T. S. ELIOT anne frank op zoek naar objectiviteit inez van dullemen EEN ZWAR TE HAND OP MIJN BORST bericht uit kenia PZC/ weekendkrant DAGBOEK OPNIEUW ALS TONEELSTUK ZATERDAG 30 APRIL 1983 18 Martinus Nijhoff (Foto: Stephen Storm) Kortgeleden verscheen een tweetalige editie voorzien van uitvoerige commentaren van gedichten door T. S. Eliot. De invloed van Eliot op de Nederlandse poëzie is nooit groot geweest. De aandacht voor hem was in ons land tot nu toe ook beperkt. Dat maakt de door W. Bronzwaer samengestelde bundel 'T. S. Eliot-Gedichten' alleen maar interessanter. Vrijwel alle vertalingen die van Eliots poëzie in het Nederlands werden gemaakt, zijn opgenomen. Vertalingen die helaas nooit briljant zijn die van M. Nijhoff en vooral die van Bert Voeten zijn ruim voldoende, maar die van Theo van Baaren en Gabriël Smit zijn nauwelijks passabel. Verder is het jammer dat er niets te vinden is uit 'Four Quartets' één van Eliots poëtische hoofdwerken. Maar daarmee houden de bezwaren die men tegen dit lezenswaardige boek kan hebben wel op. T. S. Eliot leefde van 1888 tot 1965. Hij groeije op in New England, als jongste zoon4van een aanzienlijke familie Een familie die een belangrijke rol speelde in de beweging van het unitarisme, een Amerikaanse variant op vrijzinnig pro testantisme. Hij studeerde filosofie in Harvard, waar hij belangstelling kreeg voor het humanisme. Hij werd hoofdre dacteur van de Harvard Advocate. In dit blad publiceerde hij zijn eerste gedichten. Curiositeitshalve nam Bronzwaer zo'n jeugdgedicht op. Dit 'On a Portrait' doet overigens niet eens erg traditioneel aan. Bronzwaer ver taalde het gedicht uit 1919 zelf. evenals het uit 1915 daterende, door Eliot verworpen en toch zo treffende vers 'De dood van Sint-Narcissus'. Eliot studeerde later in Europa. Hij verbleef voornamelijk in Engeland. Hij kwam in contact met Ezra Pound, die hem stimuleerde, Eliot erkende Pound als 'il miglior fabbro' (wat je zou kun nen vertalen door: de betere verzens mid). De adviezen van Pound bleken voor Eliot steeds van veel nut te zijn. In 1927 wordt Eliot lidmaat van the Church of England, De breuk met zijn tamelijk vooruitstrevende Amerikaan se verleden wordt volledig doordat hij zich in hetzelfde jaar tot Engels staats burger laat naturaliseren. In de essay bundel 'For Lancelot Andrewes' karak teriseerde hij zichzelf als „classicistisch in de literatuur, royalistisch in de politiek, en anglo-katholïek van gods dienst". Zijn persoonlijk leven was vaak ongelukkig, in zijn poëzie komt dit slechts af en toe naar voren. Hij schreef behalve zijn gedichten ook ver sdrama's die echter met bijzonder hoog worden aangeslagen. Nijhoff vertaalde 'The Cocktail Party' kort nadat de oorspronkelijke versie verschenen was. Eliots essays zijn soms van uitmun tende kwaliteit, zeer erudiet en rijk aan ideeën. Van groot belang in verband met zijn poëzie is het essay 'Tradition and the Individual Talent'. In dit stuk schreef Eliot dat de traditie steeds in de literatuur van het heden moet worden betrokken. Hij bepleitte ook een ont-pcrsoonlijking van de kunst. In 1948 werd aan Eliot de Nobelprijs voor literatuur toegekend. Een heel bijzondere onderscheiding viel hem in 1953 ten deel. hfi werd door de Ameri kaanse Tailor's Association uitgeroe pen tot één van de elf best-geklede mannen van het jaar. Paul Rodenko, de enige Nederlandse poëziecriticus die vaak over de grenzen keek, legde in een essay over Eliot uit 'De sprong van Münchhaugen' een en ander symbolisch uit. „Men kan er het uiterlijke symbool in zien van een dichterschap dat zich bewust en conse quent keert tegen de romantisch- liberale traditie van het 'laissez-aller'. een beginsel dat zich in de poëzie manifesteerde als een zekere onver schilligheid ten opzichte van de forme le aspecten van het dichterschap, van het dichterschap als ambacht". Het is minstens opmerkelijk: een 20ste eeuw- se dichter die zich keurig kleedt en die er zeer conservatieve denkbeelden op nahoudt. De formele aspecten van de dichtkunst nam Eliot anders dan dichters uit expresionistische. dadaïstische, sur realistische stromingen volkomen serieus. Maar zijn betiteling 'classicis tisch in de literatuur' moet men niet te letterlijk opnemen. Eliot verwierp na melijk de oude vormen, die steeds meer vervlakten en verarmden Hij zocht naar een nieuwe vormgeving, een nieuw evenwicht. Naar nieuwe con cepties die wel het traditionele m zich opnamen maar er ook veel aan toe voegden. In de Nederlandse literatuur van vori ge decennia ziet men welke richtingen de experimentele poëzie in kan slaan. Elke vorm en conceptie opzijzetten da: zag men bi) Lucebert Het leidde tot nu al gedateerd gebral Of een andere dan de traditionele stilering gaan hanteren dat zag men bij Gerrit Kouwenaar De laatste weg lijkt te verkiezen. Vormloze, lukrake, asso ciatieve poëzie schrijven kon anno 1950 als reactie dienstig zijn. Grote kunst ontstaat zo echter nooit. Wat men verder ook van Eliots gedich ten zeggen kan ze zijn afgezien van een paar prachtige verzen misschien te hans warren vaak in het zoeken naar nieuwe vor men blijven steken er is een poging gedaan om grote poëzie te scheppen. De chaos wordt bedwongen door intel ligente compositie terwijl het werk van iemand als Lucebert verzandt in willekeur. Eliots classicisme komt goed tot uitdrukking in het erudiete karak ter van zijn poëzie. Er is zelden poëzie geschreven met zo'n grote frequentie aan literaire toespelingen en citaten. De rol van de traditie is zodoende in Eliots gedichten groot. De oorspronke lijke versie van dit korte gedicht 'Hoe ongehaaglijk het is Mr Eliot te ont moeten' werd voor het eerst gepubli ceerd in 1933. De vertaling is van Nijhoff. die zich nogal vrijheden ver oorloofde: Hij ziet er uit als een blikken dominee. Zijn gezicht heeft iets stuurs, zijn mond iets zoet-zuurs. zijn minzame antwoorden, negen keer van de tien, beperken zich tot Misschien, of Indien, of Dat staat te bezien. Nee, een ontmoeting met Mr Eliot valt niet mee. Hij heeft een gekortstaarte hond, een jas met bont, een stok met een knop en een bolhoed op. Nee, kort en goed. Mr Eliot valt niet mee als men hem ontmoet iOok als hij zijn mond niet opendoet Op het eerste gezicht zou men met zeggen dat praktisch ieder woord van dit vers ontleend blijkt te zijn aan beroemde literaire teksten (in het origi neel dan. uiteraard) Deze verwerking van literatuur uit het verleden is in verband te brengen met Eliots verlan gen om objectieve poëzie te schrijven. De dichters eigen ervaringen, zijn eigen emoties, zijn niet voldoende voor een goed gedicht. ..Not our feelings but the pattern which we make of our feelings is the centre of value", schreef hij eens. Emoties dienen in 'objective correlati ves' te worden uitgedrukt. Eliot slaag de hier zelfs niet altijd op zo natuurlij ke wijze in als in het geciteerde ge dicht. Bijvoorbeeld in het lange 'The Waste Land' wordt het citeren ..uit de Bijbel, uit Baudelaire, uit Dante, uit Shakespeare, uit Augustinus enzo voorts al te nadrukkelijk. De vertaling van 'The Waste Land' in deze bundel laat helaas veel te wensen over. Het is een moeilijk te interpreteren gedicht. De meeste commentatoren menen dat in dit werk aan de ene kant de zinloosheid van de moderne gesecu lariseerde beschaving en aan de andere kant de noodzaak om deze wereld toch een zin te geven wordt uitgedrukt. Volgens Bronzwaer wil Eliot onder meer een weg wijzen om de samenle ving weer 'vruchtbaar' te maken en tevens het menselijk bestaan een nieu we religieuze betekenis te verlenen. Dood en leven zijn belangrijke thema's. Er wordt vaak gezinspeeld op oosterse godsdienstige teksten. Het lijkt nogal in strijd met Eliots opvatting over on-persoonlijke poëzie dat bij de uitleg van dit gedicht een biografisch ele ment werd ingebracht. Maar gezien de reactie van Eliot op het artikel (waarin beweerd werd dat het gedicht een klaagzang zou zijn over een in 1915 gestorven door Eliot beminde jonge man) lijkt een en ander allerminst onzinnig. Niet minder problemen levert de inter pretatie van 'Ash-Wednesday' op. Het christelijk geloof treedt op de voor grond in dit gedicht, waarin zonde, schuld, berouw, boete, verlossing, ver loochening en genade belangrijke the ma's zijn. Veel bewoordingen herinne ren aan de poezie van Dante en aan liturgische teksten. In dit bestek is het onmogelijk te citeren uit deze lange gedichten Een van de weinige korte maar helaas niet erg representatieve verzen uit de bundel is het door Bert Voeten vertaal de 'Cape Ann' O vlug, vlug. hoor de zangmus. Moerasmus, vosmus, vespermus Bij dageraad en donker. Volg de dans Van de distelvink in de middag. Geef een kans Aan de tuinfluiter, de schuchtere. Be groet Met schril gefluit de stem van de kwartel, beducht Wegwippend in het laurierbosje. Volg de loop Van de Loper, de ivaterspreeuw. Volg de vlucht Van de dansende pijl, de purperzwa luw. Groet In stilte de nachtraafLouter verruk kingen. Zoet zoet zoet Maar sta ten slotte dit land af. sta het af Aan zijn rechtmatige eigenaar, de stug ge, de zeemeeuw. En daarmee basta. Eliot is niet een dichter die men snel zal bewonderen. Daarvoor blijft er te veel duister. Maar met de voortreffelij ke commentaren die dit boek biedt, komt men toch veel nader tot de belangrijke dichter Eliot dan tot nu toe in Nederland mogelijk was. Dat dit pas gebeurt in een tijd waarin in de Angel saksische landen Eliot niet meer zo hoog wordt gewaardeerd als voorheen, is merkwaardig. T S Eliot-Gedichten ITweetalige uitgave met keuze uit zijn poezie plus commentareni Samenstelling: W. Bronzwaer, 288 pag.; f27.50. Ambo. Baam. Februari 1984 wordt „Het dagboek van Anne Frank" opnieuw uitge bracht als toneelstuk. „Maar nu zonder geur van heiligheid. Anne was geen halve Jeanne d'Arc", aldus Mies Bouhuys die de verouderde en sentimentele Amerikaanse toneelversie uit 1955 zal bewerken. De regie is in handen van Jeroen Krabbé die ook de rol van vader Otto Frank speelt. Bij de presentatie van de groep acteur die „Het dagboek van Anne Frank" als vrije produktie zullen uitbrengen, zijn drie debutanten voorgesteld. Het zijn Jip Wijngaarden als Anne, W'ilke Duran als Margot en Frank Rigter als Peter. „Het is een waanzinnige klus", meent Jeroen Krabbé „Ik begon aan dit stuk te denken uit woede over voetbalsupporters en spandoe ken die mij niet zo bevielen. Toen ontstond het plan om acteurs als demonstratie te gebruiken tegen iets. Ik stel mezelf absoluut discuta bel voor deze rol. Het lijkt me heel moeilijk om het met regisseren te combineren. Maar als je het dag boek volgt merk je dat Otto Frank optreedt als een soort regisseur van de gebeurtenissen in het Achterhuis. Dat gaf me de moed om het te proberen". Sedert de opvoering in 1956 door toneelgroep Theater met Martine Crefcoeur als Anne Frank heeft geen enkele regisseur een nieuwe produk tie aangedurfd. Als je geen Anne kunt vinden, lukt het niet. Daarvan waren vorig jaar ook Wim Barry van het Cultureel Centrum in Amstel veen en producent Jacques Senf overtuigd. Een toevallig gesprek met Jeroen Krabbé richtte de aan dacht opnieuw op het toneelstuk. Krabbé ontdekte dat hij nu onge veer dezelfde leeftijd heeft als Otto Frank tijdens de oorlog. Krabbé, op het ogenblik kaal ge schoren in verband met de filmopna men voor „Willem van Oranje", wil Anne Frank ontdaan van elk senti ment terugbrengen op het toneel. Hij zegt: „Het gaat om die twee families die verplicht waren om een paar jaar op een paar vierkante meter met elkaar door te brengen. We weten dat ze tenslotte vermoord zijn. Ik ben van plan om de voorstel ling te begeleiden door een kleine tentoonstelling over de vervolging". „Het dagboek van Anne Frank" gaat op 17 februari volgend jaar in première met Adrienne Kleiweg als moeder Frank. Nelly Frijda als me vrouw Van Daan, Luc van Mello als haar echtgenoot, Sacco van der Ma de als tandarts Dussel en Liesbeth Struppert en Ernst Zwaan als de helpers Miep en Kraler. De belangstelling van de zijde van scholen en theaterdirecties is groot en het stuk is tot eind mei geboekt. Twee jaar geleden verscheen een Alaska- reisboek van Inez van Dullemen, 'Eeuwig dag, eeuwig nacht'. Zij maakte die zeer noordelijke reis met haar man en haar twee volwassen kinderen. Daarna vertrok ze op haar eentje naar Kenya en ook over haar nieuwe avonturen in de tropen schreef ze weer een boek dat net als het voorafgaande uit een proloog en dertien reisschetsen bestaat. Ze droeg het op aan man en kinderen. Globaal gezien heeft dit nieuwe boek dezelfde kwali teiten en tekortkomingen als de voorganger. Wanneer Inez van Dullemen beschrijft wat ze ziet kan ze je tot verrukt herkennen, tot mee-zien en mee-beleven brengen. Maar wanneer ze beschouwelijk wordt, irri teert ze telkens door oppervlakkigheid en banaliteit. Ze zou een goede tekstschrijver zijn voor van die ideële advertenties over buitenlanders. Hoewel men haar geen relativerend oordeel kan ontzeggen, strui kelt ze toch telkens weer in valkuilen die ze had moeten zien. Ze schijnt, tegen beter weten in haast, te denken dat de menmg van ongeveer de eerste de beste arts, missionaris of Engelssprekende autoch toon heel Afrika in heden en verleden voor ons open kan leggen. Zij ls niet meer (en niet minder) geweest dan een begerig en vlijtig rondkijkende toeriste in een klein stuk van een onmetelijk continent. Het boek eindigt: „Denk je dat je nu iets weet van Afrika, denk je dat je iets gezien hebt?" Het hoofd schuddend gaf hij zelf het antwoord: „Het is zo gecompliceerd. Al zat Je hier een heel leven, dan nog had je maar een klein fragmentje gezien..." (156). Zo is het. Zij weet het dus wel. Waarom schiet zij als schrijfster dan af en toe zo hinderlijk tekort? Is het toch haar instelling? Er is geen sterveling die ver wacht dat een toeristisch bezoek aan een Afrikaans land, ook al was men er zelfs eerder, enig werkelijk inzicht in de problemen kan geven. Die kan men waarschijnlijk veel beter in zijn studeerkamer in het vizier krijgen. Wanneer men een beeld op wil roepen van de veranderingen in Afrika in de afgelopen anderhalve eeuw, heeft men niet genoeg aan dertien reisschetsen. Het probéren is al hybris. Wat men wèl verwacht van een intelligent schrijfster die op rijpe leeftijd (geboren 1925) zo'n toeristische reis maakt, is een diepgaand eigen avontuur en zelfonderzoek, op gang gebracht door het telkens opnieuw schokken van het vertrouwde denkpatroon dat plaatsyindt wanneer men enige tijd met zo'n totaal andere cultuur in aanraking is. Alleen daarover kan Inez van Dullemen ons zo eerlijk mogelijk inlichten. En dat nu. gebeurt helaas te zelden. Als ik eerlijk moet wezen vind ik de spontane reactie van een Europese toeriste die niet anders doet dan negers kijken in 't wild en het dan maar allemaal gek vindt, wel eens interessanter dan die van Inez van Dullemen. die hetzelfde doet. maar die daarbij moraliseert en het ook nog gênant vindt dat ze het doet. Maar tóch zo nodig foto's moet maken, hoewel ze wéét dat het onbehoorlijk is behalve in de toeristencentra. Dan maakt ze met al haar zogezegde begrip en 'voorberei ding' de gekste fouten. Biecht ze wel op: „Kinderen komen naar buiten,jonge meisjes. Zij daar was zij het niet die in Malindi danste bij het eetfestijn in mijn hotel? Ali vraagt het haar en het fraaie kleine hoofd knikt nauw merkbaar. „Je danste mooi", zeg ik in een plotselinge opwelling van geest drift, „Nzuri sana!" Mijn gevoelens voor Afrika zijn opeens zo overweldigend dat ze met mij op de loop gaan. ik pak haar hand om die te schudden: „Nzuri sana!" Haar hand is koud en de mijne heet. zij beantwoordt de druk van mijn vingers niet. ik voel me opeens afgewezen door deze jeugdige aristocrate van het woud" (117). Op zo'n moment kom je wel geen stap dichter tot Afrika, maar tenminste wel tot de schrijfster. Het beste op dreef is Inez van Dullemen wanneer ze dieren observeert. Ik herinner aan het mooie korte verhaal over de messenmaker met de wijfjes adelaar in 'Eeuwig dag, eeuwig nacht'. Zo'n afgerond verhaal als 'Huwelijk met de adelaar' bevat dit nieuwe boek niet, maar talrijk zijn de zeer nauwkeu rige beschrijvingen van Afrikaanse dieren. Over giraffen: a„Als zij gaan galopperen bewegen hun halzen in slowmotion heen en weer als de masten van schepen op een trage golfslag" (33). Spijtig genoeg volgt dan weer een oppervlakkige excursie in de geschiedenis met domme regels als: „De Romeinen waren stom verbaasd toen zij dit fabeldier voor het eerst zagen optreden bij de kampspelen van Julius Caesar. Een succes dat het steevast met de dood moest bekopen. Want net als de leeuwen en de olifanten stierven zij met honderden tegelijk op het zand van het Colos seum". Waar heeft ze die wijsheid vandaan? Caesar heeft in 46 voor Christus eens een paar giraffen in een hans warren LETTERKUNDIGE KRONIEK triomftocht mee laten lopen en bij de spelen van 247 na Christus waren er tien giraffen aanwezig. Men was daar kennelijk héél zuinig op: ze droegen klokjes om de nekken en ze werden door een neger geleid. Althans zo ziet men ze op zorgvuldige afbeeldingen. Maar volgens Van Dullemen begon „op dat moment de massacre van deze grote zoogdieren, zodat er al heel spoedig geen exemplaren meer boven de Sahara te vinden waren" (33). Ook wanneer ze andere dieren ten tonele voert merkt men: observeren doet ze enorm goed, kennis heeft ze weinig. Over struisvogelgedrag: „Wij zagen voor onze truck uit, in het zandspoor dat naar de horizon leidde, een struisvogelpaartje kuieren, net als een echtpaar op zondag met hun kroost tussen hen in. De kleintjes leken op egels doordat ze met stijve pennen bezet waren die alle kanten uitstaken en ze renden hierheen en daarheen door de plukken verschroeid gras. Vlak voor onze auto stonden de ouders plotseling stil. zenuwachtig. Ook wij hielden stil. Toen liep het mannetje om de truck heen en haalde daar een jong vandaan dat achter was gebleven. Wat zorgzaam, dacht ik vertederd. Het wijfje en de haan keken naar elkaar, terwijl hun snavels open en dicht gingen alsof ze samen overlegden ik zag het bewimperde oog van het wijfie, vochtig en zwart als een waterbron, een juweel gezet in die onooglijke vogelkop, toen hief ze haar grote poot op met de tweeteensvoet en de scherpe nagel en trapte de achterblijver dood, ze keek even of hij wel dood was. trapte nog een keer en toen gingen ze verder. Waarom? Was het een zwakkeling? Had hij de familie in gevaar gebracht door ongehoor zaamheid of onaangepastheid? Een drama in een notedop Of waren wij het die door onze aanwezigheid deze executie hadden bewerkstelligd?" (44 45). Bijzonder mooi is ook de beschrijving van het doden van een pofadder, of van haar gevoelens wanneer ze heel dapper een python om haar hals laat vlijen teneinde zo op de foto te gaan (124). Vermakelijk zijn soms ook haar reflecties als ze spontaan noteert, zonder te willen filosoferen, zoals op pagina 55 waar ze een opperhoofd mag fotograferen die een enorme reflecterende zonnebril op heeft: „Ik houd mijn camera op hem gericht terwijl hij argwanend mijn shillingen aan het tellen is, ik zie mezelf weerspie geld, heel klein in die metalig glanzende bidsprink haanogen (twee civilisatie-glazen tegenover elkaar; de lens van mijn camera en het glas van zijn Amerikaanse bril en daarachter onze echte ogen)" (56). Of deze notitie, over het leven in Amboseli: „Zelfs de meerkatten zijn daar gedegradeerd tot speelgoed, ze bedelen wit brood en stoppen hun wangen vol met kurken van wijnflessen, doppen van frisdranken en andere rotzooi, iemand gaf ze mosterd te eten en iedereen vermaakte zich met de potsierlijke sprongen en jammergeluiden die de beesten maakten alles show en eigenlijk verdenk ik de meerkatten ervan het hele spelletje mee te spelen, net als de Afrikanen zélf want ik weet niet wat er achter die gelakte glimlach van de houseboys en hotelbedienden zit. Hoe zien zij ons? Als een kudde roze spaarvarkens die je goed moet schudden omdat er veel geld in zit?" (138). De titel van het boek, die mogelijk doet vermoe den dat er ook erotische avonturen aan de orde komen, blijkt naar iets onschuldigs te verwijzen. Op pagina 68 wordt verhaald hoe tijdens een nachtelijke dansvoorstelling een jongetje van negen jaar contact met de schrijfster zoekt: „Hij raakt mijn arm aan en dan mijn borst. De borst heeft in deze streken geen erogene (sic!) betekenis, het is een voedselbron, vrouwen bieden dorstige reizigers de borst aan ik ben een oervrouw, een oermoeder, zelf ook onzicht baar in het donker. Is het het licht dat mensen wit, zwart of rood maakt? Ik voel die lichte aanraking tegen mijn borst ik word aangeraakt door Afrika". Het is een typerend fragment, oppervlakkig, slecht geschreven, pretentieus, een beetje dom en een beetje raar. En blijkbaar toch belangrijk genoeg om de titel van het boek te leveren. Hoewel 'Een zwarte hand óp mijn borst' een lezens waardig boek is. blijft men het besef houden dat het allemaal zoveel beter had kunnen zijn. De gretigheid van de schrijfster om alles in te drinken was groter dan haar bereidheid zich in te spannen om haar ervaringen enige innerlijke diepte mee te geven. De indruk die men overhoudt is: niet onaardig, als een foto-album met zorgvuldig gemaakte opnamen, als een redelijke televisiereportage. Morgen ben je het allemaal vergeten. En dat kan niet de bedoeling van zo'n boek zijn. Inez van Dullemen haalt hier niet het peil van 'Eeuwig dag, eeuwig nacht' waaruit althans het arendenverhaal onvergetelijk bleef. Inez van Dullemen:Een zwarte hand op mijn borst'. Bericht uit Kenya: f27,50; 156 pag.; Querido, Amsterdam. sc m 2 H b: bi ai bi ei '6 ei n h A h: ja b: v N s< n d d a: fc k v n C E d g a d z ii v n v 1 1 V d (i e r n z Bevreemdend mooide nostalgie'van een verloren lijd-, perk - De Volksgazet Dit is schrijven op hoog plan. - Hans Warren in de Provinciale Zeeuwse Courant F. B. Hotz Duistere jaren Verhalen. Eerste druk gebonden, met stofomslag. 224 blz f36,50 Latere drukken als Grote ABC. 224 blz. f26.50 Over Hotz schreven de critici: Hotz heeft een heel bijzondere, zeer onderdrukte maar daardoor juist machtige emotionaliteit. - T.van Deel in Trouw In iedere boekhandel te kóóp ARBEIDERSPERS SINGEL 262

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1983 | | pagina 18