BOUTENS
gladjes
in het
verkeer1
JAPAN ALS THEMA
PETER FABER
ieder woord is
een symbool van
diep bedoelen...
ZATERDAG 4 JUNI 1983
PZC/weekendkrant
De bundel werd dezer dagen her
drukt, waarbij werd uitgegaan
van het fraaie zetsel van de uitgave
van 1932. De 'Strofen' verschenen
voor het eerst in 1919. Aangevuld met
de 'Andere Verzen' kwam er in 1932
een herdruk van 202 exemplaren.
Daar Boutens altijd de wens heeft
gehad niet als auteur van deze bun
del te worden aangemerkt, nam men
hem niet op in de 'Verzamelde
Werken' die in zeven delen tussen
1943 en 1954 verschenen.
Wel werd de bundel opgenomen in het
in 1968 verschenen 'Verzamelde Ly
riek'. Pas in deze uitgave van de
'Strofen en Andere Verzen' uit 1983
wordt Boutens voor de eerste maal als
auteur vermeld. Dat kon gebeuren
omdat in de tegelijkertijd verschenen
studie van W. Blok 'P. C. Boutens en
de nalatenschap van Andnes de Hog-
he' onomstotelijk het auteurschap
van Boutens is aangetoond. Niemand
twijfelde er meer aan dat Andnes de
Hoghe inderdaad Boutens zelf was
in alle naslagwerken en bloemlezin
gen schrijft men deze poëzie aan Bou
tens toe maar door de bewijzen die
Blok aandraagt worden sterke ver
moedens tot absolute zekerheid. De
hoofdstukken met de bewijsvoering
zijn veruit de interessantste uit het
lijvige boek van Blok. De hoofdstuk
ken met de commentaren op de afzon
derlijke gedichten daarentegen zijn
nauwelijks verhelderend, al heeft de
auteur zeer vlijtig de teksten uit Plato
en uit de Bijbel opgespoord waardoor
Boutens zich zou hebben kunnen la
ten inspireren. Het moet helaas ge
zegd: de matige gedichten uit deze
bundel rechtvaardigen zoveel liefde
volle aandacht en omslachtig onder
zoek nauwelijks. Blok zelf vindt dat
méér onderzoek naar het werk van
Boutens gewenst is. Maar het is zelfs
de vraag of Boutens' poezie die veel
geheimzinnigheden doch weinig fasci
nerende geheimen bevat ook maar
een klem publiek van hedendaagse
lezers bekoren kan.
In het eerste en tweede hoofdstuk
van deze studie zijn onder meer de
brieven opgenomen die Boutens
schreef om redacteuren van literaire
tijdschriften voor de gedichten van
Andries de Hoghe te interesseren. Hij
maakt melding van „een vroegge-
storven poëet, die nooit is vroegge-
storven poëet, die nooit iets heeft
uitgegeven en van wie ik een kleine
keurcollectie drukken ga" (13). Al in
een vroeg stadium wordt er getwij
feld aan deze toeschrijving, de toon
van de verzen is te onmiskenbaar die
van Boutens-zelf. Ook een aantal van
de recensenten van de uitgave van
1919 hadden de mystificatie door.
Critici merkten ook hei homoseksue
le karakter van de gedichten op.
Hoe is nu de mystificatie ontstaan? In
het vierde hoofdstuk is er een verkla
ring van A J. A. baron van Herzeele te
vinden, afgelegd in de jaren vijftig en
door mevrouw C. C. V. van Lier-
Schmidt Ernsthausen genoteerd in
1977. Zeker wanneer men bedenkt dat
PfA Boutens (1870-1943) behoort tot de uitgebreide groep dichters uit het verleden die
V-/ alleen nog om literair-historische redenen aandacht krijgen. Onder meer door het
barokke taalgebruik ervoeren velen zijn poëzie al spoedig als gedateerd. Zijn gedichten zijn
meestal in te hoge graad kunstmatig, te gewild, te zwaar aangezet. Ongeveer op heel zijn
werk is van toepassing wat Boutens in een vers uit de bundel 'Stemmen' schreef: „....ieder
woord is een symbool/Van diep bedoelen....".
Maar de bedoelingen van de woorden
vallen in deze poëzie niet altijd te
achterhalen. Boutens ontleende zijn
symbolen vooral aan Plato en aan de
Bijbel. Hij komt vaak tot een wat
wonderlijke synthese van deze uiteen
lopende denkwerelden. Boutens heeft
ook werk van Plato vertaald en zelfs
in deze vertalingen zijn toevoegingen
aan te wijzen die grond geven aan de
veronderstelling dat de dichter alleen
datgene aan Plato ontleende wat hem
te pas kwam. Zijn taalgebruik is zeer
sterk beïnvloed door de Statenverta
ling van de Bijbel. Veel zeldzame
wendingen en termen uit dé Staten
bijbel maken deel uit van Boutens'
poëtische taal, die daardoor ver van
de spreektaal afstaat.
Rond Boutens'. persoon hebben lange
tijd geheimzinnigheden bestaan, die
door idolate bewonderaars die wél
van alles op de hoogte waren niét
werden opgehelderd. Integendeel:
men poogde datgene wat het beeld
van Boutens als de Zuivere Dichter
aan zou kunnen tasten, m de mist te
laten verdwijnen. Zo is er Boutens' te
laken opstelling in de bezettingstijd.
André Oosthoek schreef hier in 1970
een verhelderend artikel over in het
tijdschrift 'Maatstaf onder de titel 'P.
C. Boutens en het nieuw' evangelie'.
Een ander taboe is de homoseksuali
teit van Boutens geweest. Uit zijn
levensloop is met name de verhou
ding met zijn 'huisknecht' Cor van
Duyvenbode bekend, die van 1908 tot
aan Van Duyvenbode's gedwongen
tewerkstelling in Duitsland heeft ge
duurd. In Boutens' werk komt de
homoseksualiteit het duidelijkst tot
uiting in de 'Strofen en Andere Verzen
uit de nalatenschap van Andries de
Hoghe'. Deze bundel neemt mogelijk
een centrale plaats in Boutens' oeuvre
in. Niet wegens de kwaliteit de
dichter is hier stroever en cryptischer
dan ooit. Maar wel wegens de thema
tiek, om de strijd die erin geleverd
wordt en omdat Boutens er zo lang
aan heeft gewerkt. Het lijkt erop da',
in deze poézie Boutens met een eige
naardig masker op méér zichzelf is
dan in enig ander gedicht van zijn
hand.
hans warren
het hier gaat om gebeurtenissen uit
1908, mag deze getuigenverklaring op
zichzelf niet als een overtuigend be
wijs gelden. Er zijn echter ook docu
menten die het verhaal steunen
waarover later.
Boutens was van 1894 tot 1904 leraar
geweest aan de jongenskostschool
Noorthey te Voorschoten. Eén van
zijn leerlingen daar was Van Herzeele
geweest Grote problemen had deze
jongeman met zijn homoseksuele
aard. bij Boutens vond hij begrip. Hoe
de vriendschap tussen leerling en le
raar nu precies in elkaar zat. wordt
hier niet duidelijk Blok doet er nogal
wazig over. zoals vaker wanneer ho
moseksualiteit ter sprake komt In elk
geval had Van Herzeele veel geld, en
van zijn fortuin heeft hij Boutens vele
jaren onderhouden. Ook is er een tijd
geweest dat hij dagelijks bij Boutens
op bezoek kwam.
In 1908 kreeg Boutens een brief naar
aanleiding van enigszins homoseksu
eel getinte gedichten die hij in een
literair tijdschrift gepubliceerd had.
Boutens heeft later afstand genomen
tot deze gedichten. De brief was ge
schreven door een student Van
Drooge de jongeman zond ook
eigen gedichten ter beoordeling en
zocht steun bij Boutens. Deze reageer
de afwijzend en bot, begreep aanvan
kelijk niet dat het hier om een wan
hoopsbrief ging. Enkele weken later
bleek dat Van Drooge zelfmoord had
gepleegd. Volgens Van Herzeele was
Boutens daardoor zeer geschokt. Hij
zou gezegd hebben: „Ik ben zijn moor
denaar Meer dan twintig jaar zou
Boutens nodig gehad hebben om het
gebeurde te verwerken. Boutens nam
zich voor een bundel te schrijven
bestemd als grafschrift van Jan S. van
Drooge. Hij koos als pseudoniem een
naam die ritmisch en naar de klank
overeenkwam met die van de student:
Andries de Hoghe. En naam die te
vens zou kunnen verwijzen naar Bou
tens' vriend Anton van Herzeele. Bou
tens zou in die trieste dagen van 1908
de begrafenis van Van Drooge hebben
bezocht. De rozegeur die hij toen
opmerkte zou in de Eerste Strofe een
symbool worden voor zijn gewetens
crisis: Ik kan niet slapen: de geur
der rozen/wordt oppermachtig met
den nacht....". De verwijten die Bou
tens zichzelf over de kwestie maakte
werden nog verhevigd door zijn ge
loof.
In het vijfde hoofdstuk is er dan
aandacht voor de schriftelijke na
latenschap van de dichter wat be
treft de 'Strofen en Andere Verzen'.
Vooral typoscript en kladjes van de
'Strofen' vormen een doorslaggevend
bewijs voor Boutens' auteurschap. In
het zesde hoofdstuk probeert Blok
aan de hand van de documenten iets
te zeggen over de datering. Zijn be
vindingen lijken goed te stroken met
de beweringen van Van Herzeele.
Vanaf 1908 tot 1916 heeft Boutens aan
de 'Strofen' geschreven. Tussen 1930
en 1932 zijn de 'Andere Verzen' ont
staan. In de hoofdstukken zeven, acht
en negen wordt ingegaan op de 'Stro
fen'. In hoofdstuk elf op de 'Andere
Verzen'.
Van beide afdelingen uit de bundel
lijkt het de bedoeling te zijn om
genade te vinden voor Van Drooge en
voor Boutens zelf vergeving. Boutens
wilde dat de ziel van Van Drooge
ondanks zijn zelfmoord behouden kon
blijven, dat zou voor beiden redding
betekenen. De oplossing die Boutens
daarvoor heeft gezocht, ligt in het
mystieke vlak. In de 'Strofen' is die
mystiek geïnspireerd op Plato en op
de Bijbel, in de 'Andere Verzen' uit
sluitend op de Bijbel. Aan de homo
seksuele liefde worden bij Andries de
Hoghe zuiverende eigenschappen toe
geschreven. In de geliefde schuilt iets
goddelijks, je hebt hem nodig op de
weg omhoog. Ook in deze verzen is
ieder woord symbolisch bedoeld en
daardoor krijgt het een al te zware
lading.
In de Strofen ziet men hoe de ik-figuur
langs verschillende niveau's van in
wijding dank zij en samen met de
vriend het klimmend pad bestijgt. De
laatste 'Strofe' beschrijft ook de laat
ste inwijding:
Naamloos en ongekend,
niet meer dan eener vrouiue zoon.
zoo moge ik slapen ergens m den schoot der
aarde,
naakt in het ragge purper dezer liedren,
de flarden van 't scharlaken kleed der
schande.
dat nooddruft heeft aanvaard., geluk niet
afgeleid:
zoo laat mij bij u zijn herdacht,
geslaafde knechten, in dees wreden krijg
die leven heet. gezweept door den almacht-
gen nuk
van onverbiddlijken onzichtbarcn tyran:
zoo laat mij zijn herdacht,
een kind. een knaap die voor uw oogen viel,
voor wiens verbleekten glimlach uwe han
den.
ontroerd van onbegrepen eerbied,
dolven een haastig en verloren graf.
In de 'Andere Verzen' is er alleen maar
aandacht voor een stadium dat hier
nog na komt: de verantwoording. De
ik moet letterlijk zoals Jakob
worstelen om genade te bewerkstelli
gen: „Laat aan mijn nederlaag geen
twijfel overi/Niets liever wil ik dan
verslagen zijn! Mag ik, in onmacht
neêrgelegd door wonden/voor in de
borst, in eerelijken strijd/ontwapend
en ontmomd'met dezen dageraad van
nieuwe horizonnen/nu eindelijk tot
nooit behaalde morgenkracht gene
zen?...."
Het is een échte strijd die in deze
gedichten van Boutens wordt uitge
vochten. Maar dat is geen garantie
voor grote poëzie. AI de bezwaren die
men tegen Boutens' dichtwerk aan
kan voeren, gelden ook ten aanzien
van de 'Strofen en Andere Verzen'.
P. C. Boutens Strofen en Andere Verzen uit
de nalatenschap van Andries de Hoghe
64 pag. geb. f 37,50 Athenaeum Polak <fr
Van Gennep. Amsterdam
W. Blok: P. C Boutens en de nalatenschap
van Andnes de Hoghe: 448pag. geb. f 125.-.
Athenaeum Polak Van Gennep, Am
sterdam.
-
(Van onze kunstredactie)
I
De heer lï. Gladjes, stichter en voorzitter vani
'Rij-u-vrij-partij' en een verkeersproleet om r
straatje voor om te gaan, wordt de nieuwste creatie;
Peter Faber. In een demonische automobiel, waarn
alleen al het uiterlijk voldoende is om andere weggebj
kers de stuipen op het lijf te jagen, scheurt hij doort,
film, die nooit een bioscoop zal halen, maar wel oij-
ontelbare kinderogen komt.
Deze door Cinécentrum te produce- keersraad in Enschede, die t>
ren 'verkeersmusical', bedoeld om mee de 12- en 13-jarigen
de meest kwetsbare groep op de voorbereiden op verkeerssitoj
weg, de fietsers van 12 tot 15 jaar. en -problemen waarmee zij op^
beter tegen de auto en zichzelf te naar de (nieuwe) 'school te n
beschermen. zouden krijgen.
'Kind en verkeer', zoals de voorlopi- Zo'n plaatselijk project was e|
ge titel luidt, zal van oktober af als niet te bekostigen. Toen n
educatieproject zowel in de zesde directie Verkeersveiligheid vat
klassen van de basisscholen als in keer en Waterstaat aantóf6
de brugklassen van het voortgezet bleek daar de bereidheid te bei
onderwijs worden gebruikt. Veilig om gelden voor een dergelijkfp"
Verkeer Nederland ontwikkelt het beschikbaar te stellen 'Klif1
materiaal voor de bijbehorende les- verkeer' gaat ongeveer 4,5 toni1
sen. Die vereniging hamert er al ten maar dan zou die wel vo#s
lang op, dat verkeersvorming ook hele land bruikbaar moeten afi
bij het voortgezet onderwijs een Aanvankelijk werd gedacht aajet
verplicht vak zou moeten zijn en is gedramatiseerde documentalist;
dan ook bijzonder blij met deze in nu gekozen vorm zal echter, ju
opdracht van Verkeer en Water- algemeen wordt verwacht, debd
staat te maken film. Te meer omdat blematiek voor de leeftijdséc
de meisjes en jongens op een ma- waarvoor de film is bedoeld^
nier, die hun zeker zal aanspreken, beter herkenbaar maken. w
met de neus op de feiten worden De grote ster naast Peter Fab^,
gedrukt. satanische superman, is dieni^
'Kind en verkeer' is in de eerste perauto. Hans van de Laan-DeL
plaats een sprookje over de grieze- en Evert van der Kley u:P
lige Gladjes, die. bezeten van zijn Gravenland hebben 400 uur a*1
verschrikkelijk voertuig, een cam- gehad om van een fors ben6'
pagne voert om de jeugdige fietsers lijkauto merk Ford Mercury)1
van de weg te bannen, maar wiens bizar vehikel te maken, waae
zeven 'slachtoffertjes' zijn bandie- zelfs James Bond grote ogerPn
tenstreken niet meer pikken. opzetten.
Door Gonnie Hoefsloot geschreven
en door Haarlemse scholieren ge
speelde en gezongen liedjes geven
de korte speelfilm van regisseuse
Dorna van Rouveroy zijn musical-
karakter, omdat zij de emotionele j
gevoelens vertolken, die identifica- j
tie met de kinderen op het doek I
vergroten.
Maar scenarioschrijver Harry v
den Eerenbeemt zorgde natuurlijk j
ook voor feitelijke informatie. De
meest voorkomende ongelukken,
waarbij jeugdigen zijn betrokken, j
heeft hij in zijn script verwerkt en i
om het niet bij suggesties te laten j
worden ook nog gesprekken met
twee jonge verkeersslachtoffers op
genomen. „Uitzonderlijk van vorm
en inhoud; zo'n overheidsfilm is nog
niet eerder gemaakt", aldus produ
cent Richard Decossaux, toen hij
tijdens een studiofeestje ter gele
genheid van de eerste draaidag de
opdrachtgever in het zonnetje zette.
Al jarenlang is er in het fonds van uitgeverij
Meulenhoff vrij veel Japanse literatuur te vin
den. Momenteel is er bijvoorbeeld een twintigtal
titels in vertaling leverbaar bij deze uitgeverij en
het is dan ook begrijpelijk dat men er direct
ingehaakt heeft op het 'Holland-Festival' dat in de
maand juni bijna helemaal in het teken zal staan
van de Japanse kunst.
Gisteren (3 juni) is op feestelijke wijze en in Japanse
sfeer Meulenhoffs 'Japankrant' ten doop gehouden,
een fraai gedrukte en hoogst interessante krant van
24 pagina's, boordevol nieuws over Japan en Japan
se kunst. Hij heeft een oplaag van 25.000 exempla
ren en is bij elke literaire boekhandel verkrijgbaar.
Op de achterpagina vindt men het volledige Japan
programma van het Holland-Festival.
Japan blijft voor de westerling waarschijnlijk altijd
een raadselachtig land. Voor mij althans wel. Mijn
leven lang interesseer ik me voor het land en zijn
cultuur Ik heb vele. vele duizenden, misschien wel
tienduizenden Japanse kunstvoorwerpen aandach
tig bekeken. Ik heb duizenden Japanse gedichten en
literaire teksten gelezen, massa's foto's gezien en
talrijke films over het land Het raadsel blijft
Volmaaktheid en een onvoorstelbare discipline zijn
kenmerken van de Japanse cultuur en beschaving.
Van de manier of waarop een geschenke wordt
ingepakt en een hapje eten op je bord gelegd tot de
wijze waarop tempels worden gebouwd en goden
beelden gemaakt is het allemaal even subliem. Het
opvallendste is mogelijk hoe letterlijk alles wordt
gestileerd, on-natuurlijk gemaakt, maar op zo'n
geraffineerde manier dat hetgeen wat dan ontstaat
toch weer volkomen natuurlijk lijkt.
Wat is het extreme tegendeel van een 'gewoon'
mens? Een Japanse acteur of een geisha in vol
ornaat het lijken wezens van een andere planeet
geworden, bewegende kunstvoorwerpen, beheerst
door andere wetten dan de onze. Nóg een stap
verder: toneelspeler, geisha worden geportretteerd
door een groot kunstenaar, bijvoorbeeld Utamaro. U
kent ze, die in een plat vlak gestileerde houtsneden
die in niets lijken op wat wij, westerlingen van een
portret' verlangen. Wat ontstond? Nieuwe meester
werken die je wel als het ware eerst hebt moeten
leren zien', maar die dan enkel maar tonen dat het
werkelijk ook 'anders' kan dan wij gewoon zijn Zo
inders dat we het onmogelijk kunnen nabootsen
hoogstens uiterst oppervlakkig) omdat we de tucht
liet kennen, de discipline die de Japanner van jongs
af wordt bijgebracht. Mogelijk daardoor ook kan de
Japanner wèl wat hij wil uit onze cultuur nabootsen
riet geldt op alle gebieden, ik kan hier nu niet verder
jitwijden, moet naar de literatuur toe. Maar denk
aens aan de phoenix-hanen. een hoenderras waaraan
de Japanner een staart van zes tot acht meter lengte
neeft weten te kweken, of aan de Chabo-krielen, die
zo goed als geen pootjes meer hebben. Aan bonsai
boompjes of aan het fameuze vlees van de Kobe-
runderen, die toegesproken worden, gemasseerd, tot
ze een biefstuk opleveren, zó tongstrelend als ner
gens elders te koop is (die is dan ook met te betalen,
uiteraard). En zo zouden talloze extreme situaties te
noemen zijn, in de opvoeding, de sport, het geloof, de
gewone dagelijkse omgang.
En de poëzie! Welke poëzie benadert zo dicht het
zwijgen, hel enkel maar suggereren, weet zoveel
te zeggen met zo weinig woorden maar zoveel, zo
diepe ervaring? Japanse dichters gaan vaak te werk
als Japanse tekenaars: de lege ruimte is even
belangrijk als de penseelstreek, het niet gezegde
wordt opgeroepen door het even-aangeduide.
Soms vallen de kunsten samen:
.Als de penseelstreek geen kracht heeft,
zijn de kleuren nutteloos"
Ik haal deze regels uit de inleiding van mevrouw J.
van Tooren tot haar nieuwe bundel 'Tanka het
lied van Japan', een werk dat dezer dagen is
verschenen. Een voorproefje ervan kregen we in
1978 al in de 'Slibreeks' van het Zeeuws Kunste
naarscentrum, 'Japanse tanka-poézie'.
De tanka, een kort vers van vijf regels met 5, 7, 5, 7, 7
lettergrepen is veel ouder dan de kortere haiku en
senryu die er in later eeuwen uit ontstonden. De
oudste tanka's dateren van omstreeks 500 na Chris
tus en de oudste verzameling er van; 'Manyoshu'
genaamd, werd in 760 samengesteld. Daar staan 4500
verzen in In de loop der eeuwen zouden nog 21
collecties volgen. Mevrouw Van Tooren, heel bekend
geworden door haar vertolkingen van Japanse poé
zie. vertaalde er enkele honderden voor dit boek. ze
deed dat subtiel, heel genuanceerd Ze koos werk uit
alle eeuwen, ook nog uit deze eeuw Haar toelichtin
gen beperken zich tot het noodzakelijke. Tanka's
heten vaak onvertaalbaar; als dat waar is, is alle
Japanse poèzie in wezen vrijwel onvertaalbaar. Hoe
het zij, er ontstond vaak mooie nieuwe poézie in de
vertolkingen. Een paar voorbeelden;
De weg naar Saho
waar de pluvieren riepen
n de avondmist
is hij nu begroeid met gras?
ach, ik zal het niet rr.
Prinses Matokata, ca. 750.
Sojo Henjo. 816-890.
Neem ijc mijn luit op
dan vangt ze aan te klagen,
is soms verborgen
in de holte van haar hout
het verlangen van mijn vrouu
De weg naar mijn huis
dat het een weg geweest is
kan men nauwiijks zien,
't is gebeurd toen ik wachtte
op wie niet gekomen is
Het water dal stroomt
en de jaren die gaan e
bloesems die vallen
en het woord: 'nacht',
ooit ergens horen
Ach, deze eenzaamheid
deze kleuren, door niemand
meer te doorgronden,
zivartc sparren op de berg
waar de herfstavond eindigt
Priester Jakuren, gest 1202,
Zulke verfijnde gevoelsnuances, zo lang geleden
genoteerd, hoe dichtbij zijn ze toch, zodat we ze, zelfs
in vertaling, ervaren als onvergankelijke boodschap
pen. nagelaten door begenadigde mensen?
Poëzie speelt een rol in Japan, zo groot dat we die
ons niet kunnen voorstellen. Letterlijk iedereen
leest, koopt poézie, en velen maken ook gedichten.
Een treffend voorbeeld daarvan vindt men in het
boekje 'Japans Verhaal' dat Meulenhoff ook ter
gelegenheid van al deze Japanse manifestaties als
keurig verzorgde introductie-pocket uitgaf. Men
vindt er elf moderne verhalen in van negen schrij
vers sinds 1850. Onder andere van Osamu Dazai
(1909-1948) een kostelijk verhaal 'Een welkome
gast'.
De ik-figuur, Osamu zelf. is op het platteland gaan
wonen, kort na de oorlog en hij krijgt dan bezoek van
een buurman, een boer, die beweert dat hij een oude
schoolmakker van hem is. Het is er deze Hirata
alleen om begonnen, zich dronken te drinken aan de
nog zo schaarse whisky. Osamu laat zich overdonde
ren, laat zelfs op den duur zijn vrouw opdraven om de
onbeschofte gast nog méér in te schenken, maar daar
gaat het nu niet zo zeer om, ik wou op de rol van de
hans warren
LETTERKUNDIGE KRONIEK
poezie wijzen. In Japan is het helemaal niet onge
woon dat een stomdronken boer op een bepaald
moment zegt: „Wat zou je zeggen van een gedicht om
je zorgen te verdrijven? Zal ik een gedichie voor je
opzeggen?"
Dat leek me veelbelovend. Niet alleen dat hij dan
met meer aan mijn vrouw zou denken, maar wie weet
wat er te voorschijn zou komen.... Zulke boeren
kennen vaak nog oeroude liederen die niemand heeft
opgetekend. Misschien dat dan ook de walging weer
zou verdwijnen die ik nu voor hem voelde en
waarvan ik vreesde dat ze me altijd bij zou blijven.
„Een gedicht wil ik graag horen", zei ik geïnteres
seerd. Voor het eerst die middag was ik eerlijk.
Hij nam een slok, hikte en begon toen te declameren.
„Rivieren, bergen, bomen/Zijn door verlatenheid
bedekt,'Terivijl tol aan de horizon/Het bloedig slag
veld zich uitstrekt".
Hij hikte nog eens „De rest ben ik vergeten", zei hij.
„Hel is iets dat ik eens in de krant heb gelezen". „O
juist!" (50)
Deze Hirati bracht het weliswaar niet ver met zijn
voordracht, maar ik hoor nog geen dronken Neder
landse boer een gedicht zingen terwijl zijn tot het
uiterste gedreven gastheer opeens de oren spitst f
de hoop op iets bijzonders! wr
De elf verhalen uit dit boekje, zo streng geseli
teerd, zijn natuurlijk stuk voor stuk juwelen vi
vertelkunst. Ze zijn van: Kafu Nagai (1879-195!.
Junichiro Tanizaki (1886-1965), R.vonosuke AkutajP1
wa (1892-1927T, Yasunari Kawabata (1899-1972). Yft
jiro Ishizaka (1900), Funiio Niwa (1904), Osaitiaa
Dazai (1909-1948), Yukio Mishima (1925-1970) «r
Kenzaburo Oë (1935). oei
Merkwaardig dat van deze negen schrijvers er vier.lge
weten Akutagawa, Kawabata, Dazai en Mishinfiu
zelfmoord pleegden en er maar twee gewóón sl%t
ven. Drie leven nog. i
De Japanse verhalen, althans die welke opgenome
werden in deze bundel, doen veel minder exotis
aan dan de Japanse poèzie of andere Japanse ku'
Waarschijnlijk werden sinds de ontsluiting van
pan in de tweede helft van de vorige eeuw vele var
belangrijkste Japanse prozaïsten sterk beinvl
door de westerse literatuur. De verhalen van
belangrijkste Japanse schrijver van heden, Kenza
ro Oe. onderscheiden zich nauwelijks van weste
verhalen van de hoogste orde. hoogstens door
thematiek. Van Oê verschijnt overigens binnenk
'De knoppen breken', een van zijn vroegere werk
In de eerder genoemde 'Japankrant' vindt
behalve verhalen, ander proza en gedichten
Japanse schrijvers onder andere zeer lezenswaa
ge artikelen van Carolijn Visser (die als amus
meisje in Tokio werkte), Cornelis Ouwehand
over de Japanse taal en vertalen uit Japans schri
Erica Bilder en Onno Mensink die theater
muziek belichten en Joost Veerkamp die een
persoonlijke bijdrage leverde over de invloed
de beroemde houtsnede 'De Golf van Hokusai
1830 op stripverhalentekenaars en op hemzel
Grappig heeft hij zelf Kuifje met zijn hondje Bobb
van Hergé overgenomen op zijn versie van de pre
als illustratie bij Komrij's 'Teringstein'. Verder
er nog bijdragen van Cees Nooteboom, Rudy Ko
broek. Frits Vos, Ian Buruma en Noriko de Vroom
die uitvoerig over Japanse versvormen schrijft
Meulenhoffs Japankrant, f 1.-. Bfrs 20. J van
Tanka - het lied van Japan, f32.50. 208 pagJap
Verhaal. 160 pag.. 14.50. Alle uitgaven Meulenhoff.
sterdam