HARING i 'de wijde blik' ...meestal zonk je tot je oksels weg in die visberg... wout bareman en peter de jonge Vijf gulden per geloste ton kreeg de ploeg van Tobbetje Eén gulden per man ..Deden we zestien ton per uur. dan had je dus zestien gulden Man. we dachten dat we de hele wereld hadden. Maar als je dat eens omre kent naar nu. was het niks Van 's rijks belastingdienst had niemand in de haven toen nog gehoord, trouwens. klad Caniile de Ruijsscher had elf kinde ren. Z'n hele leven scharrelde hij wat hij kon om ze in leven te houden. En liefst nog iets meer. Dat lukte. Loste hij geen haring, dan stak hij Peen op Maar de mosselen zijn verdwenen ..Vervuiling", zegt Camlle. En met Scherbeijn haalt hij het verhaal nog eens op van dat oliebootje dat bij Borssele zonk (vrouw en kinderen verdronkeni Toen lag er een olielaag je op de mosselen. ..Ik ben er nader hand nog eens om geweest. En kijk. wij waren er met vlug vies hoor, want we aten ze zo graag en als er een bruin plekje aan zat. trok je je daar niks van aan Maar tóen heb ik toch buikkrampen gehad Van de 'aantjes en oentjes' wil Tob betje ('toen ik als peutertje van het erf afwaggclde, zei een van die gas ten: "t Is net zo'n tobbetje'. Ja, ik was net zo breed als ik lank was...) geen kwaad woord horen. Die zijn nog steeds goed. En haring? Ook lekker! Maar z'n vrouw vindt die vis tegen woordig 'te machtig'. Zij mag hem trouwens geen 'Tobbetje' noemen. PZC/ weekendkrant 19 ZATERDAG 11 JUNI 1983 Voor Breskens was het eventjes 'De Gouden Eeuw' Er werd in 'spannen" van twee kotters gevaren Soms lagen er wel tachtig in de haven. Jan Scher beijn: ..Dan kon je van de visrftijn zo naar de andere kant lopen. Over de schepen!" Toen de ploeg van Tobbetje pas begon met dat loswerk, ging het wei- eens mis. Nee, geen ongelukken, maar op een ander vlak De Ruijsscher „Ze deden ons wel eens in de balen ja. Als er veel aanbod was. vroegen ze of wij zo'n overschotje van zeven of acht ton uit zo'n kotter wilden lossen En dan stapten ze zelf over op een schip met dertig of veertig ton haring aan boord. Dan gebeurde het wel dat wij met: honderd gulden naar huis gingen en zij met driehonderd.., ..Maar na een jaar of drie kregen we allemaal gelukkig ons verstand thuis. Toen hebben we de koppen bij elkaar gestoken en gezegd: 'Jongens, laten we samen doen'. Daar is toen die stichting ELHA uit gegroeid. ELHA.... wat betekende dat ook alweer. Eer ste Lossers van Haring? Dat kan best. In ieder geval begonnen we met vijf ploegen En af en toe sprongen er dan nog wat losse ploegen bij. Ik. Krijger en De Lange waren de voormannen, het bestuur. Op den duur draaide het als een smeerlap" Iedere ploeg loste z'n tonnen haring, als het even kon alles eerlijk verdeeld. Dat hielden ze bij 'op den boek'. Onder het motto 'Vandaag hebben wudder een zware dag. morgen zud- der'. Zwaar en ongezond werk was het. Beulswerk, martelaarswerk, zeg gen ze zelf. De Ruijsscher en Scherbeijn. „Je vul de een mand met vijftig kilo haring. En die ging dan met een lier naar boven, door een gat, op de kaai Kijk, dat was natuurlijk geen martelaars- werk. als je zei dat je wel even drie of vier of vijf uur over zo'n schip zou doen. Maar het was als met alle werk: Dat moest zo snel mogelijk af oksels „Dan kwamen die schepen binnen en dan legden ze dal luik open... Je begon eerst met een emmer. Die gooide je dan leeg in die mand. Op die manier groefje een put en daar liet je jc dan inzakken. Meestal zonk je tot je oksels in die visberg... ze moesten je er soms met die lier uitdraaien. En dan bleef je maar manden vullen". Tobbetje Ik heb het nog eens uitge rekend Het kwaaiste was het natuur lijk bij laag water. Was het min twee meter NAP dan moest die mand wel drie of vier meter naar boven.. Maar we hebben het eens gehad met gelijk water. Toen deden we zestien ton op een uur. Mandjes van vijftig kilo dus hé Dat is drie of vier van die mandjes in een minuut Het is toch met te geloven Ook al omdat het zo snel moest gaan. gebeurden er weieens ongelukken. Er bleef er eens een met z'n jas in de 'winch' hangen. Gelukkig schoot hij nog op tijd los En onder de ogen van Tobbetje schoot er bij een van die mannen een stukje ijzerdraad recht door z'n hand ..Ik zeg: Man. doe je ogen dicht en trek hem eruit!Of die Wat kankeren op die Belgen.... Camile en Jan doen het zelf toch ook? En nog veel vaker dan die Antwerpenaar of die man uit Brussel. Die komt maar eenmaal per week. Tobbetje fronst en zegt: „Ze zeggen dat die mensen zot lijn, omdat ze iedere week helemaal uit Belgié naar de zee komen. Maar ik kan dat goed begrijpen. Want als het goed Jweer is. pak ik wel drie keer per dag de fiets en rij naar het water. Dan lel ik de schepen... Als wij al drie keer per dag laan. zouden die mensen dan niet een keer per week mogen komen?" De Belgen zoeken de glooiing van de ffesterschelde op om er te speuren aar 'aantjes en oentjes'. En nooit aan ze ontevreden terug naar huis. tobbetje de Ruijsscher van Nummer 'Sen (tussen Hoofdplaat en Breskensi ze wekelijks komen en gaan. En ;n de bedrijven door knijpt hij de ogen tot een spleet en draait toevallig het hoofd in de richting van die blonde vrouw, die daar aan de dijk wel erg goedgeefs haar vormen uitspreidt onder de zon. maal in 1948-1949, toen de Bressiaan- ders de haring ontdekten. Dan voeren ze uit en een half uur later kwamen ze met tonnen haring terug. De Urkers, Volendammers, Wieringers. Texelaars en Katwijkers kregen daar natuurlijk lucht van en die kwamen er ook op af Het liep prima, een wild-west was het soms". ruzie Want de haring moest gelost worden. Een stuk of 25 mannen uit Breskens en omgeving vormden ploegjes van vijf en boden zich bij de schipper aan. De Ruijsscher: „Het gebeurde wel maar dat is de ruige tijd dat een schip voor het eerst de haven van Breskens binnenvoer. En ik heb het gezien hoor want liegen of fantase ren kan ik niet dat sommige figu ren zo van de kaai op dat schip sprongen. Terwijl er nog vier meter tussen zat. En veel kwaaie gezichten natuurlijk, hè. D'r was veel ruzie tussen de ploegen toen". keer dat een van de haken, waarmee de manden werden gehesen, in de hand van een losser sloeg ..Schreeu wen deed-ie. hij werd gewoon een stukje opgehesen..." Het seizoen begon in november en duurde tot maart „Het was werk voor iemand, die zwaar en hard werk ge woon was. Wie dat niet kon, ging gegarandeerd voor de bijl". In het najaar zaten de haringen vol kuit Als losser stond je dan tot je enkels in de 'blubber' Maar tegen het einde van het seizoen was dat anders. Dan was de vis ook veel minder gemakkelijk te hanteren Soms gooiden ze er dan een emmer zeewater over. Voor het glij den. Want als de vis glad was, gleed ze •vlotter in de mand. het land. En zelfs toen hij een vaste baan als heier bij Dirk Verstoep had. piepte hij er om twee uur 's middags tussenuit om in de haven van Bres kens haring te lossen. Töt ze dat ontdekten. Toen kapte hij er resoluut mee. In het begin van de zestiger jaren kwam trouwens toch de klad in de haringaanvoer. EEG-afspraken zorgden ervoor dat de vissers hun lading losten in de dichtsbijzijnde haven. Dat was soms in Engeland, soms i Belgic. maar bijna nooit meer in Breskens. Tobbetje diende toen gewoon z'n tijd uit bij Verstoep. Hij heeft de eerste olieboringen op de Noordzee voor Scheveningen op de 'Triton' nog helpen voorbereiden. Fantastisch was dat. Nu fietst hij dus dagelijks naar de zeedijk om er de schepen te tellen Zés jaar geleden kon je er nog volop mosselen rapen: nu is er nog geen handjevol te vinden Camile ..Ja, zes jaar geleden hebben we hier nog een zeeboot met mossels afgehaald. Prachtige, maar niet zo heel groot. Ik plukte ze een keer... toen was hét water nog nooit zo laag geweest. Ze praten altijd over 2.20 tot 2.30 min NAP. Dat zijn lage tijden Nou. toen was het wei 2 60 tot 2 70 mm. D|r kwam een stuk bloot dat had ik nog nooit gezien Prachtig En zoveel mos sels. Ik liep daar en ik werd eigenlijk een beetje ongerust. Dan stond je mossels te trekken en een paar meter verder lag een zeeboot voor anker. Ze hebben toen nog gepeild. Tien. twin tig meter van waar ik stond, was het 35 meter diep. JCamile de Ruijsscher Tobbetje dus. bijnaam die hij als peuter mee- S ireeg werd tijdens de Geuzenfees- [Kn', een paar weken geleden in Bier- vliet, bijna onder de voet gelopen. Hij ,e kan er zich nog over opwinden. Want >de organisatoren hadden hem uitge- [nodlgd om te praten over 'de zestiger ;jaren', toen hij met 25 maats uit de 'omlrek vier maanden van het jaar haring loste. In de vissershaven van Breskens loste hij tonnen haring. Dat i(. «as de tijd 'dat alles nog vrij was'. „Toen die EEG-regelingen kwamen, Dep het af'. Toen ging hij weer aan de /Siag bij z'n ouwe baas. Dirk Verstoep 'Ook aan het water trouwens. In Bier- jn -vliet kreeg hij precies één minuut om jj. «over te pralen. „Toen draaiden ze ilj die microfoon weer van me af'. J Hij begon op z'n dertiende als 'koeie- wachter' bij een boer Nu, 56 jaar later, !°pen de rillingen nog over z'n rug als 'hij die verhalen vertelt. „Om half vier e; ^morgens nep de boer 'koeltje, wak- e- Jker worden, En dan moest je eruit, u- /Stikdonker. Ik loop door de stal. half ilc slapend en schop per ongeluk tegen m witte plek. En plotseling hoor ik :n een enorme zucht en staat er zo'n koe ■b op.. Had ik die geschopt". Of: „Als ik r I's avonds, of 's morgens heel vroeg i> naar de wei moest. .Daar stonden van e. die troenken. waar een knots uitge- •e froeid was. Man. ik had daar gerust /dood kunnen gaan van de schrik ^ant dan dacht je dus dat daar een kerel stond". 'Jarenlang had hij op het land ge- n werkt En daarna bij weg- en water- bouwer Dirk Verstoep. Róen kwam <dat buitenkansje. Reiniertje Vermeu- 'en deed het wat rustiger aan. Die1 gooide het op een akkoordje met Camile en zo rolden Tobbetje en z'n ®aat Jan Scherbeijn in het 'loswerk' Tobbetje- „Vijftien jaar hebben we oat gedaan, schat ik. Het begon alle- Tobbetje de Ruijsscher en 'maat' Jan Scherbeijn

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1983 | | pagina 19