ORGELJUBILEUM ZIELZORG Overblijvende pastores hebben de handen vol s: PZC/streek 'Vol, sterk, rond en aangenaam van toom.. I/RIJDAG 7 OKTOBER 1983 4ARDENBURG Pastoor M. W. B. Martens in Aardenburg weet het probleem tot een simpel ■ekensommetje terug te brengen. Elke maand gaat er in Nederland wel een pastoor met '^pensioen. Met emeritaat, zoals dat in kerkelijke kringen heet. Regelmatig gaat er natuurlijk eentje 'hemelen'. Bedenk je daarbij, dat er lang niet elke vier weken een nieuwe priester jijkomt, dan is het probleem duidelijk: het aantal rk-geestelijken is de laatste jaren drastisch ■ruggelopen. Dok in West-Zeeuwsch-Vlaanderen is r sprake van een duidelijke afname an het aantal zielenherders. Mis- chieninnog wel sterkere mate dan in e rest van Nederland. In 1977 hadden lostburg, Groede, Schoondijke en lijkplaat de beschikking over vijf nesters. Nu zijn er nog twee, die eiden vanuit Oostburg opereren Ge ien de leeftijdsopbouw van de West- 5%euwsvlaamse pastores de jongste s 58 jaar moet voor de nabije 1' oekomst met een verdere pastorale eegloop rekening worden 'gehouden. Vordt West-Zeeuwsch-Vlaanderen op lie manier een soort missiegebied, ia lat door één, hooguit twee priesters ïordt bediend? 1 lomenteel is de situatie nog redelijk e noemen. Aardenburg, Eede en Sluis lebben elk een eigen pastoor. Alhoe- vel ook daar, net als in de regio lostburg, noodgedwongen naar een amenwerkingsverband wordt toege werkt. IJzendijke, Hoofdplaat en Bier- liet hebben dat stadium al bereikt en moeten met twee pastoors genoegen, lemen. Breskens weet zich voorals als zelfstandige gemeenschap te landhaven. )e katholieke bloeiperiode, pakweg m ran 1925 tot 1960, is door de huidige mtwikkelingen tot een vage herinne- ing verbleekt. De emancipatie van )iet katholieke bevolkingsdeel zette in f iét toen sterk verzuilde Nederland terk door. Vrijwel elk dorp had een lastoor. Tijdens het 'Rijke Roomsche even' gold het priesterambt als een astrevenswaardig ideaal. „In het hemerdonker van de ruime serre ond Jan voor zijn geïmproviseerd [taartje, omhangen met mooi gebor- luurde miskleren. Hij speelde kerkje, lat was eiken dag de nieuwe vreugde oor hem als hij, na zijn schooltaak, ch in de behaaglijk verwarmde ser- achter de groote huiskamer mocht ivergeven aan zijn fantasie. Met zijn Haartje, zijn kelk en zijn monstrans, de misgewaden, die moeder met (i ooveel liefde voor hem had gebor- 08 luurd, waande hij zich dan al priester: n i et verlangen dat hij al kende als jein jongetje en dat, naarmate hij werd ook sterker in hem groei- M. van der Plas, uit het 'Rijke Leven, pag. 63). In het ïgi 'eekblad Sint-Bavo van 20 maart '0 927 viel zo'n verhaaltje niet uit de '82i oon. hmptoom )eOostburgse pastoor J. J. H. Piren- le (65) beschouwt de periode van flak voor en na de Tweede Wercld- irlog als een afgesloten tijdperk. Verdwenen in de golfslag van de esehiedenis", zoals hij zegt. Van land die 26 jaar als geschiedenisle- aar voor de klas heeft gestaan, mag uitspraak verwacht worden, t'oor Pirenne is het afnemend aantal iriesters een ontwikkeling die niet 22 zichzelf staat. In feite is het niet 25 meer dan een symptoom van de mo derne tijd, want juist bij de basis, de gelovigen zelf, is er veel veranderd. '81 Pirenne: „Het parabeltje van de men- in die op de notaris, de pastoor en iet hoofd van de school steunden is achterhaald. De schoolplicht heeft ie- dereen op een bepaald ontwikkelings- niveau gebracht. Het meepraten en meebeslissen zet nu volledig door. Ook m de zielzorg. De mensen hebben ïeel lang alles aanvaard. Nu zeggen e: je kunt.me nog meer vertellen", e meer kritische houding, die overal ïpaard gaat met, een veel minder frequent kerkbezoek, wordt door de Oostburgse pastoor beslist niet als de jg iefinitieve teloorgang van de katho- lieke godsdienst ervaren. Vanuit zijn ^historische achtergrond zegt hij: „Ik heb geschiedenis gestudeerd. Dat drukt een stempel op mijn zienswijze Er is altijd een ontwikkeling aan de gang. Soms zijn de mensen gelovig, dan weer staat de mens centraal. Het is een golfbeweging. Op het moment wordt de mens in het middelpunt gesteld, dat is heel duidelijk. Maar voor mij staat het vast dat er weer een gelovige tijd terugkomt. Godsdienst hoort nu eenmaal bij de mens als eten en drinken, het is zijn natuur. Hoe meer hij zijn beperkingen voelt, des te meer gelooft hij. Daarentegen neemt de gelovigheid af als de mens zijn eigenheid meer aanvaardt". Met deze cyclische geschiedopvatting als uitgangspunt ziet Pirenne de hui dige tijd, waar de godsdienst aan alle kanten terrein lijkt te verliezen, als een aanloopfase voor een nieuwe op bloei van het geloof. „We maken een stukje puberteit, door. Heel de kerk is lastig en ongezeggelijk". De sinds 1976 in Oostburg verblijvende priester gelooft dat er in die 'puberteit' al voldoende positieve tendenzen te ont dekken zijn. Niet dat hij het tanend kerkbezoek wil goedpraten „veel mensen krijgen daardoor te weinig geestelijke voeding" maar het kan volgens hem ook als een zelfstandiger worden van de gelovigen worden op gevat. En als die grotere zelfstandig heid, die vrijheid om te kiezen, leidt tot het samen dragen van meer ver antwoordelijkheden, dan valt het al leen maar toe te juichen, meent Piren ne. Daarmee is hij meteen bij de proble matiek van de zielzorg aangeland. De gevolgen van de terugloop van het aantal priesters zijn in de regio Oost burg goed merkbaar. Doordeweeks wordt in Groede en Schoondijke nog maar één mis opgedragen. In de thuis basis Oostburg is een dagelijkse eu charistieviering voorlopig gehand haafd. Pirenne en zijn collega J. P. de Causemaecker hebben hun handen vol aan de 3400 gelovigen die zij onder hun hoede hebben. Getalsmatig valt het wel mee. Hulst heeft bijvoorbeeld 8000 katholieken en één pastoor. Maar de uitgestrektheid van het werkgebied over vier kernen maakt het er niet gemakkelijker op, „Per jaar rij ik 19.000 kilometer, voornamelijk stukjes van zeven en tien kilometer", vertelt Pirenne. „Jammer genoeg is het met z'n tweeën niet helemaal te doen". Geen rooskleurige toekomst dus. want hij voorziet dat er binnen enkele jaren maar één priester meer over zal zijn. Hoe denkt de kerk de zielzorg op peil te houden? Kennelijk heeft niemand een paskla re oplossing bij de hand. Ook pastoor Pirenne niet. Hij is van mening dat er vooral op de veranderde mentaliteit van de gelovigen moet worden inge speeld. „Je moet streven naar een levende gemeenschap, die zoveel mo gelijk taken kan overnemen". Decen tralisatie lijkt daarbij het tover woord te zijn. In Oostburg is daar met de instelling van een gekozen parochiebestuur pas een begin mee gemaakt. De verkozen kerkeraadsle- den vertegenwoordigen gezamenlijk de rechtspersoonlijkheid van de pa rochie en worden door de bisschop benoemd. De overheersende rol van de priester wordt op die manier teruggedrongen. Ook in kleinere kernen als Groede en Schoondijke wordt een grotere ver antwoordelijkheid naar de gelovigen toegeschoven. Niet door een gekozen kerkbestuur, want daar zijn de dorpen te klein voor, maar door het vergroten van de parochiebesturen krijgt elk kerkeraadslid toch een duidelijk ei gen taak toebedeeld. In Oost- Zeeuwsch-Vlaanderen werden deze nieuwe structuren al eerder inge voerd. Volgens Pirenne is de decentra lisatie een succes: „Het is opvallend dat heel veel mensen een geweldige inzet tonen als ze eenmaal een stuk verantwoordelijkheid hebben overge nomen". Ook op het gebied van de persoonlijke zielzorg pleit de pastoor voor een spreiding van de taken en de verant woordelijkheden. Wanneer de priester het niet allemaal bij kan benen, dan moeten de gelovigen zelf in kunnen springen. „Als pastoor moetje nu niet alle troeven meer op het huisbezoek zetten. Er is maar één oplossing: de mensen moeten elkaar meer opvan gen. Stel je voor dat je problemen hebt over: wat is geloven? Dan moet je daar ook met een mede-christen in plaats van met de pastoor over kun nen praten. Dat is een ontwikkeling die sterk moet groeien. Ik denk daar bij niet zozeer aan het aanwijzen van vaste 'praatpunten'. Het is meer een inspelen op de lokale situatie. Als iemand het goed doet als gelovige, dan moet hij aangemoedigd worden Naar zo iemand kun je in bepaalde gevallen doorverwijzen", aldus Piren- Karakter De lokale situatie is een onderwerp dat de pastoor duidelijk aan het hart gaat. Hij benadrukt dat de huidige ontwikkeling niet tot een eenvormi ge aanpak van alle dorpen mag lei den. De verschillende karakters van de kernen zouden juist een voor elke gemeenschap aangepaste benadering vragen. In zijn eigen regio consta teert hij al grote verschillen tussen het van oudsher katholieke Slijk- plaat en het gemengde Schoondijke. Desondanks zal men er niet onderuit komen overal de gelovigen zelf in te schakelen. Leken kunnen ook op een meer forme le manier bij de zielzorg worden be trokken Pastorale werkers, zoals er onlangs één in Hulst is benoemd, zijn daar een voorbeeld van. Hoewel Th. Boogaard, coördinator van de West- zeeuwsvlaamse pastores, de theolo gisch geschoolde leken als mogelijk heid oppert, ziet hij daar voor zijn gebied toch geen geschikte oplossing in. Boogaard: „Voor ons zal een pasto rale werker in de meeste gevallen te duur zijn. Meestal brengt zo iemand een gezin met zich mee; dat is gewoon niet op te brengen". Daarbij komt dat een pastorale werker niet als een volwaar dige vervanger van een pries ter op kan treden. Het toedienen van de sacramenten valt, behalve in nood gevallen, buiten zijn bevoegdheden. Rome maakt niet de indruk op korte termijn soepeler te willen optreden. In Aardenburg dringen de problemen rond de zielzorg zich minder sterk op dan in het Oostburgse. Pastoor Mar tens (64) is de plaatselijke zielenher der. Een priester die nog veel werk kan maken van de zielzorg in zijn dorp. Met ongeveer 1800 katholieken valt er genoeg te doen. Elke middag gaat hij van twee tot zes uur op huisbezoek. Ook draagt hij dagelijks een mis op. Tot driejaar geleden werd hij bijgestaan door een kapelaan, die inmiddels met emeritaat is gegaan. Martens kwam vlak na de Tweede Wereldoorlog als leraar aan het toen pas opgerichte klem-seminarie in Sluis. Vanaf 1956 was hij prior (over ste). Tien jaar later werd het semina rie wegens gebrek aan belangstelling opgeheven. De terugloop van het aan tal priesters zette in. Martens werd vervolgens naar Aardenburg overge plaatst. Hoewel er in de Kikkerstad op het moment nog geen vuiltje aan de lucht is. houdt de pastoor terdege rekening met ingrijpende veranderin gen. Wat overigens niet wil zeggen dat hij de toekomst somber inziet. Net als Pirenne zegt hij: „Er zijn al zoveel crises in de kerk geweest...". Toch probeert hij via de inschakeling van leken een grotere betrokkenheid bij de godsdienst op te bouwen. Sinds 1982 wordt er geëxperimenteerd met gebedsdiensten. Verder heeft Aarden burg. net als de meeste andere ge meenten, zogenaamde lectoren, die meewerken in de weekenddiensten. Maar ook hier geldt, dat de kerkelijke voorschriften de aanwezigheid van een priester noodzakelijk maken. Een door leken geleide gebiedsdienst kan een eucharistieviering niet gen. Missie Desondanks lijkt pastoor Martens de oplossing voor het priesterprobleem in die richting te zoeken. Nadrukke lijk zegt hij dat een tegenstelling tussen eucharistieviering en gebeds dienst moet worden voorkomen. Pra tend over de toekomst van de West- zeeuwsvlaamse katholieken verwijst hij naar Brazilië: „Dat is een land waar ze één priester hebben voor een gebied zo groot als Nederland. De geestelijken trekken van plaats naar plaats, terwijl de gelovigen zelf voor de continuïteit zorg dragen". Wordt dat de toekomst voor West- Zeeuwsch-Vlaanderen? Een recht streeks antwoord valt er nog niet te geven. Volgens de Oostburgse Piren ne is West-Zeeuwsch-Vlaanderen een kwetsbare streek: „Het. gebied ligt uit het centrum. Voor niet-Zeeuwen is het het einde van de wereld". Evenals zijn Aardenburgse collega richt hij zijn blik naar de missielanden, „waar we nog veel van zouden kunnen leren". Dus toch....? Jan van Damme. Foto's: Camile Schelstraete. Foto: Het Adema-orgel in de Ter- neuzense Goede Herderkerk, Spiritueel instrument TERNEUZEN Dat mensen een jubileum vieren als ze 12,5, 15, 50 of zelfs 60 jaar getrouwd zijn vinden we heel normaal. Oók het zoveeljarig bestaan van een vereniging geeft aanleiding tot het organiseren van festiviteiten. In het muziekleven staat, als het op jubileren aankomt, merkwaardig genoeg alleen het kerkorgel in het brand punt van de belangstelling. Er wordt een duik genomen in de geschiedenis van het instrument en er komen concerten met organisten van naam. Het Adema-orgel in de Goede Her derkerk van Terneuzen bestaat in 1983 op de kop af 125 jaar. Aanlei ding ook in dit geval tot waardig feestgedruis. De PZC neemt vandaag alvast een voor proefje op het jubileum. Twee spe cialisten op het gebied van Adema- orgels (ze werken aan een proef schrift over deze orgelbouwersfir ma) trokken een orgelspoor door Nederland, dat uiteindelijk naar de Zeeuws-Vlaamse Scheldestad leidt: Ton van Eek uit Voorburg, ccn tandarts met conservatoriumoplei ding orgel en Victor Timmer uit Leek, in het dagelijks leven leraar aardrijkskunde aan een scholenge meenschap. •Maar misschien is het, voor de reis begint, aardig om te horen wat (kerklorgels nu eigenlijk tot zo'n intéressant onderzoekobject- maakt en wie zich ermee bezighouden. Timmer omschrijft een pijporgel als 'snijpunt van een aantal kunstuitin gen'. Een orgelmaker moet. mate riaalkennis en -bewerking onder de knie hebben en een brok mechani ca. Maar hij komt ook in aanraking met meubel- en kerkarchitectuur, muzikale smaak, organisten en zelfs een stukje kerkgeschiedenis. Orgel- historisch onderzoek wordt in ons land bedreven door 'professionals' (door het Rijk erkende adviseurs voor restauraties van historische orgels), wetenschappelijke onder zoekers en amateurs. Tot die laatste groep rekenen zich (nog) Van Eek en Timmer. Dat ze besloten om samen een studie te wijden aan de orgelbouwers Adema is puur toeval. „Als medewerker van het tijdschrift 'De Mixtuur', dat zich bezighoudt met orgelbouw, had ik gegevens gepubliceerd over huispijporgeltjes van de Adema's. Bovendien was ik ook interessante gegevens over hun kerkorgels tegengekomen", zegt Timmer. Ton van Eek had al enige tijd plannen om zich te verdiepen in het levenswerk van de Adema's. Hij bespeelt een van hun orgels en „en het leek me een goede gedachte om het onderzoek samen aan te pak ken, VQoral omdat we het dan een breed kader zouden kunnen geven" Moderne vindingen De broers C. B. en P. J. Adema begonnen in 1855 een orgelmakerij in Leeuwarden, na in het vak te zijn opgeleid bij bekende orgelbou wers als Witte, Van Dam en Loret. Van hen namen ze zowel traditio nele elementen als 'moderne' vin dingen over. Tot ongeveer 1870 onderscheidden hun instrumenten zich nog niet zo sterk van die van tijdgenoten, maar dat zou spoedig veranderen. In 1868 stichtte P. J. Adema een filiaal in Amsterdam in verband met de bouw van een orgel voor de Mozes- en Aaronkcrk in de hoofdstad. De Franse vice-consul C. M. Philbert, die zich dankzij zijn vriendschap met de beroemde or gelbouwer Cavaillé-Coll grondig had verdiept in de orgelbouw, trad op als adviseur. Onder zijn invloed ontstond een voor ons land zeer modern instrument. Sindsdien zouden de Adema's naast traditionele elementen nieuwe vin dingen toepassen, zoals vrijstaande speeltafels, orgelkassen in twee de len, strijkende registers en dergelij ke. De meeste van hun orgels zijn gemaakt voor rooms-katholieke kerken en worden gekenmerkt door een Franse inslag. Overigens wer den de zaken in Leeuwarden en Amsterdam in 1877 van elkaar ge scheiden. De Amsterdamse vesti ging bestaat nog steeds en wordt geleid door Antoine Schreurs. Werk van de Adema's in Zeeland is op de vingers van één organisten hand te tellen. In 1876 bouwden ze een orgelkerk voor de parochiekerk van Hoofdplaat. Dit instrument be staat nog steeds, al deed een restau ratie in de jaren zestig afbreuk aan het karakter, dat tot die tijd intact was gelaten. Wél hield het orgel (in een neogotische kas) gedeeltelijk de kenmerkende Adema-klank. In 1890 leverde de Amsterdamse firma een gebruikt orgel aan de Gerefor meerde Noorderkerk in Middelburg en Adema in Leeuwarden bezorgde de hervormde gemeente van Bors- sele kort na de eeuwwisseling een klein, nog vrijwel origineel eenkla- viersorgeltje. Tenslotte was er spra ke van een orgel voor een kerk in Cadzand (navraag leverde geen tastbare feiten op) en dan zijn we inmiddels in Terneuzen en bij het bijzondere instrument in de Goede Herderkerk, dat, als we het orgel in de katholieke kerk van Leimuiden- Rijnsaterswoude buiten beschou wing laten, geldt als het oudste dat van de Adema's bewaard is geble ven. Wie het eigentijdse kerkgebouw in gedachten had, begrijpt onmiddel lijk dat dit orgel niet is gebouwd voor zijn huidige standplaats. Daar staat het sinds 1967. Oorspronke lijk leverden de Adema's het aan de rooms-katholieke kerk van het Friese Sint-Nicolaasga. Victor Timmer ontdekte, dat de aankoop werd betaald via een intekenlijst maar ook, dat de parochie de pas toor min of meer dwong om een orgel aan te schaffen. Uit een brief van deze zieleherder uit 1857 bleek namelijk, dat hij alleen wilde aan kloppen om geld voor een nieuwe communiebank. Een orgel was te duur, zeker omdat de veehouders in de buurt waren gedupeerd door veeziekte. Maar kijk.... Al de derde parochiaan die hij bezocht leverde het. hele bedrag voor de commmuniebank: 500,-. En zo durfde de pastoor bij de overige leden van zijn kudde om geld voor een orgel te vragen. „Het zal gemaakt worden door dé gebroe ders Adema te Leeuwarden. De in houd ervan zal zijn tien stemmen of doorlopende registers, waaronder Bourdon 16 vt, twee clavieren op eene dezelfde windlade in werking gebragt. een aanhangend pedaal, een fraaije orgelkast, alles zal van de beste materialen gemaakt wor den, zal vol, sterk, rond en aange naam van toon zijn er meer dan voldoende voor deze kerk, dus van bestek blijft niets te wenschen over, en met eene goede uitvoering vleije ik mij uit alle grond", meldde hij, daarbij puttend uit het helaas verdwenen bestek Het instrument kostte exclusief transport en schilderwerk 1550,- en werd 5 oktober 1858 opgeleverd. Ruim een week later zou de beken de Friese organist S. W. Velds het instrument examineren. Enkele dagbladen publiceerden een uiterst lovende aanbevelingsadvertentie. De conclusie was. dat de vervaardi gers 'met dit werk een onbetwist baar bewijs gegeven hebben van hunne bekwaamheid in de orgel- bouwkunde'. Het orgel deed twintig jaar dienst in de oude kerk. Toen vervolgens de huidige fraaie neogo tische kerk verrees werd het in 1888 daarin geplaatst met een aantal kleine aanpassingen. Kosten van deze operatie: zegge en schrijve 240,-. Het Adema-orgel zou 35 jaar lang lief en leed van de parochie opluisteren. In de week van 3 tot 10 maart 1906 begeleidde het maar liefst vier uitvaarten, een droevige week voor Sint-Nicolaasga en een vermelding waard op een paneel van de orgelkas. In de jaren twintig was het orgel zó slecht, dat de parochie een nieuw aanschafte bij L. Ypma en co, die het oude over nam. Vier jaar lang zou het worden opgeslagen in Alkmaar. De Zaan- damse orgelbouwer H. W. Flentrop nam het over en plaatste het in 1928 in de hervormde kerk van Oost- Knollendam. Het kerkgebouw daar raakte allengs in verval en op den duur hadden regen en wind vrij spel door de kapotte ramen. Wat dat voor het Adema-rogel betekende laat zich raden... Uiteindelijk zou organist D. van Es van de Temeu- zense Goede Kerderkerk het instru ment een sprankelend 'derde leven' bezorgen. „Toen ik het orgel in de kerk van Oost-Knollendam voor het eerst zag en hoorde, dacht ik meteen: dit is een instrument met een heel eigen geluid en dat moeten we ook zo houden, hoewel het overi gens natuurlijk aan grondig herstel toe is". Zorgvuldig De firma Flentrop. die dit delicate karwei uitvoerde, ging zorgvuldig te werk. De klank bleef intact, de dispositie gewijzigd. „Niet door de later aangebrachte stemmen te vervangen door neo-barokke vul- stemmen maar juist door het plaat sen van kopieën van de destijds verdwenen registers", legt hij uit. „Als voorbeeld hebben we daar voor gelijksoortige registers in het Adema-orgel van het Noordhol landse Valkoog gebruikt". Het instrument kreeg voorts een nieuwe windvoorziening en de windlade werd 'gehard' tegen mo derne kerkverwarming. Willem Hülsmann uit Amersfoort begeleid de als adviseur van de orgelcommis sie van de Nederlands hervormde kerk de restauratie-werkzaamhe den en bespeelde het orgel op 5 mei 1967 bij de feestelijke ingebruikna me. Van Eek en Timmer zijn vol lof over het project. Ze omschrijven het Adema-orgel in de Goede Herder kerk als 'een uiterst spiritueel in strument'. De makers hebben voor een eigen geluid gezorgd, zonder hun afkomst te verloochenen. Bo vendien geldt het als één van de eerste restauraties van een negen- tiende-eeuws orgel, waarbij de dispositie naar de veronderstelde oorspronkelijke conceptie werd te ruggebracht. Voor de liefhebbers volgt hieronder de huidige dispositie: Manuaal: Bourdon 16'. Prestant 8', Octaaf 4', Octaaf 2', Quintfluit 3'. Cornet 3 sterk discant. Positief: Viola 8'. Hol- pijp 8', Roerfluit 4', Woudfluit 2'. Verder aanwezig een manuaalkop pel; klavieromvang: C-f3, aangehan gen pedaal. C-c'. De klaviatuur zit aan de achterkant van het orgel, In hel kader van het jubileum zal Arie Karreman, cantor-organist van de hervormde gemeente, don derdagavond 3 november om 20.00 uur een concert geven op het Ade ma-orgel. Het programma bestaat uit voor die tijd representatieve orgelwerken. Lezers, die gegevens bezitten over Adema-orgels, kun nen contact opnemen met: A. A. M. J. van Eek, Koningin Wilhelmina- laan 532, 2274 BM Voorburg en V. H. M. Timmer, Weth. Iwe Hutstraat 152, 9351 RL Leek.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1983 | | pagina 29