HET EEUWIGE MOMENT WOLF het nieuwe boek van gerard reve maarten 't hart als essayist PZC/ weekendkrant muzikale amalgamen MISHA MENGELBERG ZATERDAG 25 JUNI 1983 Maarten 't Hart is in vrij korte tijd zo'n populaire schrijver geworden, dat ook velen reikhalzend uitzien naar zijn bundels essays een genre waar de Nederlandse lezers zelden warm voor lopen. De nieuwste essaybundel van 't Hart is getiteld 'Het eeuwige moment' en hij staat voornamelijk in het teken van de literatuur. De bijeengebrachte stukken tonen alle bekende facetten van 't Hart als essayist. In de eerste plaats loopt hij weer over van enthousiasme een aanstekelijk enthousiasme blijkbaar, want toen ik het boek uit had heb ik dadelijk een paar van de muziekstukken afge speeld die door 't Hart worden aanbe volen. Zo uitbundig kan hij schrijven „Beklimt Mozart in zijn opera's niet de allerhoogste toppen? En het duet dan van de gravin en Suzanne m het derde bedrijf van Le Nozze di Figaro? De tafelscène uit Don Diovanni? De afscheidsscène uit Cosl fan tutte? Vele koren uit Idomeneo? De gehar- nasten uit Die Zauberflóte? Het onge lofelijke slotkoor uit het eerste bedrijf van La Clemenza di Tito? Als dat niet de allerhoogste toppen zijn, niet al leen in Mozarts muziek, maar in alle muziek, wat zijn, in vredesnaam, dan nog wel de allerhoogste toppen?" (59). In de tweede plaats is 't Hart in wat hij beluistert en leest op zoek naar herkenning. Hij kan meestal pas er gens enthousiast over worden als er een raakvlak is met zijn eigen be staan. Literatuur en leven horen on losmakelijk bij elkaar voor hem. Van daar dat hij niet mee kan gaan met 'de hedendaagse literaire mode in de kri tiek' die voorschrijft dat auteurs „vooral geen al te gemakkelijke 'iden tificatiemodellen' aan de lezer mogen vertrekken" (161). 't Hart wil juist bevestigd worden in wat hem bezig houdt. Hij schrijft: „Nu. ik geloof dat wij in de allereerste plaats lezen om dat ieder van ons in het verborgene dat gevoel met zich omdraagt eigen lijk anders dan alle anderen en daar door in de grond van de zaak onbegre pen te zijn Want waren wij niet anders dan alle anderen en werden wij wel begrepen, dan zou niemand ooit op ons handelen of op onze opvattin gen kritiek uitoefenen Nu, dat bittere, maar ook zoete, gevoel onbe grepen te zijn, in de grond van de zaak alleen te staan, dat gevoel hopen en verlangen wij opgeheven te zien als wij een roman lezen waarin het hande len en denken van iemand anders zodanig wordt weergegeven dat wij dat niet alleen begrijpen kunnen, maar zelfs kunnen aanvaarden en, vooral ervaren als datgene wat wij, onder vergelijkbare omstandigheden, ook zouden kunnen doen en denken" (163). Zo'n opvatting over letterkunde is natuurlijk legitiem, maar tot het ui terste gedreven zou literatuur zo een soort medicijn worden. Hij 't Hari zelf zie je dat een beetje bij zijn voorkeur voor boeken waarin het christelijk geloof problematisch is. Een derde kenmerk van zijn essays is de sterke neiging om dingen te classi ficeren die eigenlijk niet geclassifi ceerd kunnen worden en om zaken die dat nauwelijks verdragen in modellen onder te brengen. Deze trek leidt nogal eens tot simplificatie Ook wor den de berekeningen niet altijd feil loos uitgevoerd zij bijvoorbeeld het essay over Emily Bronte's 'Wuthering Heights'. Maarten 't Hart rekent daar uit op de grond van een opmerking van één van de romanfiguren over de zomer van 1778: „Dat is nu bijna drieëntwintig jaar geleden" dat de roman in het najaar van 1801 begint. Dat moet uiteraard het voorjaar van 1801 zijn.. In de vierde plaats valt steeds weer 't Harts bestrijding van zijn aartsvijan den op. Steevast haalt hij uit naar het feminisme en naar literaire figuren van wie het werk hem niet aanstaat. Tegenover de feministen stelt hij zich deze keer beslist mild op Des te feller zijn de aanvallen op het soort litera tuur dat door de schrijvers en critici uit de Revisor-school wordt gepropa geerd. „Dan komen wij terecht bij het onbe rispelijk, zorgvuldige, koele compu- ter-proza waarvan de hoogste deugd blijkt dat het de schrijver in staat stelt zijn onderwerp afstandelijk te benaderen Dan komen we uit bij mooie, maar lege 'vormen', bij nieuwe. maar doodsaaie 'schoonheid', bij een volstrekt steriele, armzalige literatuur vol structuren, betekenislagen, spie gelingen, maar zonder de adem van het werkelijke leven" (183). Alweer: 't Harts behoefte om het wérkelijke leven in de literatuur te laten doorklinken. In zijn eigen boe ken is dat zeker wel het geval, maar daar staat tegenover dat hij zich minder bekommert om vormgeving en stijl. Grote weerzin legt 't Hart vooral aan den dag tegen Leon de Winter, schrijver van 'modeprullen' zoals hij het noemt. Zijn woede is zeer begrijpelijk, want in een literatuur waarin een schrijver van het formaat van een Leon de Winter volop mee kan draaien is iets grondig mis. Een vijfde bestanddeel van 't Harts essays vormt zijn bijzonder grote kennis van zaken. Zijn gedrevenheid hans warren is ongekend en authentiek. Wande lend kan hij nog verder lezen in een boek. Er is wel eens beweerd dat hij zeshonderd woorden per minuut kan lezen. Haast even snel kan hij de pen hanteren en dat leidde in het recente verleden tot een grote stroom artike len. Het prettige is dat hij zijn vond sten niet breed uitspint, maar zo terloops mogelijk presenteert. Moge lijk wordt mijn waardering voor 't Harts essays mede ingegeven omdat ik het vaak met hem eens kan zijn. maar dat is niet het enige. Misschien dat hier en daar een oordeel te lichtvaardig wordt geveld, een me ning te oppervlakkig is gevormd, dat niet alles even onberispelijk en hel der werd geformuleerd daar staat evenwel veel hartstocht, gedreven heid en inzet tegenover. Je kunt zelfs zeggen dat 't Hart zijn persoon in de essays meer in het geding brengt dan in zijn romans. Wie niet in kan stemmen met de geestesmstelling achter deze essays, zal wel nooit het contact met 't Hart kunnen vinden Terwijl een afwijzing van romans als 'De aansprekers' en 'De droomkoningin' niet vanzelf hoeft te leiden tot een complete verwerping van het werk van 't Hart. Wat speciaal in deze bundel opvalt is de opstelling ten aanzien van Vest dijk. 't Hart heeft altijd veel lof voor hem gehad, maar vecht nu tevens een heftige strijd met hem uit. In de twee stukken over Vestdijk als muziekcriti cus gaat hij werkelijk met hem in discussie. „Over Mozart kan men moeilijk oor delen, als men niet zo goed als al zijn werken kent" (51), schrijft hij, om vervolgens aan te tonen dat Vestdijk's kennis van Mozarts muziek grote leemten vertoonde en hij dus in dit geval geen bevoegd beoordelaar was. 't Hart stapelt zijn argumenten zo hoog en zo wrevelig op dat er méér achter lijkt te zitten. Elders in deze bundel beweert hij dat de stijl van Vestdijks romans onzake lijk. breedsprakig, met metaforen overwoekerd is. Nogal krasse taal over een schrijver in wiens voetsporen 't Hart aanvankelijk zo duidelijk heeft willen treden. Twaalf stukken bevat deze bundel. I)e eerste twee gaan over de rol van muziek in literatuur, de volgen de twee over Vestdijk als muziekcri ticus. Daarna artikelen over Emily Bronte. Charles Dickens, Sóren Kier kegaard. Hjalman Söderberg, de de tectiveroman. Patricia Highsmith en Elias Canetti. Dit nogal heterogene geheel wordt afgesloten met de be schouwing 'Waarom schrijft u?' Deze stukken verschenen de afgelopen ja ren in verschillende tijdschriften, maar ze werden herzien. Niet altijd overigens: de zogezegd niet-bestaan- de vogel 'regenfluiter' (die wél be staat) in het stuk over Kierkegaard bleef rondwaren op pagida 142. Een aantal opstellen verdienen afzon derlijke vermelding. Het titelessay waarmee de bundel opent en ook het tweede essay bevat de gedachte dat muziek vertolken kan wat niet in woorden te vatten is. Vandaar dat in proza en poëzie zelden het wezen van de muziek die je mooit vindt aange roerd kan worden. Muziek kan vol gens 't Hart „soms één moment de illusie schenken van iets dat eeu wig duurt" (17). Wel het beste essay in deze bundel is dat over de dagboeken van Kierkegaard. Het is een van die werken waarmee 't Hart heeft geleefd, ik wees er al op bij de bespreking van het 'Dagboekennummer' van 'Maat staf waarin het stuk oorspronkelijk verscheen. In het stuk 'Darwins vinken en de detectiveroman' schetst hij onder meer het ontstaan van de misdaadro man als genre. Hij noemt 1878 als het jaar dat de crime-writers zich van de andere literatoren afsplitsten. In dat jaar verscheen de eerste 'echte' detec tiveroman 'The Leavenworth Case' van Anna Green. Vanaf toen ook hielden literaire critici op met het bespreken van misdaadromans. Ove rigens werd Maarten 't Harts eerder dit jaar verschenen boek 'De Kroon getuige' dat toch in de eerste plaats een speurdersverhaal is. wel druk ge recenseerd' Het schema dat 't Hart wil zien in de boeken van Patricia Highsmith een driehoek: een vrouw en twee mannen die haar begeren lijkt ook te her kennen in 'De Kroongetuige'. Jenny is de vrouw uit het schema. De twee mannen Thomas en Lambert zijn ver liefd op haar en komen beiden bedro gen uit. In het laatste essay uit deze bundel geeft 't Harteen antwoord op de vraag waarom hij schrijft „het plezier in het vertellen van een 'versierd' verhaal" (217). Plezier lijkt hem ook te drijven in 'Het eeuwige moment'. Vandaar dat deze luchtige, intelligente stukken zoveel lezenswaardiger zijn dan de zwaar wichtige produkten van Ijver die in ons land zo vaak voor essays door moeten gaan. Maarten 't Hart. Het eeuwige moment'; 228 pag f29.50. Synopsis. De Arbeiderspers, Amsterdam Een tumultueus collage van mu zikale activiteiten. Zo mag de omschrijving luiden van een film die onder de titel Muzikale Amal gamen dinsdagavond wordt uitge zonden via Ned. 2 van 21.40 tot 22.22 uur. Centraal in de film (van de hand van Hans Hulscher) staan de activiteiten van de componist en improviserend musicus Misha Mengelberg met als apotheose zijn bijdrage aan het Festival Nieuwe Muziek van de afdeling jeugd en muziek in de provincie Zeeland, zoals dat in 1980 werd gehouden op de markt van Middelburg. Gemusiceerd werd op een eenvou dig thema van de betrokken compo nist door orkesten die door elkaar musiceren, marcheren, dansen of gezeten zijn op podia. Harmonie- en fanfaregezelschappen, een doedel zakkorps. slagwerkers en improvi satoren van de Instant Composers' Pool werken gezamenlijk aan een kakofonie die dermate groot is. dat er haast weer van geordendheid sprake is. In hetzelfde verband ziet men Misha Mengelberg aan het stadscarillon en aan de vleugel in de stortregen. Dat waren dan filmbeelden uit 1980. Om een wat vollediger beeld te geven van de componist, werd ver der gebruik gemaakt van archief film vanaf 1964, terwijl het totaal werd geactualiseerd met filmllitsen tot en met 1982. De collage werd gelijmd met een aantal dialogen tussen Misha Mengelberg en Han Reiziger en een interview met de componist aan de pingpongtafel. Van Misha Mengelberg kan worden beweerd dat hij veel tijd heeft be steed aan provocatie van de open bare muzikale mening Juist dj provocatieve activiteiten kregent de betrokken NOS-film een extr accent, waardoor de serieuze mus kant die Misha in feite is wa; werd onderbelicht. De titel vanc< film. Muzikale Amalgamen, is oven- gens zeer juist gekozen. Een 'amal- gaan' is namelijk onder meer legering van kwikzilver en een at der materiaal en een muzikant dj kwikzilverachtiger is dan Misa Mengelberg is nauwelijks denkbar De film geeft daarvan een duideij beeld. (Dinsdag, Ned. 2. 21.40 uun. Misha Mengelberg Het tweejaarlijks internationaal Céline congres wordt dit jaar in Den Haag gehouden van 25 tot en niet 28 juli in Theater Pepijn. Op alle dagen van het congres wordt in het Haags filmhuis de rolprent 'D'un Céline a l'autre' vertoond en daar wordt ook een expositie over Ccline gehouden. Het congres gaat uit van de Société des études Cëliniennes. Het is deze keer georganiseerd door het Neder lands Céline Genootschap en de Stichting BZZTöH De Franse schrijver Louis Ferdinand Céline. pseudoniem voor Louis Destouches (1894-1961). was fabrieksarbeider, vocht in de Eerste Wereldoorlog, werd arts en toonde in zijn boeken een nihilistische levensvisie. Hij had grote invloed op de na-oorogse schrijvers, onder meer door een ver nieuwde romanstijl. Het wetenschappelijk deel van het congres bestaat uit lezingen en dis cussies. Er worden voordrachten gehouden door Dénise Aebersold. Philippe Almeras. Mane Christu Bellosta. Leslie Davis, Nicholas B witt. Gunter Holtus, Stanford Lua Eric Mazel, Albert Mmgelgrun, An me Montaut, Michele Out, Philipp Muray, Philippe Roussin. Cathériu Vignaud en Aart van Zoest lezingen zijn gegroepeerd naar pre. bleemstelling: genre, thema, inta pretaties, algemeen, taal en stijl Het niet-wetenschappelijke dei omvat naast de activiteiten in hs Haags filmhuis ook de uitvoering c> 26 en 27 juli in het congresgebouw van 'voortschrijding' van Célto door toneelgroep Cercle, de een» voorstellingen in het Nederland van 'Progrès' in de vertaling regie van Henny van Schaik. Onder voorzitterschap van Marti Ros wordt de 27ste in Theater pijn een forumdiscussie gehoude met Boudewijn Buch, Louis Ferro en Ed Jongma. De volgende geeft het Lijn Theater op dezelfd plaats een voorstelling van zijn line project'. e Er is een tijd geweest dat Gerard Reve niet wou dat zijn boeken ter recensie gestuurd werden. Hij had blijkbaar zo'n wantrouwen, of hij minacht te het besprekersvolkje dermate dat zij. als ze dan toch bespreken wilden, zijn boek maar moesten kopen. Het waren veelal heel goede boeken en ik heb ze in die gevallen niet besproken, ook al bood de krant aan. ze voor me te kopen. Ik vind namelijk dat je je aan de spelregels moet houden, wederkerig. Het getij is gekeerd, al jarenlang worden de boeken van Reve weer normaal ter bespreking gezonden en nu zijn nieuwe roman 'Wolf verschenen is betrapte ik me erop dat ik terugverlangde naar het verbod, had ik 'Wolf niet gekregen, dan had ik het niet hoeven bespreken en dat was me wel zo lief geweest. Ik zit met dit boek in mijn maag. Niet alleen omdat ik het een waardeloos en ietwat gênant werk vind. maar bovenal omdat ik het buitengewoon vervelend vind deprecierend over een boek te moeten schrijven van een auteur die ik bewonder maar die op het moment vrijwel overal de wind van voren krijgt Het is net of je meehuilt met de wolven in het bos om de grote en wie weet wat moede lonely wolf uit te stoten Ook Hermans heeft me de laatste jaren met zijn uiterst onbeduidende novellen zo teleurgesteld en voor dat probleem geplaatst en onlangs Claus. Het zijn toch allemaal mensen van rondom de zestig, je zou zeggen: in de volle kracht van hun schrijversle ven, op de top van hun kunnen, maar waar zijn ze in 's hemelsnaam mee bezig? Het lijkt op aftakeling, machteloos herhalen van eigen oude motieven. Er Is geen enkele nieuwe visie, geen ontwikkeling meer. Omdat die schrijvers zo beroemd zijn. is een boek van hen 'nieuws' en wordt dat direct overal uitvoerig besproken, vaak ook nog zeer lovend. Of de bespre ker houdt voorzichtig een slag om de arm Een boek als 'Wolf zou waarschijnlijk geen enkele aandacht krijgen, danwel volkomen gekraakt wor den, wanneer het niet van Reve was Nu haast ieder zich om zijn zegje erover te zeggen negatief tot nu toe. wat ik las en hoé graag ik het ook met mijn collega's oneens ben, ik kan niet anders zeggen dan dat 'Wolf een slap, vaag, mislukt boek is, een mengsel tussen een avonturenboek voor jongeren, een sprookje, een parabel en een gewone roman, behept met alle bezwaren die de verschillende genres aan kunnen kleven Vooral het sprookjeselement erin heeft de schrijver te pas en te onpas gebruikt om zfjn hoofdfiguur uit de puree te helpen als dat zo moest. Maar waarom hij het sprookjessfeertje niet gebruikt heeft om zijn raamvertelling te doen klop pen snap ik weer niet Nu heeft Reve op alle mogelijke manieren geprobeerd de leeftijd van An- dré aan het eind van het boek te verdoezelen, terwijl één tikje met de toverstaf van meneer Stafman voldoende zou zijn geweest om hem zijn jeugd van het begin terug te schenken. Het is mij echt niet duidelijk wat Reve met dit boek heeft beoogd. Waarschijnlijk is het enkel zijn zoveel ste uitdaging aan zijn lezer: hoever kan ik je brengen? Kan ik je 215 pagina's lang bezighouden met een zouteloos verhaal in jongensboekenstijl. Of heeft hij werkelijk enkel getracht een (homosexueel) jongensboek te schrijven? Waarom heeft hij dan van Wolf, zijn held. een volwassene gemaakt, weliswaar een volwassene met de onnozelheid van een debiel? Zijn Wolf moet immers minstens achttien zijn, want hij haalt zijn rijbewijs. Het boek moet ook verschei den jaren bestrijken, al is de tijd zo vaag mogelijk gehouden teneinde het slot een beetje bij het begin te laten aansluiten. Er staat dan dat men Wolf in zijn dorp 'in het geheel niet herkent' en 'soms zag hij op straat jongens die zijn schoolkameraadjes waren geweest, maar die nu mannen waren geworden, zodat hij hen moeilijk hans warren LETTERKUNDIGE KRONIEK herkende'. Zijn ouders zijn dood, zijn zusters (op één na) inmiddels getrouwd en naar elders vertrokken, (pp 203?) Dat alles suggereert toch een tijdsverloop van ettelijke jaren. Toch moet dan, niet door tover kunst. wat zo gemakkelijk gekund had in dit boek. maar door onhandig verdoezelen de biologiestudent André dezelfde zijn als aan het begin: „Hij was niet veranderd, behalve dat hij iets (ik souligneer. HWi volwassener icas geworden(p 212&13i. André blijkt zelfs pas het eerste dons op de kaken te hebben 'dat hem tot een echte jongen maakte' (Terwijl hij op pagina 8 en 10 al 'biologiestudent' was en 'ongeveer even oud als Wolf). Ik vind dit onhandig gepruts, zeker voor een sprookjesverteller, want daarvan heeft Reve in zijn boek 'Wolf toch het meest. Wolf is een jongeman die op een klein dorp opge groeid is en daar een buitenbeentje bleef. Hij was musisch aangelegd, hij zou zingend en dansend door het leven trekken. Dat vond iedereen gek. behalve een oom van hem die hetzelfde verlangen had gekend als jongen, maar die daar niet aan had toegegeven. Wanneer die oom sterft, erft Wolf zijn geld en ook een mooie woonwagen. Hij leert chauf feren, zegt zijn dorp vaarwel en trekt de wijde wereld in om zingend en dansend aan de kost te komen. Wolf wordt ook voortgedreven door het verlangen om een 'broertje' te vinden waarmee hij alles delen kan. Dansen, zingen en zeker ook de erotiek, al is Wolf dermate onnozel dat hij niet eens wéét waarom hij dat Broertje naakt wil afsponzen onder de douche. Ook had hij niet beseft wat hij bij de student André zocht en die bij hem zó dicht bij huis aan de rand van het dorp. Een dermate domme en onervaren jongen heeft wel hulp nodig onderweg, anders gaat hij de eerste dag al te onder en Wolf ontmoet dan ook hulp in de gedaante van meneer Stafman, een heuse tovenaar die hem een wonderhoed geeft en die nog een paar maal zal ingrijpen als het misgaat. En in mevrouw Sibyl, een waarzegster, die weliswaar spreuken pre velt waar hij totaal niets aan heeft, maar die wel van het goede hout is gesneden. Ze doet Wolf geen kwaad, integendeel. Zo gaat het hem betrekkelijk voor de wind. Hij trekt rond. haalt zingend en dansend zijn kostje op en hij is alleen maar bedroefd omdat hij nooit het gewenste broertje vindt. Tot hij op een dag onder zijn gehoor een beeldschone jongeman ziet die aan zijn droom beantwoordt en die ook wel genegen lijkt, enigszins op zijn avances in te gaan. Deze jongeman blijkt Broer te heten, maar hij maakt in wezen misbruik van Wolf die hij onder zijn bekoring ziet. Broer heeft zogezegd een Zus bij zich (in werkelijkheid zijn vriendin): samen vormen ze een beroepsdanspaar. Domme Wolf laat zich volkomen inpalmen door het stel, dat hem alles af dreigt te pakken Dit is op zich een boeiende intrigue en het zou uitermate interessant zijn geweest, te zien hoe Wolf zich op zijn eentje uit de nesten had weten te werken. Dat was hem namelijk nooit gelukt en dat wist Reve ook wel; vandaar dat hij als een deus ex machina de tovenaar Stafman aan laat rukken die de zaak wel even klaart Wolf moet ook nog maar eens langs de waarzegster, mevrouw Sibyl langsgaan en die prevelt dan dat zijn geluk van de zee zal komen En jawel, Wolf ontmoet weldra matroos Vos (geen onbekende voor Reve-lezers dus) die zijn broertje wil wezen, die met hem zingen en dansen en vrijen wil Wolf en Vosje hebben het best samen, maar snel komt er toch ook een barst in dat geluk, het Vosje verlangt namelijk naar een 'Konijntje' in casu een kleine jongen van een jaar of tien, die weer zijn broertje zou moeten zijn. Dit allesverterend verlan gen gaat Wolf te ver. En als er eens jongetjes van die leeftijd naar hun optreden kijken en het Vos lukt een praatje met hen te maken, is er altijd vlug een vader of ander familielid om de zaak te verijdelen en het kind mee te tronen. Tot Wolf zich herinnert dat meneer Stafman hem ooit aanried naar het land Pauvranié te trekken, waar de mensen vreselijk arm maar erg goed zijn, gul, gastvrij, eerlijk, onbedorven. Ook hier heeft Reve weer voor een niet erg gelukkige verbinding gezorgd: doordat hij be weert dat Pauvranié 'twee dagreizen hier vandaan' is en dat Wolf en Vos er met de woonwagen heentrekken, krijgt de lezer de indruk dat het land niet veel verder kan liggen dan bijvoorbeeld Zuid- Frankrijk of Spanje. Doch uit de overigens bijzonder goed vertelde reacties van de kleine jongetjes Rcmi en Bambi die ze ontmoeten, én van de vader van die knaapjes, een man die zijn zoontjes graag aan de rondtrekkende artiesten afstaat, blijkt duidelijk dat hier getekend is naar een Oosters patroon en wel waarschijnlijk naar wat Reve beleefde of droomde in Ceylon, met zijn vriend Vos. Doch terug naar het verhaal" wanneer Vos zijn Remi heeft en bovendien de nóg jongere Bambi aan Woll heeft opgdrongen, die mets van zulk piepjong grut hebben moet, al weet het nog zo goed van wanten, breekt er voor Wolf wel een bittere tijd aan hij in wezen kwijt, maar besluit grootmoedig het offerte brengen. De grenswachter van Pauvranié grijpt echter dras tisch in geen knaapje mag uitgevoerd uit dat land. Het is óf blijven, óf vertrekken zonder. Vos blijft bi] de jongetjes in Pauvranié achter en een ontgoochel de Wolf besluit terug te keren naar zijn geboortedorp. Waar blijkt dat André. de biologiestudent, op hem gewacht heeft, elk jaar zette hij zijn tentje weer op, op de gedenkwaardige dag van hun ontmoeting en natuurlijk komt Wolf juist die dag toevallig aan. Hel broertje waarnaar hij zo lang had gezocht zat dus aan de rand van het geboortedorp te wachten: „Einde lijk. Wolf. ..Eindelijk.... fluisterde hij. terwijl hij met zijn gloeiende lippen teder het oor van Wolf streelde'' (215). Wie enigszins in Reves werk thuis is. herkent velt bekende trekken, ook van het zogenaamde 'revisme'. Maar twee belangrijke elementen ontbre ken. In plaats van Reves vaak zo boeiende suj! hanteerde hij in 'Wolf een wel erg simplistische waarin zijn gewilde archaïsme 'zoude' meer dan ooit hinderlijk is en voorts ontbreekt de humor en de ironie, die anders zo'n verkwikkende afstand kan scheppen tussen de schrijver, zijn lezer ei onderwerp. Humor had veel kunnen redden. Helaas, het is of we dit boek dood-serieus moeten nemen met alle drakerigheid en oppervlakkigheid (men leze de bladzijden 96 en 97. zelfs voor een persiflage van een kinderboek nog te slap). Een homosexyeel jongensboek? Een sentimenteel sprookje? Wat heeft Reve bezield? Ik weet het niet Het boek is opgedragen 'Aan Maria Moeder van de Schepper'Voor Matroos Vos' Je schrikt ei Want dat is wel oprecht gemeend en enkele passages van het boek zijn echt, zijn 'met hartebloed' geschre ven, om ook eens een melodramatische term te gebruiken. Hartebloed dat naar mijn idee in dit geval verspild werd. Gerard Reve. "Wolf. Manteau, Amsterdam, 24.50. 216 pal Rectificatie: In mijn kroniek van vorige week (Ma rion Bloemi is een passage weggevallen. In kolom! had moeten staan ,,De ranken en arabesken worden harmonisch opgevangen en uitgewerkt. De inhoud van het boek valt geheel onder de noemer identi teitscrisis van de Indo".

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1983 | | pagina 18