördinator van de West-
zeeuwsvlaamse pastores, de theolo
gisch geschoolde leken als mogelijk
heid oppert, ziet hij daar voor zijn
gebied toch geen geschikte oplossing
in. Boogaard: „Voor ons zal een pasto
rale werker in de meeste gevallen te
duur zijn. Meestal brengt zo iemand
een gezin met zich mee; dat is gewoon
niet op te brengen". Daarbij komt dat
een pastorale werker niet als een
volwaar dige vervanger van een pries
ter op kan treden. Het toedienen van
de sacramenten valt, behalve in nood
gevallen, buiten zijn bevoegdheden.
Rome maakt niet de indruk op korte
termijn soepeler te willen optreden.
In Aardenburg dringen de problemen
rond de zielzorg zich minder sterk op
dan in het Oostburgse. Pastoor Mar
tens (64) is de plaatselijke zielenher
der. Een priester die nog veel werk
kan maken van de zielzorg in zijn
dorp. Met ongeveer 1800 katholieken
valt er genoeg te doen. Elke middag
gaat hij van twee tot zes uur op
huisbezoek. Ook draagt hij dagelijks
een mis op. Tot driejaar geleden werd
hij bijgestaan door een kapelaan, die
inmiddels met emeritaat is gegaan.
Martens kwam vlak na de Tweede
Wereldoorlog als leraar aan het toen
pas opgerichte klem-seminarie in
Sluis. Vanaf 1956 was hij prior (over
ste). Tien jaar later werd het semina
rie wegens gebrek aan belangstelling
opgeheven. De terugloop van het aan
tal priesters zette in. Martens werd
vervolgens naar Aardenburg overge
plaatst. Hoewel er in de Kikkerstad
op het moment nog geen vuiltje aan
de lucht is. houdt de pastoor terdege
rekening met ingrijpende veranderin
gen. Wat overigens niet wil zeggen dat
hij de toekomst somber inziet. Net als
Pirenne zegt hij: „Er zijn al zoveel
crises in de kerk geweest...". Toch
probeert hij via de inschakeling van
leken een grotere betrokkenheid bij
de godsdienst op te bouwen. Sinds
1982 wordt er geëxperimenteerd met
gebedsdiensten. Verder heeft Aarden
burg. net als de meeste andere ge
meenten, zogenaamde lectoren, die
meewerken in de weekenddiensten.
Maar ook hier geldt, dat de kerkelijke
voorschriften de aanwezigheid van
een priester noodzakelijk maken. Een
door leken geleide gebiedsdienst kan
een eucharistieviering niet
gen.
Missie
Desondanks lijkt pastoor Martens de
oplossing voor het priesterprobleem
in die richting te zoeken. Nadrukke
lijk zegt hij dat een tegenstelling
tussen eucharistieviering en gebeds
dienst moet worden voorkomen. Pra
tend over de toekomst van de West-
zeeuwsvlaamse katholieken verwijst
hij naar Brazilië: „Dat is een land
waar ze één priester hebben voor een
gebied zo groot als Nederland. De
geestelijken trekken van plaats naar
plaats, terwijl de gelovigen zelf voor
de continuïteit zorg dragen".
Wordt dat de toekomst voor West-
Zeeuwsch-Vlaanderen? Een recht
streeks antwoord valt er nog niet te
geven. Volgens de Oostburgse Piren
ne is West-Zeeuwsch-Vlaanderen een
kwetsbare streek: „Het. gebied ligt uit
het centrum. Voor niet-Zeeuwen is het
het einde van de wereld". Evenals zijn
Aardenburgse collega richt hij zijn
blik naar de missielanden, „waar we
nog veel van zouden kunnen leren".
Dus toch....?
Jan van Damme.
Foto's: Camile Schelstraete.
Foto: Het Adema-orgel in de Ter-
neuzense Goede Herderkerk,
Spiritueel instrument
TERNEUZEN Dat mensen een jubileum vieren als ze
12,5, 15, 50 of zelfs 60 jaar getrouwd zijn vinden we heel
normaal. Oók het zoveeljarig bestaan van een vereniging
geeft aanleiding tot het organiseren van festiviteiten. In
het muziekleven staat, als het op jubileren aankomt,
merkwaardig genoeg alleen het kerkorgel in het brand
punt van de belangstelling. Er wordt een duik genomen in
de geschiedenis van het instrument en er komen concerten
met organisten van naam.
Het Adema-orgel in de Goede Her
derkerk van Terneuzen bestaat in
1983 op de kop af 125 jaar. Aanlei
ding ook in dit geval tot
waardig feestgedruis. De PZC
neemt vandaag alvast een voor
proefje op het jubileum. Twee spe
cialisten op het gebied van Adema-
orgels (ze werken aan een proef
schrift over deze orgelbouwersfir
ma) trokken een orgelspoor door
Nederland, dat uiteindelijk naar de
Zeeuws-Vlaamse Scheldestad leidt:
Ton van Eek uit Voorburg, ccn
tandarts met conservatoriumoplei
ding orgel en Victor Timmer uit
Leek, in het dagelijks leven leraar
aardrijkskunde aan een scholenge
meenschap.
•Maar misschien is het, voor de reis
begint, aardig om te horen wat
(kerklorgels nu eigenlijk tot zo'n
intéressant onderzoekobject- maakt
en wie zich ermee bezighouden.
Timmer omschrijft een pijporgel als
'snijpunt van een aantal kunstuitin
gen'. Een orgelmaker moet. mate
riaalkennis en -bewerking onder de
knie hebben en een brok mechani
ca. Maar hij komt ook in aanraking
met meubel- en kerkarchitectuur,
muzikale smaak, organisten en zelfs
een stukje kerkgeschiedenis. Orgel-
historisch onderzoek wordt in ons
land bedreven door 'professionals'
(door het Rijk erkende adviseurs
voor restauraties van historische
orgels), wetenschappelijke onder
zoekers en amateurs. Tot die laatste
groep rekenen zich (nog) Van Eek
en Timmer. Dat ze besloten om
samen een studie te wijden aan de
orgelbouwers Adema is puur toeval.
„Als medewerker van het tijdschrift
'De Mixtuur', dat zich bezighoudt
met orgelbouw, had ik gegevens
gepubliceerd over huispijporgeltjes
van de Adema's. Bovendien was ik
ook interessante gegevens over hun
kerkorgels tegengekomen", zegt
Timmer. Ton van Eek had al enige
tijd plannen om zich te verdiepen in
het levenswerk van de Adema's. Hij
bespeelt een van hun orgels en „en
het leek me een goede gedachte om
het onderzoek samen aan te pak
ken, VQoral omdat we het dan een
breed kader zouden kunnen geven"
Moderne vindingen
De broers C. B. en P. J. Adema
begonnen in 1855 een orgelmakerij
in Leeuwarden, na in het vak te
zijn opgeleid bij bekende orgelbou
wers als Witte, Van Dam en Loret.
Van hen namen ze zowel traditio
nele elementen als 'moderne' vin
dingen over. Tot ongeveer 1870
onderscheidden hun instrumenten
zich nog niet zo sterk van die van
tijdgenoten, maar dat zou spoedig
veranderen. In 1868 stichtte P. J.
Adema een filiaal in Amsterdam in
verband met de bouw van een orgel
voor de Mozes- en Aaronkcrk in de
hoofdstad. De Franse vice-consul
C. M. Philbert, die zich dankzij zijn
vriendschap met de beroemde or
gelbouwer Cavaillé-Coll grondig
had verdiept in de orgelbouw, trad
op als adviseur. Onder zijn invloed
ontstond een voor ons land zeer
modern instrument.
Sindsdien zouden de Adema's naast
traditionele elementen nieuwe vin
dingen toepassen, zoals vrijstaande
speeltafels, orgelkassen in twee de
len, strijkende registers en dergelij
ke. De meeste van hun orgels zijn
gemaakt voor rooms-katholieke
kerken en worden gekenmerkt door
een Franse inslag. Overigens wer
den de zaken in Leeuwarden en
Amsterdam in 1877 van elkaar ge
scheiden. De Amsterdamse vesti
ging bestaat nog steeds en wordt
geleid door Antoine Schreurs.
Werk van de Adema's in Zeeland is
op de vingers van één organisten
hand te tellen. In 1876 bouwden ze
een orgelkerk voor de parochiekerk
van Hoofdplaat. Dit instrument be
staat nog steeds, al deed een restau
ratie in de jaren zestig afbreuk aan
het karakter, dat tot die tijd intact
was gelaten. Wél hield het orgel (in
een neogotische kas) gedeeltelijk de
kenmerkende Adema-klank. In
1890 leverde de Amsterdamse firma
een gebruikt orgel aan de Gerefor
meerde Noorderkerk in Middelburg
en Adema in Leeuwarden bezorgde
de hervormde gemeente van Bors-
sele kort na de eeuwwisseling een
klein, nog vrijwel origineel eenkla-
viersorgeltje. Tenslotte was er spra
ke van een orgel voor een kerk in
Cadzand (navraag leverde geen
tastbare feiten op) en dan zijn we
inmiddels in Terneuzen en bij het
bijzondere instrument in de Goede
Herderkerk, dat, als we het orgel in
de katholieke kerk van Leimuiden-
Rijnsaterswoude buiten beschou
wing laten, geldt als het oudste dat
van de Adema's bewaard is geble
ven.
Wie het eigentijdse kerkgebouw in
gedachten had, begrijpt onmiddel
lijk dat dit orgel niet is gebouwd
voor zijn huidige standplaats. Daar
staat het sinds 1967. Oorspronke
lijk leverden de Adema's het aan de
rooms-katholieke kerk van het
Friese Sint-Nicolaasga. Victor
Timmer ontdekte, dat de aankoop
werd betaald via een intekenlijst
maar ook, dat de parochie de pas
toor min of meer dwong om een
orgel aan te schaffen. Uit een brief
van deze zieleherder uit 1857 bleek
namelijk, dat hij alleen wilde aan
kloppen om geld voor een nieuwe
communiebank. Een orgel was te
duur, zeker omdat de veehouders
in de buurt waren gedupeerd door
veeziekte.
Maar kijk.... Al de derde parochiaan
die hij bezocht leverde het. hele
bedrag voor de commmuniebank:
500,-. En zo durfde de pastoor bij
de overige leden van zijn kudde om
geld voor een orgel te vragen. „Het
zal gemaakt worden door dé gebroe
ders Adema te Leeuwarden. De in
houd ervan zal zijn tien stemmen of
doorlopende registers, waaronder
Bourdon 16 vt, twee clavieren op
eene dezelfde windlade in werking
gebragt. een aanhangend pedaal,
een fraaije orgelkast, alles zal van
de beste materialen gemaakt wor
den, zal vol, sterk, rond en aange
naam van toon zijn er meer dan
voldoende voor deze kerk, dus van
bestek blijft niets te wenschen over,
en met eene goede uitvoering vleije
ik mij uit alle grond", meldde hij,
daarbij puttend uit het helaas
verdwenen bestek
Het instrument kostte exclusief
transport en schilderwerk 1550,-
en werd 5 oktober 1858 opgeleverd.
Ruim een week later zou de beken
de Friese organist S. W. Velds het
instrument examineren. Enkele
dagbladen publiceerden een uiterst
lovende aanbevelingsadvertentie.
De conclusie was. dat de vervaardi
gers 'met dit werk een onbetwist
baar bewijs gegeven hebben van
hunne bekwaamheid in de orgel-
bouwkunde'. Het orgel deed twintig
jaar dienst in de oude kerk. Toen
vervolgens de huidige fraaie neogo
tische kerk verrees werd het in
1888 daarin geplaatst met een
aantal kleine aanpassingen. Kosten
van deze operatie: zegge en schrijve
240,-. Het Adema-orgel zou 35 jaar
lang lief en leed van de parochie
opluisteren. In de week van 3 tot 10
maart 1906 begeleidde het maar
liefst vier uitvaarten, een droevige
week voor Sint-Nicolaasga en een
vermelding waard op een paneel
van de orgelkas. In de jaren twintig
was het orgel zó slecht, dat de
parochie een nieuw aanschafte bij
L. Ypma en co, die het oude over
nam. Vier jaar lang zou het worden
opgeslagen in Alkmaar. De Zaan-
damse orgelbouwer H. W. Flentrop
nam het over en plaatste het in 1928
in de hervormde kerk van Oost-
Knollendam. Het kerkgebouw daar
raakte allengs in verval en op den
duur hadden regen en wind vrij spel
door de kapotte ramen. Wat dat
voor het Adema-rogel betekende
laat zich raden... Uiteindelijk zou
organist D. van Es van de Temeu-
zense Goede Kerderkerk het instru
ment een sprankelend 'derde leven'
bezorgen. „Toen ik het orgel in de
kerk van Oost-Knollendam voor
het eerst zag en hoorde, dacht ik
meteen: dit is een instrument met
een heel eigen geluid en dat moeten
we ook zo houden, hoewel het overi
gens natuurlijk aan grondig herstel
toe is".
Zorgvuldig
De firma Flentrop. die dit delicate
karwei uitvoerde, ging zorgvuldig
te werk. De klank bleef intact, de
dispositie gewijzigd. „Niet door de
later aangebrachte stemmen te
vervangen door neo-barokke vul-
stemmen maar juist door het plaat
sen van kopieën van de destijds
verdwenen registers", legt hij uit.
„Als voorbeeld hebben we daar
voor gelijksoortige registers in het
Adema-orgel van het Noordhol
landse Valkoog gebruikt".
Het instrument kreeg voorts een
nieuwe windvoorziening en de
windlade werd 'gehard' tegen mo
derne kerkverwarming. Willem
Hülsmann uit Amersfoort begeleid
de als adviseur van de orgelcommis
sie van de Nederlands hervormde
kerk de restauratie-werkzaamhe
den en bespeelde het orgel op 5 mei
1967 bij de feestelijke ingebruikna
me.
Van Eek en Timmer zijn vol lof over
het project. Ze omschrijven het
Adema-orgel in de Goede Herder
kerk als 'een uiterst spiritueel in
strument'. De makers hebben voor
een eigen geluid gezorgd, zonder
hun afkomst te verloochenen. Bo
vendien geldt het als één van de
eerste restauraties van een negen-
tiende-eeuws orgel, waarbij de
dispositie naar de veronderstelde
oorspronkelijke conceptie werd te
ruggebracht.
Voor de liefhebbers volgt hieronder
de huidige dispositie: Manuaal:
Bourdon 16'. Prestant 8', Octaaf 4',
Octaaf 2', Quintfluit 3'. Cornet 3
sterk discant. Positief: Viola 8'. Hol-
pijp 8', Roerfluit 4', Woudfluit 2'.
Verder aanwezig een manuaalkop
pel; klavieromvang: C-f3, aangehan
gen pedaal. C-c'. De klaviatuur zit
aan de achterkant van het orgel,
In hel kader van het jubileum zal
Arie Karreman, cantor-organist
van de hervormde gemeente, don
derdagavond 3 november om 20.00
uur een concert geven op het Ade
ma-orgel. Het programma bestaat
uit voor die tijd representatieve
orgelwerken. Lezers, die gegevens
bezitten over Adema-orgels, kun
nen contact opnemen met: A. A. M.
J. van Eek, Koningin Wilhelmina-
laan 532, 2274 BM Voorburg en V.
H. M. Timmer, Weth. Iwe Hutstraat
152, 9351 RL Leek.