SCHRIJVERS EEN SNEL RIJZENDE STER I I I V VOLGEND JAAR IN JER UZALEM awraham soetendorf en 'hun eerste' jacques post ZATERDAG 6 AUGUSTUS 1983 PZC/ weekendkrant -i IjATER ■pi r verschijnen heel veel boeken. Zeer weinig daarvan worden bij een breed publiek bekend. ■Nog aanzienlijk méér boeken worden er geschreven. Doch slechts een klein deel daarvan vindt een uitgever. Hoe komt het nu dat sommigen hun eerste boek direct gemakkelijk uitgegeven krijgen en dat anderen nimmer slagen? Er wordt hier en daar geklaagd dat het toch zo moeilijk is literair werk in de belangrijke tijdschriften gepubliceerd te krijgen en dat het nog minder eenvoudig is één van de vooraanstaande uitgevers voor een boek te interesseren. Deze klacht is werkelijk ongegrond. In ons land wordt tegenwoordig een debuut vrij gemakkelijk uitgegeven. Wanneer men maar een beetje talent en originaliteit in een manuscript ontdekt dat zijn ongeveer de enige criteria. Wanneer iemand veel talent lijkt te hebben ontstaat er zelfs wel eens naijver onder de uitgevers om de -debutant bij hun eigen fonds in te -lijven Maar helaas: in de stroom manuscripten die bij de redacties van literaire tijdschriften en bij de uitge- verijen binnenkomen is zelden talent te ontwaren. Machteloze poëzie. Fut loos proza. Je hoeft eigenlijk maar een paar regels van een manuscript te lezen om te weten te komen of er iets in zit. Theo Sontrop van de Arbeider spers laat de manuscripten in 99 van de 100 gevallen onmiddellijk terugstu ren met een briefje erbij dat men er met belangstelling kennis van heeft genomen, maar dat helaas, hoogach- tend. Sontrop: „Soms krijg je dan de volgende dag een verontwaardigd te- lefoontje van een mevrouw die zegt dat we haar manuscript van 400 bladzijden nooit in een halve dag gelezen kunnen hebben'. Dat klopt, mevrouwzeg ik dan, daarom schrij- ven we ook dat xve er kennis van hebben genomen. Stel, het is een war me zomerse dag, u hebt een droge tong. u koopt een ijsco, u neemt een eerste lik, en u proeft meteen: dat ijs deugt nietl Eet u dan toch eerst het hele ijsje op voordat u gaat klagen, of geeft u uw ijsje meteen na de eerste lik al aan hem terug?" De teleurstelling bij zo'n mevrouw is te begrijpen, de raad waar ze naar had verlangd kreeg ze niet. Iedereen die met literatuur te maken heeft, krijgt wel eens manuscripten toegestuurd. Ook ik vind ze regelma tig tussen de post. Ze wekken meestal wat wrevel op: ongevraagd probeert iemand beslag te leggen op je tijd, en de moeite om retourporto bij te slui ten wordt zelden genomen. En het komt werkelijk haast nóóit voor dat er manuscripten bij zijn die enige belofte inhouden. Slechts een paar maal werd die belofte inderdaad inge lost. Na te voelen is het trouwens wel 1 dat mensen (en dat zijn er aanzienlijk meer dan men denkt) die van het schrijven een liefhebberij hebben ge- maakt, graag eens willen horen wat hun werk nu eigenlijk voorstelt. De meesten lukt het dus nooit om zo te debuteren. Hoe zien bekend geworden schrijvers nu terug op hun debuut? Hoe is dat debuteren in zijn werk gegaan? Artikelen over de debuten van dertig schrijvers vindt men in het door Kees de Bakker geschreven 'Mijn eerste boek'. Helaas is deze uitgave niet zo interessant geworden als ze had kun nen zijn. Daarvoor blijft De Bakker teveel aan de oppervlakte. Hij blijkt een journalist die zich er soms nogal gemakkelijk vanaf maakt. Wanneer.er door verschillende figuren over ge twist wordt wanneer de eerste gedich ten van Neeltje Maria Min in het tijdschrift 'Maatstaf verschenen zijn, verwacht je het verlossende woord van De Bakker zelf, die dat wel even opgezocht zal hebben. Maar nee, een oude jaargang van 'Maatstaf doorbla deren was hem kennelijk teveel moei te. De volkomen nietszeggende stukjes zijn nogal talrijk. Zo worden de debu ten van Jeroen Brouwers, Hugo Claus, Gerrit Krol en Cees Nooteboom afge daan in artikelen waarin niets teke- nends staat. Het stuk over Noote boom beslaat tweeënhalve pagina, één daarvan wordt in beslag genomen door geklets over niet terugvorderba- re voorschotten. Tot het bewandelen van zijsporen laat De Bakker zich vrij gemakkelijk verleiden. In het artikel over het debuut van J. Bernlef wordt, hans warren zonder dat daar enige noodzaak toe is, een vers van een andere Bernlef die in de negentiende eeuw werkzaam is geweest geciteerd. (Dus niet van de 'blinde zanger') In het stuk over het debuut van Brakman wordt precies de helft van de vijfenhalve bladzijde in beslag genomen door gepraat dat in dit verband niet ter zake doet, Op de keuze van dc auteurs valt ook al het een en ander aan te merken. De presentatie van Mijn eerste boek' op 21 juli jongstleden. Samensteller Kees de Bakker omringd door schrijvers en uitgevers. Van links naar rechts: Harry Mulisch, uitgever Tiebosch, Kees.de Bakker, Jan Donkers, Jan Siebelink en Bob den Uyl Zittend Simon Canniggelt en uitgever Fred Eugen. Al deze kritiek houdt niet in dat De Bakkers boek geen waarde zou hebben. Af en toe komen er wel interessante aspecten naar voren over het literaire debuut, over de verhouding tussen schrijver en uitge ver. Toeval blijkt vaak een rol te spelen bij het in contact komen van een schrij ver met een uitgever. Zelden gaat het zo als bij Frans Kellendonk: hij stuur de aan uitgeverij Meulenhoff het ma nuscript van zijn 'Bouwval' toe, zon der dat hij eerder door iemand van de uitgeverij benaderd was, en meteen besloot men die verhalenbundel uit te brengen. Meestal ontdekt een uitge ver een debutant door een tijdschrift publicatie of komt hij met, hem in contact via een andere schrijver uit zijn fonds. Soms komt De Bakker met onver wachte debuten van bekende schrij vers voor den dag. Er valt te twisten over de vraag oi' dergelijke uitgaven officieel als debuten beschouwd moe ten worden. Dat geldt het sterkst ten aanzien van Gerrit Komrij. Volgens De Bakker is niet 'Maagdenburgse halve bollen' Komrij's debuut, maar het in 1960 verschenen 'Dekonstruk- tie in vier delen'. Komrij is het daar niet mee eens. Hij was toen vijftien jaar oud, schreef al gedichten en bracht er vier van bijeen in dit bundel tje dat hij zelf samen met een vriend heeft gezet én gedrukt. Iets dergelijks is het geval bij Gerard Reve. Diens in 1940 in eigen beheer uitgegeven dichtbundeltje 'Terug keer' wordt ook door De Bakker als het eigenlijke debuut beschouwd, en niet dus de roman 'De avonden', „Het waren niet zulke slechte gedich ten voor een jongen van zestien jaar. maar dit terzijde", vindt Reve er zelf De nu zo bekende Harry Mulisch heeft zeer lang moeten leuren met zijn manuscripten eer hij kon debuteren, niet helemaal onbegrijpelijk gezien de kwaliteit van die eerste verhalen. Meestal echter verlopen de contacten tussen debutant en uitgever prettig. Men ziet dan ook met genoegen op die eerste kennismakingen terug. Behal ve Jan Siebelink, die hoogst onaange name roddel over de uitgever bij wie hij debuteerde verspreidt. Maar ja, je bent decadent of je bent het met. Overigens, wie verwacht dat dit boek handige richtlijnen geeft om in de literatuur te debuteren zal teleurge steld worden. Je kunt honderd keer een slecht manuscript insturen, dan gebeurt er niets. Je kunt éen keer een goed manuscript zenden, dan ben je een schrijver. Mijn eerste boek. Dertig schrijversdebuten, door Kees de Bakker, 208 pagf24,50. Tiebosch, Amsterdam. In de bundel Gevaarlijk Terrein (Veen) vijf guldentjes maar, dames en heren die bijdragen van vier auteurs uit de stal Van Veen bevat, is natuurlijk ook een aardig verhaal van de belangrijkste en origineelste hedendaagse jonge thrillcr-aüteur Jacques Post met zijn bekende duo Max en Maalbeek opgenomen. Zijn ster is snel rijzende. Alle reden dus voor een gesprek met deze Rotterdammer, wiens thrillers rtiet de regelmaat van de klok verschijnen en die door misdaadexpert Ab Visser onmiddellijk bij zijn debuut in 1980 als talentvol auteur gesignaleerd werd. Leer om Leer (1980); Een Samurai in Rotterdam (1981); Stille Waters (1982) en het pas verschenen De Meimoorden (1983) hebben één ding gemeen: Rotterdam is de plaats van actie. De Meimoorden vliegt met 200 exem plaren per week de winkel uit na een hij vragen kan „en anders maatj ervoor zorgen dat je nooit afh^ lijk van één uitgever bent, aif betalen ze je over tien jaar; hetzelfde, zo werkt dat systecr Hoe is je interesse in dil a ontstaan? „Nou, ik las al vanaf mijn veertij toen had Post het wel bekeken: „Al science fiction. Tot '65 is er gooi die gasten probeerden carrière te geschreven, daarna hadden zei maken met allemaal stunts". 'balls' meer. Die term science fi deugt trouwens niet. De wetens Vervolgens weinig origineel drie haalt alles zo snel in. Ik spreek j maanden van een beurs Engels rond- van speculatieve fiction. Maart komen, waar hij zich wel voor in liet die SF. dat lieten die Amerikij schrijven, maar een studie die hij zeelui daar in de havenbuurt 2J. niet aanvatte, „op zoek naar het en die kocht je dan voor twee dU" lovende bespreking in De Telegraaf licht, nooit gevonden" in het Oosten; tjes. Ik ben pas later thrillers India, „Ach ja, de tijdgeest, de jaren lezen. Als kind strips natuurlij!» en Het Parool. Een recensente riep Post zelfs enthousiast uit tot kandi daat voor het Boekenweekgeschenk, terwijl een ander het zuur over zijn „huis-tuin en keukenproza" had. Zoals veel na de oorlog geboren auteurs is Post (1951) gefascineerd door de Tweede Wereldoorlog, die hij tenslotte alleen van horen zeggen kent en zoals blijkt via uitgebreide documentatie in zijn Meimoorden, dat aanvangt even voor de Duitse invasie, mei 1940. Maalbeek van Posts vaste duo Max en Maalbeek heeft een verjongingskuur onder gaan een geleende SF-truc, die uitstekend' werkt en is hier een sympathiek, wat pedant kereltje, op zoek naar de moordenaar van zijn vader, een taxichauffeur die in zijn Humber om zeep is gebracht. Een slechte en overheerlijke vrouw, ge naamd Eva, een leuk snolletje, een Duitse dubbelspion en een geheim zinnige figuur in een zandkleurige overjas vormen de marionetten te gen een aanvankelijk wolkenloos. dan dreigend decor, dat ten slotte in een gigantische vlammenzee veran dert, het vuur dat de chaos beheerst. Een schitterend boek, vol nostalgie zonder het beroerde bijsmaakje, dat er tegenwoordig aan dat woord kleeft humor, geweld, spanning en de degelijke research die al zijn boe ken kenmerkt. Een rasverteller. De auteur Jacques Post blijkt een laconieke knakker met een Rot terdams accent, die graag „een beetje stoer en cynisch" op de plaat wil. Middelbare school, slagwerker, aanvankelijk in een paar jazzbands vanaf zijn veertiende, „maar ik moest om elf uur naar bed", afgewis seld met uitstapjes naar Amsterdam „om te knokken, weet je wel, Provo en zo". Later nog tot zijn 22e in popgroepen, zelfs op toernee naar Duitsland voor de troepen „waar het goed van zuipen" was. Maar ik voelde me daar wel in thuis. Chinezen bijvoorbeeld, die eei iedereen deed dat toen" en Noord- marihuana in het ruim vonden1 miljoenen mensen aan verslas Je bent een harde werker: elft een nieuw boek, je vertaalt, je m reclameteksten, adviseert vooi ge verijen, je bespreekt mei j kennis van zaken SF en thrilli Het Parool, schrijft uitstekend, te verhalen, maakt momente&^Q filmscript, een sciencefiction Mij die binnenkort op de televisie ï- uitgezonden en je maakt nog\t ook, Hoe doe je dal? „Ja, in Amsterdam zou ik geeij uitvoeren, jongen, veel te veel at hand. Tja strips, van die n ik meer geleerd dan van gespri met schrijvers. Strips maken, een zwaar onderschat vak". Ongezouten commentaren op f ziet hij liever niet in de 16 z ;e, d idei Irbi Afrika. Een tijdje in een vegetarische commune „kwam je die Sasten in de vtó"te Beta stad tegen, liepen ze een kroket te vreten". heek al lie 1: Wel wil hij kwijt dat de landse traditie in dit genre rKeiïl maal „bezadigd en lollig" SeïrKÏÜ S^ïtSr^revel Eindelijk verstandig: een jaartje ver copywriter, waar hij nu als brood schrijver voor het beleg nog regelma tig het een en ander opknapt. Vervol gens werd het weer eens'tijd voor een utopie: „We zouden een blad opzet ten, een half jaartje werken en een Hij vindt het schrijven 0 v slag en zegt na enig nadenken i lend en weinig overtuigend: ,.N)em sommige dingen van Vestdl Elsschot misschien" VelDi ml halfjaartje vakantie" bij een tijd- vervelend ook. Je moet op helL ro schriftengroep van een weinig alter- van je stoel gaan zitten. Een( natieve uitgeverij: Elsevier daar zitten drie of vier momeiferlj Toch wel enige interesse voor de en dan denk je, ja. dit is leks Engelse taal: Post vertaalde zeker daar benje echt tevreden over.lPISl veertig titels op science fiction- en niet vrijblijvend, je gaat met jfjntv' thriller-gebied, voornamelijk voor bloot, je hebt geen verweer. Bom: „Die drukten maar door, bij Het ontbreekt je niet aan ideaats het balans opmaken bleek dat er 1.2 plots, maar ga je door met j miljoen aan pockets in de pakhuizen maarde duo? opgeslagen lag", „Ach, na elk boek denk ik. ikjgj; mee op, maar dat is gewof, Van uitgevers die onderbetalen reactie". IJ. heeft Post, een onafhankelijke Volgend najaar verschijnt del figuur die beweert „niet tc koop" te thriller van Post. Nog even |ralc h O focia zijn, nooit last gehad, hij weet wat dus! "an A' t tot Op het voorplat en op de titelpagina van het boek staat: Awraham Soetendorp Volgend jaar in Jeruzalem Rabbijn in Nederland. Ik weet niet waarom net beroep van de schrijver op zo'n onge bruikelijke plaats vermeld is, alsof het bij de titel en niet bij de persoon hoort. Ik kan slechts gissen: de auteur heeft weliswaar een in hoofdzaak literair werkstuk afgeleverd, maar toch zijn maatschappe lijke functie zo belangrijk geacht dat die nadrukke lijk genoemd moest worden: schrijver en rabbijn zijn één. Hoe dan ook, Soetendorp heeft met 'Volgend jaar in Jeruzalem' een zeer persoonlijk en verrassend boek geschreven dat ik van begin tot eind geboeid gelezen heb. Het is een heterogeen werk. Het bevat autobio grafische en andere verhalen, gedichten, journalistie ke stukken, ideeën en invallen, ontboezemingen. Het boek valt als geheel dan ook moeilijk te rubriceren Ergens in de buurt van de egodocumenten mogelijk. De flap geeft geen biografische gegevens over Awra ham Soetendorp, maar aandachtige lezing brengt wat feiten aan het licht, en die zijn nogal uitzonder lijk. Hij werd midden in de Tweede Wereldoorlog geboren. Op pagina 126 wordt gesuggereerd dat het op dezelfde dag geweest is dat ook Ischa Meijer het levenslicht zag. Dat was dan in 1943. In elk geval leest men op pagina 119: „Het is 1945 en ik ben tweeëneenhalf jaar oud". Het kind werd door zijn ouders naar een onderduika dres in Velp gebracht. Zijn pleegvader is bij de bevrijding omgekomen tijdens een schietpartij om dat hij zich met zijn lichaam vóór het jongetje wierp. Soetendorps ouders overleefden de oorlog op onder duikadressen. In oktober 1948 vertrok de familie Soetendorp naar Israel. Awraham. die toen vijf jaar oud was, heeft in Jeruzalem de lagere school doorlo pen. Na enkele jaren er waren nog broertjes en een zusje geboren is de familie weer naar Nederland teruggekeerd. De eerste reeks van acht verhalen nu, onderge bracht in de afdeling 'Verhalen uit Jeroesjala- jiem', handelt over deze periode. Het zijn goed vertelde verhalen die een verrassende kijk bieden op het leven van een kleine jongen in het Jeruzalem van dc ;>.rcr. vijftig. Alleen al als zodanig zijn ze in onze li. v .uur uniek, maar ook de literaire kwali teit ervan is niet gering. Als schooljongen won Awraham al een opstelwed strijd; de gave om vlot met de pen om te gaan heeft hij dus al jong bezeten. Wat ook prettig aandoet is dat Soetendorp in deze verhalen geen pogingen doet om zijn slechte hande lingen uit zijn jeugd te verbloemen. Het komt niet zo vaak voor dat iemand die tot een waardigheid gekomen is als hij, zo eerlijk voor zijn wandaden uit durft komen. Beslist schokkend is bijvoorbeeld het relaas hoe hij opzettelijk een pijltje in het oog schiet van zijn zusje Leah, met vrij ernstige gevolgen, terwijl ook de strijd tegen de ouders en de vechtpar tijen met andere kinderen zonder enige bijkleuring worden weergegeven, Het enige (vage) excuus dat als het ware verborgen, ondergronds, gegeven wordt, is dat de kleine Awraham in zijn onderduiktijd een flink trauma heeft opgelopen waardoor hij van tijd tot tijd een soort aanvallen of inzinkingen kreeg die hij, zeker als kleine jongen, niet kon beheersen. En wie zal zeggen hoeveel van de latere handelingen en overtuigingen van rabbijn Soetendorp nog steeds bepaald worden door het verleden, het persoonlijke en het algemene. Hoe extreem is immers zijn positie! hans warren LETTERKUNDIGE KRONIEK Soetendorp begon zijn boek ongetwijfeld omdat hij, dat blijkt duidelijk uit het resultaat, schrijver en dichter is (en een warm literatuurbewonderaar). Maar toen hij eenmaal bezig was, zegt hij, werd het boek steeds meer een poging „om vanuit het herinne ren onze kinderen zicht op de toekomst te geven". Hij heeft twee dochters. Ook rijn vrouw Sira was een 'onderduikkind'. Soetendorp ziet in het feit dat hun ouders in de zwartste oorlogstijd toch nog kinderen kregen het bewijs dat ze met leven hadden geant woord op de alomtegenwoordige dood. Hier valt weliswaar in feite niet veel tegenin te brengen, maar in alle nuchterheid vraag je je toch af of dit de werkelijke achtergrond geweest is, of deze interpre tatie niet een verklaring is in aansluiting op Soeten dorps eigen positieve levensinstelling. Immers, ook al was er dan géén Awraham Soetendorp geweest, het lijkt mij verstandiger als onder de gegeven extreme omstandigheden die, en vele andere ouders, géén kinderen gekregen hadden. Hoe denkt hij er zelf over, bij nader inzien? De ontroerende bladzijden die Soetendorp wijdt aan de diepe indruk die Judith Herzbergs 'Leedvermaak' op hem gemaakt heeft, spreekt toch wel duidelijke taal. (pp. 119-122). Het slot: „Lea: „Jullie hadden me mee moeten nemen naar het kamp". Simon, de vader: „Je was nog te klein". Lea: „Daarom juist. Jullie hadden me mee moeten ne men.... Als ik een kind had dan nam ik het mee. Dan hield ik het bij me. Dan nam ik hel altijd overal mee heen, Dan stelde ik het gerust, gewoon door het tegen me aan te houden. Ik kan me dat niet voorstellen: zullen we hel kind maar aan iemand anders geven? En het antwoord wordt door de muziek en de galm nauwelijks hoorbaar gegeven in een van de koren. „Uw kind is veilig. Bezoek het niet. Bel het niet op. Schrijf geen brief. Wis alle sporen uit. Gooi de kinderkleren weg..." „Op weg naar huis realiseerde ik mij pas dat. ik de kinderen gemist had op het toneel. De ontreddering, de wanhoop om het ontbreken van toekomst was zo groot, dat ik ook even mijn eigen kinderen vergeten was. Is het ook te verklaren waarom wij, Nico en Hans, de tweede generatie, weer kinderen hebben gekregen? Is het niet nog krankzinniger dat onze ouders ons geboren lieten worden in die helEn toch, ondanlc's dit alles, is er die intense beweging naar toekomst toe" 122/ Terug naar de jeugdherinneringen. Het verhaal 'Hel geweer' over de bewonderde vader, als reservist opgeroepen, en geleidelijk door de mand vallend, tot hij zijn zoon een diep geheim bekent: dat hij, oog in oog met een Arabische tegenstander niet, zoals voorgeschreven was, als eerste had geprobeerd te schieten, maar het geweer liet zak ken. Ook de Arabier had dat gedaan en de tegen standers rookten toen zwijgend samen een sigaret. „Toen stond de Arabier op, stak zijn hand op en zei 'Salam'. 'Sjalom', fluisterde mijn vader". Zelden zie je zo geconcentreerd, tot, in de broeder woorden toe, het drama uitgebeeld. In andere verhalen wordt op intrigerende manier aan de hand van typisch joodse gebruiken verhaald hoe het vertrouwen in het ouderlijke gezag en de kennis ondermijnd wordt, bijvoorbeeld wanneer er 's nachts, na de sederavond, wijn uit de voor de profeet Elia neergezette beker verdwenen blijkt te zijn. Heel mooi is ook het verhaal 'Racheel' dat een vechtpartij tussen kinderen als achtergrond heeft. Op de school die Awraham Soetendorp in Jeruzalem bezocht diende volkomen gelijkheid tussen jongens en meisjes, te heersen, maar dat voorkwam niet dat bij gelegenheid de meisjes met, stenen naar de jongens begonnen te gooien, of mogelijk was het er juist een gevolg van. „Sommige jongens gooiden terug. Niet alleen kleine stenen, maar hele keien vlogen ons om de oren Het leek wel oorlog" <34). Awraham treft Racheel, een meisje dat hem eerder geducht getreiterd had, met een s'teen tegen het voorhoofd. Zij moet naai- het ziekenhuis om zich te laten behandelen. Zij is van Marokkaanse afkomst en men vreest wraak van haar familie. Maar het pakt totaal anders uit. Ook de verhalen 'Imma' en 'Schuld' geven een diepe blik in dit gecompliceerde leven, het opgelopen trauma. Door het telkens verspringen van 'ik' naar 'hij' (pp. 50/51) wordt de gespletenheid verhaaltech nisch knap weergegeven. Het laatste verhaal uit deze afdeling treft door de uitbeelding van het kinderver driet dat ontstaat als de familie Jeruzalem zal gaan verlaten. Awraham en zijn broertjes staan stiekem een paar nachten achter elkaar op om door de geliefde stad te dwalen. Eén keer moet zelfs de kleine Leah, die wakker geworden is, mee op sleeptouw genomen worden, en als straf dreigt omdat vrienden de kinderen Soetendorp 's nachts over straat hebben zien zwerven snikt de oudste: „Waarom moeten we hier weg". Het is onmogelijk alle stukken hier te vermelden. Ze lopen, in de andere afdelingen van de bundel uiteen van speciaal voor kinderen of jeugdigen geschreven teksten tot zeer aangrijpende verhalen, neergeschreven na gesprekken met Russische jo den, die kampen overleefden en naar het Westen of Jeruzalem wisten te ontkomen. Dan zijn er versla gen van literaire ontmoetingen, onder andere l het werk van Judith Herzberg, Ida Vos en enl| joodse schrijvers uit Israël, gedichten en verhaj en artikelen' ontstaan na menig 'Weerzien I Israël'. Twee dingen zijn me bij de lectuur herhaald! opgevallen: de ondanks alles optimistische, po. ve levensinstelling van Soetendorp, zijn onven 'led derde strijd tegen alle vormen van doemdenkerL d[. het feit dat hij je nergens een visie vanuit jpedi bepaalde hoek, in dit geval de joodse, opdmtun Wanneer hij zijn meningen uitdraagt, de moraal§ek hij huldigt duidelijk verkondigt, gebeurt dat opi jn\| wijze die nimmer irriteert maar die, als men litfj an eventueel niet mee eens kan zijn, tot vruch%vou overdenkingen en inzichten leiden kan. iddei' Soetendorp heeft zoveel ervaring, uit zijn ellzehc leven, maar ook geput uit gesprekken met jongtprber over de hele wereld, met dissidenten en alldteve 'slachtoffers' en hij staat zozeer open voor twijfel ever andere meningen, dat zijn visie op de problemefiegen allen tijde verruimend, nooit vernauwend is [n de Wie dit boek leest, wordt dan ook verrijkt. en Behalve een boeiend mens heeft de lezer ook nogichtei goed prozaïst en een bij tijd en wijle bevlogen dictüjd zi ontmoet. Getuige dit vers dat Soetendorp een lit mc neerschreef voor de herdenking van 4 mei: De boom in de tuin heeft een gezicht vandaag. Er zijn groeven in de stam en e schaduw 'ligt. over de bladeren. Er is geen ontkomen meer aan. bescherming dwarrelt naar beneden en de appels staren my wanhopig aangevreten aan De natuur leert ons te leven niet verrotting en wedergeboorte. Niets is dood, het is overleven wat de klok slaat. Ilc buig mijn hoofd naar de grond en luister duizendmaal De aarde schudt en schokt Een stryd om leven en dood. Waar ben je 'mijn liefste? Houd mijn hand vast, zing een lied, dat lied, laten wij samen vluchten weg van de stilte. Ik heb de bijl |g eei Er is geen redden meer aan, straks hak ik de boom om, worstel ik mij vrij van verplichting en eerbied, dans op lompe voeten door de open stad. De oorlog geplant m de hemel .waar die thuishoort. Dan strelen mijn handen zonder het te willen de blanke takken en kerf ik zonder pijn te doen al die dappere namen Er zijn er te veel voor één leven. Mijn kinderen zullen het werk voortzetten en hun kinderen en hun kinderen. Jhnik Awraham Soetendorp: Volst jaar in Jeruzalem. Rabbijn k nnet derland. 188 pag.; 24,50. hurm Haan, Bussum. n jja

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1983 | | pagina 14