MARCELLUS
EMANTS
OP VAKANTIE
zwart -
en losgeld
guillaume van der graft VERZAMELDE GEDICHTEN
een dagboek in verzen
PZC/ weekendkrant
ZATERDAG 28 MEI 1983
Marcellus Emants (1848-1923) is vooral bekend gebleven door romans als 'Liefdeleven' en
'Een nagelaten bekentenis'. Die boeken tonen al de kenmerken van het naturalisme. Het
pessimisme kent er geen grenzen in. Wie de mistroostige sfeer van Emants' proza kent. zal
nauwelijks kunnen geloven dat hij ook heel luchtig schrijven kon. Toch was dat het geval. In
1877 publiceerde hij het boek 'Op reis door Zweden'. Meer dan een eeuw lang was
vergetelheid het lot van dit werk. Een onrechtvaardig lot. Dat blijkt nu dit reisboek eindelijk
weer herdrukt werd, in de reeks Privé-Domein. 'Op reis door Zweden' zal voor menigeen een
aangename verrassing betekenen. Bij vlagen komt Emants als een begaafd humorist voor de
dag. De ironie contrasteert wel zeer sterk met de zwartgalligheid van zijn meeste andere
proza.
Deze reisindrukken lijken in de eerste
plaats op te zijn geschreven om de
lezer te onderhouden. Dat na zoveel
jaar die opzet nog steeds verwerke
lijkt wordt, is een bewijs van Emants
kunnen Dit werk is duidelijk niet
bedoeld als een informatieve reisgids.
Emants in de inleiding:
„Nog eens, wie weten wil hoe de
Zweden zijn. welke regeringsvorm zij
hebben, wat hun land oplevert en hoe
't er met de welvaart is gesteld, hij
verlieze geen tijd met het lezen der
volgende bladzijden" (9).
Ook wie een soort zelfonderzoek ver
wacht, zal teleurgesteld worden. In de
schetsen wordt zelfs niet ingegaan op
het doel van de reis naar het Noorden.
In het voorwoord deelt de schrijver
„Ik ben niet naar Zweden gegaan
voor een bepaald doel. Ik heb mij niet
voorbereid om er geschiedenis, kunst,
wetenschap of ivat ook te bestuderen
Als eenvoudig toerist trok ik naar het
moorden uitspanning, genoegen
was mijn doel, maar dat genoegen
moest bestaan in het opdoen van vele
indrukken, in het zien. in het overden
ken, zo mogelijk in het begrijpen" (7).
De reis duurde drie maanden. In juli
1875 eindigde de tocht. (T. Anbeek
zegt ten onrechte in zijn nawoord dat
de reis toen begon. pag. 236) Een half
jaar daarvoor was de vrouw van de
schrijver overleden.
Na zijn eindexamen gymnasium was
Emants. mede onder druk van zijn
vader die jurist was, rechten gaan
studeren. Toen zijn vader in 1871
overleed, brak hij de studie onmiddel
lijk af. Hij was een rijk man geworden,
hoefde de rest van zijn leven dan ook
niet meer te werken. Reizen werd een
grote hartstocht voor hem. Hij bereis
de heel Europa. Noord-Afrika en het
Midden-Oosten, Indiè, China, Japan
en Amerika. Steeds als een toerist, al
deed hij hier en daar indrukken op die
hij later in zijn proza verwerken zou.
Hij bereidde zich terdege voor. ook
voor deze reis naar Zweden. Zelfs
leerde hij een beetje Zweeds.
De vorm van dit reisboek is heel
vrij. Zo wordt het proza geregeld
door poëzie afgewisseld. Ook dit
staat nogal in tegenstelling tot de
strakke opbouw van een werk als
'Een nagelaten bekentenis'.
Het land Zweden bevalt Emants ove
rigens niet erg. Het landschap is er
betrekkelijk saai, het stedenschoon
tamelijk beperkt. Maar de ontmoetin
gen met mensen van allerlei slag zijn
wèl de moeite waard. In de anekdoten
hierover is Emants dan ook het meest
op dreef. Er zijn een aantal regelmatig
terugkerende motieven in dit boek.
Eén motief is dat van de 'eenzame
reiziger'. In een miezerig Goteborg
overweegt Emants:
„Ieder heeft een belang, een doel.
ieder heeft bekenden, vrienden, bloed
verwanten: tenminste de vreemdeling
schijnt dit zo toe. Hij alleen is de
vreemde eend in de bijt, de doelloze,
bandenloze rondzwerver" (26).
Zelfs krijgt hij het gevoel dat er een
samenzwering tegen hem gesmeed is.
Dit soort stemmingen krijgt bij
Emants de overhand door tekort aan
comfort, vertragingen, afzetterij. Tref
fend in dit opzicht is de passage
gewijd aan een tocht op een boot naar
het hoge Noorden. Emants moet in
één hut verblijven met een professor
ln de geologie.
.Men moet er niet aan denken, welk
een mensenhaat de reiziger op kan
doen, die de ruimte van een flink
kippenhok met een zijner evenmensen
moet delen" 4S>
Gevoelens van doelloosheid worden
het sterkst wanneer Emants noodge
dwongen enige tijd door moet bren
gen in plaatsen waar niets te zien of te
beleven valt.
Een ander motief is het vele drinken
op deze reis. De Zweden waren in die
tijd kennelijk verzot op sterke drank.
Daarom komt de Hollandse reiziger
er niet onderuit grote hoeveelheden
brandewijn. Carlshamns punch en
toddy te drinken. Het overmatige
alcoholgebruik leidt soms tot amu
sante verwikkelingen. Tenslotte zijn
er dan de belevenissen met allerlei
figuren die de schrijver tegenkomt.
Altijd worden die zeer ironisch weer
gegeven.
Helemaal onbevangen is de vrolijk
heid in dit- boek niet. het is altijd de
humor van een cynicus. Want on
danks de vrij opgewekte sfeer die 'Op
reis door Zweden' ademt, moet
Emants in deze periode al ongeveer
dezelfde levensovertuiging hebben ge
had die uit zijn latere naturalistische
proza spreekt. Dat blijkt het duide
lijkst bij een ietwat wonderlijke be
schrijving van een kerkdienst in La
pland. Een klein kind begint tegen
werpingen te maken tegen de domi
nee die angstaanjagend preekt over
..de verantwoording welke eenmaal
van ieder mensenkind zal gevorderd
worden,, (118). Emants schrijft het
Lapse kind redeneringen toe die in
'Een nagelaten bekentenis' niet. zou
den hebben misstaan.
„Wat. riep hij uit. ik verantwoording
afleggen? Ik constateer het feit dat ik
om het levenslicht niet gevraagd heb.
althans niet om de treurige zonne-
hans warren
straal, die bij vergissing in een La-
plandse hut verdwaalt Gij hebt
mooi praten van een heerlijk levens
doel. van veredeling, van voorberei
ding. Ik wil mij niet voorbereiden om
hiernamaals opgenomen te worden in
het gezelschap, dat mij nu veracht,
bespot en uitstoot. Ik kan mij niet
veredelen door de omgang met even
stompe wezens als ik zelf ben. Ik ken
geen ander levensdoel dan de dage
lijks terugkerende zorg om dit afschu
welijk lichaam, deze karikatuur der
menselijke gedaante, zolang mogelijk
in zijn geheel te houden. Dood ik mij
zelf... zonde en verantwoording'. Blij]
ik leven zonde en verantwoording!"
'119,
Het is een niet al te geloofwaardige
fantasie, maar de bedoeling is duide
lijk. Omdat dit soort passages zeld
zaam zijn. krijg je toch de prettige
indruk dat Emants echt op vakantie
is. Dat wil zeggen, bijna nooit zwaar
op de hand. genegen veel ellende voor
hef te nemen en toegerust met een
sarcastische kijk op de medemens.
Dat blijkt al meteen als hij per
schip naar Zweden op weg is. De
handelsreizigers aan boord figuren
„bij wie alle geestdrift reeds lang
door een overdaad aan wereldkennis
was afgesleten" (12) worden met
ironie getekend. Het eten in Zweden
kan Emants zelden in verrukking
brengen. In een herberg in Lappmar-
ken poogt hij wat lekkers te bestel
len.
„En ivat wenst mijnheer te gebrui
ken?" „Wat u heeft, juffrouw, als 't
maar eetbaar is. Bijvoorbeeld
vlees...". „Vlees hebbep we in t geheel
niet". „Dan iets anders, eieren met.
„De kippen hebben wij van 't jaar
weggedaan". „Nu laten wij dan aard
appels zeggen, en wat...„De aardap
pelen van verleden jaar zijn allang
op". „Maar juffrouw, wat blijft er in 's
hemels naam dan over?" „Mijnheer
kan brood krijgen". „Met boter?"Bo
ter niet, maar wij hebben volgt een
onverstaanbaar woord— dat net even
goed is, en wij hebben vis" (67).
Als de maaltijd gebracht wordt:
„Zindelijk zag het sober maal er uit.
maar appetijtelijk is toch nog iets
anders. Een grote trog stond op tafel
met een blauwachtig vocht gevuld,
waarin grote vellen als eilanden rond
dreven, wijders een bord opgestapeld
met knackebröd, een kleinere schaal
met een hard klompje ivit vet gevuld,
dat als boter dienst deed en tenslotte
de hoofdschotel van grote moten ge
schubde vis, die, zoals ik later ver
nam. slechts een ogenblik in de vlam
men werden gehouden om vervolgens
als 'pièce de resistance' dienst te
doen. Nu. aan 'resistance' was dan
ook geen gebrek. Er werd veel van het
menselijk gebit gevergd en als het
tuinmes, dat ook als zaag scheen
gebezigd te worden, er niet in slaagde
door de witte, taaie vezels heen te
dringen, moesten handen en tanden
samenwerken om de prooi vanëen te
scheuren" (70).
In Lappmarken ontmoet Emants een
paar Zweden met wie hij een poos
samen reist. Uiteraard wordt er onder
weg stevig gedronken, de mannen
hebben tonnetjes cognac bij zich om
daarin te voorzien. Er volgen enige
avonturen: een ongeluk met een
koets, een stormachtige tocht met een
bootje. Voor de ergste kwellingen zor
gen echter de talloze muggen. Natuur
lijk zijn veel Zweden nieuwsgierig
naar Holland, al hebben ze nauwelijks
idee van het bestaan van dat land.
Vooral naar de godsdienst in Neder
land informeert men gretig.
„Gedachtig aan de moeilijkheden
waarin de God van Nederland mij
ondenueg al had gewikkeld, sprong ik
thans behendig over Hem heen, en
vergastte de toehoorders op een
schets van Nederlands staatsinstel
lingen, liefdadigheidsinstellingen,
handelsontwikkelingen enzovoort die
ongetwijfeld de naam van ons vol
voor altijd een ereplaats in de bewon
dering der Arjeplogse geleerden be
zorgde. De lansman was opgetogen en
indien de man er ooit aan denkt, een
coup dètat te wagen om Lappmarken
onaihankelük te maken, dan ben ik
overtuigd dat het nieuwe koninkrijk
geheel op Hollandse leest zal ge
schoeid worden" 108).
Inmiddels levert Emants wel forse
kritiek op Nederland!
Heel het boek is met humor en grap
pige opmerkingen doorspekt. Mis
schien wordt het hoogtepunt ge
vormd door de belevenissen met een
Frans echtpaar. In Uppsala komt hij
hen tegen. Ze menen in hem de ideale
reisgenoot te hebben getroffen. Al
leen: Emants vindt hen onverdraag
lijk. Het blijkt echter nauwelijks
mogelijk aan hen te ontsnappen. Met
stille trom tacht Emants Uppsala te
verlaten.
„Nog een half uur moest er verlopen
voordat de boot vertrekken zou; in
een half uur kon veel gebeuren, en
behalve dat er een menigte mensen
aan boord kwam. gebeurde er in dit
half uur ook werkelijk zeer veel. De
nijdige fluit trilde eindelijk scherp
door de lucht, de bel werd geluid,
eenmaal, tweemaal, maar de plank
werd nog niet weggetrokken, want....
hijgend en blazend kwamen monsieur
en Cathérine op het laatste moment
aandraven om mij nogmaals een
mooie zomerdag te vergallen" (2011.
Wanhopig probeert hij de reisgenoten
alsnog van zich af te schudden: dat
lukt pas na een barre tocht door
onbegaanbare streken.
'Op reis door Zweden' is beslist niet
alleen als een literair-historisch cu
riosum te savoureren. De humor is
fris. De stijl helder. Het laatste restje
stof is er afgeblazen doordat het boek
in de moderne spelling werd overge
bracht. Al met al een onverwacht
genoegen dat Emants aan de lezer
van nu verschaft.
Marccllus Emants: 'Op reis door Zweden'.
Nawoord T. Anbeek; 240 pag.: 36,50.
Prive-Domein nr 86. De Arbeiderspers.
Amsterdam.
O. wat heb ik een lol, alweer een
blaadje vol. Kent u dat ook
nog? Dat schreven de mensen
kinderen. die 'niks' wisten te
schrijven in andermans poëzieal
bums. Dit gevoel van machteloos
heid overviel me bij het lezen van
'In plaats van kaarten' van H. J.
Oolbekkink, fraai en te duur
(f24,50) uitgegeven door de Arbei
derspers. de uitgever die zoveel
smaak en zo weinig spanning in
zijn thrillers stopt.
H. J Oolbekkink <1931) is geen
onbekende in het Nederlandse de
tectivewezen. Ooit bracht hij bij de
malafide uitgever Bom zeker 15
titels uit met Glotz of Spender in de
hoofdrol, Toen oogde de auteur nog
achterop als een snelle jongen met
Iblzenser teint en zongebleekte ha
ren, Nu staart ons van de achterflap
een gekweld persoon aan, die zijn in
het boek verwerkte psychiatrische
kennis wel uit de eerste hand zal
hebben.
Vol verwachting begon ik aan dit
boek en ach. het is wel aardig, om
het maar eens vriendelijk te zeggen.
Maar het is niet spannend (een
doodzonde in dit genre), de stijl is
vermoeiend in zijn dik opgelegde
pogingen tot originaliteit (woord
grappen worden ook nog eens her
haald), de wijsgerige citaten komen
duidelijk uit een bekend citaten
boek, de nicht in het boek is een
wandelend cliché (verwende klier,
slap, karakterloos, hysterisch, een
jankerd).
In bed is de auteur op zijn best. Dat
zijn scènes waar geen enkele Neder
landse thrillerschrijver aan kan tip
pen. Het geweld en de lijken zouden
ook sterker overkomen, als de au
teur zijn morbide kanten eens de
vrije teugel liet. Maar dat losse,
slappe, nietsverplichtende toontje,
dat hij meent te moeten handha
ven, is stinkvervelend.
De plot is onwaarschijnlijk en heeft
mets om het lijf. Koelie klimt op in
het Indonesische leger tot kolonel,
heeft voor een staatsgreep miljoe
nen nodig, zegt hij, maar wil er
stiekem vandoor naar Zuid-
Amerika met de dochter van zijn
vroegere Hollandse mevrouw, die
hem als 15-jarig oosters schoonheid-
je haar bed in dirigeerde. Er vallen
wat lijken, ach ja. Maar het bloed
lijkt meer op menie. Wat is die Mare
Duins. de speurder, eigenlijk zelf
voor een snuiter? Hij is 38 (de
private-eye leeftijd), hij ligt graag
met meisjes in bed en schijnt detec
tives in elkaar te knutselen. Ja
sorry, maar ik kan niet wild van die
slome worden, hoor.
Dan maar een auteur, Josh Pad
ter, een oude baas, die
Amerika gemaakt schijnt te ht(
ben (verhalen in Ellcry Queens a
Alfred Hitchcocks Magazim
debuteert met 'Uitnodiging (j
moord' (geen originele titel) uitg
ve Peter Loeb. Vakmanschap zekg
maar betrokkenheid nul. Het zij
grapjes, gimmicks, trucs om i
lezer bij de neus te nemen. I)
auteur schrijft zijn proza zelf in bi
Engels en de vertaling dol
anderen is soms ronduit ras
Maar daar is de uitgever natuurlij
debet aan. evenals aan het ontbid
ken van een inhoud.
De vacature van corrector is no
steeds open bij uitgeverij Loej
Josh Pachter is een auteur die wed
datje een lezer nooit mag vervelei
Leuke shockers en de verhalen zij
gebaseerd op z,g. algemeen menst
lijke thema's: drugs, overspd
schulden, partners die in de vcq
zitten: dat vraagt om moord. Hal
mor. montere toon en goed volgjl
houden spanning. Een aanwinst II
Vervolgens Jackie Lourens di
langzamerhand dingt naar de tiu
van Grand Old Lady van de Nedet
landse misdaad met 'De man ij
de schaduw'.
Een laconieke en onvrouwelijk!
toon, sex en humor, prima timing 1
gedegen kennis van politiezaken 1
goede schokeffecten. Een tof men' W(
met verlichte ideeën, toegepast
een traditioneel genre. Helaas uilrit
gegeven door Bruna, een uitgevu gel
die zijn auteurs consequent onda
betaalt. Deze springlevende 'ousL
dame' verdient beter!
Op weg naar de kakschool worè _j]
4-jarige Jantje (heten kinderen ecb
nog zo?) ontvoerd. Zijn pa blije Be
infiltrant, hoofdinspecteur bij hu
Bundes Kriminalamt in W'iesb)
den, verwikkeld in een eindelou
strijd met heroïnehandelaren e
het bijzonder met De Panter, grolt 0
dealer, die net weer op vrije voete -f:
is en op Wraak zint. Intelligent
geschreven, inzicht in menselijk;
relaties, hoofd- en bijfiguren zorg
vuldig neergezet. Lezen deze Ladt
De 'vlotte jongen' Bert Hiddemi „j.
heeft het over 'Zwart Geló
(Veen). Achterhaalde toffe toon,»
re kromme zinnen, lijkt er uit go
rammeid, pogingen tot origineel
taalgebruik, die niet zo geslaagi
zijn, zogenaamde losse cynischi
toon, te lollig. En toch wel aardig
Ja, dat kan. Deze auteur zoekt
met wat energie en toepassing vat
intelligentie vindt hij het ook.
De hoofdpersoon, een tamelijk
sieloze. aanvaardbare veertig?
beetje puberaal blijven steken (1
volwassen is oud), 'voor alles
porren', speelt voor privédetectrp
en neemt een opdracht aan van eé
louche makelaar om een bouwteij
rein 'krakervrij' op te leveren
der toepassing van geweld ri jj^
zaak loopt geweldig uit de hand, d;
politie (wat is die toch dom) ziet ds
krakers voor een terroristengroef
aan, er wordt losgeld onder de plan*
ken vloer gevonden en meer mag it
niet vertellen, want u moet het boel
kopen! Dat een mens van zijn fou
ten kan leren, zal zeker blijken ui
het volgende boek van Hiddern
Deze auteur heeft het in zijn via
gers, maar het moet er nog uitko
men. En daar heb ik alle vertrouwe
ge!
tei
Mijn eerste kennismaking met het werk van
Guillaume van der Graft (pseudoniem van
Willem Barnard, 1920) dateert uit de laatste oorlogs
jaren. In de 'Parade der Profeten' bloemlezing
van oktober 1944 stonden gedichten die me verras
ten door hun blijmoedigheid en speelsheid, hun
.nieuwheid.
Het merkwaardige was dat deze verzen niettemin in
ballingschap geschreven waren, Van der Graft was
tewerkgesteld voor de 'Arbeitseinsatz' in Berlijn
omdat hij als student theologie de zogenaamde
'loyaliteitsverklaring' niet had willen tekenen. Zijn
verzen brachten een volkomen nieuw geluid, waar je
van ophoorde. Een jongeman die zó zijn meisje
bezong temidden van de verschrikkingen van We
reldoorlog II en wétend van die verschrikkingen,
moest een bijzonder mens zijn:
KATINKA
Ik zou zo graag hoog van de toren willen blazen
de paarse paarden in de schemering
een overbodige melodie in as.
Kijk, onder in de moestuin slaat Katinka
met een goudrelnel in haar handen
die houdt zij tegen haar keel.
Ik zou zo graag de appels willen horen ploffen
in hel gras aan de voet van de toren
elegie van appels tn 't gras
Hoor. aan de rand van 't water staat Katinka
te roepen door haar spitse handen
en de weerschijn van het water is geel
Ik zou zo graag laag over 't water willen scheren
met uil de galmgaten van de toren
de melodie van Katinka
met dauw in het haar en de galm van het water
weerspiegeld ui haar ogen,
weerkaatst in haar keel
Dit gedicht dateert uit 1942. Terecht schreven C. A.
J. Planije en Jan Praas in de nu historisch geworden
inleiding 'Verengde Kringen' tot die Parade-
Bloemlezing onder andere:
„Ongekend is een geest als de zijne, en het is of de
hoorn des overvloeds zijn rijpe gaven over ons
uitstort, wanneer zijn ongezochte versregels om ons
dartelen Schaars zeer schaars gedijen geesten
als de zijne in het Hollands moeras van degelijkheid
een ivelhaast Frans esprit i zijn poezie (is) de
opmerkelijkste vernieuwing in de jonge Nederlandse
dichtkunst" (p 1951196).
Zo was het, en zo bleef het enige jaren, Ik was verrukt
van sommige van zijn verzen en stel nog steeds
'Katinka', 'Het Orgelconcert', 'Onwillekeurig gebed',
allemaal verzen uit 1942-1944 zeer hoog. Guillaume
van der Graft en Paul Rodenko behoorden tot de
generatiegenoten die ik van meet aan bewonderde,
met wie ik me verwant voelde, hoe verschillend we
ook waren. Het nieuwe dat zij brachten was zó
onmiskenbaar en vond zó lang plaats voor 'Vijftig',
dat het merkwaardig is dat velen zich later wijs
hebben laten maken dat Van der Graft „een beetje
meeliep met Vijftig" en dat Rodenko niet zo belang
rijk is als dichter, dat men hem meer als de
woordvoerder van de Vijftigers moet zien. Het tegen
deel is waar: men kan beiden als heel belangrijke
voorlopers en wegbereiders beschouwen. Hun geluid
was van een verrassende oorspronkelijkheid in het
zéér muffe wereldje van toen en wat zij destijds
maakten, nog vóór de bevrijding, doorstaat de tijd
glansrijk.
Paul Rodenko heeft overigens in de periode toen
Van der Grafts werk enkel in protestant-
christelijke kring nog veel aandacht kreeg nog een
lans voor hem gebroken, men leze zijn artikel 'Van
klein naar groot geluk' in 'De sprong van Münch-
hausen' (p. 187 e.v.).
Van der Graft en Rodenko hebben niets met elkaar
gemeen behalve dat ze van begin af hun eigen weg
zijn gegaan. Rodenko, die in 1976 stierf, schreef veel
te weinig poëzie, slechts twee bundels en Van der
Graft begon veel te veel te schrijven. Hij heeft zijn
grote talent jarenlang laten verstikken door zijn
beroep, dat van dominee. Aanvankelijk heeft hij
kennelijk nog getracht dichten en bidden gescheiden
te houden. Als dichter heette hij Guillaume van der
Graft, als predikant Willem Barnard. In 1973 ver
scheen de bundel 'Na veertig' onder zijn predikan-
tennaam en thans schrijft en dicht hij enkel als
Guillaume van der Graft.
Het is kort verteld, maar er schuilt, lijkt me. een
enorme worsteling achter dit alles, een strijd op
leven en dood haast, die men stap voor stap volgen
kan in de 'Verzamelde Gedichten' die onlangs uitge
geven werden.
Eerst een woord over deze uitgave, die voorbeel
dig te noemen is. Het is een editie zoals elke
dichter die slechts dromen kan en zelden tijdens
zijn leven krijgt, zeker in ons land. waar er bij
Verzamelde Gedichten meestal slechts een simpele
'inhoudsopgave' afkan, zelden zelfs een deugdelijk
register.
Maar dat er ook een compleet kritisch apparaat
opgenomen wordt, zoals in deze uitgave, is uiterst
zeldzaam. Het zijn twee kloeke delen geworden,
samen 1168 pagina's tellend, fraai gedrukt, elk
gedicht apart op een pagina. Negenhonderdzestig
bladzijs gedichten zijn er, de rest wordt in beslag
genomen door Verantwoording. Documentatie, Va
rianten, Register en Inhoudsopgave. De prijs is
werkelijk verrassend laag, gezien de uitvoering. Deze
Verzamelde Gedichten werden niet bundelsgewijs
ingedeeld, omdat er gedichten uit vroegere bundels
weggelaten werden en veel andere werden toege
voegd Het is nu een chronologische indeling gewor
den, Van der Graft zegt zelf:
al die gedichten nalezend zit ik in feite een groot
dagboek door te bladeren. Wat ik dan aan de
belangstellende lezer te geven heb, is niet een selectie
naar streng artistieke criteria maar ditmaal ook niet
een bundel'om een thema gecomponeerd: het dag
boek zelf is thema geworden, omdat het die veertig
jaar weerspiegelt. Het thema blijft tenslotte een
jongen die een 'wereldreis' maakte. Of het een
'Pilgrim's Progress' was valt te bezien, ik heb daar
zelf niet over te oordelen" (962,.
Een dagboek in verzen dus. dat een aanzienlijk
uithoudingsvermogen vergt van de lezer, zeker
wanneer deze geen of weinig boodschap heeft aan
het Christendom.
Ik weet niet of Van der Graft er goed aan gedaan
heeft zoveel werk in zijn VG op te nemen. Vooral uit
de jaren toen de predikant de dichter vrijwel volko
men overwoekerd had (en dat begon al in de
Hardenberg-periode, einde 1946). Zijn verzen worden
dan veel minder interessant, er komt een dreun in,
hij begint te rijmelen (vaak ook nog gebrekkig), zijn
woordspelingen worden goedkoop. Een enkele maal
(als in 'Het Begin') 1170» klinkt er iets van een
reddende twijfel door. maar meestal spreekt uit deze
gedichten een oppervlakkig aandoende dogmatische
hans warren
LETTERKUNDIGE KRONIEK
zekerheid die maakt dat ze geen enkele greep hebben
op iemand die niet gelovig is. Soms, als in 'Ongewoon
kerstlied' met de merkwaardige versmelting van
christelijke en antieke motieven word je even wakker
(of bij volkomen inzinkingen als 'Dies illa'. 182) maar
meestal praat Van der Graft langs je heen, langs mij
althans. Heel zwak zijn ook de verzen die hij schreef
bij het overlijden van zijn vader en niet zelden
ontaardt zijn geschrijf tot gebazel ('Hallelujah' met
strofen als:
„ik vroeg het aan God die zweeg: de hemel die wist
van nietshet licht sprong op een fietst het bleek wel
rond te zijnals een mondmaar ik verslond het niet"
(343)
Zijn beeldspraak wordt wel eens echt onbehaaglijk
„En ik preekte zo helderals pasgewassen kinderen!
op zaterdag" (393)
Een enkele maal, als in 'Gloria' lijkt er weer bezieling
te komen, maar nog geen pagina verder struikel je al
weer over een godsbeeld als
„gij die het ei van de menselijkheid als een voorspel
lende droom doet uitkomen", etc
En dan is dit alles tenminste nog originele poezie
Pas heel erg wordt het met de 'Liederen voor de
liturgie'. Voor een poëziegevoelige zijn die enkel
ergerniswekkend. Wat ooit echt grote poëzie is
geweest, de psalmen, teksten uit de bijbel, verwerden
hier tot een slap aftreksel, een Hollands-protestant
subcultuurtje, wazig, maar ino-zo moderne verpak
king, lekker mondend met veel vlees en bloed en
water en brood, een beroepsjargon, cliché tot-en-met,
er zijn geen woorden voor.
Ik durf dit des te scherper te zeggen omdat Van der
Graft zelf later zich zeer sterk van dit onwaardige en
waardeloze gerijmel gedistantieerd heeft
GEZANGENCOMMISSIES
Nooit meer zal ik mg laten lijmen
ambtelijk voor de kerk te rijmen
met de synode officieel
als een groot bot mes op de keel
Nooit meer zal ik mij laten lijmen
als Simson bij de Filistijnen.
Het praten van de dominees
kortwiekt mijn lied en maakt mij hees.
De ware kerk is als een bruid,
zij ouwehoert niet in en uit.
maar zingt met tranen in haar strot
van haar eeuwige rijmwoord God
Ouwehoeren, inderdaad ik had het woord niet
durven gebruiken. Maar waarom dit werk dan in
deze VG opgenomen?
Het erge: toen Van der Graft eenmaal dat toontje te
pakken kreeg, blééf hij er vaak in doordreunen, in
dezelfde soort terminologie, tot ondraaglijke onsma
kelijke verzen als 'Een leegte' (656).
Maar er breekt een periode aan, zo omstreeks
1958, waarin de ware dichter de predikant
gelukkig weer geleidelijk van de preekstoel gaat
stoten. Dan schrijft hij verzen als 'Woord en Maan'
(671) of dit prachtige:
DE BLOEDHOND VAN DE BERGEN
De bloedhond van de bergen
het overbodige beest van boven
met hand en tand in de vrijeid bijlende
grijpende ijverzuchtig
Het wordt, zoals gezegd, een levensgevaarlijk ge
vecht. Telkens weer wint even de rijmelaar ('Ho-
ningmond', beginnend ..Tinka. wees mij toegene
gen,schenk een groet, bedenk een zegen, Lieve,
lieve, bid voor mij./want dit leven vliegt voorbij".)
Lachwekkende verzen als 'Het bewuste verband',
(Voortplanting' wellen op als je ze parodisch
bedoeld had konden ze nauwelijks gekker zijn. Ook
onverdraaglijke, vrome betweterij als in het slot
van 'Luna-tic' steekt nog de kop op.
Maar dan kentert het voorgoed. Een ernstige ziekte,
een sanatoriumtijd, een operatie (inderdaad: een
dagboek in verzen!) en het merkwaardige gebeurt:
Willem Barnard, min of meer afgeschreven door
poëzieminnend Nederland, blijkt nog steeds de dich
ter Guillaume van der Graft. Zijn zekerheid, zijn
geloof zelfs, ze gaan er goeddeels aan, maar zijn
poëzie wordt weer springlevend en interessant. Het
belangrijke vers 'Evaluatie' (776) getuigt van een
oprechte en boeiende twijfel Maar hij gaat verder
„Te vroeg of te laat. een godsdienst laat zich niet
zomaar herstellen" (869) dicht hij dan en „ik kan niet
meer bidden/en dat is dat". „God is er niet" (906/7).
Hoe het gevecht af zal lopen? Het neemt soms
aangrijpende vormen aan „iedere dag/die gij me nog
zult geven,:zal ik u haten, god. stikdonkere god"
(geen hoofletler meer). Of in de cyclus 'Een woord dat
niet meer kan', waarin pas in het twaalfde gedicht de
oude strijd uitbreekt. „Een reeks gedichten schreef
ik om één woord te vermijden" (955). En zo werd deze
slotcyclus. wars. strijdend net 'onze vader die mach
teloos zijt' (maar die misschien toch nog wint) tot
tragische, prachtige poëzie,
Het was een lange weg van veertig jaar tussen 1940
en 1980, tussen de sprankelende verzen, die vernieu
wende adem van die jongeman en de aangrijpende
strijd op leven en dood van een man die zijn geloof
misschien verloor, maar wiens dichterschap de
moordaanslag van het ambt glansrijk overleefde.
Ik verwacht thans weer net zoveel van Guillaume
van der Graft als toen ik voor het eerst kennismaak
te met zijn werk.
Guillaume van der Graft. Verzamelde Gedichten, twee delen
gebonden samen I16S pag f29.50 per deel. Bosch
Keumng NV. Baarn