ALBERT
VERWEY
ZDSüa
nagelaten
gedichten
onbekend werk
henry miller
Möfliten
ïHart
werkloosheid en vivaldi DE BAROKJAGER debuut van noud bles
PZC/ weekendkrant
de kooning
ZATERDAG 11 JUNI 1983
In mijn werkkamer staat de door O. Wenckebach vervaardigde bronzen kop van de dichter
Albert Verwey. Bezoekers die hem herkennen vragen steevast of ik zo'n groot bewonderaar
van Verwey ben. Ik moet dan antwoorden van niet, maar dat ik die kop wel mooi vind. De
poëzie van Verwey, ongelijk van kwaliteit, vaak vol zwaarwichtige bedoelingen weet mij
echter zelden te boeien.
Hij leefde van 1865 tot 1937 en hij
heeft zeer veel gedichten geschreven
Hij is daar al op jonge leeftijd mee
begonnen. Jeugdgedichten van be
hoorlijke kwaliteit zijn al uit 1882
bekend. In 1885 werd zijn eerste bun
del gedrukt, nadat al verzen van zijn
hand in het eerste nummer 'De Nieu
we Gids' hadden gestaan Verwey was
redacteur van dit tijdschrift en als
zodanig een van de voormannen van
de Tachtigers. Spoedig nadat de ho-
moèrotisch getinte vriendschap tus
sen Kloos en Verwey beëindigd was,
verdween Verwey uit de redactie van
'De Nieuwe Gids' In 1905 richtte
Verwey een nieuw tijdschrift op „De
beweging". Via dit blad had hij wee
rom een grote invloed op het letter
kundig leven. In dit tijdschrift werden
dichters als Van Eyck, Gossaert, De
Haan en Bloem naar voren gebracht
Ook een vernieuwing van het proza
werd bewerkstelligd m dit tijdschrift,
dat in 1919 ophield te bestaan. Verwey
was de Tachtigers ontgroeid Hij zag
geen heil meer in hun individualisme,
hij werd een pleitbezorger voor een
'strijdbaar dichterschap'. De dichter
zou een leidsman in de samenleving
moeten zijn. Een invloedrijk figuur is
Verwey nog in de tijd tussen 1924 en
1935, toen hij hoogleraar Nederlands
te Leiden was. Zijn colleges bleken
velen te inspireren. Al deze jaren door
heeft hij verzen geschreven. Zijn poë
zie ging steeds meer naar ideeënpoë
zie neigen.
Al vrij vroeg klinkt hier en daar
kritiek op Verwey's dichterlijk werk
door.
Martinus Nijhoff schrijft in een stuk
uit 1920 over de literatuur van die tijd:
„Niets is waarschijnlijker dan dat zich
de toekomst een geheel ander over-
zicht vormt van onze tijd dan wij
•doen. Het is mogelijk dat zy de
stelligste pedagogie van Verwey niet
zozeer zal waarderen als wij doen"
Elders schrijft Nijhoff over de ontwik-
keling van Verwey als dichter Eerst
•zou Verwey's zoeken op de taal en
later op de filosofie betrekking heb
ben gehad. Nijhoff meent dat de poé-
zie van Verwey een directe innerlijke
gevolgtrekking is van zijn levenshou
ding. Verwey's taal zou daardoor te
uitsluitend hulpmiddel zijn. Het den
ken brengt het dichten in het nauw.
"Belangrijk is ook wat Victor E. van
Vriesland in een uit 1937 daterend
essay uit zijn 'Onderzoek en vertoog'
naar voren brengt. Hij heeft veel lof
voor Verwey's geestelijk leiderschap
in onze literatuur. Verwey wordt een
-"grote figuur van enormen invloed'
genoemd in zijn kwaliteiten als veel
omvattend critiekschrijver. als ge
leerd literatuur-geschiedkundige, als
inspirerend leider, als bewonderens
waardig kunstzinnmbg essayist van
scherpzinnige intelligentie". Ook Van
Vriesland veroorlooft zich echter eni
ge kritiek op het dichterschap: ..de
schatten liggen te zeer verspreid, en
werden allengs schaarser in de veel
heid der produktie, waar zij in schuil
gaan Dit werk is interessant en eer
lijk, het is respectabel en vakkundig,
het is krachtig, sterk, veelzijdig, dik
wijls actueel in de beste betekenis van
lit woord, altijd vol wijsgerige bezin
ning. Maar... het is slechts bij afwisse
lende ogenblikken poëzie!" In zijn
'Spiegel van de Nederlandse poëzie
Elfhonderd tot negentienhonderd' be
deelde hij Verwey evenwel met 49
verzen Het is een representatieve
keuze die een goede indruk geeft van
alle aspecten van dit dichterschap.
Men leze een vers als 'Het verborgen
vuur' het zal altijd blijven boeien
Het is erg moeilijk om na te gaan
hoe in onze tijd over Verwey
wordt geoordeeld. Er is niemand
meer die beweert invloed van hem te
hebben ondergaan. In de bloemlezing
van Gerrit Komrij wordt hij met 10
gedichten bij de grote dichters inge
deeld. Maar de door Komrij gekozen
gedichten laten Verwey slechts van
een enkele kant zien. Zeker is in elk
geval dat Verwey nauwelijks nog
gelezen wordt.
Zijn in 1938 in twee delen verschenen
"Oorspronkelijk Dichtwerk' is de
meest recente uitgave van zijn poezie,
en kennelijk nog steeds niet aan een
herdruk toe. In dat 'Oorspronkelijk
Dichtwerk' was al een afdeling 'Nale
zing' opgenomen Echter pas in 1983.
m het onlangs verschenen 'Dichtspel'
wordt volledig gepubliceerd hetgeen
aan eigen dichtwerk van Verwey in
zijn nalatenschap of elders te vinden
was voor zover het nog geen plaats
gevonden had in het 'Oorspronkelijk
Dichtwerk".
Uit de aard der zaak is 'Dichtspel' een
heterogeen boek geworden waarin on
der meer wijsgerige poezie en sin
terklaasverzen elkaar afwisselen. Bo
vendien is er een uitgebreide afdeling
met vertaalde poëzie opgenomen.
Dan zijn er drie voorwoorden, toelich
ten op de afzonderlijke gedichten, een
register op beginregels van het 'Oor
spronkelijk Dichtwerk' en een register
op beginregels van 'Dichtspel'.
Het fraai uitgegeven boek werd be
zorgd door Mea Nijland-Verwey. een
dochter van de dichter Zij heeft het
verschijnen van 'Dichtspel' niet meer
beleefd In 1978 overleed zij namelijk,
na de laatste hand aan dit werk
gelegd te hebben C. A. Zaalberg heeft
nadien nog enige aanvullingen ge
maakt bij de toelichtingen op de
afzonderlijke gedichten. Een feilloze
bezorger blijkt de dochter van Verwey
niet te zijn geweest Zo is zij nauwe
lijks in staat genoeg kritische afstand
tot haar vader te nemen Dat blijkt
het duidelijkst bij de toelichtende
passages over de vriendschap tussen
Verwey en Kloos die alleen maar
verhullend zijn In een aantal gevallen
bevatten de noten kolderieke opmer-
kan. Verwey moet gehouden van het
huiselijke leven met zijn vrouw en
kinderen. Zelfs in de sinterklaasver
zen die hij schreef klinkt dat door De
speelse plagerijen verraden tederheid.
Ook in meer serieuze verzen is het
gelukkige gezinsleven onderwerp, zo
als in
"Stads-avond"-
's Avonds liep ik naar huis in t stadshart
brandden
Al lichte' hoewel de lucht blonk lichteng.
Mensen zag 'k van een plein in dag-avond
Kome' en als dwazen in hel straat-gas-geel
Dwaleng gaan ik. nu het donker werd
Liep donkre trap op. lichtre gangdeur in
Kamerdeur ope' en daar witte hanglamp
Schommelde' in 't licht tafel, witte servet
Witte aardeioerk. en dampende terrien.
Blonde gezichte' en vnendlgke oge' in 't
rond
En 't open plekje en 'k zat voor 't bord vol
'Neen. Dokter? Neen. Geleerde? Ook
niet. Perfester? Ik talmd'. Perfester
was heel hoog. Op 't eind: 'k Weet
niet: is dat het hoogst?.. En 't werk
volk riep Juichend: Perfester wordt
ons jongeneer" (162).
Toen Verwey eenmaal hoogleraar was
beviel hem de betrekking aanmerke
lijk minder. Althans, hij schreef in
1928: „Examen en Tentatie. Promo
tie en Oratie Liggen gestaag In
hinderlaag. - Om mij mijn tijd te
roven". (305).
Het speelse is een belangrijk ele
ment in de hier bijeengebrachte
gedichten. De wijsgerige Verwey is er
evenwel ook, vooral in de nalezing
van 'De natuurlijke aarde'.
Hij bepleitte in deze bundel een soort
terugkeer naar de natuur, typerend is
hans warren
kingen. bijvoorbeeld op bladzij 662 ir.
de toelichting bij 'Aan Jan Verwey'.
Een vrij ernstige fout is dat een door
Verwey gedeeltelijk vertaald gedicht
van Von Platen 'Wenn einen Freund
du suchst furs ganze leben') hier aan
Ruckert wordt toegeschreven. Te
waarderen is dat mevrouw Nijland
eerlijk toegeeft het vers niet bij Rüc-
kert terug te hebben gevonden Ook
doorzag ze dat Verwey alleen het
octaaf van een sonnet heeft vertaald.
Maar het pleit niet voor haar door één
van de inleiders geprezen 'grote erudi
tie' (5) dat haar argwaan verder geen
gevolgen heeft gehad.
Minstens even bezwaarlijk is dat
de dateringen van de gedichten
nogal eens uitsluitend op de intuïtie
van mevrouw Nijland berusten. Ge
lukkig zijn de teksten van de gedich
ten meer te vertrouwen, al is er geen
kritisch apparaat opgenomen.
Afgezien van het slechts door monde
linge overlevering bekende gelegen
heidsgedichtje 'Voor Eva Margaretha
Cederkreutz' op bladzijde 266 gaan de
teksten steeds terug op gedrukte en
geschreven versies. Als er van een
vers een gedrukte tekst bestond, werd
die aangehouden Anders werd het
jongste handschrift als grondslag ge
nomen Tegenover de bedenkingen
die men tegen het werk van Mea
Nijland Verwey kan hebben staat in
ieder geval het voordeel dat zij soms
waardevolle informaties uit haar her
innering geven kan. Immers, weinigen
hebben Verwey zo langdurig en van zo
nabij meegemaakt, als zij. Niet alleen
dat hij haar vader was. zij promoveer
de ook bij hem. Regelmatig speelt zij
zelfs een rol in de gedichten.
Veel verzen in 'Dichtspel' staan in het
teken van het klein geluk dat een
harmonisch gezinsleven schenken
Verwey logenstraft in dit gedicht de
opvatting van sommigen dat hij met
de taal niet zoveel raad wist. Hij heeft
er juist alles aan gedaan - zelfs de
logische regels van de syntaxis terzij
de geschoven om wat zij zeggen
wilde zo beknopt mogelijk te zeggen.
In 'Dichtspel' laat zich min of meer
het leven van Verwey volgen. In de
eerste periode van zijn dichterschap
is de vriendschap met Willem Kloos
bepalend.
Zij werkten samen aan 'Julia', het
werk waarmee zij de literaire critici
van die dagen uit hun tent trachtten
te lokken om vervolgens hun onbe
voegdheid in een brochure aan te
kunnen tonen. De bijdragen van Ver
wey zijn hier opgenomen Uit dezelfde
tijd dateert de cyclus sonnetten 'Van
de liefde die vriendschap heet'. Het
was de bedoeling geweest dat ook
deze reeks een gemeenschappelijk
werk van Verwey en Kloos zou wor
den Kloos kwam er echter niet aan
toe. Verwey rondde de cyclus niet af.
Tot nu toe waren 44 sonnetten uit
deze serie waann Kloos zelfs vergod
delijkt wordt gepubliceerd. Daar ko
men er nu een aanzienlijk aantal bij.
De titel, het motto het wijst alle
maal op de bijzondere verhouding
tussen beide dichters. De breuk was
bijzonder pijnlijk, vooral door het
onverzoenlijk gedrag van Kloos. Ook
hier handelen een aantal verzen'over.
In 'Dichtspel' komt later ook de
vriendschap tussen Stefan George en
Albert Verwey aan de orde.
Er is meer. Zoals deze speelse ope
ningsstrofe van het gedicht Wie ik
ben' geschreven in 1890: „Een vraagt
mij wie ik ben. Weet ik wie 'k ben.
Toen ik een kind was vroeg me een
werkman, aan Ons werkplaats thuis:
Wat wordt de jongeneer? IK weet
niet. zei 'k. Dominee? vroeg de man.
En hier en ginds een heel klein huisje ligt.
En kmd'ren 't rond en appelrood gezicht
Dragen op 't schortje, brandschoon uitge
spreid.
Leerde ik hel zien dier kleine feestlijkheid.
Die tussen d' ene en d' andre week van
plicht
Het landvolk viert, als eerst zijn ernst niet
sticht
De kerkgalm en een preektekst uitgeleid
Vreemd-droevig is 't. een volk dal geestes-
Zie om u heen Natuur beschaamt den boer
Dan kerken is uw akker schoner veel.
Èn iedre halm draagt schoner kleed dan
Dit gedicht zou geen speelsheid ver
dragen. Maar in het verder zo zwaar
wichtige 'Van de liefde die vriend
schap heet' heeft Verwey zich wèl tol
een grapje laten verleiden. Hij door
zag het cliche-matige van het geheel
kennelijk en breekt dan een sonnet
voortijdig af met de opmerking 'en de
rest is net zo'.
Een poëtisch spel in zijn puurste vorm
is 'Rijstpapier' Deze reeks verraadt
virtuositeit. Een virtuositeit die Ver
wey ook heeft aangewend bij zijn
vertalingen. Hij blijkt daarin liever
trouw te blijven aan de vorm dan aan
de letterlijkheid Ruim 300 bladzijden
beslaan de vertalingen Er is werk van
Hólderlin, Morëas, Goethe. Donne,
Wordsworth. Baudelaire, Dante. Pe-
trarca en anderen.
„Dichtspel" is echter bovenal wegens
de oorspronkelijke gedichten een in
teressant bock.
Op de Amerikaanse boeken
markt verschijnt binnenkort
een tot nu toe onbekend boek van
Henry Miller, die in 1980 op 88-
jarige leeftijd in Californië over
leed. Hij schreef 'Opus Pistorum'
('het werk van de bakkers'), een
kort geleden ontdekt manuscript
met een sterk erotische inslag, in
het begin van de jaren '40 anoniem'
in opdracht van de (toen nog Ne
derlandse) uitgever Lubooski. Hij
kreeg er het honorarium voor van
één dollar per pagina.
De 'New York Times' meldde deze
week. dat het nieuwe boek van
Miller voorkomt in de herfstcatalo-
gus van de Amerikaanse uitgeverij
Grove, die tot nu toe tien van de
ongeveer 25 titels van Miller heeft
uitgegeven Eén ervan is de bestsel-
Het Stedelijk Museum in Amster
dam heeft in mei 51.683 bezoe
kers getrokken. Dat waren er ruim
18.000 meer dan in mei 1982. Vol
gens een wordvoerster van het Ste
delijk is dit topbezoek vooral te
danken aan de tentoonstelling 'Het
Noordatlantisch licht' van de Ame
rikaanse kunstschilder van Neder
landse afkomst. Willem de Kooning.
De tentoonstelling beslaat uit 38
schilderijen, 25 tekeningen en elf
beelden.
Maar ook een aantal andere expo
sities trok grote belangstelling. Zo
als de juist beëindigde tentoonstel
ling van de Italiaanse kunstenaar
Sandro Chia en die van de veelzijdi
ge Franse kunstenaar Topor. De
werken van De Kooning en Topor
zijn nog tot en met 3 juli in het
Stedelijk te zien.
Overigens was er vorig jaar mei
eveneens een grote publiekstrekker
in het Stedelijk Museum de over
zichtstentoonstelling 60-80.
Ook in de eerste vijf maanden van
dit jaar was het bezoek 1191.739
groter dan dal in dezelfde periode
van het afgelopen jaar (ruim
171.000). Vorig jaar bereikte het
museum met 436.000 bezoekers een
record. Men hoopt dat resultaat dit
jaar te overtreffen.
Ier 'Tropic of Cancer' (De Kret;
keerkring). Dit boek mocht v4
wege zijn zeer pikante inhoud -
de Verenigde Staten tot 1964 n
gepubliceerd worden, al kwarati
al in 1934 uit In Frankrijk.
De nu in Frankrijk wonende btxj
handelaar Milton Lubovski dej
neerde 10 maart dit jaar op i
Amerikaanse ambassade in Pa;
een onder ede afgelegde verklam
waarin stond dat hij Miller
dracht heeft gegeven het man
cript te schrijven. Naar zijn zegg
leerde Lubovski de Amenkaai
auteur in september 1940 keno
toen hij bij hem in de winkel k*i
Omdat de klandizie toentertijd
wensen overliet, verzocht hij }/.i
dringend iets pornografisch
schrijven. ..Ik bood hem één d&;
per bladzijde, op voorwaarde dat
rechten aan mij zouden toevalles
zo haalde de 'New York Tu
Lubovski aan. Hij heeft naar
zeggen vier afdrukken gemaakt
'Opus Pistorum'. Drie ervan 1
kocht hij, de vierde gaf hij aan
vriend en het origineel hield
bovski voor zichzelf. Het is or
kend, welke van de vier afdrukl
in het bezit is gekomen van
uitgeverij Grove.
ADVERTENTIE
Maarten 't Hart Het eeuwige
moment
Essays
Synopsis. 224 blz. f29,50
Een kloeke bundel essays over
Vestdijk en Mozart, misdaad
en de Nederlandse literatuur.
F. B. Hotz en Kierkegaard etc.
etc.
Het imponerende zit hem in de
verbeten aandoende intentie
alles te willen staven wat in
hem opkomt. - Jeroen
Brouwers in Vrij Nederland
In iedere boekhandel te koop
ARBEIDERSPERS SINGEL 262
De barokjagerhet romandebuut van Noud
Bles (19.3.1945) toont, hoewel de schrijver
óus al 38 jaar oud is, veel kenmerken van een
jeugdwerk. Onhandigheden, tegenstrijdigheden, on
zekere stijl en meer feilen. Kreeg je het werk
naamloos toegeschoven dan zou je het zoeken in de
richting van een vroege Siebelink: hetzelfde wat
onduidelijke wereldje van half-intellectuclen in
conflict met kleinburgerlijkheid, een zelfde soort
wat zeurderige onlsnappingsfanlasie in droomle
ven en bovenal een zelfde groezeligheid, ik weet er
geen beter woord voor. Zelfs is de vader de hoofd
persoon uit „De barokjager" een kleine sierbloe-
menkweker in het Gelderse (als de vader van
Siebelink) en er zijn verder zoveel overeenkomsten
in de levensfeiten van de ik-figuur uit het boek,
Noud Bles en Jan Siebelink dat die laatste naam
welhaast automatisch naar boven komt.
De hoofdfiguur uit ..De Barokjager heet Jeroen van
Aert. hij is '23 jaar en hij heeft pas zijn einddiploma
van de pedagogische academie behaald. Hij woont
nog bij zijn ouders in Lent, bij Nijmegen, waar zijn
vader bloemenkweker is. Een oudere broer en een
zuster zijn al het huis uit, getrouwd.
Het is voor Jeroen onmogelijk om als onderwijzer
werk te vinden, hoe graag hij ook wil Uit alles blijkt
dat hij een geboren pedagoog is; veel van zijn
fantasieën gaan er over hoe hij moeilijke problemen
voor zijn kinderen begrijpelijk zou willen maken. Hij
krijgt daartoe echter de kans niet. maar hij ziet
helaas wel kans ze via Noud Bles aan ons. lezers, te
slijten.
Noud Bles heeft verschillende motieven door zijn
verhaal heen gevlochten. In de eerste jilaats is er de
generatiestrijd Vader Van Aert is een kleine zelfstan
dige. een man die hard werkend met zijn handen zijn
brood verdient. Hij is een zeer bekrompen man
zonder enige cultuur. Het gezin heeft altijd zoveel
mogelijk mee moeten werken in de kassen: ..'Alle
handen wapperen', hoorde je door het huis en daar
stonden ze met z'n allen, dagen achtereen siérplan-
tjes in de teelaarde te stoppen Boven de hoofden
hing de draagbare radio. Vastgebonden aan de
verwarmingsbuis omdat die plaats de luidste ont
vangst opleverde. De enige zender was Hilversum ni.
Op den duur kon Jeroen de onafgebroken dreun niet
meer verdragen. Elektronisch aangedreven trommel
stokken bestookten zijn middenrif en stuwden een
witte misselijkheid telkens een stukje hoger op. Als
het te erg werd, vluchtte hij naar huis, naar het toilet.
Lang kon hij zich niet verbergen, zijn vader hield niet
van lanterfanters" (9)
Toch had Jeroen, na zijn diensttijd, voor onderwij
zer mogen leren, hoewel zijn vader het nut van
dat studeren totaal niet inzag en erg mopperde.
Vanuit zijn optiek terecht. Jeroen kan immers geen
werk vinden nu hij klaar is. en in de kassen komt de
vader een man te kort nu de andere kinderen de deur
uit zijn Wat zou meer voor de hand liggen dan dat
Jeroen bij zijn vader bleef werken en later de zaak
over zou nemen Alleen hij verfoeit het wroeten in de
Lentse teelaarde, de stekjes; de sfeer, kortom het
hele tuindersleven. Daar komt dan nog bij dat hij de
mentaliteit van zijn ouderlijk huis ontgroeit raakt
Hij heeft belangstelling voor allerlei zaken die zijn
ouders met interesseren, een ware cultuurhonger
gekregen
Zo komen we aan motief twee: Jeroen ontdekt de
muziek van Vivaldi. Zijn vader zweert bij accordeon-
muziek en arbeidsvitaminen, maar voor Jeroen
wordt het verzamelen van de muziek van Vivaldi een
exclusieve passie. Direct daarmee in verband staat
het derde belangrijke motief in deze roman: de
werkloosheid, met daaraan verbonden enige sociale
bewogenheid Al houdt Jeroen zich afzijdig in de
strijd, wat hij zichzelf wel eens kwalijk neemt, en wat
aan het eind van het boek lelijk zal opbreken als hij
zich misbruikt voelt, in de val gelopen.
d:
oordat Jeroen niets te doen heeft, kan hij zijn
dagen vullen met het op cassettes overnemen
van de muziek van Vivaldi. Vooral nadat hij van
huis weggelopen is wegens een conflict met zijn
vader.
Hij gaat dan tijdelijk wonen in de fiat van zijn naar
Canada geemigreerde zuster, die nog voor de lopen
de maand de huur heeft betaald. Jeroen gaat nu naar
de bijstand en heeft meer geld dan hij ooit als
zakgeld van zijn vader kreeg. Hij wil dolgraag gaan
werken in zijn beroep, maar zijn pogingen lopen op
niets uit. Om de tijd te doden en ook om zich te
ontwikkelen, werpt hij zich op de studie van Vivaldi
en van de Italiaanse barok. In zijn dromen beginnen
op dilettantische manier Nijmegen en het Venetië
van de achttiende eeuw. Jeroen van Aert en Antonio
Vivaldi door elkaar te lopen Met ware hartstocht
struint hij bibliotlieken en uitleenbureaus voor
grammofoonplaten af ten einde het hele instrumen-
hans warren
LETTERKUNDIGE KRONIEK
talc oeuvre van Vivaldi compleet op zijn cassettes te
krijgen Voor de vocale werken interesseert hij zich
niet Vandaar dus „De barokjagerHij merkt daar
bij dat er in zijn buurt ook nog iemand anders 'achter
Vivaldi aanzitmaar dat gegeven is zo onhandig
verwerkt in de intrige dat het. nauwelijks vermelding
verdient, al heeft het wel tot aan het slot enige
functies.
Dat bestuderen van het verleden gebeurt allemaal
op een bijzonder amateuristische manier, maar het is
althans een uitlaatklep, een vluchtoord om weg te
raken uit de grauwe misère van het dagelijks bestaan
van de werkloze onderwijzer.
Wanneer Jeroen aan het eind van de maand de fiat
moet verlaten, vindt hy spoedig door bemiddeling
van een bovenbuurman een andere kamer in Nijme
gen. in een huis waar voornamelijk studenten wonen
Jeroen weet zich daar heel verdienstelijk te maken
doordat hij lekker koken kan. Deze gave bezorgt hem
zelfs e
stad.
i baan als hulpkok in een restaurant in de
Het einde van het verhaal is wonderlijk en in hoge
mate onwaarschijnlijk. Bles heeft geprobeerd een
wat spannende intrige te vinden voor een ontkno
ping die voor Jeroen tot een grote debacle leidt. Ik
zal die uiteraard niet verklappen, het plot is alleen
uiterst naïef. Het resultaat is dat Jeroen met hangen
de pootjes terug gaat naar zijn vader, hoewel die hem
bij een verzoeningspoging van Jeroens kant toegebe
ten had „Flikker op. Ik ken geen Jeroen van Aert.
Verdwijn1" (149)
Naïef is misschien de term die op het hele boek
van toepassing is. Het heeft iets hulpeloos, iets
halfs, cn dat komt toch niet enkel door de vaak
onbeholpen stijl en de nog al kneusjesachtige
hoofdfiguur.
Het ligt ook aan de schrijver, die lang niet genoeg
afstand genomen heeft tot zijn stof en zijn protago
nist Er is geen enkele ruimte, zodat je gaat vrezen
dat Bles nauwelijks hoger vliegt dan Jeroen, zijn
schepping De pedagogische gesprekken' zijn van
een benauwend realisme, de 'filosofieën' uiterst
banaal, of Noud Bles het echt allemaal meent. Wordt
zo'n gesprek of zo'n overweging met zekere humor
weergegeven dan kun je geamusseerd raken, nu heb
je enkel neiging te vluchten, de passsages over te
slaan Zoals je in werkelijkheid niet naar zulk gezeur
wenst te luisteren. Er zijn erg onaannemelijke situa
ties ook, Ik kan me niet voorstellen dat een jonge
man die de pedagogische academie afgelopen heeft
in het jaar 1981. misschien is 't wel 1982. ten eerste
nog nooit iets van Vivaldi heelt gehoord, ten tweede
niet weet wat een langspeelplaat is. en die dan op een
oude platenspeler uit de oorlog met stalen naald legt
ip 29i. Al wil ik er bij zeggen dat deze oude
platenspeler op pag 50 en 146 naar mijn mening voor
het kostelijkste moment in het hele boek zorgt.
Wanneer men eenmaal weet hoe de vork in de steel
zit. is de opmerking van meneer Frederiks op pag. 5t
onbetaalbaar. Zó moetje schrijven, nooit iets uitleg
gen, de lezer zélf laten combineren. Bles kan het dus
wel. het gebeurt alleen te zelden. Overigens zorg*,
mevrouw Frederiks weer voor de onwaarschijnlijkste
passages, pag. 74 bijvoorbeeld.
'at ook erg hindert is de inconsequente teke
ning van Jeroen. Nog op pag. 78 heet hel:
t een museum bezocht, een schouwburg of een
concertzaal".
Hoewel hij dus een jongeman is die men op zijn
zachtst gezegd 'flink achter' kan noemen in ontwik
keling, vergeet Bles dat telkens en schrijft bil
opmerkingen of overdenkingen toe aan Jeroen die
deze onmogelijk maken of hebben kan Hoe kar
bijvoorbeeld iemand die nog nooit klassieke muziek
gehoord heeft van een 'dertien-in-een-dozijn-sonate'
spreken (57): waar haalt Jeroen ziin kennis van het
Italiaans vandaan, hoe kan hij dromen vol schijnge
leerdheid hebben als op pag. 104. of kennis var
Italiaanse gerechten en bijbehorende wijnen? Ook
op andere gebieden zijn er inconsequenties Een
vertrek van 4x5 meter (130) heet op pag 134 een
kamertje Moeilijk te verteren zijn verder volkomen
zinloze en daardoor pretentieus aandoende opmer
kingen als „Langs vrolijk spuitende fonteinen ko
men we bij de kathedraal van Sint-Urs, een heilige,
die mij net zo weinig zegt als Sint-Lidwina dt
Portugezen" (104).
Ondanks al die soms nogal hinderlijke tekortko
mingen treft 'De barokjager' hier en daar door een
persoonlijke fantasie (de verkleedpartij, p. li
volgende), goede dialogen, indringende sfeertckt-
ning en een sympathieke, eerlijke toon. Genoeg
met enige verwachting naar volgend werd va»
Noud Bles uit te zien.
Noud Bles De barokjager f22.50 176 pag. De Prtft
Postbus 308. Baam