WIND TEGEN
waterbouw
JUBILEUM BIJ
DOOD TIJ
PZC/ weekendkrant
ZATERDAG 1 OKTOBER 1983
Tl4-t
De Nederlandse windturbinefabri
kanten werken hard aan een verbete
ring van hun produkt. Voorbeeld is
deze 'sixmaster' die wordt ontwikkeld
door Kaal-Van der Linden in Oss die
al eerder detwinmastereen dubbele
windmolen, construeerde.
Windenergie heeft een goede toekomst, maar het aan de man brengen van windmolens
gaat op dit moment niet van een leien dakje. De binnenlandse markt stagneert en
daardoor ontbreken de mogelijkheden om een doorgang te forceren naar een exportmarkt.
Voor deze vervelende situatie zijn verschillende oorzaken aan te geven. Op de Nationale
Windenergie Conferentie 1983, die vorige maand in Noordwijkerhout werd gehouden,
maakten bijna driehonderd deelnemers een inventarisatie op van de stand van zaken. Op
technisch gebied konden goede vorderingen worden geconstateerd en verscheidene verbete
ringen in het vooruitzicht gesteld.
Economisch ligt het allemaal wat
moeilijker. De verzamelde voorstan
ders van windenergie, zowel ideëel
gemotiveerden als zakelijk belang
hebbenden, vroegen dan ook van
overheid, researchinstellingen en
nutsbedrijven een extra duwtje in de
rug bij het nemen van de niet geringe
hobbels die de weg naar een wenkend
marktperspectief versperren.
De conferentie had iets weg van een
gigantisch kwartetspel, waarin de
spelers, rijksoverheid, lagere overhe
den, nutsbedrijven, molenfabrikan
ten, molengebruikers en energie-on
derzoekers, probeerden bij elkaar een
kaart los te peuteren. Zo in de trant
van: „Mag ik van u een betere molen,
dan krijgt u van mij een aansluiting
op het electriciteitsnet". of „Als u een
exportplan op tafel tovert dan bieden
wij een marktondersteuning" Daarbij
bewaakte vooral de overheid haar
kaarten angstvallig.
onderzoek
De conferentie startte met een over
zicht van het windenergie-onderzoek.
In 1981 werd het eerste Nationale
Onderzoekprogramma Windenergie
(NOW-11 afgesloten. De conclusie van
vijf jaar door de overheid betaald
onderzoek de helft van de twintig
miljoen gulden ging naar ontwikke
ling en constructie van de 25 meter
Horizontale As Turbine (HAT) in Pet
ten was dat windenergie toekomst
heeft. Het Bureau Energie Onderzoek
Projecten (BEOP.i van het Energie
onderzoek Centrum Nederland (ECN)
kreeg dan ook het groene licht voor
uitvoering van een Nationaal Ontwik
kelingsprogramma Windenergie
(NOW-2rDit programma duurt negen
jaar en is verdeeld in dne fasen van
elk drie jaar. De kosten worden ge
raamd op 58.9 miljoen, waarvan eco
nomische zaken 37 miljoen voor zijn
rekening neemt, de rest moeten in
dustrie, gebruikers, electriciteitsbe-
drijven en ECN opbrengen.
Het hele windenergiegebeuren in Ne
derland bestaat uit een centraal en
een decentraal deel, gebaseerd op de
doelstelling van het kabinet dat in het
jaar 2000 een vermogen van 2 000
megawatt moet zijn geïnstalleerd in
windparken (centrale energie-opwek
king met behulp van 1 000 tot 1.500
grote windturbines) en 450 megaWatt
in kleinschalige decentrale toepassin
gen (zo'n 10 000 tot 15.000 molens bij
bedrijven).
projecten
In het kader van NOW-2 zal dit jaar
4,2 miljoen worden gestoken in cen
trale projecten en 9,3 miljoen in
decentrale ontwikkeling. Tot de eer
ste categorie behoren het ontwerp
van een proef-windcenlrale onder be
heer van de Samenwerkende Electri-
citeits Producenten (SEP) en de ont
wikkeling van een prototype Hori
zontale As Turbine (HAT) onder su
pervisie van economische zaken. Bij
dit laatste project zijn technisch ad
viesbureau FDO, Holec en Fokker
betrokken.
In de decentrale sector is vooral de
ontwikkeling van een derde generatie
kleine windturbines interressant. Ge
mikt wordt hier op veilige, goedkope
en vooral onderhoudsvrije produkten
met een redelijk lange levensduur
Hoewel de huidige Nederlandse wind
molens kwalitatief kunnen wedijve
ren met buitenlandse produkten is er
behoefte aan nieuwe ontwerpen. De
industrie en de onderzoeksinstellin
gen werken daar hard aan. Alles wijst
erop dat een geheel nieuw soort molen
het resultaat zal zijn, waarschijnlijk
minder stijf van constructie en daar
door minder aan slijtage onderhevig.
Meer dan met de techniek hebben de
fabrikanten moeite met de houding
van de provinciale en gemeentelijke
overheden. Polenko. een van de fabri
kanten, vertelde voor tien miljoen aan
orders te hebben uitstaan, maar de
afhandeling van vergunningaanvra
gen neemt éen tot anderhalf jaar in
beslag. Duidelijk blijkt dat gemeen
ten die pro windenergie zijn en er ook
weg mee weten, een voorsprong op
bouwen. Bij het zoeken van lokaties
kan een snelle procedure in de toe
komst wel eens de doorslag geven.
Ruud de Bruijne. full-time ombuds
man voor windenergie, bevestigt de
klacht van de industrie. Hij stuit in
zijn werk meer op onkunde dan op
onwil. Het gemeentelijk apparaat is in
veel gevallen onvoldoende geëqui
peerd om veiligheidsaspecten van
wiekenstelsels, krui-inrichtingen en
dergelijke te beoordelen. Soms wordt
dan gemakshalve afwijzend beschikt
met een verwijzing naar het bestem
mingsplan dat geen hoge molens zou
toestaan.
Vandaar zijn pleidooi voor. aanpas
sing van de hinderwet (molens in
opnemen) en bestemmingsplannen
(bouwhoogte). Ook stelt hij de instel
ling voor van een inspecterend 'Wind
wezen', analoog aan bestaande insti
tuten als het Stoomwezen, en het
Lifteninstituut Dit 'Windwezen' zou
een draaivergunning kunnen afgeven
naast de bouwvergunning, gebaseerd
op de veiligheidseisen die worden
opgesteld door de normalistaiecom-
mlssie NEC 96 onder voorzitterschap
van PZEM-directeur ïr L. G Sisouw
de Zilwa.
veiligheidseisen
Doelend op het ongeluk met de NEW-
ECS 25 van de PZEM, zegt ir Sisouw
de Zilwa: „Gebleken is dat eisen
moeten worden gesteld met betrek
king tot veiligheid en constructie en
dat aandacht moet worden besteed
aan de elcctronica, te meer waar die
een rol speelt bij het uit gebruik
nemen van de turbine. Het gaat er
daarbij niet om alles verstikkend
vast te leggen, maar om basiseisen
vast te stellen op gebied van electri-
sche en constructieve veiligheid".
Binnenkort komt de commissie NEC
96 met voorstellen Bovendien wordt
de komende maand in Japan overleg
gepleegd over een standaardisatie op
internationale schaal. Ir Sisouw de
Zilwa noemt die standaardisatie van
groot belang voor de export, waarvoor
hij mogelijkheden ziet. „De prijs be
paalt de markt Als de kiloWattprijs
van de Nederlandse molens daalt tot
zo'n tweeduizend gulden is een goede
afzet mogelijk. Men staat met te drin
gen. maar de mogelijkheden nemen
toe. bijvoorbeeld in de ontwikkelings
landen Maar dan moet de olieprijs
niet zakken tot op het peil van 1973".
Het uitblijven van de verwachte stij
ging van de olieprijzen vormt een van
de oorzaken van de stagnatie op de
binnenlandse markt. Door hogere vei
ligheidseisen zijn de molens de afgelo
pen drie jaar bovendien duurder ge
worden Geschat wordt dat in Neder
land zo'n honderd fabrieksmolens zijn
geplaatst, de afnemers kan men be
schouwen als pioniers die eerder door
ideële dan economische motieven
werden gedreven Het gaat er nü om
windenergie economisch aantrekke
lijk te maken
Dat moet kunnen, was de conclusie in
Noordwijkerhout De electriciteitsbe-
drijven kunnen h:er stimulerend op
treden. Zij kunnen door opdrachten te
plaatsen voor windparken de grote
turbmebouw tot seneproduktie acti
veren. Daarnaast is het mogelijk de
vergoeding van 'zelfopwekkers' ivan
energie uil wind) die aan het openbare
net leveren met 25 tot 30 procent te
verhogen, meent J. W. Lenstra van
Energie Anders. De nutsbedrijven wil
len daar wel over praten, zo hebben ze
laten doorschemeren,
exportsteun
Maar de fabrikanten van kleine tot
middelgrote turbines willen meer Om
de door sommigen geschetste export-
potentiëlen 110.000 windmolens in Ca-
liforméi te kunnen benutten willen zij
directe steun van economische zaken.
Het NOW-2 dient, zo menen zij, een
broertje te krijgen in de gestalte van
een Nationaal Onderzoekprogramma
rien van reems.
Windenergie Export en er moet een
mannetje voor een halfjaar naar dal
veelbelovende Californie worden ge
stuurd.
Verder worden bilaterale projecten in
de Derde Wereld in samenwerking
met het departement van mevrouw
Schoo als een mogelijkheid geopperd.
Maar de overheid gaf in Noordwijker
hout niet thuis. Economische Zaken
maakte duidelijk dat geen extra steun
is te verwachten en Onderwijs en
Wetenschappen had evenmin veel
weg te geven. Ir J. W. Hillege, plaats
vervangend directeur-generaal Indus
trie van het ministerie van EZ „Er
wordt relatief veel geld besteed aan
energie-onderzoek in verhouding tot
andere industriële onderzoeken, die
veel hoger genoteerd staan bij de
commissie-Wagner (adviescommissie
industriebeleid)".
Ir Hillege kon de fabrikanten alleen
het advies geven een platform te
vormen, dat gezamenlijke voorstellen
indient bij de overheid, waarbij de
industrie duidelijk dient aan te geven
welke risico's zij bereid is te dragen en
welke bijdrage zij zelf wil leveren.
Mocht men het samen niet eens kun
nen worden over exportbevorderende
projecten dan kan de overheid alleen
die individuele projecten in aanmer
king nemen die dermate uniek zijn
dat concurrentievervalsing uitgeslo
ten is. Initiatieven zullen echter van
de fabrikanten moeten komen.
leerstoel
De gedachte, afkomstig van de wind
energie-onderzoekers van de TH
Delft, om een afzonderlijke studie
richting en efn leerstoel windenergie
in te stellen lokte een vinnig com
mentaar uit van dr R. J. in 't Veld,
directeur-generaal hoger onderwijs
en wetenschappelijk onderzoek van
het ministerie van onderwijs en we
tenschappen, die duidelijk in zijn
wiek geschoten was door het aan de
suggestie gekoppelde onderzoek om
steun en initiatief van zijn ministe
rie. „De universitaire autonomie laat
niet toe dat de overheid over een
leerstoel beschikt. Dc onderwijsin
stellingen moeten wat dat betreft
niet steeds van been verwisselen",
was zijn antwoord.
Dr E. van Spiegel, directeur-generaal
wetenschapsbeleid van hetzelfde mi
nisterie, reageerde positiever. „Ik ge
loof niet dat een volledig separate
studierichting bestaansrecht heelt,
daarvoor beslaat niet voldoende ar-
beidsperspectief voor zoveel afgestu
deerden. maar een leerstoel is iets
anders. Er is behoefte aan een sterke
concentratie van kennis en een
krachtige figuur kan zoiets bewerk
stelligen zodat zich een stuk specia
lisme vormt. De overheid kan even
wel niet zeggen: er zij een leerstoel
windenergie. De instellingen moeten
daarover beslissen. Zij moeten het
risico durven nemen en en de daar
voor nodige vernieuwingsdrang to
nen. Van de overheid mag dan een
aanmoediging worden verwacht in
de vorm van een extra bijdragen in
dc beginfase, zoals zij dit jaar ook
bijna drie miljoen extra beschikbaar
heeft gesteld voor het veelbelovende
tipvane-onderzoek aan de TH in
Delft".
Dr Van Spiegel waarschuwde er overi
gens voor de nadruk teveel bij de TH's
te leggen, het is vooral in het belang
van de middelgrote en kleine bedrij
ven dat windenergie de aandacht
krijgt op de HTS-en.
Er zal altijd gevaren worden en water zal altijd
blijven stromen", zegt ir. P. P. L. Roovers, directeur
van het waterbouwkundig laboratorium van het Belgische
ministerie van openbare werken. We lopen, in Borgerhout
'op Nederlands grondgebied', door het model van de
Westerschelde. Eind deze maand wordt het vijftigjarig
jubileum van het waterbouwkundig laboratorium van de
Belgen gevierd. Een jubileum dat niet direct valt in een zee
van activiteiten.
„De periode van grote waterbouw
kundige werken is wel zowat voorbij.
De spectaculaire zaken, dat wordt
minder", zegt de heer Roovers.
„Maar voor onze kust en met de
Westerschelde is er altijd iets gaan
de, dat wij hier in onze modellen
moeten onderzoeken. Water zal al-,
tijd blijven stromen".
Een jubileum in rustig water. We
kijken eens terug. „In de jaren twin
tig en dertig werd overal begonnen
met de bouw van laboratoria, waarin
op schaal de beweging van het water
werd nagebootst. Alles werd in ver
gelijking tot de vroige eeuw. groot
schaliger. De scheepvaart ging hoge
re eisen stellen. Je kreeg de Ijzeren
schepen, die op stoom voeren en het
waterweggennet moest worden aan
gepast We begonnen te prutsen en
te baggeren om grotere dieptes te
knjgen". vertelt Roovers. „Daar
naast werden we geconfronteerd met
ontzanding voor onze kust De zor
gen werden groter, de vraag naar
onderzoek ook. We zijn toen in 1933
voorzichtig begonnen met de opzet
van dit laboratorium en na enkele
jaren zijn we het gaan uitbouwen.
Het was eigenlijk een slechte periode
om te beginnen, zo tegen de oorlog.
Maar we zijn doorgegaan en zo heb
ben we dan een model van de Schel
de vanaf Vlissingen tot Antwerpen
gebouwd, waar we nog altijd mee
werken Steeds met aanpassingen
natuurlijk, want de situatie veran
dert voortdurend".
groei
In de jaren vijftig trad de grote
economische expansie op. Er was
een sterk groeiende energiebehoefte
en daar ging de zeescheepvaart een
steeds belangrijker rol spelen, net als
de binnenscheepvaart, waarvoor een
omvangrijk moderniseringsplan
werd ontwikkeld. Alle Belgische ka
nalen en rivieren moesten voor sche
pen van 1350 ton geschikt gemaakt
worden. De heer Roovers: „We heb
benjaren van bruisende en spectacu
laire activiteiten gehad. Rond de.
Antwerpse haven werden petroleum-
raffinaderijen neergezet en de tan
kers werden groter. Steeds bleek een
verbetering van de vaargeul van de
Schelde nodig en in het laborato
rium gingen de proefnemingen in
hoog tempo door. Altijd waren en
zijn er vragen over de Schelde".
En dan was er het ambitieuze plan
voor de bouw van een stormvloedke
ring in de Westerschelde, ter hoogte
van Oosterweel. In België was men
tot de slotsom geraakt dat Antwer
pen en het gebied daaromheen min
der veilig was dan de rest van het
Westerscheldegebied. Het was moei
lijk zo niet onmogelijk overal via
dijkversterking de veiligheid te ver
hogen omdat dichte bebouwing, met
name van industrie, tot in de rivier
aanwezig is. Men zocht naar een
lokatie voor de stormvloedkering en
men kwam tot een tussenoplossing,
waarbij de grote haveningangen niet
achter het te bouwen kustwerk zou
den komen te liggen. Roovers: „Elk
kunstwerk in een rivier is een barriè
re en wij hebben gekeken hoe we een
hogere veiligheid konden bereiken
met zo mijn mogelijk belemmering
voor de scheepvaart. Na lang praten
is er het plan Oosterweel uitgeko-
kartons
Tot nu toe is de stormvloedkering
alleen in het laboratorium in model
te zien, en - zo maakt ir. Roovers met
een lichte glimlach duidelijk - zo zal
het de komende jaren wel blijven.
„Het hele plan zit feitelijk in de
kartons. U moet dat zo zien. Een
trein is vertrokken en die rijdt di
Steeds zijn in het waterbouwkun
laboratorium in Borgerhout in)
niatuur activiteiten waar te nen
die een paar maanden later
werkelijkheid ook worden uil
voerd. Waterbouwkundigen prul)
in een groot model van de Belgis
kust met zand en proberen te vi
spellen hoe de toestand zich
werkelijkheid zal ontwikkelen. 1
lukt, zegt ir. Roovers, heel g»
„Eigenlijk zitten we er met i
onderzoek nooit naast. En feitel
maakt dat het werk soms wel q
saai. Als er iets misloopt is er t|
meer actie".
Afgezien van die activiteit voor
brugge is het een beetje dood tij
waterbouwkundig terrein in Bei
Er wordt gestudeerd op de verbi
ring van de invaart van de haven)
Temeuzen, een Belgisch bel)
waarvan onduidelijk is wanneer
aan tegemoet gekomen zal word
En er is een studie, ook in het mol
naar de bochtafsnijding bij Bi
Ook over de uitvoering daarvan l|
Roovers niet optimistisch. „Heti
volgend jaar een zaak van de polil
kunnen worden. Begin volgend j
hebben we die afsnijding op U
nisch vlak voldoende voorbereid.'
weten dus wel hoe het zou moei
maar als je kijkt naar de results
van ecologische en economische i
die, dan komt de bochtafsnijding
Bath er niet met zo'n fraai gezt
af'. Roovers fronst de wenkbraufl
a. j. snel
wiskundig
persoon kan vinden, dat hij van veel
waarde is en hij kan daarom een
levensverzekering afslüiten. Maar
men kan vinden, dat men veel
waard is, zonder dat men het geld
voor die levensverzekering heeft. De
vraag is of men de luxe kan betalen.
Daar speelt ook een rol bij, dat wij
weten hoe de hele waterstaat in
Nederland practisch geparaliseerd
door de werken in de monding van
de Oosterschelde. Bij economische
voorspoed ligt de zaak andere. Lo
gisch zou zijn, dat wij ons met de
veiligheidseisen aansluiten bij die
van Nederland. Hier in België zijn nu
andere prioriteiten gesteld: een
tweede Zandvlietsluis bij Antwer
pen. Er schiet niets meer over en je
moet andere dingen verzaken. De
stormvloedkering, het kan over een
aantal jaren terug ter sprake komen,
maar nu liggen de ontwerpen in de
la. Zo gaat het trouwens in Neder
land ook. Wij hebben hier in ons
laboratorium in het model van de
Schelde uitvoerig onderzoek ge.aan
naar die vaste oeververbinding van u
en ik heb niet de gedachte, dat die er
nu aanstonds gaat komen".
saai
Bij de uitbreiding van devoorhaven
van Zecbrugge ligt het anders. Die
De spectacualaire zaken mogen
goeddeeels afgedaan zijn of voo)
pig in diepe bureauladen verdi
nen, ir. Roovers signaleert, dal
zeker nog werk is voor het jul)
rende waterbouwkundig labon
rium.
„Er komt meer kleinschalig
voor ons. In Nederland heeft ij
meer problemen op waterbouw!*
dig gebied dan hier in België. U h
daarom de meeste traditie binnec
waterbouwkunde omdat Nederli
eeuwen en eeuwen met het wate
kampen gehad heeft om het i
vijand tot vriend te maken. Be
heeft natuurlijk een beperkt geti
laag land aan de zee. Niettemin
wij toch altijd met de problemaj
bezig, want wij hebben een zeer dj
waterweggennet en grote havenij
viteit. We blijven daarom doendt
het laboratorium".
We sjouwen langs de miniati
Westerschelde en Roovers p»
over de ontwikkeling van wiskui
ge modellen ter voorspelling 1
ontwikkelingen van waterbal
kundige aard. De modellen wori
al sinds twintig jaar, stilaan m
en meer vervangen door de ma|
matiek. Roovers: „Dan zie je g)
bakstenen, zand of beton meer. tl
wiskundige modellen, daar zicwl
niets van de werkelijkheid aan
Hier, in het laboratorium, beleo"
het allemaal meer". f