MARCELLUS EMANTS OP VAKANTIE zwart - en losgeld guillaume van der graft VERZAMELDE GEDICHTEN een dagboek in verzen PZC/ weekendkrant ZATERDAG 28 MEI 1983 Marcellus Emants (1848-1923) is vooral bekend gebleven door romans als 'Liefdeleven' en 'Een nagelaten bekentenis'. Die boeken tonen al de kenmerken van het naturalisme. Het pessimisme kent er geen grenzen in. Wie de mistroostige sfeer van Emants' proza kent. zal nauwelijks kunnen geloven dat hij ook heel luchtig schrijven kon. Toch was dat het geval. In 1877 publiceerde hij het boek 'Op reis door Zweden'. Meer dan een eeuw lang was vergetelheid het lot van dit werk. Een onrechtvaardig lot. Dat blijkt nu dit reisboek eindelijk weer herdrukt werd, in de reeks Privé-Domein. 'Op reis door Zweden' zal voor menigeen een aangename verrassing betekenen. Bij vlagen komt Emants als een begaafd humorist voor de dag. De ironie contrasteert wel zeer sterk met de zwartgalligheid van zijn meeste andere proza. Deze reisindrukken lijken in de eerste plaats op te zijn geschreven om de lezer te onderhouden. Dat na zoveel jaar die opzet nog steeds verwerke lijkt wordt, is een bewijs van Emants kunnen Dit werk is duidelijk niet bedoeld als een informatieve reisgids. Emants in de inleiding: „Nog eens, wie weten wil hoe de Zweden zijn. welke regeringsvorm zij hebben, wat hun land oplevert en hoe 't er met de welvaart is gesteld, hij verlieze geen tijd met het lezen der volgende bladzijden" (9). Ook wie een soort zelfonderzoek ver wacht, zal teleurgesteld worden. In de schetsen wordt zelfs niet ingegaan op het doel van de reis naar het Noorden. In het voorwoord deelt de schrijver „Ik ben niet naar Zweden gegaan voor een bepaald doel. Ik heb mij niet voorbereid om er geschiedenis, kunst, wetenschap of ivat ook te bestuderen Als eenvoudig toerist trok ik naar het moorden uitspanning, genoegen was mijn doel, maar dat genoegen moest bestaan in het opdoen van vele indrukken, in het zien. in het overden ken, zo mogelijk in het begrijpen" (7). De reis duurde drie maanden. In juli 1875 eindigde de tocht. (T. Anbeek zegt ten onrechte in zijn nawoord dat de reis toen begon. pag. 236) Een half jaar daarvoor was de vrouw van de schrijver overleden. Na zijn eindexamen gymnasium was Emants. mede onder druk van zijn vader die jurist was, rechten gaan studeren. Toen zijn vader in 1871 overleed, brak hij de studie onmiddel lijk af. Hij was een rijk man geworden, hoefde de rest van zijn leven dan ook niet meer te werken. Reizen werd een grote hartstocht voor hem. Hij bereis de heel Europa. Noord-Afrika en het Midden-Oosten, Indiè, China, Japan en Amerika. Steeds als een toerist, al deed hij hier en daar indrukken op die hij later in zijn proza verwerken zou. Hij bereidde zich terdege voor. ook voor deze reis naar Zweden. Zelfs leerde hij een beetje Zweeds. De vorm van dit reisboek is heel vrij. Zo wordt het proza geregeld door poëzie afgewisseld. Ook dit staat nogal in tegenstelling tot de strakke opbouw van een werk als 'Een nagelaten bekentenis'. Het land Zweden bevalt Emants ove rigens niet erg. Het landschap is er betrekkelijk saai, het stedenschoon tamelijk beperkt. Maar de ontmoetin gen met mensen van allerlei slag zijn wèl de moeite waard. In de anekdoten hierover is Emants dan ook het meest op dreef. Er zijn een aantal regelmatig terugkerende motieven in dit boek. Eén motief is dat van de 'eenzame reiziger'. In een miezerig Goteborg overweegt Emants: „Ieder heeft een belang, een doel. ieder heeft bekenden, vrienden, bloed verwanten: tenminste de vreemdeling schijnt dit zo toe. Hij alleen is de vreemde eend in de bijt, de doelloze, bandenloze rondzwerver" (26). Zelfs krijgt hij het gevoel dat er een samenzwering tegen hem gesmeed is. Dit soort stemmingen krijgt bij Emants de overhand door tekort aan comfort, vertragingen, afzetterij. Tref fend in dit opzicht is de passage gewijd aan een tocht op een boot naar het hoge Noorden. Emants moet in één hut verblijven met een professor ln de geologie. .Men moet er niet aan denken, welk een mensenhaat de reiziger op kan doen, die de ruimte van een flink kippenhok met een zijner evenmensen moet delen" 4S> Gevoelens van doelloosheid worden het sterkst wanneer Emants noodge dwongen enige tijd door moet bren gen in plaatsen waar niets te zien of te beleven valt. Een ander motief is het vele drinken op deze reis. De Zweden waren in die tijd kennelijk verzot op sterke drank. Daarom komt de Hollandse reiziger er niet onderuit grote hoeveelheden brandewijn. Carlshamns punch en toddy te drinken. Het overmatige alcoholgebruik leidt soms tot amu sante verwikkelingen. Tenslotte zijn er dan de belevenissen met allerlei figuren die de schrijver tegenkomt. Altijd worden die zeer ironisch weer gegeven. Helemaal onbevangen is de vrolijk heid in dit- boek niet. het is altijd de humor van een cynicus. Want on danks de vrij opgewekte sfeer die 'Op reis door Zweden' ademt, moet Emants in deze periode al ongeveer dezelfde levensovertuiging hebben ge had die uit zijn latere naturalistische proza spreekt. Dat blijkt het duide lijkst bij een ietwat wonderlijke be schrijving van een kerkdienst in La pland. Een klein kind begint tegen werpingen te maken tegen de domi nee die angstaanjagend preekt over ..de verantwoording welke eenmaal van ieder mensenkind zal gevorderd worden,, (118). Emants schrijft het Lapse kind redeneringen toe die in 'Een nagelaten bekentenis' niet. zou den hebben misstaan. „Wat. riep hij uit. ik verantwoording afleggen? Ik constateer het feit dat ik om het levenslicht niet gevraagd heb. althans niet om de treurige zonne- hans warren straal, die bij vergissing in een La- plandse hut verdwaalt Gij hebt mooi praten van een heerlijk levens doel. van veredeling, van voorberei ding. Ik wil mij niet voorbereiden om hiernamaals opgenomen te worden in het gezelschap, dat mij nu veracht, bespot en uitstoot. Ik kan mij niet veredelen door de omgang met even stompe wezens als ik zelf ben. Ik ken geen ander levensdoel dan de dage lijks terugkerende zorg om dit afschu welijk lichaam, deze karikatuur der menselijke gedaante, zolang mogelijk in zijn geheel te houden. Dood ik mij zelf... zonde en verantwoording'. Blij] ik leven zonde en verantwoording!" '119, Het is een niet al te geloofwaardige fantasie, maar de bedoeling is duide lijk. Omdat dit soort passages zeld zaam zijn. krijg je toch de prettige indruk dat Emants echt op vakantie is. Dat wil zeggen, bijna nooit zwaar op de hand. genegen veel ellende voor hef te nemen en toegerust met een sarcastische kijk op de medemens. Dat blijkt al meteen als hij per schip naar Zweden op weg is. De handelsreizigers aan boord figuren „bij wie alle geestdrift reeds lang door een overdaad aan wereldkennis was afgesleten" (12) worden met ironie getekend. Het eten in Zweden kan Emants zelden in verrukking brengen. In een herberg in Lappmar- ken poogt hij wat lekkers te bestel len. „En ivat wenst mijnheer te gebrui ken?" „Wat u heeft, juffrouw, als 't maar eetbaar is. Bijvoorbeeld vlees...". „Vlees hebbep we in t geheel niet". „Dan iets anders, eieren met. „De kippen hebben wij van 't jaar weggedaan". „Nu laten wij dan aard appels zeggen, en wat...„De aardap pelen van verleden jaar zijn allang op". „Maar juffrouw, wat blijft er in 's hemels naam dan over?" „Mijnheer kan brood krijgen". „Met boter?"Bo ter niet, maar wij hebben volgt een onverstaanbaar woord— dat net even goed is, en wij hebben vis" (67). Als de maaltijd gebracht wordt: „Zindelijk zag het sober maal er uit. maar appetijtelijk is toch nog iets anders. Een grote trog stond op tafel met een blauwachtig vocht gevuld, waarin grote vellen als eilanden rond dreven, wijders een bord opgestapeld met knackebröd, een kleinere schaal met een hard klompje ivit vet gevuld, dat als boter dienst deed en tenslotte de hoofdschotel van grote moten ge schubde vis, die, zoals ik later ver nam. slechts een ogenblik in de vlam men werden gehouden om vervolgens als 'pièce de resistance' dienst te doen. Nu. aan 'resistance' was dan ook geen gebrek. Er werd veel van het menselijk gebit gevergd en als het tuinmes, dat ook als zaag scheen gebezigd te worden, er niet in slaagde door de witte, taaie vezels heen te dringen, moesten handen en tanden samenwerken om de prooi vanëen te scheuren" (70). In Lappmarken ontmoet Emants een paar Zweden met wie hij een poos samen reist. Uiteraard wordt er onder weg stevig gedronken, de mannen hebben tonnetjes cognac bij zich om daarin te voorzien. Er volgen enige avonturen: een ongeluk met een koets, een stormachtige tocht met een bootje. Voor de ergste kwellingen zor gen echter de talloze muggen. Natuur lijk zijn veel Zweden nieuwsgierig naar Holland, al hebben ze nauwelijks idee van het bestaan van dat land. Vooral naar de godsdienst in Neder land informeert men gretig. „Gedachtig aan de moeilijkheden waarin de God van Nederland mij ondenueg al had gewikkeld, sprong ik thans behendig over Hem heen, en vergastte de toehoorders op een schets van Nederlands staatsinstel lingen, liefdadigheidsinstellingen, handelsontwikkelingen enzovoort die ongetwijfeld de naam van ons vol voor altijd een ereplaats in de bewon dering der Arjeplogse geleerden be zorgde. De lansman was opgetogen en indien de man er ooit aan denkt, een coup dètat te wagen om Lappmarken onaihankelük te maken, dan ben ik overtuigd dat het nieuwe koninkrijk geheel op Hollandse leest zal ge schoeid worden" 108). Inmiddels levert Emants wel forse kritiek op Nederland! Heel het boek is met humor en grap pige opmerkingen doorspekt. Mis schien wordt het hoogtepunt ge vormd door de belevenissen met een Frans echtpaar. In Uppsala komt hij hen tegen. Ze menen in hem de ideale reisgenoot te hebben getroffen. Al leen: Emants vindt hen onverdraag lijk. Het blijkt echter nauwelijks mogelijk aan hen te ontsnappen. Met stille trom tacht Emants Uppsala te verlaten. „Nog een half uur moest er verlopen voordat de boot vertrekken zou; in een half uur kon veel gebeuren, en behalve dat er een menigte mensen aan boord kwam. gebeurde er in dit half uur ook werkelijk zeer veel. De nijdige fluit trilde eindelijk scherp door de lucht, de bel werd geluid, eenmaal, tweemaal, maar de plank werd nog niet weggetrokken, want.... hijgend en blazend kwamen monsieur en Cathérine op het laatste moment aandraven om mij nogmaals een mooie zomerdag te vergallen" (2011. Wanhopig probeert hij de reisgenoten alsnog van zich af te schudden: dat lukt pas na een barre tocht door onbegaanbare streken. 'Op reis door Zweden' is beslist niet alleen als een literair-historisch cu riosum te savoureren. De humor is fris. De stijl helder. Het laatste restje stof is er afgeblazen doordat het boek in de moderne spelling werd overge bracht. Al met al een onverwacht genoegen dat Emants aan de lezer van nu verschaft. Marccllus Emants: 'Op reis door Zweden'. Nawoord T. Anbeek; 240 pag.: 36,50. Prive-Domein nr 86. De Arbeiderspers. Amsterdam. O. wat heb ik een lol, alweer een blaadje vol. Kent u dat ook nog? Dat schreven de mensen kinderen. die 'niks' wisten te schrijven in andermans poëzieal bums. Dit gevoel van machteloos heid overviel me bij het lezen van 'In plaats van kaarten' van H. J. Oolbekkink, fraai en te duur (f24,50) uitgegeven door de Arbei derspers. de uitgever die zoveel smaak en zo weinig spanning in zijn thrillers stopt. H. J Oolbekkink <1931) is geen onbekende in het Nederlandse de tectivewezen. Ooit bracht hij bij de malafide uitgever Bom zeker 15 titels uit met Glotz of Spender in de hoofdrol, Toen oogde de auteur nog achterop als een snelle jongen met Iblzenser teint en zongebleekte ha ren, Nu staart ons van de achterflap een gekweld persoon aan, die zijn in het boek verwerkte psychiatrische kennis wel uit de eerste hand zal hebben. Vol verwachting begon ik aan dit boek en ach. het is wel aardig, om het maar eens vriendelijk te zeggen. Maar het is niet spannend (een doodzonde in dit genre), de stijl is vermoeiend in zijn dik opgelegde pogingen tot originaliteit (woord grappen worden ook nog eens her haald), de wijsgerige citaten komen duidelijk uit een bekend citaten boek, de nicht in het boek is een wandelend cliché (verwende klier, slap, karakterloos, hysterisch, een jankerd). In bed is de auteur op zijn best. Dat zijn scènes waar geen enkele Neder landse thrillerschrijver aan kan tip pen. Het geweld en de lijken zouden ook sterker overkomen, als de au teur zijn morbide kanten eens de vrije teugel liet. Maar dat losse, slappe, nietsverplichtende toontje, dat hij meent te moeten handha ven, is stinkvervelend. De plot is onwaarschijnlijk en heeft mets om het lijf. Koelie klimt op in het Indonesische leger tot kolonel, heeft voor een staatsgreep miljoe nen nodig, zegt hij, maar wil er stiekem vandoor naar Zuid- Amerika met de dochter van zijn vroegere Hollandse mevrouw, die hem als 15-jarig oosters schoonheid- je haar bed in dirigeerde. Er vallen wat lijken, ach ja. Maar het bloed lijkt meer op menie. Wat is die Mare Duins. de speurder, eigenlijk zelf voor een snuiter? Hij is 38 (de private-eye leeftijd), hij ligt graag met meisjes in bed en schijnt detec tives in elkaar te knutselen. Ja sorry, maar ik kan niet wild van die slome worden, hoor. Dan maar een auteur, Josh Pad ter, een oude baas, die Amerika gemaakt schijnt te ht( ben (verhalen in Ellcry Queens a Alfred Hitchcocks Magazim debuteert met 'Uitnodiging (j moord' (geen originele titel) uitg ve Peter Loeb. Vakmanschap zekg maar betrokkenheid nul. Het zij grapjes, gimmicks, trucs om i lezer bij de neus te nemen. I) auteur schrijft zijn proza zelf in bi Engels en de vertaling dol anderen is soms ronduit ras Maar daar is de uitgever natuurlij debet aan. evenals aan het ontbid ken van een inhoud. De vacature van corrector is no steeds open bij uitgeverij Loej Josh Pachter is een auteur die wed datje een lezer nooit mag vervelei Leuke shockers en de verhalen zij gebaseerd op z,g. algemeen menst lijke thema's: drugs, overspd schulden, partners die in de vcq zitten: dat vraagt om moord. Hal mor. montere toon en goed volgjl houden spanning. Een aanwinst II Vervolgens Jackie Lourens di langzamerhand dingt naar de tiu van Grand Old Lady van de Nedet landse misdaad met 'De man ij de schaduw'. Een laconieke en onvrouwelijk! toon, sex en humor, prima timing 1 gedegen kennis van politiezaken 1 goede schokeffecten. Een tof men' W( met verlichte ideeën, toegepast een traditioneel genre. Helaas uilrit gegeven door Bruna, een uitgevu gel die zijn auteurs consequent onda betaalt. Deze springlevende 'ousL dame' verdient beter! Op weg naar de kakschool worè _j] 4-jarige Jantje (heten kinderen ecb nog zo?) ontvoerd. Zijn pa blije Be infiltrant, hoofdinspecteur bij hu Bundes Kriminalamt in W'iesb) den, verwikkeld in een eindelou strijd met heroïnehandelaren e het bijzonder met De Panter, grolt 0 dealer, die net weer op vrije voete -f: is en op Wraak zint. Intelligent geschreven, inzicht in menselijk; relaties, hoofd- en bijfiguren zorg vuldig neergezet. Lezen deze Ladt De 'vlotte jongen' Bert Hiddemi „j. heeft het over 'Zwart Geló (Veen). Achterhaalde toffe toon,» re kromme zinnen, lijkt er uit go rammeid, pogingen tot origineel taalgebruik, die niet zo geslaagi zijn, zogenaamde losse cynischi toon, te lollig. En toch wel aardig Ja, dat kan. Deze auteur zoekt met wat energie en toepassing vat intelligentie vindt hij het ook. De hoofdpersoon, een tamelijk sieloze. aanvaardbare veertig? beetje puberaal blijven steken (1 volwassen is oud), 'voor alles porren', speelt voor privédetectrp en neemt een opdracht aan van eé louche makelaar om een bouwteij rein 'krakervrij' op te leveren der toepassing van geweld ri jj^ zaak loopt geweldig uit de hand, d; politie (wat is die toch dom) ziet ds krakers voor een terroristengroef aan, er wordt losgeld onder de plan* ken vloer gevonden en meer mag it niet vertellen, want u moet het boel kopen! Dat een mens van zijn fou ten kan leren, zal zeker blijken ui het volgende boek van Hiddern Deze auteur heeft het in zijn via gers, maar het moet er nog uitko men. En daar heb ik alle vertrouwe ge! tei Mijn eerste kennismaking met het werk van Guillaume van der Graft (pseudoniem van Willem Barnard, 1920) dateert uit de laatste oorlogs jaren. In de 'Parade der Profeten' bloemlezing van oktober 1944 stonden gedichten die me verras ten door hun blijmoedigheid en speelsheid, hun .nieuwheid. Het merkwaardige was dat deze verzen niettemin in ballingschap geschreven waren, Van der Graft was tewerkgesteld voor de 'Arbeitseinsatz' in Berlijn omdat hij als student theologie de zogenaamde 'loyaliteitsverklaring' niet had willen tekenen. Zijn verzen brachten een volkomen nieuw geluid, waar je van ophoorde. Een jongeman die zó zijn meisje bezong temidden van de verschrikkingen van We reldoorlog II en wétend van die verschrikkingen, moest een bijzonder mens zijn: KATINKA Ik zou zo graag hoog van de toren willen blazen de paarse paarden in de schemering een overbodige melodie in as. Kijk, onder in de moestuin slaat Katinka met een goudrelnel in haar handen die houdt zij tegen haar keel. Ik zou zo graag de appels willen horen ploffen in hel gras aan de voet van de toren elegie van appels tn 't gras Hoor. aan de rand van 't water staat Katinka te roepen door haar spitse handen en de weerschijn van het water is geel Ik zou zo graag laag over 't water willen scheren met uil de galmgaten van de toren de melodie van Katinka met dauw in het haar en de galm van het water weerspiegeld ui haar ogen, weerkaatst in haar keel Dit gedicht dateert uit 1942. Terecht schreven C. A. J. Planije en Jan Praas in de nu historisch geworden inleiding 'Verengde Kringen' tot die Parade- Bloemlezing onder andere: „Ongekend is een geest als de zijne, en het is of de hoorn des overvloeds zijn rijpe gaven over ons uitstort, wanneer zijn ongezochte versregels om ons dartelen Schaars zeer schaars gedijen geesten als de zijne in het Hollands moeras van degelijkheid een ivelhaast Frans esprit i zijn poezie (is) de opmerkelijkste vernieuwing in de jonge Nederlandse dichtkunst" (p 1951196). Zo was het, en zo bleef het enige jaren, Ik was verrukt van sommige van zijn verzen en stel nog steeds 'Katinka', 'Het Orgelconcert', 'Onwillekeurig gebed', allemaal verzen uit 1942-1944 zeer hoog. Guillaume van der Graft en Paul Rodenko behoorden tot de generatiegenoten die ik van meet aan bewonderde, met wie ik me verwant voelde, hoe verschillend we ook waren. Het nieuwe dat zij brachten was zó onmiskenbaar en vond zó lang plaats voor 'Vijftig', dat het merkwaardig is dat velen zich later wijs hebben laten maken dat Van der Graft „een beetje meeliep met Vijftig" en dat Rodenko niet zo belang rijk is als dichter, dat men hem meer als de woordvoerder van de Vijftigers moet zien. Het tegen deel is waar: men kan beiden als heel belangrijke voorlopers en wegbereiders beschouwen. Hun geluid was van een verrassende oorspronkelijkheid in het zéér muffe wereldje van toen en wat zij destijds maakten, nog vóór de bevrijding, doorstaat de tijd glansrijk. Paul Rodenko heeft overigens in de periode toen Van der Grafts werk enkel in protestant- christelijke kring nog veel aandacht kreeg nog een lans voor hem gebroken, men leze zijn artikel 'Van klein naar groot geluk' in 'De sprong van Münch- hausen' (p. 187 e.v.). Van der Graft en Rodenko hebben niets met elkaar gemeen behalve dat ze van begin af hun eigen weg zijn gegaan. Rodenko, die in 1976 stierf, schreef veel te weinig poëzie, slechts twee bundels en Van der Graft begon veel te veel te schrijven. Hij heeft zijn grote talent jarenlang laten verstikken door zijn beroep, dat van dominee. Aanvankelijk heeft hij kennelijk nog getracht dichten en bidden gescheiden te houden. Als dichter heette hij Guillaume van der Graft, als predikant Willem Barnard. In 1973 ver scheen de bundel 'Na veertig' onder zijn predikan- tennaam en thans schrijft en dicht hij enkel als Guillaume van der Graft. Het is kort verteld, maar er schuilt, lijkt me. een enorme worsteling achter dit alles, een strijd op leven en dood haast, die men stap voor stap volgen kan in de 'Verzamelde Gedichten' die onlangs uitge geven werden. Eerst een woord over deze uitgave, die voorbeel dig te noemen is. Het is een editie zoals elke dichter die slechts dromen kan en zelden tijdens zijn leven krijgt, zeker in ons land. waar er bij Verzamelde Gedichten meestal slechts een simpele 'inhoudsopgave' afkan, zelden zelfs een deugdelijk register. Maar dat er ook een compleet kritisch apparaat opgenomen wordt, zoals in deze uitgave, is uiterst zeldzaam. Het zijn twee kloeke delen geworden, samen 1168 pagina's tellend, fraai gedrukt, elk gedicht apart op een pagina. Negenhonderdzestig bladzijs gedichten zijn er, de rest wordt in beslag genomen door Verantwoording. Documentatie, Va rianten, Register en Inhoudsopgave. De prijs is werkelijk verrassend laag, gezien de uitvoering. Deze Verzamelde Gedichten werden niet bundelsgewijs ingedeeld, omdat er gedichten uit vroegere bundels weggelaten werden en veel andere werden toege voegd Het is nu een chronologische indeling gewor den, Van der Graft zegt zelf: al die gedichten nalezend zit ik in feite een groot dagboek door te bladeren. Wat ik dan aan de belangstellende lezer te geven heb, is niet een selectie naar streng artistieke criteria maar ditmaal ook niet een bundel'om een thema gecomponeerd: het dag boek zelf is thema geworden, omdat het die veertig jaar weerspiegelt. Het thema blijft tenslotte een jongen die een 'wereldreis' maakte. Of het een 'Pilgrim's Progress' was valt te bezien, ik heb daar zelf niet over te oordelen" (962,. Een dagboek in verzen dus. dat een aanzienlijk uithoudingsvermogen vergt van de lezer, zeker wanneer deze geen of weinig boodschap heeft aan het Christendom. Ik weet niet of Van der Graft er goed aan gedaan heeft zoveel werk in zijn VG op te nemen. Vooral uit de jaren toen de predikant de dichter vrijwel volko men overwoekerd had (en dat begon al in de Hardenberg-periode, einde 1946). Zijn verzen worden dan veel minder interessant, er komt een dreun in, hij begint te rijmelen (vaak ook nog gebrekkig), zijn woordspelingen worden goedkoop. Een enkele maal (als in 'Het Begin') 1170» klinkt er iets van een reddende twijfel door. maar meestal spreekt uit deze gedichten een oppervlakkig aandoende dogmatische hans warren LETTERKUNDIGE KRONIEK zekerheid die maakt dat ze geen enkele greep hebben op iemand die niet gelovig is. Soms, als in 'Ongewoon kerstlied' met de merkwaardige versmelting van christelijke en antieke motieven word je even wakker (of bij volkomen inzinkingen als 'Dies illa'. 182) maar meestal praat Van der Graft langs je heen, langs mij althans. Heel zwak zijn ook de verzen die hij schreef bij het overlijden van zijn vader en niet zelden ontaardt zijn geschrijf tot gebazel ('Hallelujah' met strofen als: „ik vroeg het aan God die zweeg: de hemel die wist van nietshet licht sprong op een fietst het bleek wel rond te zijnals een mondmaar ik verslond het niet" (343) Zijn beeldspraak wordt wel eens echt onbehaaglijk „En ik preekte zo helderals pasgewassen kinderen! op zaterdag" (393) Een enkele maal, als in 'Gloria' lijkt er weer bezieling te komen, maar nog geen pagina verder struikel je al weer over een godsbeeld als „gij die het ei van de menselijkheid als een voorspel lende droom doet uitkomen", etc En dan is dit alles tenminste nog originele poezie Pas heel erg wordt het met de 'Liederen voor de liturgie'. Voor een poëziegevoelige zijn die enkel ergerniswekkend. Wat ooit echt grote poëzie is geweest, de psalmen, teksten uit de bijbel, verwerden hier tot een slap aftreksel, een Hollands-protestant subcultuurtje, wazig, maar ino-zo moderne verpak king, lekker mondend met veel vlees en bloed en water en brood, een beroepsjargon, cliché tot-en-met, er zijn geen woorden voor. Ik durf dit des te scherper te zeggen omdat Van der Graft zelf later zich zeer sterk van dit onwaardige en waardeloze gerijmel gedistantieerd heeft GEZANGENCOMMISSIES Nooit meer zal ik mg laten lijmen ambtelijk voor de kerk te rijmen met de synode officieel als een groot bot mes op de keel Nooit meer zal ik mij laten lijmen als Simson bij de Filistijnen. Het praten van de dominees kortwiekt mijn lied en maakt mij hees. De ware kerk is als een bruid, zij ouwehoert niet in en uit. maar zingt met tranen in haar strot van haar eeuwige rijmwoord God Ouwehoeren, inderdaad ik had het woord niet durven gebruiken. Maar waarom dit werk dan in deze VG opgenomen? Het erge: toen Van der Graft eenmaal dat toontje te pakken kreeg, blééf hij er vaak in doordreunen, in dezelfde soort terminologie, tot ondraaglijke onsma kelijke verzen als 'Een leegte' (656). Maar er breekt een periode aan, zo omstreeks 1958, waarin de ware dichter de predikant gelukkig weer geleidelijk van de preekstoel gaat stoten. Dan schrijft hij verzen als 'Woord en Maan' (671) of dit prachtige: DE BLOEDHOND VAN DE BERGEN De bloedhond van de bergen het overbodige beest van boven met hand en tand in de vrijeid bijlende grijpende ijverzuchtig Het wordt, zoals gezegd, een levensgevaarlijk ge vecht. Telkens weer wint even de rijmelaar ('Ho- ningmond', beginnend ..Tinka. wees mij toegene gen,schenk een groet, bedenk een zegen, Lieve, lieve, bid voor mij./want dit leven vliegt voorbij".) Lachwekkende verzen als 'Het bewuste verband', (Voortplanting' wellen op als je ze parodisch bedoeld had konden ze nauwelijks gekker zijn. Ook onverdraaglijke, vrome betweterij als in het slot van 'Luna-tic' steekt nog de kop op. Maar dan kentert het voorgoed. Een ernstige ziekte, een sanatoriumtijd, een operatie (inderdaad: een dagboek in verzen!) en het merkwaardige gebeurt: Willem Barnard, min of meer afgeschreven door poëzieminnend Nederland, blijkt nog steeds de dich ter Guillaume van der Graft. Zijn zekerheid, zijn geloof zelfs, ze gaan er goeddeels aan, maar zijn poëzie wordt weer springlevend en interessant. Het belangrijke vers 'Evaluatie' (776) getuigt van een oprechte en boeiende twijfel Maar hij gaat verder „Te vroeg of te laat. een godsdienst laat zich niet zomaar herstellen" (869) dicht hij dan en „ik kan niet meer bidden/en dat is dat". „God is er niet" (906/7). Hoe het gevecht af zal lopen? Het neemt soms aangrijpende vormen aan „iedere dag/die gij me nog zult geven,:zal ik u haten, god. stikdonkere god" (geen hoofletler meer). Of in de cyclus 'Een woord dat niet meer kan', waarin pas in het twaalfde gedicht de oude strijd uitbreekt. „Een reeks gedichten schreef ik om één woord te vermijden" (955). En zo werd deze slotcyclus. wars. strijdend net 'onze vader die mach teloos zijt' (maar die misschien toch nog wint) tot tragische, prachtige poëzie, Het was een lange weg van veertig jaar tussen 1940 en 1980, tussen de sprankelende verzen, die vernieu wende adem van die jongeman en de aangrijpende strijd op leven en dood van een man die zijn geloof misschien verloor, maar wiens dichterschap de moordaanslag van het ambt glansrijk overleefde. Ik verwacht thans weer net zoveel van Guillaume van der Graft als toen ik voor het eerst kennismaak te met zijn werk. Guillaume van der Graft. Verzamelde Gedichten, twee delen gebonden samen I16S pag f29.50 per deel. Bosch Keumng NV. Baarn

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1983 | | pagina 18