CELINE DE KUNST VAN HET NEDERIG ZIJN brieven aan vriendinnen joop van den broek karei van de woestijne p PZC/weekenHkrant HET HOEFT NIET ZO KNEUTERIG ZATERDAG 13 AUGUSTUS 1983 Louis-Ferdinand Céline (1894-1961) behoort in elk geval tot de zeer omstreden schrijvers. Uitzinnige woede jegens hem bleek al uit veel recensies op zijn eerste boeken 'Voyage au bout de la nuit' en 'Mort a crédit'. Dat was in de tijd toen hij nog niet in het openbaar uiting had gegeven aan zijn antisemitisme. Voor het eerst in 1937 gaf hij blijk van jodenhaat in 'Bagatelles pour un massacre'. Pamfletten van gelijke strekking vol- wat naar grote woorden zweemt gen, een en ander leidt tot een aantal deinst Céline echter weer terug. Over processen tegen Céline. Oók tijdens liefde spreekt hij dan ook hoogst de bezettingsjaren geeft hij nog volop zelden in deze brieven. Sentimentali- lucht aan zijn afkeer van joden. Gecol- teil moet buiten de deur worden zij het ver zal brengen „als je je eigen mond. Erika Irrgang was joodse, en in de brieven aan haar valt dan ook geen ongunstig woord over de joden. Hij voelt met haar mee, beweert dat laboreerd heeft hij overigens niet. Na de oorlog moet hij zwaar voor zijn wandaden boeten. De boeken die hij gehouden. Meestal blijkt alleen ter loops zijn genegenheid. Als Antwerpen in 1943 gebombar- blijft volgen, als een joods meisje" (64). In 1934 schrijft hij aan deze in Berlijn wonende vriendin: daama nog schrijft hebben niet meer deerd wordt schrijft hij direct onge- „De huidige toestand moet wel heel rust aan een daar woonachtige vrien- i: „Ik hoop dat je niets overkomen Noch je familie. de spankracht van zijn eerste romans. Met name zijn ideeën over joden ma ken nog steeds veel lezers afkerig van Céline. Hij is vaak een abjecte figuur, richtje ALSJEBLIEFT" er is geen ander woord voor Maar dat Het zeer geharnaste nihilisme dat in alles verhindert niet dat de belang- zijn proza naar voren komt is. wie stelling voor hem groeiende is. vooral weet. uiteindelijk terug te voeren op ook in ons land Men kan zich met aan diep medelijden. De stoppen zijn bij de indruk onttrekken dat die belang- Céline evenwel doorgeslagen, daar- stelling onfrisse kanten heeft een èl voor vormen deze brieven beslist een te groot romancier is Céline immers illustratie. toch niet Hij wordt hier druk ver- Met de meeste vriendinnen (zeven taald, er bestaat zelfs een 'Céline- stuks, de brieven lopen van 1932 tot Journaal' en overal verschijnen arti- 1948i waarmee Celine hier correspon- kelen over hem. In Frankrijk moet de deert, heeft hij een erotische verhou- interesse ook groot zijn. Dat blijkt ding gehad. Toch spelen ze allemaal alleen al uit de verkoopresultaten van een bescheiden rol in het geheel van manuscripten van hem op een veiling zijn liefdeleven. De wijze waarop hij die onlangs te Parijs werd gehouden, zich tot hen richt is zeer opmerkelijk Zo'n honderdduizend gulden werd Van iets wat naar romantiek zweemt neergeteld voor het manuscript van is nooit sprake. Hij eist de vnendm- 'D'un chateau a l'autre'. Ongeveer tweehonderdvijftigduizend.gulden be taalde men voor een gedeelte van het handschrift van 'Mort a crédit'. hans warren „Ik ben misschien wel de meest geha- nen niet exclusief voor zichzelf op Hij te schrijver sinds Zola". stelt Céline al informeert gretig naar hun liefdele- in een brief uit 1936 vast Het is dus ven, vertelt openhartig over het zijne kennelijk niet alleen haat die men Af en toe geeft hij 'vaderlijke' advie- jegens hem koestert! zen goed te begrijpen, daar hij De uitspraak is te vinden in het zopas meestal aanmerkelijk ouder is dan als 88e deei in de onvolprezen serie zijn vriendinnen. Meestal echter ver- Prive-Domein verschenen boek 'Brie- lopen de betrekkingen op basis van ven aan vriendinnen'. De oorspronke- gelijkwaardigheid. Céline drukt zijn lijke versie. 'Lettres a des amies' ver- vriendinnen voortdurend op het hart scheen in 1979 als vijfde deel van de aan hun eigen carrière te denken, reeks Cahiers Céline. Jan Versteeg Alles is volgens hem geoorloofd om vertaalde de brieven nu, Aart van carrière te kunnen maken. Aan Enka Zoest zorgde voor een inleiding Hoe- Irrgang schrijft hij in 1932: „Gebruik delicaat voor je zijn" (74). Hij voor spelt zelfs in datzelfde jaar: „Er ge- Een kort be- beuren hier op het ogenblik nogal tragische dingen. Waar dat over een jaar of vijf. zes op zal uitdraaien weet je een in bloed gedrenkte Europese eenheid" (74). De steeds met N... aan geduide vriendin is eveneens joods en ook tegenover haar geeft hij blijk van weerzin tegen het nazisme: „die Hitlerwaanzin zal spoedig heel Euro pa beheersen en nog eeuwenlang daarna" (106). Eind 1938 breekt N... met hem. Zij was te weten gekomen van Célines antisemitische pamflet ten. Haar man was al in Dachau omgekomen. In een brief uit 1939 lijkt het alsof Céline er allemaal niets van begrijpt Een en al zelfbeklag: „Door mijn antisemitische houding ben ik al mijn banen kwijt en moet ik op 8 maart voor de rechter komen. Je ziet dat joden ook vervolgingen plegen... he laas! We zijn hier letterlijk bezet weet je en bovendien drijven ze ons open lijk de oorlog in" (140). Ook na de oorlog is het net of Celine zich niet realiseert waaruit zijn zware schuld bestaat. In een brief uit 1947 schryft hij aan vriendin Evelyne Pollet: „Ach, een mens moet zich met zijn eigen zaken bemoeien, niks anders!" (192). Als was zich met andersmans zakén bemoeien (d.w.z. zich over politieke kwesties uitlaten) ongeveer alles wat hij had misdaan. wel ik zeer veel bezwaren tegen Céline heb. moet ik erkennen dat deze uitga ve in zekere zin een gebeurtenis is. Rancune, opportunisme, zelfbe klag, politieke onbenulligheid men vindt deze eigenschappen in grote doses in deze brieven terug. Maar al die miezerigheid gaat met een soort grootheid samen. Voor alles je wapens tegelijk, allemaal, sex. theater, cultuur, werk. Maar zorg er- A!" XXlo iendinnen die niet van voor dat je gezond blijft Geen liefde joodse afkomst waren. Hij schrijft zonder voorbehoedmiddel, of anders Z1ïn vriendinnen in dit opzicht blijk- van achteren" (57). Opportunisme, dat is wat hij aanbeveelt. tin het oog, ook in deze briev Hij praat zijn vriendinnen naar de baar wat ze graag willen lezen; het zegt dus ook iets over Celines vrien din Karen Marie Jensen dat in zijn brieven aan haar de jodenhaat hyste rische vormen aanneemt. Het zijn allemaal zeer wazige theorieën die hij te berde brengt over de verloede ring van het blanke ras, de onder gang van Europa enzovoorts. Opportunisme is altijd een belangrij ke wezenstrek van Céline geweest, maar hij had zo weinig tact dat hij daarvan zelf nooit profijt heeft getrok ken. Veel rancune, veel zelfbeklag zijn het gevolg. Hoeveel keer hij zich in deze brieven kwaad maakt dat de Pnx Goncourt wéér met aan hem is toegekend! Hoeveel keer hij zich be klaagt over ziektes waaraan hij zou lijden' Hoeveel keer verschrikkelijke problemen zijn leven zouden vergal len! Aan N schrijft hij „een soort roeping voor het ongeluk te hebben" (87) Dat kan zo zijn. maar het lijkt o( hij in zijn ongeluk ook volop behagen schept, Nee ik mag Céline niet. Ik schreef voorzichtig dat deze brievenbundel 'm zekere zin een gebeurtenis' ge noemd mag worden Soms hebben deze brieven ook mooie dingen te bieden Als deze uitspraak „Er is alleen licht op verboden plaatsen. Helaas. We moeten voor ons genot betalen met zoveel inspanning dat we er toe overgaan om zonder genot te leven en tenslotte dood zullen gaan zonder te hebben genoten" (163). En de brieven bevatten vele Intieme, op rechte momenten De eerste brief aan N bevat hef compliment: „Je hebt duizend en een aantrekkelijkheden en kwaliteiten en bovendien een fantas tische en overgetelijke 'Popo" (83). Die popo i kontje) van N. komt vaak ter sprake In een brief uit 1932: „Je bent een beetje kwaad op me NJe houdt veel van me maar ik maak je kwaad. Ik praat niet genoeg over liefde. 'Parlez-moi d'amour'. Ik zou hel wel willen N maar ik kan het niet. Ik spreek nooit over dat soort dingen, heb hel ook nooit gedaan Ik praat over popo. Ik begrijp popo. Ik eet popo" (86'7i Céline geeft hier duidelijk te ken nen alleen te willen spreken op het concrete niveau. Een nastrevens waardig ideaal in deze lijd waarin vrijwel alles wat zogenaamd dieper reikt alleen maar banale, zoetsappige clichés- behelst. Ik denk dat dit ook hel enige denkbeeld van Céline is dat navolging verdient. Want zijn zo ken merkende schrijfstijl met de kortade mige zinnetjes, met de driftige pun tjes vermoeit al even snel als het merendeel van zijn opvattingen. Loins-Ferdinand Céline 'Brieven aan vriendinnen'. Vertaling Jan Versteeg, inlei ding Aart van Zoest. 240 pag f36.50. Prive-Domein nr 88 De Arbeiderspers. Am sterdam We treffen de beweeglijke thrillerschrijver met het bleke vogelhoofdje en de grote neus „alle groten der aarde hebben een gebroken neus" bladerend in de Panorama. „Een strandnummer", zegt hij vol walging, terwijl zijn lange benige vingers bij het trage omslaan van de bladzijden over rozige uitnodigende vrouwenlichamen glijden. „Ze vroegen me een verhaal. Maar daar ga ik toch niet tussen staan. Verhalen van Theo Joekes en Appie Baantjer", voegt hij er rillend aan toe. Joop van den Broek, journalist om zegt 75 procent belasting te betalen. den -brode, zegt het zelf- „Ik ben de beste. Anders doe je het toch niet. Schrijven is zo'n eenzaam vak, l'ysiek slopend. Niemand gelooft het De beste mag hij zijn. de meestver- kochte niet Hoe zit dat' Ik heb toch nooit dat populaire succes van een Baantjer. Mijn pu bliek spreekt z'n talen, mijn werk is on-Nederlands, professioneel. Ik ben in 1952 begonnen voor een detective- prijsvraag, die Bruna uitschreef en daarmee won ik de eerste prijs. Pa rels voor Nadra. onlangs herdrukt, werd in 1953 uitgegeven Kort daar op ging ik voor een paar jaar als correspondent naar het Franco- Spanje en journalistiek gezien was daar niets te doen. Toen maakte ik er wel zeven in éen jaar. Van Eemlandt. die mijn boeken trouwens haatte „te veel seks en geweld" overleed en zijn uitgever vroeg me een aantal onvoltooide manuscripten af te ma ken, want zijn dochter, Hella Haasse, was daar niet zo goed in. Ze zochten een opvolger voor Van Eemlandt en „Ik had verstandiger moeten zijn en me aan een formule moeten houden Maar ik moest het altijd ingewikkeld maken, technisch, anders was het voor mezelf niet interessant" Hoofdzakelijk Angelsaksische literatuur, zo ben ik onder het pseudoniem Jan „Die jongens vertellen een prachtig le Carré. Veel research moet. Of psychologisch heel ingewikkeld] ken' Naast wat ontevreden bijgelutt toch wel een geslaagd leven? den Broek figureert op de eindi menlljsten van middelbare scto ren en werd in VN's thrillergidj vier sterren (de hoogste onderscheiden. „Ach, ik heb God en elk goedm ontmoet, de meest boeiende et meest rare. Ik vind slechte me wel interessant, die vind ik jmstt Goeie mensen zijn vervelende sen. Als ik een ander beroep moeten kiezen was ik imsschia bliothecaris geworden of vader met zo'n prachtige boekerij, wel liefst zo middeleeuws mogt het klooster van Sint Jurriaaiv twee paar schoentjes onder een: deken staan Ik ben in 1926 in 6 geboren. Een gezin van negen !c ren. Mijn vader had een techn's baan op de Kwattafabnek. Ik wt enige die naai- het gymnasium g: Na de oorlog nam hij dienst stoottroepen, ingelijfd bij het Ti de Britse leer. „daarna als b. voor de radio, waar ik een optë voor gevolgd had, naar „Indit' daar werd ik ter plekke cones; dent voor de Volkskrant", van Gent met de Amsterdamse i verhaal, hebben niet dat boodschap- specteur Sluiter begonnen. Ten slot- perïge. dat zijn niet van die navel- te zat ik bij Bruna onder mijn eigen naam met- Lex van der Tuyn Wale- ma, de fotojournalist, als held". „Bij elkaar heb ik geoof ik achttien thrillers en detectives geschreven. Dan nog vier boeken over Spanje en eens leuk". ;taarders. Het verbaast me dan ook niets dat de Nederlandse literatuur zo slecht vertaald is in het buiten land. het is een literatuur van gods dienstwaanzinnigen en nog niet het enige boek in Nederland De schrijver, die de Vlaming Jef stierenvechten. Dan nog een heel Geeraerts alle lof toezwaait voor zijn stel hoorspelen, vijf films, veel radio- thriller Diamant, heeft een pessimis- werk en talloze vertalingen, waar ik tische kijk op de Nederlandse mis- veel van geleerd heb". Over de kritiek heb ik nooit te klagen gehad, al was die niet altijd even snugger: herdrukken van twintig jaar geleden werden als nieuw besproken en het taalgebruik werd alsnog geprezen!" Zijn commentaren op zijn vroegere uitgever Bruna zijn wat narrig Be grijpelijk. als gevolg van de noncha lante behandeling zweeg de coryfee veertien jaar. „Bij Bruna was ik verwend met grote ojflagen, want met de herdrukken liepen die op tot 50.000 a 60.000 exemplaren van bijvoorbeeld Ker mis in de regen en Nacht in duizend bedden, terwijl ze bij Sijthoff. waar ik mijn come-back gemaakt heb. al tevreden zijn met een verkoop van 6000 exemplaren van De Gouden Strop. o.a. Ze behandelen me daar fatsoenlijk, dat was bij Bruna wel een beetje anders. Bruna is altijd een handel in bedrukt papier geweest. De bevoorrading van de boekhandel was ook slecht Aan nabestellingen deden ze niet. Ze leverden enkel zendingen van vijf kilo. Dat was één van de redenen dat je je eigen boek nooit zag. Rijk ben ik er niet aan geworden beweert de auteur, die daadliteratuur: „Een vrij zwak ge construeerd verhaaltje. Niet profes sioneel gedaan. Het hóeft niet zo kneuterig opgezet. Als je ziet hoe die burgerhap in de Warmoesstraat ope reert..., het politieapparaat is zo cor rupt als de pest. Maar ze durven er niet over tc schrijven. Iemand als Koos van Zomeren is daar de grote uitzondering op Als je ziet wat die maakt van Het Binnenhof, dan denk ik: precies Koos, zo is het en niet anders. Joekes, die daar ook werkt wil het mooi houden, net zoals Baan tjer de Amsterdamse politie mooi wil houden". Volgens de auteur, die heel wat echte fans blijkt te hebben, is het „een grove schande dat het genre in Ne derland zo onderschat is en daarom denken ze dat ze het niet serieus hoeven te nemen. Alles wordt tegen woordig maar uitgegeven, rijp en groen". Hoe schrijf je een goeie thriller? „Vroeger was een moord dagen lang voorpaginanieuws, nu zes re gels. De hele maatschappij is veel complexer geworden, dat houdt in dat je veel complexere boeken moet maken. Dal zie je aan mensen als Len Deighton, Eric Ambler en John Vervolgens De Telegraaf, Het meen Dagblad en nu al weer jars JjJJ,! NRC-Handelsblad. Hoe gingri „Nou. toen ik bij de NRC in zeiden ze tegen me: „Nu mof. zeker heel anders gaan schrijven je bij De Telegraaf gewend s Maar toen ik bij De Telegraafki heb ik bij mijn sollicitatie bede dat er nooit één letter geschrapt worden in mijn stukken er. hebben ze zich keurig aan gehos Het gedonder is met de TROS gonnen, toen wilden ze me cern ren en daarom ben ik weggega In die tijd van De Tclegraall je ontzettend veel lol en a ik in Rotterdam al die doctoral sen bij elkaar zie, begin ik te rot ven is er misschien nog een journal! Kn de zaal? Dan denk ik: hoe be °P het, heet dat journalist tegenv let dig? Ze willen niet weg. dan mot Iaa ze zo lang van huis! Ik heb zeker elkaar tien jaar in het buiten!? gezeten: drie jaar Spanje, dut/ Indonesië, een jaar Suriname Op een goed moment moestn mand een half jaar naar Surii ujt ze konden niemand vinden! Vl Broek dus maar weer, „maar; land bestaat voor 80 procctj" aar bomen, dus je bent er gauw ken". Zijn nieuwe boek, dat hij net heeft, Een plaats in de zon. ko® daa najaar bij Sijthoff uit en begin: p;Q een stierengevecht. ims Zijn oude liefde er hangt eenf ajn foto van Hemingway in zijn mer is hij trouw gebleven gen, soberheid, hardheid", htó ven van de meester geleerd „Ach, dat gezeik over deathwish, weten hoe ver ga ik. je wil zn een schijthuis bent of niet". De: baa 1 sor Karei van de Woestijne (1878-1929) mag dan in de eerste plaats beroemd zijn als een van de grootste Nederlandstalige symbolistische dichters, ook als prozaist geniet hij een grote faam. Vanaf de tijd dat hij begon te publiceren, in de eerste jaren van deze eeuw. heeft hij gelijkelijk poëzie en proza in het licht gegeven. En enkele van deze prozawer ken vonden veel weerklank, bovenal de novelle 'De boer die sterft', geschreven in 1914 en voor het eerst verschenen in de bundel 'De Bestendige Aanwezig heid' uit 1918. Dit verhaal is een kleine klassiek geworden, het behoort volgens sommigen tot 'de beroemdste verha len uit de hele Nederlandse literatuur', zoals de flaptekst van een nieuwe uitgave van de hele bundel 'De Bestendige Aanwezigheid' trots vermeldt. Het is vele malen afzonderlijk uitgegeven, ook als school boekje en er bestaan vermoedelijk maar wemig in literatuur geinteresseerden die dit verhaal nog nooit gelezen hebben. Voor mij was het lang. lang geleden dat ik het las. Men komt, in wezen, al te zelden tot herlezen, zeker wanneer lezen een deel van je werk. je beroep is. Je hebt er doodgewoon de tijd niet voor, telkens dringt nieuw verschenen werk zich op en worden de boeken die je graag herlezen zou naar de achtergrond geschoven. Toch noteerde ik eens nadrukkelijk uit Gides 'Journal des Faux-Monnayeurs' de opmer king: 'Jécns pour ètre relu' het trof me toen enorm Een goed schrijver schrijft inderdaad niet om gelezen, maar om herlezen te worden. Bij de eerste kennismaking met een boek dringt men niet alleen zelden tot alle diepten door om zo tot een vol begrip te kunnen komen, maar bij het herlezen, en ik vermoed dat Gide daar toch ook op gedoeld zal hebben, blijft er een wisselwerking bestaan tussen auteur en lezer, een gesprek op diverse niveaus in de ontwikkeling van die laatste als het ware. Dat kar. uiteindelijk ten gunste maar ook wel ten ongunste van de auteur uitvallen, maar het blijft altijd een zeer boeiende aangelegenheid voor de lezer. Aan sommige werken ben je op een bepaalde leeftijd nog niet toe, aan andere werken die je buitengewoon bewonderd hebt, ontgroei je. Als vuistregel geldt dat je alle boeken die jc vóór je dertigste gelezen hebt, zou moeten herlezen om er een enigszins evenwichtig oordeel over uit te kun nen spreken, een oordeel met enige draagkracht en dat dan uiteraard altijd nog persoonlijk gestempeld blijft. Ik vrees dat dit juist is. Maar ook op later leeftijd wijzigt je oordeel zich beslist nog wel eens Midden in een bepaalde literaire stroming of ontwikkeling, of kort daarna, heb je door zo'n eigenaardige bril leren kijken datje de vertekeningen nauwelijks meer ziet. Hoe verder je dan weer van zo'n periode afgroeit, hoe beter die modieuze vervormingen in het oog vallen en niet zelden gaat daarmee een deel van het universele dat zo'n werk leek te hebben verloren Karei van de Woestijne was half de dertig toen hij zijn oude boer liet sterven, naar men beweert als reactie op een uitdaging: hij zou als symbolistisch lyricus met in staat zijn een boerennovelle te schrij ven in de Vlaamse traditie van die tijd, zoals een Buysse, een Streuvels, een Timmermans dat konden Hij dééd het. en hij slaagde. Hij slaagde zo goed in de ogen van de liefhebbers van literatuur uit die tijd. dat ze niet eens in de gaten hadden dat hi) met zijn inderdaad verbluffende creatie 'De boer die sterft' minstens net zo ver afdwaalde in allerlei prlve- gebieden als die andere schrijvers waartegen hij zich zogezegd afzette Zeventig jaar verstreken en laten dat nu duidelijk zien. Bovendien hebben herwaaideringen plaatsge vonden en is met name Cyriel Buysse (1859-1932) als prozaïst minstens als zijn evenknie erkend, terwijl niemand meer zal willen verdedigen dat auteurs als Streuvels en Timmermans enkel maar anekdotische modeliteratuur leverden. U begrijpt het waarschijnlijk al: 'De boer die sterft' is me bij het herlezen eigenlijk niet zo meegevallen. Ook bij mij stond het verhaal zéér hoog genoteerd. Misschien las ik het destijds (stellig lang vóór mijn dertigste) nog te veel 'op gezag', nam ik kennis van een meesterwerk, had ik mc maar tc schikken. Nu las ik. aanvankelijk nog helemaal overgegeven, want de eerste drie. vier pagina's zijn zeer treffend, een verhaal dal zo'n wonderlijk symbolistisch patien gekregen heeft en dat toch ook zoveel zwakke plekken vertoont, dat in menige plaats, zo volkomen 'onecht' is, dat ik denk: geef mc dan liever Buysse. die is in zijn beste proza veel minder gedateerd. Waarna ik me haast te zeggen dat 'De boer die sterft' een heel mooi verhaal is, maar men moet er wel, behalve dan bij de eerste bladzij den, een bepaalde bril bij opzetten. Aan het begin tekent Van de Woestijne op een directe en tamelijk 'tijdeloze' manier een oude Vlaamse boer die op sterven ligt in zijn armelijke opkamer, helemaal alleen. Hij is al lang weduwnaar. zijn kinderen zijn de deur uit, enkel een oude vrouw komt af en toe om hem wat te verzorgen. Maar deze avond, nu hij op zijn uiterste ligt. blijft zij weg. Hij hoopt zéér dat ze komen zal. ,.'k Ligge hier toch wel verlaten", denkt hij hardop, en „En ik ben al zolang allene" En „Ik zal toch nooit mijn wèl hebben..." (ik krijg toch nooit wat ik graag wil) Dit opèningsbeeld is zó indringend door de schrijver getekend, dat het alles draagt. Maar in wezen is het slechts het opmaatje, de introductie tot het symbo listische verhaal over de vijf zintuigen dat hij wilde maken, en inderdaad is 'De boer die sterft' dan ook slechts deel I van 'De Vijf Zinnen', waarvan 'De geboorte van Eva' het tweede deel vormt. In die volgorde, in dat verband, dient men de verhalen uiteraard ook te lezen, terwijl men de aan dit tweeluik voorafgaande drie heiligenverhalen uit 'De Bestendige Aanwezigheid' óók in het geheel dient te betrekken. De bundel is namelijk als één geheel gecomponeerd. hans warren LETTERKUNDIGE KRONIEK inleidende tekening een literaire kunstgreep. De stervende boer krijgt, als in een parabel, zijn vijf zintuigen aan zijn sterfbed in de gedaante van vijf vrouwen die hij goed heeft gekend en die hem er stuk voor stuk van komen overtuigen dat zijn opmerking 'Ik zal toch nooit mijn wèl hebben' onterecht is geweest. Eerst komt zijn dochter Bertha die het Gezicht vertegenwoordigt, dan Marie, een burge meestersdochter (het Gehoon, dan Zulma. een schoenmakersdochter die zijn geliefde is geweest ide Reuk), de pastoorsmeid Boldtna (de Smaakt en tenslotte zijn moeder (het Gevoel). Al deze figuren, wier noodzakelijkheid als zodanig niet erg overtui gend is, herinneren hem aan de goede momenten, ja de verrukkingen die het (boeren)leven hem beschon ken hebben, en ze doen dit op een manier en in een taal die zelden strookt met de figuur m kwestie, noch met die boer, maar wel met de symbolistische dichter die Karei van de Woestijne wasKortom: er staan schitterende stukken en beschrijvingen, uit beeldingen in. maar wie het spel niet meer zo goed meespelen kan door het verloop van de tijd. heeft moeite om aan deze stervende boer al die subtiele sensaties toe te schrijven. En zoals reeds gezegd de figuren spreken een symbolentaal die ook niets met de boerse realiteit te maken heeft. We zijn geheel en al in de wereld van de kunst, de parabel, het sprookje terechtgekomen: op zijn manier heeft Karei van de Woestijne de 'levensfilm' weergegeven die. naar men zegt. aan het geestesoog van stervenden voorbij kan trekken De sensaties moeten als het ware de boer verzoenen met zijn dood hij heeft een mooi leven gehad, zijn wrok was niet terecht. Aan het einde verschijnt nóg een gestalte, zijn lang geleden gestorven vrouw Wanne, die zich van haar kleren ontdoet om zich. na gebed, naast hem uit te strekken. En dat leidt tot een slot dat balanceert op de grens tussen subliem en ridicuul, maar dat gelukkig nog net aan de goede kant uitvalt Een symbolistische parabel over de vijf zintuigen dus en geen 'streekverhaal'; een weergave in zeer evocatieve, barokke taal van hoe de dichter Van de Woestijne dé charmes van het boerenleven ervoer. Een móói verhaal ook. al is het zeer sterk gedateerd. Niet zo sterk als Deel II van 'De Vijf Zinnen'. 'De geboorte van Eva', dat voor de heden daagse. lezer, ondanks enkele prachtige taalkunst fragmenten, vrijwel onleesbaar geworden is. Dat geldt ook voor het derde van de drie heiligenverha len, 'De Heilige van het Getal', waarin de dichter op een zeer verheven en duistere manier veel over zijn eigen innerlijke wordingsgeschiedenis en worste lingen prijsgeeft. Dat gebeurde ook al tijdens het navertellen, het herbedden van de levensgeschiede nissen van de heilige Arnulphus, met wie de schrijver zekere verwantschap voelt en van de heilige Adilia, het verhaal waarmee het boek opent. Dit zijn twee tamelijk onbekende heiligen, wier levens Van de Woestijne in heel mooie taal oproept. Ook zij beoefenden de grootst mogelijke nederig heid, maar de schrijver kleedt hen met zijn woorden in de kostbaarste gewaden van fluweel, zijde en brokaat, zoals middeleeuwse schilders heiligen weergaven. Adüia was een blindgeboren meisje van hoge adel Haar vader beveelt haar prijs te geven aan verscheu rende dieren, maar de dienstmaagd cüe haar weg brengen moet heeft medelijden, ze vlucht met de zuigeling naar haar geboortestreek en zie het won der: hoewel een maagd, begint een van haar borsten melk te geven, zodat zij het kind kan zogen Later besteedt zij het uit in een klooster. Toen Adilia elf geworden was geschiedde het tweede wonder door een visioen gedreven trekt een bisschop naar klooster waar Adilia vertoeft en hij maakt in ziende. Reeds hier blijkt hoe zorgvuldig Karei van Woestijne zijn boek met verhalen gecompons heeft. Hier is het voorspel tot de verhalen over der Zinnen: „Nu werd het voor Adilia een wondere: van vrees en van blijheid. De wereld: zij was niet i enigszins bij kleuren, zo buitengewoon anders ds de voorstelling harer blindheid, alleen niet mee luid, vond ze. noch zo zwaar van geur, en niet zo; en verschelden voor haar tastende vingeren. Want zag thans, en haar aldoor-zoèkende ogen verdoold haar oren. mieken te verwaaien reuk aan reuk onnodig het glijdende aarzelen en nijdige duwen: tot huilens toe gevoelige handen" (17) Adilia wordt non. de nederigste van allen, maar niet voorkomen dat ze later tot moeder-oven gekozen wordt. De zusters zeggen haar „Gij zijl ootmoet onze meerdere: wil het thans wezen gezag" Haar vader doet boete en sterft, haar groot fortuin nalatend, waarmee zij onder andere! mooie kerk laat bouwen. Bij haar sterven, in reuk van heiligheid al. c hetzelfde woord als bij het sterven van boer Na het woord 'olijk'- „Toen heeft Adilia olijk gegt lacht" (28). „Maar toen begon hij olijk te-glimlacht (109) Zelfs uit zulke details spreekt de zorgvuli opbouw van het boek als geheel. Adilia wc bijgezet in het graf dat zij al voor de dienstmaagd1 haar leven redde had laten metselen. En zie' „im graf vond men het geraamte der vrome maï geheel ontvleesd, maar waar ongerept en ongesd* den de rechterborst blonk, die Adilia gezoogd M (29). tak scht Chn De leve ,v ineei staa: Dit heiligenleven en dat van Arnulphus staa: een zelfde hoog peil als het zoveel bekeoi geworden verhaal 'De boer die sterft", gui Uil 'Arnulphus' en bovenal uit 'De Heilige van) 'jCVcr Getal' kan men de ontwikkelingen van de diet volgen. Dc slukken zijn duidelijk autobiografe getint, maar vooral het laatstgenoemde is1 duister en niet vrij van symbolistische gczochll* Qe Doch men leze: een boek van dit gehalte voor' geen tientje is tegenwoordig een wonder. Karei van de Woestijne: 'De Bestendige Aanicó heid' Querido. Amsterdam, Salamanderpod L 138 pag f9.40 - niers derei gen) trina haar

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1983 | | pagina 16