SCHRIJVERS
EEN SNEL
RIJZENDE
STER
I
I
I
V
VOLGEND JAAR IN JER UZALEM awraham soetendorf
en 'hun eerste'
jacques post
ZATERDAG 6 AUGUSTUS 1983
PZC/ weekendkrant
-i
IjATER
■pi r verschijnen heel veel boeken. Zeer weinig daarvan worden bij een breed publiek bekend.
■Nog aanzienlijk méér boeken worden er geschreven. Doch slechts een klein deel daarvan
vindt een uitgever. Hoe komt het nu dat sommigen hun eerste boek direct gemakkelijk
uitgegeven krijgen en dat anderen nimmer slagen? Er wordt hier en daar geklaagd dat het
toch zo moeilijk is literair werk in de belangrijke tijdschriften gepubliceerd te krijgen en dat
het nog minder eenvoudig is één van de vooraanstaande uitgevers voor een boek te
interesseren. Deze klacht is werkelijk ongegrond.
In ons land wordt tegenwoordig een
debuut vrij gemakkelijk uitgegeven.
Wanneer men maar een beetje talent
en originaliteit in een manuscript
ontdekt dat zijn ongeveer de enige
criteria. Wanneer iemand veel talent
lijkt te hebben ontstaat er zelfs wel
eens naijver onder de uitgevers om de
-debutant bij hun eigen fonds in te
-lijven Maar helaas: in de stroom
manuscripten die bij de redacties van
literaire tijdschriften en bij de uitge-
verijen binnenkomen is zelden talent
te ontwaren. Machteloze poëzie. Fut
loos proza. Je hoeft eigenlijk maar een
paar regels van een manuscript te
lezen om te weten te komen of er iets
in zit. Theo Sontrop van de Arbeider
spers laat de manuscripten in 99 van
de 100 gevallen onmiddellijk terugstu
ren met een briefje erbij dat men er
met belangstelling kennis van heeft
genomen, maar dat helaas, hoogach-
tend. Sontrop: „Soms krijg je dan de
volgende dag een verontwaardigd te-
lefoontje van een mevrouw die zegt
dat we haar manuscript van 400
bladzijden nooit in een halve dag
gelezen kunnen hebben'. Dat klopt,
mevrouwzeg ik dan, daarom schrij-
ven we ook dat xve er kennis van
hebben genomen. Stel, het is een war
me zomerse dag, u hebt een droge
tong. u koopt een ijsco, u neemt een
eerste lik, en u proeft meteen: dat ijs
deugt nietl Eet u dan toch eerst het
hele ijsje op voordat u gaat klagen, of
geeft u uw ijsje meteen na de eerste lik
al aan hem terug?"
De teleurstelling bij zo'n mevrouw is
te begrijpen, de raad waar ze naar had
verlangd kreeg ze niet.
Iedereen die met literatuur te maken
heeft, krijgt wel eens manuscripten
toegestuurd. Ook ik vind ze regelma
tig tussen de post. Ze wekken meestal
wat wrevel op: ongevraagd probeert
iemand beslag te leggen op je tijd, en
de moeite om retourporto bij te slui
ten wordt zelden genomen. En het
komt werkelijk haast nóóit voor dat
er manuscripten bij zijn die enige
belofte inhouden. Slechts een paar
maal werd die belofte inderdaad inge
lost. Na te voelen is het trouwens wel
1 dat mensen (en dat zijn er aanzienlijk
meer dan men denkt) die van het
schrijven een liefhebberij hebben ge-
maakt, graag eens willen horen wat
hun werk nu eigenlijk voorstelt.
De meesten lukt het dus nooit om
zo te debuteren. Hoe zien bekend
geworden schrijvers nu terug op hun
debuut? Hoe is dat debuteren in zijn
werk gegaan?
Artikelen over de debuten van dertig
schrijvers vindt men in het door Kees
de Bakker geschreven 'Mijn eerste
boek'. Helaas is deze uitgave niet zo
interessant geworden als ze had kun
nen zijn. Daarvoor blijft De Bakker
teveel aan de oppervlakte. Hij blijkt
een journalist die zich er soms nogal
gemakkelijk vanaf maakt. Wanneer.er
door verschillende figuren over ge
twist wordt wanneer de eerste gedich
ten van Neeltje Maria Min in het
tijdschrift 'Maatstaf verschenen zijn,
verwacht je het verlossende woord
van De Bakker zelf, die dat wel even
opgezocht zal hebben. Maar nee, een
oude jaargang van 'Maatstaf doorbla
deren was hem kennelijk teveel moei
te.
De volkomen nietszeggende stukjes
zijn nogal talrijk. Zo worden de debu
ten van Jeroen Brouwers, Hugo Claus,
Gerrit Krol en Cees Nooteboom afge
daan in artikelen waarin niets teke-
nends staat. Het stuk over Noote
boom beslaat tweeënhalve pagina,
één daarvan wordt in beslag genomen
door geklets over niet terugvorderba-
re voorschotten. Tot het bewandelen
van zijsporen laat De Bakker zich vrij
gemakkelijk verleiden. In het artikel
over het debuut van J. Bernlef wordt,
hans warren
zonder dat daar enige noodzaak toe is,
een vers van een andere Bernlef die in
de negentiende eeuw werkzaam is
geweest geciteerd. (Dus niet van de
'blinde zanger') In het stuk over het
debuut van Brakman wordt precies
de helft van de vijfenhalve bladzijde
in beslag genomen door gepraat dat
in dit verband niet ter zake doet, Op
de keuze van dc auteurs valt ook al
het een en ander aan te merken.
De presentatie van Mijn eerste boek' op 21 juli jongstleden. Samensteller Kees
de Bakker omringd door schrijvers en uitgevers. Van links naar rechts: Harry
Mulisch, uitgever Tiebosch, Kees.de Bakker, Jan Donkers, Jan Siebelink en
Bob den Uyl Zittend Simon Canniggelt en uitgever Fred Eugen.
Al deze kritiek houdt niet in dat De
Bakkers boek geen waarde zou
hebben. Af en toe komen er wel
interessante aspecten naar voren
over het literaire debuut, over de
verhouding tussen schrijver en uitge
ver.
Toeval blijkt vaak een rol te spelen bij
het in contact komen van een schrij
ver met een uitgever. Zelden gaat het
zo als bij Frans Kellendonk: hij stuur
de aan uitgeverij Meulenhoff het ma
nuscript van zijn 'Bouwval' toe, zon
der dat hij eerder door iemand van de
uitgeverij benaderd was, en meteen
besloot men die verhalenbundel uit te
brengen. Meestal ontdekt een uitge
ver een debutant door een tijdschrift
publicatie of komt hij met, hem in
contact via een andere schrijver uit
zijn fonds.
Soms komt De Bakker met onver
wachte debuten van bekende schrij
vers voor den dag. Er valt te twisten
over de vraag oi' dergelijke uitgaven
officieel als debuten beschouwd moe
ten worden. Dat geldt het sterkst ten
aanzien van Gerrit Komrij. Volgens
De Bakker is niet 'Maagdenburgse
halve bollen' Komrij's debuut, maar
het in 1960 verschenen 'Dekonstruk-
tie in vier delen'. Komrij is het daar
niet mee eens. Hij was toen vijftien
jaar oud, schreef al gedichten en
bracht er vier van bijeen in dit bundel
tje dat hij zelf samen met een vriend
heeft gezet én gedrukt.
Iets dergelijks is het geval bij Gerard
Reve. Diens in 1940 in eigen beheer
uitgegeven dichtbundeltje 'Terug
keer' wordt ook door De Bakker als
het eigenlijke debuut beschouwd, en
niet dus de roman 'De avonden',
„Het waren niet zulke slechte gedich
ten voor een jongen van zestien jaar.
maar dit terzijde", vindt Reve er zelf
De nu zo bekende Harry Mulisch heeft
zeer lang moeten leuren met zijn
manuscripten eer hij kon debuteren,
niet helemaal onbegrijpelijk gezien
de kwaliteit van die eerste verhalen.
Meestal echter verlopen de contacten
tussen debutant en uitgever prettig.
Men ziet dan ook met genoegen op die
eerste kennismakingen terug. Behal
ve Jan Siebelink, die hoogst onaange
name roddel over de uitgever bij wie
hij debuteerde verspreidt. Maar ja, je
bent decadent of je bent het met.
Overigens, wie verwacht dat dit boek
handige richtlijnen geeft om in de
literatuur te debuteren zal teleurge
steld worden. Je kunt honderd keer
een slecht manuscript insturen, dan
gebeurt er niets. Je kunt éen keer een
goed manuscript zenden, dan ben je
een schrijver.
Mijn eerste boek. Dertig schrijversdebuten,
door Kees de Bakker, 208 pagf24,50.
Tiebosch, Amsterdam.
In de bundel Gevaarlijk Terrein (Veen) vijf guldentjes maar, dames en
heren die bijdragen van vier auteurs uit de stal Van Veen bevat, is
natuurlijk ook een aardig verhaal van de belangrijkste en origineelste
hedendaagse jonge thrillcr-aüteur Jacques Post met zijn bekende duo Max
en Maalbeek opgenomen. Zijn ster is snel rijzende. Alle reden dus voor een
gesprek met deze Rotterdammer, wiens thrillers rtiet de regelmaat van de
klok verschijnen en die door misdaadexpert Ab Visser onmiddellijk bij
zijn debuut in 1980 als talentvol auteur gesignaleerd werd.
Leer om Leer (1980); Een Samurai in
Rotterdam (1981); Stille Waters
(1982) en het pas verschenen De
Meimoorden (1983) hebben één ding
gemeen: Rotterdam is de plaats van
actie.
De Meimoorden vliegt met 200 exem
plaren per week de winkel uit na een
hij vragen kan „en anders maatj
ervoor zorgen dat je nooit afh^
lijk van één uitgever bent, aif
betalen ze je over tien jaar;
hetzelfde, zo werkt dat systecr
Hoe is je interesse in dil a
ontstaan?
„Nou, ik las al vanaf mijn veertij
toen had Post het wel bekeken: „Al science fiction. Tot '65 is er gooi
die gasten probeerden carrière te geschreven, daarna hadden zei
maken met allemaal stunts". 'balls' meer. Die term science fi
deugt trouwens niet. De wetens
Vervolgens weinig origineel drie haalt alles zo snel in. Ik spreek j
maanden van een beurs Engels rond- van speculatieve fiction. Maart
komen, waar hij zich wel voor in liet die SF. dat lieten die Amerikij
schrijven, maar een studie die hij zeelui daar in de havenbuurt 2J.
niet aanvatte, „op zoek naar het en die kocht je dan voor twee dU"
lovende bespreking in De Telegraaf licht, nooit gevonden" in het Oosten; tjes. Ik ben pas later thrillers
India, „Ach ja, de tijdgeest, de jaren lezen. Als kind strips natuurlij!»
en Het Parool. Een recensente riep
Post zelfs enthousiast uit tot kandi
daat voor het Boekenweekgeschenk,
terwijl een ander het zuur over zijn
„huis-tuin en keukenproza" had.
Zoals veel na de oorlog geboren
auteurs is Post (1951) gefascineerd
door de Tweede Wereldoorlog, die hij
tenslotte alleen van horen zeggen
kent en zoals blijkt via uitgebreide
documentatie in zijn Meimoorden,
dat aanvangt even voor de Duitse
invasie, mei 1940. Maalbeek van
Posts vaste duo Max en Maalbeek
heeft een verjongingskuur onder
gaan een geleende SF-truc, die
uitstekend' werkt en is hier een
sympathiek, wat pedant kereltje, op
zoek naar de moordenaar van zijn
vader, een taxichauffeur die in zijn
Humber om zeep is gebracht. Een
slechte en overheerlijke vrouw, ge
naamd Eva, een leuk snolletje, een
Duitse dubbelspion en een geheim
zinnige figuur in een zandkleurige
overjas vormen de marionetten te
gen een aanvankelijk wolkenloos.
dan dreigend decor, dat ten slotte in
een gigantische vlammenzee veran
dert, het vuur dat de chaos beheerst.
Een schitterend boek, vol nostalgie
zonder het beroerde bijsmaakje,
dat er tegenwoordig aan dat woord
kleeft humor, geweld, spanning en
de degelijke research die al zijn boe
ken kenmerkt. Een rasverteller.
De auteur Jacques Post blijkt een
laconieke knakker met een Rot
terdams accent, die graag „een
beetje stoer en cynisch" op de plaat
wil. Middelbare school, slagwerker,
aanvankelijk in een paar jazzbands
vanaf zijn veertiende, „maar ik
moest om elf uur naar bed", afgewis
seld met uitstapjes naar Amsterdam
„om te knokken, weet je wel, Provo
en zo". Later nog tot zijn 22e in
popgroepen, zelfs op toernee naar
Duitsland voor de troepen „waar
het goed van zuipen" was. Maar
ik voelde me daar wel in thuis. Chinezen bijvoorbeeld, die eei
iedereen deed dat toen" en Noord- marihuana in het ruim vonden1
miljoenen mensen aan verslas
Je bent een harde werker: elft
een nieuw boek, je vertaalt, je m
reclameteksten, adviseert vooi
ge verijen, je bespreekt mei j
kennis van zaken SF en thrilli
Het Parool, schrijft uitstekend,
te verhalen, maakt momente&^Q
filmscript, een sciencefiction Mij
die binnenkort op de televisie ï-
uitgezonden en je maakt nog\t
ook, Hoe doe je dal?
„Ja, in Amsterdam zou ik geeij
uitvoeren, jongen, veel te veel at
hand. Tja strips, van die n
ik meer geleerd dan van gespri
met schrijvers. Strips maken,
een zwaar onderschat vak".
Ongezouten commentaren op f
ziet hij liever niet in de 16
z
;e, d
idei
Irbi
Afrika. Een tijdje in een vegetarische
commune „kwam je die Sasten in de vtó"te Beta
stad tegen, liepen ze een kroket te
vreten".
heek
al
lie 1:
Wel wil hij kwijt dat de
landse traditie in dit genre rKeiïl
maal „bezadigd en lollig"
SeïrKÏÜ S^ïtSr^revel
Eindelijk verstandig: een jaartje ver
copywriter, waar hij nu als brood
schrijver voor het beleg nog regelma
tig het een en ander opknapt. Vervol
gens werd het weer eens'tijd voor een
utopie: „We zouden een blad opzet
ten, een half jaartje werken en een Hij vindt het schrijven
0 v
slag en zegt na enig nadenken i
lend en weinig overtuigend: ,.N)em
sommige dingen van Vestdl
Elsschot misschien" VelDi
ml
halfjaartje vakantie" bij een tijd- vervelend ook. Je moet op helL ro
schriftengroep van een weinig alter- van je stoel gaan zitten. Een(
natieve uitgeverij: Elsevier daar zitten drie of vier momeiferlj
Toch wel enige interesse voor de en dan denk je, ja. dit is leks
Engelse taal: Post vertaalde zeker daar benje echt tevreden over.lPISl
veertig titels op science fiction- en niet vrijblijvend, je gaat met jfjntv'
thriller-gebied, voornamelijk voor bloot, je hebt geen verweer.
Bom: „Die drukten maar door, bij Het ontbreekt je niet aan ideaats
het balans opmaken bleek dat er 1.2 plots, maar ga je door met j
miljoen aan pockets in de pakhuizen maarde duo?
opgeslagen lag", „Ach, na elk boek denk ik. ikjgj;
mee op, maar dat is gewof,
Van uitgevers die onderbetalen reactie". IJ.
heeft Post, een onafhankelijke Volgend najaar verschijnt del
figuur die beweert „niet tc koop" te thriller van Post. Nog even |ralc
h O
focia
zijn, nooit last gehad, hij weet wat dus!
"an A'
t tot
Op het voorplat en op de titelpagina van het boek
staat: Awraham Soetendorp Volgend jaar in
Jeruzalem Rabbijn in Nederland. Ik weet niet
waarom net beroep van de schrijver op zo'n onge
bruikelijke plaats vermeld is, alsof het bij de titel
en niet bij de persoon hoort. Ik kan slechts gissen:
de auteur heeft weliswaar een in hoofdzaak literair
werkstuk afgeleverd, maar toch zijn maatschappe
lijke functie zo belangrijk geacht dat die nadrukke
lijk genoemd moest worden: schrijver en rabbijn
zijn één.
Hoe dan ook, Soetendorp heeft met 'Volgend jaar in
Jeruzalem' een zeer persoonlijk en verrassend boek
geschreven dat ik van begin tot eind geboeid gelezen
heb. Het is een heterogeen werk. Het bevat autobio
grafische en andere verhalen, gedichten, journalistie
ke stukken, ideeën en invallen, ontboezemingen. Het
boek valt als geheel dan ook moeilijk te rubriceren
Ergens in de buurt van de egodocumenten mogelijk.
De flap geeft geen biografische gegevens over Awra
ham Soetendorp, maar aandachtige lezing brengt
wat feiten aan het licht, en die zijn nogal uitzonder
lijk. Hij werd midden in de Tweede Wereldoorlog
geboren. Op pagina 126 wordt gesuggereerd dat het
op dezelfde dag geweest is dat ook Ischa Meijer het
levenslicht zag. Dat was dan in 1943. In elk geval
leest men op pagina 119: „Het is 1945 en ik ben
tweeëneenhalf jaar oud".
Het kind werd door zijn ouders naar een onderduika
dres in Velp gebracht. Zijn pleegvader is bij de
bevrijding omgekomen tijdens een schietpartij om
dat hij zich met zijn lichaam vóór het jongetje wierp.
Soetendorps ouders overleefden de oorlog op onder
duikadressen. In oktober 1948 vertrok de familie
Soetendorp naar Israel. Awraham. die toen vijf jaar
oud was, heeft in Jeruzalem de lagere school doorlo
pen. Na enkele jaren er waren nog broertjes en een
zusje geboren is de familie weer naar Nederland
teruggekeerd.
De eerste reeks van acht verhalen nu, onderge
bracht in de afdeling 'Verhalen uit Jeroesjala-
jiem', handelt over deze periode. Het zijn goed
vertelde verhalen die een verrassende kijk bieden
op het leven van een kleine jongen in het Jeruzalem
van dc ;>.rcr. vijftig. Alleen al als zodanig zijn ze in
onze li. v .uur uniek, maar ook de literaire kwali
teit ervan is niet gering.
Als schooljongen won Awraham al een opstelwed
strijd; de gave om vlot met de pen om te gaan heeft
hij dus al jong bezeten.
Wat ook prettig aandoet is dat Soetendorp in deze
verhalen geen pogingen doet om zijn slechte hande
lingen uit zijn jeugd te verbloemen. Het komt niet zo
vaak voor dat iemand die tot een waardigheid
gekomen is als hij, zo eerlijk voor zijn wandaden uit
durft komen. Beslist schokkend is bijvoorbeeld het
relaas hoe hij opzettelijk een pijltje in het oog schiet
van zijn zusje Leah, met vrij ernstige gevolgen,
terwijl ook de strijd tegen de ouders en de vechtpar
tijen met andere kinderen zonder enige bijkleuring
worden weergegeven, Het enige (vage) excuus dat als
het ware verborgen, ondergronds, gegeven wordt, is
dat de kleine Awraham in zijn onderduiktijd een
flink trauma heeft opgelopen waardoor hij van tijd
tot tijd een soort aanvallen of inzinkingen kreeg die
hij, zeker als kleine jongen, niet kon beheersen. En
wie zal zeggen hoeveel van de latere handelingen en
overtuigingen van rabbijn Soetendorp nog steeds
bepaald worden door het verleden, het persoonlijke
en het algemene. Hoe extreem is immers zijn positie!
hans warren
LETTERKUNDIGE KRONIEK
Soetendorp begon zijn boek ongetwijfeld omdat hij,
dat blijkt duidelijk uit het resultaat, schrijver en
dichter is (en een warm literatuurbewonderaar).
Maar toen hij eenmaal bezig was, zegt hij, werd het
boek steeds meer een poging „om vanuit het herinne
ren onze kinderen zicht op de toekomst te geven".
Hij heeft twee dochters. Ook rijn vrouw Sira was een
'onderduikkind'. Soetendorp ziet in het feit dat hun
ouders in de zwartste oorlogstijd toch nog kinderen
kregen het bewijs dat ze met leven hadden geant
woord op de alomtegenwoordige dood. Hier valt
weliswaar in feite niet veel tegenin te brengen, maar
in alle nuchterheid vraag je je toch af of dit de
werkelijke achtergrond geweest is, of deze interpre
tatie niet een verklaring is in aansluiting op Soeten
dorps eigen positieve levensinstelling. Immers, ook
al was er dan géén Awraham Soetendorp geweest,
het lijkt mij verstandiger als onder de gegeven
extreme omstandigheden die, en vele andere ouders,
géén kinderen gekregen hadden. Hoe denkt hij er zelf
over, bij nader inzien? De ontroerende bladzijden die
Soetendorp wijdt aan de diepe indruk die Judith
Herzbergs 'Leedvermaak' op hem gemaakt heeft,
spreekt toch wel duidelijke taal. (pp. 119-122). Het
slot:
„Lea: „Jullie hadden me mee moeten nemen naar het
kamp". Simon, de vader: „Je was nog te klein". Lea:
„Daarom juist. Jullie hadden me mee moeten ne
men.... Als ik een kind had dan nam ik het mee. Dan
hield ik het bij me. Dan nam ik hel altijd overal mee
heen, Dan stelde ik het gerust, gewoon door het tegen
me aan te houden. Ik kan me dat niet voorstellen:
zullen we hel kind maar aan iemand anders geven?
En het antwoord wordt door de muziek en de galm
nauwelijks hoorbaar gegeven in een van de koren.
„Uw kind is veilig. Bezoek het niet. Bel het niet op.
Schrijf geen brief. Wis alle sporen uit. Gooi de
kinderkleren weg..."
„Op weg naar huis realiseerde ik mij pas dat. ik de
kinderen gemist had op het toneel. De ontreddering,
de wanhoop om het ontbreken van toekomst was zo
groot, dat ik ook even mijn eigen kinderen vergeten
was. Is het ook te verklaren waarom wij, Nico en
Hans, de tweede generatie, weer kinderen hebben
gekregen? Is het niet nog krankzinniger dat onze
ouders ons geboren lieten worden in die helEn toch,
ondanlc's dit alles, is er die intense beweging naar
toekomst toe" 122/
Terug naar de jeugdherinneringen. Het verhaal
'Hel geweer' over de bewonderde vader, als
reservist opgeroepen, en geleidelijk door de mand
vallend, tot hij zijn zoon een diep geheim bekent:
dat hij, oog in oog met een Arabische tegenstander
niet, zoals voorgeschreven was, als eerste had
geprobeerd te schieten, maar het geweer liet zak
ken. Ook de Arabier had dat gedaan en de tegen
standers rookten toen zwijgend samen een sigaret.
„Toen stond de Arabier op, stak zijn hand op en zei
'Salam'. 'Sjalom', fluisterde mijn vader".
Zelden zie je zo geconcentreerd, tot, in de broeder
woorden toe, het drama uitgebeeld.
In andere verhalen wordt op intrigerende manier aan
de hand van typisch joodse gebruiken verhaald hoe
het vertrouwen in het ouderlijke gezag en de kennis
ondermijnd wordt, bijvoorbeeld wanneer er 's
nachts, na de sederavond, wijn uit de voor de profeet
Elia neergezette beker verdwenen blijkt te zijn.
Heel mooi is ook het verhaal 'Racheel' dat een
vechtpartij tussen kinderen als achtergrond heeft.
Op de school die Awraham Soetendorp in Jeruzalem
bezocht diende volkomen gelijkheid tussen jongens
en meisjes, te heersen, maar dat voorkwam niet dat
bij gelegenheid de meisjes met, stenen naar de
jongens begonnen te gooien, of mogelijk was het er
juist een gevolg van.
„Sommige jongens gooiden terug. Niet alleen kleine
stenen, maar hele keien vlogen ons om de oren Het
leek wel oorlog" <34).
Awraham treft Racheel, een meisje dat hem eerder
geducht getreiterd had, met een s'teen tegen het
voorhoofd. Zij moet naai- het ziekenhuis om zich te
laten behandelen. Zij is van Marokkaanse afkomst
en men vreest wraak van haar familie. Maar het pakt
totaal anders uit.
Ook de verhalen 'Imma' en 'Schuld' geven een diepe
blik in dit gecompliceerde leven, het opgelopen
trauma. Door het telkens verspringen van 'ik' naar
'hij' (pp. 50/51) wordt de gespletenheid verhaaltech
nisch knap weergegeven. Het laatste verhaal uit deze
afdeling treft door de uitbeelding van het kinderver
driet dat ontstaat als de familie Jeruzalem zal gaan
verlaten. Awraham en zijn broertjes staan stiekem
een paar nachten achter elkaar op om door de
geliefde stad te dwalen. Eén keer moet zelfs de kleine
Leah, die wakker geworden is, mee op sleeptouw
genomen worden, en als straf dreigt omdat vrienden
de kinderen Soetendorp 's nachts over straat hebben
zien zwerven snikt de oudste:
„Waarom moeten we hier weg".
Het is onmogelijk alle stukken hier te vermelden.
Ze lopen, in de andere afdelingen van de bundel
uiteen van speciaal voor kinderen of jeugdigen
geschreven teksten tot zeer aangrijpende verhalen,
neergeschreven na gesprekken met Russische jo
den, die kampen overleefden en naar het Westen of
Jeruzalem wisten te ontkomen. Dan zijn er versla
gen van literaire ontmoetingen, onder andere l
het werk van Judith Herzberg, Ida Vos en enl|
joodse schrijvers uit Israël, gedichten en verhaj
en artikelen' ontstaan na menig 'Weerzien I
Israël'.
Twee dingen zijn me bij de lectuur herhaald!
opgevallen: de ondanks alles optimistische, po.
ve levensinstelling van Soetendorp, zijn onven
'led
derde strijd tegen alle vormen van doemdenkerL d[.
het feit dat hij je nergens een visie vanuit
jpedi
bepaalde hoek, in dit geval de joodse, opdmtun
Wanneer hij zijn meningen uitdraagt, de moraal§ek
hij huldigt duidelijk verkondigt, gebeurt dat opi jn\|
wijze die nimmer irriteert maar die, als men litfj an
eventueel niet mee eens kan zijn, tot vruch%vou
overdenkingen en inzichten leiden kan. iddei'
Soetendorp heeft zoveel ervaring, uit zijn ellzehc
leven, maar ook geput uit gesprekken met jongtprber
over de hele wereld, met dissidenten en alldteve
'slachtoffers' en hij staat zozeer open voor twijfel ever
andere meningen, dat zijn visie op de problemefiegen
allen tijde verruimend, nooit vernauwend is [n de
Wie dit boek leest, wordt dan ook verrijkt. en
Behalve een boeiend mens heeft de lezer ook nogichtei
goed prozaïst en een bij tijd en wijle bevlogen dictüjd zi
ontmoet. Getuige dit vers dat Soetendorp een lit mc
neerschreef voor de herdenking van 4 mei:
De boom in de tuin
heeft een gezicht vandaag.
Er zijn groeven in de stam en e
schaduw
'ligt. over de bladeren.
Er is geen ontkomen meer aan.
bescherming dwarrelt naar
beneden
en de appels staren my
wanhopig aangevreten aan
De natuur leert ons
te leven niet verrotting
en wedergeboorte.
Niets is dood,
het is overleven
wat de klok slaat.
Ilc buig mijn hoofd naar de
grond
en luister duizendmaal
De aarde schudt en schokt
Een stryd om leven en dood.
Waar ben je 'mijn liefste?
Houd mijn hand vast,
zing een lied, dat lied,
laten wij samen vluchten
weg van de stilte.
Ik heb de bijl
|g eei
Er is geen redden meer aan,
straks hak ik de boom om,
worstel ik mij vrij
van verplichting en eerbied,
dans op lompe voeten
door de open stad.
De oorlog geplant m de hemel
.waar die thuishoort.
Dan strelen mijn handen
zonder het te willen
de blanke takken
en kerf ik
zonder pijn te doen
al die dappere namen
Er zijn er te veel
voor één leven.
Mijn kinderen
zullen het werk voortzetten
en hun kinderen
en hun kinderen.
Jhnik
Awraham Soetendorp: Volst
jaar in Jeruzalem. Rabbijn k nnet
derland. 188 pag.; 24,50. hurm
Haan, Bussum. n jja