BOUTENS gladjes in het verkeer1 JAPAN ALS THEMA PETER FABER ieder woord is een symbool van diep bedoelen... ZATERDAG 4 JUNI 1983 PZC/weekendkrant De bundel werd dezer dagen her drukt, waarbij werd uitgegaan van het fraaie zetsel van de uitgave van 1932. De 'Strofen' verschenen voor het eerst in 1919. Aangevuld met de 'Andere Verzen' kwam er in 1932 een herdruk van 202 exemplaren. Daar Boutens altijd de wens heeft gehad niet als auteur van deze bun del te worden aangemerkt, nam men hem niet op in de 'Verzamelde Werken' die in zeven delen tussen 1943 en 1954 verschenen. Wel werd de bundel opgenomen in het in 1968 verschenen 'Verzamelde Ly riek'. Pas in deze uitgave van de 'Strofen en Andere Verzen' uit 1983 wordt Boutens voor de eerste maal als auteur vermeld. Dat kon gebeuren omdat in de tegelijkertijd verschenen studie van W. Blok 'P. C. Boutens en de nalatenschap van Andnes de Hog- he' onomstotelijk het auteurschap van Boutens is aangetoond. Niemand twijfelde er meer aan dat Andnes de Hoghe inderdaad Boutens zelf was in alle naslagwerken en bloemlezin gen schrijft men deze poëzie aan Bou tens toe maar door de bewijzen die Blok aandraagt worden sterke ver moedens tot absolute zekerheid. De hoofdstukken met de bewijsvoering zijn veruit de interessantste uit het lijvige boek van Blok. De hoofdstuk ken met de commentaren op de afzon derlijke gedichten daarentegen zijn nauwelijks verhelderend, al heeft de auteur zeer vlijtig de teksten uit Plato en uit de Bijbel opgespoord waardoor Boutens zich zou hebben kunnen la ten inspireren. Het moet helaas ge zegd: de matige gedichten uit deze bundel rechtvaardigen zoveel liefde volle aandacht en omslachtig onder zoek nauwelijks. Blok zelf vindt dat méér onderzoek naar het werk van Boutens gewenst is. Maar het is zelfs de vraag of Boutens' poezie die veel geheimzinnigheden doch weinig fasci nerende geheimen bevat ook maar een klem publiek van hedendaagse lezers bekoren kan. In het eerste en tweede hoofdstuk van deze studie zijn onder meer de brieven opgenomen die Boutens schreef om redacteuren van literaire tijdschriften voor de gedichten van Andries de Hoghe te interesseren. Hij maakt melding van „een vroegge- storven poëet, die nooit is vroegge- storven poëet, die nooit iets heeft uitgegeven en van wie ik een kleine keurcollectie drukken ga" (13). Al in een vroeg stadium wordt er getwij feld aan deze toeschrijving, de toon van de verzen is te onmiskenbaar die van Boutens-zelf. Ook een aantal van de recensenten van de uitgave van 1919 hadden de mystificatie door. Critici merkten ook hei homoseksue le karakter van de gedichten op. Hoe is nu de mystificatie ontstaan? In het vierde hoofdstuk is er een verkla ring van A J. A. baron van Herzeele te vinden, afgelegd in de jaren vijftig en door mevrouw C. C. V. van Lier- Schmidt Ernsthausen genoteerd in 1977. Zeker wanneer men bedenkt dat PfA Boutens (1870-1943) behoort tot de uitgebreide groep dichters uit het verleden die V-/ alleen nog om literair-historische redenen aandacht krijgen. Onder meer door het barokke taalgebruik ervoeren velen zijn poëzie al spoedig als gedateerd. Zijn gedichten zijn meestal in te hoge graad kunstmatig, te gewild, te zwaar aangezet. Ongeveer op heel zijn werk is van toepassing wat Boutens in een vers uit de bundel 'Stemmen' schreef: „....ieder woord is een symbool/Van diep bedoelen....". Maar de bedoelingen van de woorden vallen in deze poëzie niet altijd te achterhalen. Boutens ontleende zijn symbolen vooral aan Plato en aan de Bijbel. Hij komt vaak tot een wat wonderlijke synthese van deze uiteen lopende denkwerelden. Boutens heeft ook werk van Plato vertaald en zelfs in deze vertalingen zijn toevoegingen aan te wijzen die grond geven aan de veronderstelling dat de dichter alleen datgene aan Plato ontleende wat hem te pas kwam. Zijn taalgebruik is zeer sterk beïnvloed door de Statenverta ling van de Bijbel. Veel zeldzame wendingen en termen uit dé Staten bijbel maken deel uit van Boutens' poëtische taal, die daardoor ver van de spreektaal afstaat. Rond Boutens'. persoon hebben lange tijd geheimzinnigheden bestaan, die door idolate bewonderaars die wél van alles op de hoogte waren niét werden opgehelderd. Integendeel: men poogde datgene wat het beeld van Boutens als de Zuivere Dichter aan zou kunnen tasten, m de mist te laten verdwijnen. Zo is er Boutens' te laken opstelling in de bezettingstijd. André Oosthoek schreef hier in 1970 een verhelderend artikel over in het tijdschrift 'Maatstaf onder de titel 'P. C. Boutens en het nieuw' evangelie'. Een ander taboe is de homoseksuali teit van Boutens geweest. Uit zijn levensloop is met name de verhou ding met zijn 'huisknecht' Cor van Duyvenbode bekend, die van 1908 tot aan Van Duyvenbode's gedwongen tewerkstelling in Duitsland heeft ge duurd. In Boutens' werk komt de homoseksualiteit het duidelijkst tot uiting in de 'Strofen en Andere Verzen uit de nalatenschap van Andries de Hoghe'. Deze bundel neemt mogelijk een centrale plaats in Boutens' oeuvre in. Niet wegens de kwaliteit de dichter is hier stroever en cryptischer dan ooit. Maar wel wegens de thema tiek, om de strijd die erin geleverd wordt en omdat Boutens er zo lang aan heeft gewerkt. Het lijkt erop da', in deze poézie Boutens met een eige naardig masker op méér zichzelf is dan in enig ander gedicht van zijn hand. hans warren het hier gaat om gebeurtenissen uit 1908, mag deze getuigenverklaring op zichzelf niet als een overtuigend be wijs gelden. Er zijn echter ook docu menten die het verhaal steunen waarover later. Boutens was van 1894 tot 1904 leraar geweest aan de jongenskostschool Noorthey te Voorschoten. Eén van zijn leerlingen daar was Van Herzeele geweest Grote problemen had deze jongeman met zijn homoseksuele aard. bij Boutens vond hij begrip. Hoe de vriendschap tussen leerling en le raar nu precies in elkaar zat. wordt hier niet duidelijk Blok doet er nogal wazig over. zoals vaker wanneer ho moseksualiteit ter sprake komt In elk geval had Van Herzeele veel geld, en van zijn fortuin heeft hij Boutens vele jaren onderhouden. Ook is er een tijd geweest dat hij dagelijks bij Boutens op bezoek kwam. In 1908 kreeg Boutens een brief naar aanleiding van enigszins homoseksu eel getinte gedichten die hij in een literair tijdschrift gepubliceerd had. Boutens heeft later afstand genomen tot deze gedichten. De brief was ge schreven door een student Van Drooge de jongeman zond ook eigen gedichten ter beoordeling en zocht steun bij Boutens. Deze reageer de afwijzend en bot, begreep aanvan kelijk niet dat het hier om een wan hoopsbrief ging. Enkele weken later bleek dat Van Drooge zelfmoord had gepleegd. Volgens Van Herzeele was Boutens daardoor zeer geschokt. Hij zou gezegd hebben: „Ik ben zijn moor denaar Meer dan twintig jaar zou Boutens nodig gehad hebben om het gebeurde te verwerken. Boutens nam zich voor een bundel te schrijven bestemd als grafschrift van Jan S. van Drooge. Hij koos als pseudoniem een naam die ritmisch en naar de klank overeenkwam met die van de student: Andries de Hoghe. En naam die te vens zou kunnen verwijzen naar Bou tens' vriend Anton van Herzeele. Bou tens zou in die trieste dagen van 1908 de begrafenis van Van Drooge hebben bezocht. De rozegeur die hij toen opmerkte zou in de Eerste Strofe een symbool worden voor zijn gewetens crisis: Ik kan niet slapen: de geur der rozen/wordt oppermachtig met den nacht....". De verwijten die Bou tens zichzelf over de kwestie maakte werden nog verhevigd door zijn ge loof. In het vijfde hoofdstuk is er dan aandacht voor de schriftelijke na latenschap van de dichter wat be treft de 'Strofen en Andere Verzen'. Vooral typoscript en kladjes van de 'Strofen' vormen een doorslaggevend bewijs voor Boutens' auteurschap. In het zesde hoofdstuk probeert Blok aan de hand van de documenten iets te zeggen over de datering. Zijn be vindingen lijken goed te stroken met de beweringen van Van Herzeele. Vanaf 1908 tot 1916 heeft Boutens aan de 'Strofen' geschreven. Tussen 1930 en 1932 zijn de 'Andere Verzen' ont staan. In de hoofdstukken zeven, acht en negen wordt ingegaan op de 'Stro fen'. In hoofdstuk elf op de 'Andere Verzen'. Van beide afdelingen uit de bundel lijkt het de bedoeling te zijn om genade te vinden voor Van Drooge en voor Boutens zelf vergeving. Boutens wilde dat de ziel van Van Drooge ondanks zijn zelfmoord behouden kon blijven, dat zou voor beiden redding betekenen. De oplossing die Boutens daarvoor heeft gezocht, ligt in het mystieke vlak. In de 'Strofen' is die mystiek geïnspireerd op Plato en op de Bijbel, in de 'Andere Verzen' uit sluitend op de Bijbel. Aan de homo seksuele liefde worden bij Andries de Hoghe zuiverende eigenschappen toe geschreven. In de geliefde schuilt iets goddelijks, je hebt hem nodig op de weg omhoog. Ook in deze verzen is ieder woord symbolisch bedoeld en daardoor krijgt het een al te zware lading. In de Strofen ziet men hoe de ik-figuur langs verschillende niveau's van in wijding dank zij en samen met de vriend het klimmend pad bestijgt. De laatste 'Strofe' beschrijft ook de laat ste inwijding: Naamloos en ongekend, niet meer dan eener vrouiue zoon. zoo moge ik slapen ergens m den schoot der aarde, naakt in het ragge purper dezer liedren, de flarden van 't scharlaken kleed der schande. dat nooddruft heeft aanvaard., geluk niet afgeleid: zoo laat mij bij u zijn herdacht, geslaafde knechten, in dees wreden krijg die leven heet. gezweept door den almacht- gen nuk van onverbiddlijken onzichtbarcn tyran: zoo laat mij zijn herdacht, een kind. een knaap die voor uw oogen viel, voor wiens verbleekten glimlach uwe han den. ontroerd van onbegrepen eerbied, dolven een haastig en verloren graf. In de 'Andere Verzen' is er alleen maar aandacht voor een stadium dat hier nog na komt: de verantwoording. De ik moet letterlijk zoals Jakob worstelen om genade te bewerkstelli gen: „Laat aan mijn nederlaag geen twijfel overi/Niets liever wil ik dan verslagen zijn! Mag ik, in onmacht neêrgelegd door wonden/voor in de borst, in eerelijken strijd/ontwapend en ontmomd'met dezen dageraad van nieuwe horizonnen/nu eindelijk tot nooit behaalde morgenkracht gene zen?...." Het is een échte strijd die in deze gedichten van Boutens wordt uitge vochten. Maar dat is geen garantie voor grote poëzie. AI de bezwaren die men tegen Boutens' dichtwerk aan kan voeren, gelden ook ten aanzien van de 'Strofen en Andere Verzen'. P. C. Boutens Strofen en Andere Verzen uit de nalatenschap van Andries de Hoghe 64 pag. geb. f 37,50 Athenaeum Polak <fr Van Gennep. Amsterdam W. Blok: P. C Boutens en de nalatenschap van Andnes de Hoghe: 448pag. geb. f 125.-. Athenaeum Polak Van Gennep, Am sterdam. - (Van onze kunstredactie) I De heer lï. Gladjes, stichter en voorzitter vani 'Rij-u-vrij-partij' en een verkeersproleet om r straatje voor om te gaan, wordt de nieuwste creatie; Peter Faber. In een demonische automobiel, waarn alleen al het uiterlijk voldoende is om andere weggebj kers de stuipen op het lijf te jagen, scheurt hij doort, film, die nooit een bioscoop zal halen, maar wel oij- ontelbare kinderogen komt. Deze door Cinécentrum te produce- keersraad in Enschede, die t> ren 'verkeersmusical', bedoeld om mee de 12- en 13-jarigen de meest kwetsbare groep op de voorbereiden op verkeerssitoj weg, de fietsers van 12 tot 15 jaar. en -problemen waarmee zij op^ beter tegen de auto en zichzelf te naar de (nieuwe) 'school te n beschermen. zouden krijgen. 'Kind en verkeer', zoals de voorlopi- Zo'n plaatselijk project was e| ge titel luidt, zal van oktober af als niet te bekostigen. Toen n educatieproject zowel in de zesde directie Verkeersveiligheid vat klassen van de basisscholen als in keer en Waterstaat aantóf6 de brugklassen van het voortgezet bleek daar de bereidheid te bei onderwijs worden gebruikt. Veilig om gelden voor een dergelijkfp" Verkeer Nederland ontwikkelt het beschikbaar te stellen 'Klif1 materiaal voor de bijbehorende les- verkeer' gaat ongeveer 4,5 toni1 sen. Die vereniging hamert er al ten maar dan zou die wel vo#s lang op, dat verkeersvorming ook hele land bruikbaar moeten afi bij het voortgezet onderwijs een Aanvankelijk werd gedacht aajet verplicht vak zou moeten zijn en is gedramatiseerde documentalist; dan ook bijzonder blij met deze in nu gekozen vorm zal echter, ju opdracht van Verkeer en Water- algemeen wordt verwacht, debd staat te maken film. Te meer omdat blematiek voor de leeftijdséc de meisjes en jongens op een ma- waarvoor de film is bedoeld^ nier, die hun zeker zal aanspreken, beter herkenbaar maken. w met de neus op de feiten worden De grote ster naast Peter Fab^, gedrukt. satanische superman, is dieni^ 'Kind en verkeer' is in de eerste perauto. Hans van de Laan-DeL plaats een sprookje over de grieze- en Evert van der Kley u:P lige Gladjes, die. bezeten van zijn Gravenland hebben 400 uur a*1 verschrikkelijk voertuig, een cam- gehad om van een fors ben6' pagne voert om de jeugdige fietsers lijkauto merk Ford Mercury)1 van de weg te bannen, maar wiens bizar vehikel te maken, waae zeven 'slachtoffertjes' zijn bandie- zelfs James Bond grote ogerPn tenstreken niet meer pikken. opzetten. Door Gonnie Hoefsloot geschreven en door Haarlemse scholieren ge speelde en gezongen liedjes geven de korte speelfilm van regisseuse Dorna van Rouveroy zijn musical- karakter, omdat zij de emotionele j gevoelens vertolken, die identifica- j tie met de kinderen op het doek I vergroten. Maar scenarioschrijver Harry v den Eerenbeemt zorgde natuurlijk j ook voor feitelijke informatie. De meest voorkomende ongelukken, waarbij jeugdigen zijn betrokken, j heeft hij in zijn script verwerkt en i om het niet bij suggesties te laten j worden ook nog gesprekken met twee jonge verkeersslachtoffers op genomen. „Uitzonderlijk van vorm en inhoud; zo'n overheidsfilm is nog niet eerder gemaakt", aldus produ cent Richard Decossaux, toen hij tijdens een studiofeestje ter gele genheid van de eerste draaidag de opdrachtgever in het zonnetje zette. Al jarenlang is er in het fonds van uitgeverij Meulenhoff vrij veel Japanse literatuur te vin den. Momenteel is er bijvoorbeeld een twintigtal titels in vertaling leverbaar bij deze uitgeverij en het is dan ook begrijpelijk dat men er direct ingehaakt heeft op het 'Holland-Festival' dat in de maand juni bijna helemaal in het teken zal staan van de Japanse kunst. Gisteren (3 juni) is op feestelijke wijze en in Japanse sfeer Meulenhoffs 'Japankrant' ten doop gehouden, een fraai gedrukte en hoogst interessante krant van 24 pagina's, boordevol nieuws over Japan en Japan se kunst. Hij heeft een oplaag van 25.000 exempla ren en is bij elke literaire boekhandel verkrijgbaar. Op de achterpagina vindt men het volledige Japan programma van het Holland-Festival. Japan blijft voor de westerling waarschijnlijk altijd een raadselachtig land. Voor mij althans wel. Mijn leven lang interesseer ik me voor het land en zijn cultuur Ik heb vele. vele duizenden, misschien wel tienduizenden Japanse kunstvoorwerpen aandach tig bekeken. Ik heb duizenden Japanse gedichten en literaire teksten gelezen, massa's foto's gezien en talrijke films over het land Het raadsel blijft Volmaaktheid en een onvoorstelbare discipline zijn kenmerken van de Japanse cultuur en beschaving. Van de manier of waarop een geschenke wordt ingepakt en een hapje eten op je bord gelegd tot de wijze waarop tempels worden gebouwd en goden beelden gemaakt is het allemaal even subliem. Het opvallendste is mogelijk hoe letterlijk alles wordt gestileerd, on-natuurlijk gemaakt, maar op zo'n geraffineerde manier dat hetgeen wat dan ontstaat toch weer volkomen natuurlijk lijkt. Wat is het extreme tegendeel van een 'gewoon' mens? Een Japanse acteur of een geisha in vol ornaat het lijken wezens van een andere planeet geworden, bewegende kunstvoorwerpen, beheerst door andere wetten dan de onze. Nóg een stap verder: toneelspeler, geisha worden geportretteerd door een groot kunstenaar, bijvoorbeeld Utamaro. U kent ze, die in een plat vlak gestileerde houtsneden die in niets lijken op wat wij, westerlingen van een portret' verlangen. Wat ontstond? Nieuwe meester werken die je wel als het ware eerst hebt moeten leren zien', maar die dan enkel maar tonen dat het werkelijk ook 'anders' kan dan wij gewoon zijn Zo inders dat we het onmogelijk kunnen nabootsen hoogstens uiterst oppervlakkig) omdat we de tucht liet kennen, de discipline die de Japanner van jongs af wordt bijgebracht. Mogelijk daardoor ook kan de Japanner wèl wat hij wil uit onze cultuur nabootsen riet geldt op alle gebieden, ik kan hier nu niet verder jitwijden, moet naar de literatuur toe. Maar denk aens aan de phoenix-hanen. een hoenderras waaraan de Japanner een staart van zes tot acht meter lengte neeft weten te kweken, of aan de Chabo-krielen, die zo goed als geen pootjes meer hebben. Aan bonsai boompjes of aan het fameuze vlees van de Kobe- runderen, die toegesproken worden, gemasseerd, tot ze een biefstuk opleveren, zó tongstrelend als ner gens elders te koop is (die is dan ook met te betalen, uiteraard). En zo zouden talloze extreme situaties te noemen zijn, in de opvoeding, de sport, het geloof, de gewone dagelijkse omgang. En de poëzie! Welke poëzie benadert zo dicht het zwijgen, hel enkel maar suggereren, weet zoveel te zeggen met zo weinig woorden maar zoveel, zo diepe ervaring? Japanse dichters gaan vaak te werk als Japanse tekenaars: de lege ruimte is even belangrijk als de penseelstreek, het niet gezegde wordt opgeroepen door het even-aangeduide. Soms vallen de kunsten samen: .Als de penseelstreek geen kracht heeft, zijn de kleuren nutteloos" Ik haal deze regels uit de inleiding van mevrouw J. van Tooren tot haar nieuwe bundel 'Tanka het lied van Japan', een werk dat dezer dagen is verschenen. Een voorproefje ervan kregen we in 1978 al in de 'Slibreeks' van het Zeeuws Kunste naarscentrum, 'Japanse tanka-poézie'. De tanka, een kort vers van vijf regels met 5, 7, 5, 7, 7 lettergrepen is veel ouder dan de kortere haiku en senryu die er in later eeuwen uit ontstonden. De oudste tanka's dateren van omstreeks 500 na Chris tus en de oudste verzameling er van; 'Manyoshu' genaamd, werd in 760 samengesteld. Daar staan 4500 verzen in In de loop der eeuwen zouden nog 21 collecties volgen. Mevrouw Van Tooren, heel bekend geworden door haar vertolkingen van Japanse poé zie. vertaalde er enkele honderden voor dit boek. ze deed dat subtiel, heel genuanceerd Ze koos werk uit alle eeuwen, ook nog uit deze eeuw Haar toelichtin gen beperken zich tot het noodzakelijke. Tanka's heten vaak onvertaalbaar; als dat waar is, is alle Japanse poèzie in wezen vrijwel onvertaalbaar. Hoe het zij, er ontstond vaak mooie nieuwe poézie in de vertolkingen. Een paar voorbeelden; De weg naar Saho waar de pluvieren riepen n de avondmist is hij nu begroeid met gras? ach, ik zal het niet rr. Prinses Matokata, ca. 750. Sojo Henjo. 816-890. Neem ijc mijn luit op dan vangt ze aan te klagen, is soms verborgen in de holte van haar hout het verlangen van mijn vrouu De weg naar mijn huis dat het een weg geweest is kan men nauwiijks zien, 't is gebeurd toen ik wachtte op wie niet gekomen is Het water dal stroomt en de jaren die gaan e bloesems die vallen en het woord: 'nacht', ooit ergens horen Ach, deze eenzaamheid deze kleuren, door niemand meer te doorgronden, zivartc sparren op de berg waar de herfstavond eindigt Priester Jakuren, gest 1202, Zulke verfijnde gevoelsnuances, zo lang geleden genoteerd, hoe dichtbij zijn ze toch, zodat we ze, zelfs in vertaling, ervaren als onvergankelijke boodschap pen. nagelaten door begenadigde mensen? Poëzie speelt een rol in Japan, zo groot dat we die ons niet kunnen voorstellen. Letterlijk iedereen leest, koopt poézie, en velen maken ook gedichten. Een treffend voorbeeld daarvan vindt men in het boekje 'Japans Verhaal' dat Meulenhoff ook ter gelegenheid van al deze Japanse manifestaties als keurig verzorgde introductie-pocket uitgaf. Men vindt er elf moderne verhalen in van negen schrij vers sinds 1850. Onder andere van Osamu Dazai (1909-1948) een kostelijk verhaal 'Een welkome gast'. De ik-figuur, Osamu zelf. is op het platteland gaan wonen, kort na de oorlog en hij krijgt dan bezoek van een buurman, een boer, die beweert dat hij een oude schoolmakker van hem is. Het is er deze Hirata alleen om begonnen, zich dronken te drinken aan de nog zo schaarse whisky. Osamu laat zich overdonde ren, laat zelfs op den duur zijn vrouw opdraven om de onbeschofte gast nog méér in te schenken, maar daar gaat het nu niet zo zeer om, ik wou op de rol van de hans warren LETTERKUNDIGE KRONIEK poezie wijzen. In Japan is het helemaal niet onge woon dat een stomdronken boer op een bepaald moment zegt: „Wat zou je zeggen van een gedicht om je zorgen te verdrijven? Zal ik een gedichie voor je opzeggen?" Dat leek me veelbelovend. Niet alleen dat hij dan met meer aan mijn vrouw zou denken, maar wie weet wat er te voorschijn zou komen.... Zulke boeren kennen vaak nog oeroude liederen die niemand heeft opgetekend. Misschien dat dan ook de walging weer zou verdwijnen die ik nu voor hem voelde en waarvan ik vreesde dat ze me altijd bij zou blijven. „Een gedicht wil ik graag horen", zei ik geïnteres seerd. Voor het eerst die middag was ik eerlijk. Hij nam een slok, hikte en begon toen te declameren. „Rivieren, bergen, bomen/Zijn door verlatenheid bedekt,'Terivijl tol aan de horizon/Het bloedig slag veld zich uitstrekt". Hij hikte nog eens „De rest ben ik vergeten", zei hij. „Hel is iets dat ik eens in de krant heb gelezen". „O juist!" (50) Deze Hirati bracht het weliswaar niet ver met zijn voordracht, maar ik hoor nog geen dronken Neder landse boer een gedicht zingen terwijl zijn tot het uiterste gedreven gastheer opeens de oren spitst f de hoop op iets bijzonders! wr De elf verhalen uit dit boekje, zo streng geseli teerd, zijn natuurlijk stuk voor stuk juwelen vi vertelkunst. Ze zijn van: Kafu Nagai (1879-195!. Junichiro Tanizaki (1886-1965), R.vonosuke AkutajP1 wa (1892-1927T, Yasunari Kawabata (1899-1972). Yft jiro Ishizaka (1900), Funiio Niwa (1904), Osaitiaa Dazai (1909-1948), Yukio Mishima (1925-1970) «r Kenzaburo Oë (1935). oei Merkwaardig dat van deze negen schrijvers er vier.lge weten Akutagawa, Kawabata, Dazai en Mishinfiu zelfmoord pleegden en er maar twee gewóón sl%t ven. Drie leven nog. i De Japanse verhalen, althans die welke opgenome werden in deze bundel, doen veel minder exotis aan dan de Japanse poèzie of andere Japanse ku' Waarschijnlijk werden sinds de ontsluiting van pan in de tweede helft van de vorige eeuw vele var belangrijkste Japanse prozaïsten sterk beinvl door de westerse literatuur. De verhalen van belangrijkste Japanse schrijver van heden, Kenza ro Oe. onderscheiden zich nauwelijks van weste verhalen van de hoogste orde. hoogstens door thematiek. Van Oê verschijnt overigens binnenk 'De knoppen breken', een van zijn vroegere werk In de eerder genoemde 'Japankrant' vindt behalve verhalen, ander proza en gedichten Japanse schrijvers onder andere zeer lezenswaa ge artikelen van Carolijn Visser (die als amus meisje in Tokio werkte), Cornelis Ouwehand over de Japanse taal en vertalen uit Japans schri Erica Bilder en Onno Mensink die theater muziek belichten en Joost Veerkamp die een persoonlijke bijdrage leverde over de invloed de beroemde houtsnede 'De Golf van Hokusai 1830 op stripverhalentekenaars en op hemzel Grappig heeft hij zelf Kuifje met zijn hondje Bobb van Hergé overgenomen op zijn versie van de pre als illustratie bij Komrij's 'Teringstein'. Verder er nog bijdragen van Cees Nooteboom, Rudy Ko broek. Frits Vos, Ian Buruma en Noriko de Vroom die uitvoerig over Japanse versvormen schrijft Meulenhoffs Japankrant, f 1.-. Bfrs 20. J van Tanka - het lied van Japan, f32.50. 208 pagJap Verhaal. 160 pag.. 14.50. Alle uitgaven Meulenhoff. sterdam

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1983 | | pagina 18