T. S. ELIOT
anne frank
op zoek naar
objectiviteit
inez van dullemen EEN ZWAR TE HAND OP MIJN BORST
bericht uit kenia
PZC/ weekendkrant
DAGBOEK OPNIEUW
ALS TONEELSTUK
ZATERDAG 30 APRIL 1983
18
Martinus Nijhoff
(Foto: Stephen Storm)
Kortgeleden verscheen een tweetalige editie voorzien van uitvoerige commentaren van
gedichten door T. S. Eliot. De invloed van Eliot op de Nederlandse poëzie is nooit groot
geweest. De aandacht voor hem was in ons land tot nu toe ook beperkt. Dat maakt de door W.
Bronzwaer samengestelde bundel 'T. S. Eliot-Gedichten' alleen maar interessanter. Vrijwel alle
vertalingen die van Eliots poëzie in het Nederlands werden gemaakt, zijn opgenomen.
Vertalingen die helaas nooit briljant zijn die van M. Nijhoff en vooral die van Bert Voeten zijn
ruim voldoende, maar die van Theo van Baaren en Gabriël Smit zijn nauwelijks passabel.
Verder is het jammer dat er niets te vinden is uit 'Four Quartets' één van Eliots poëtische
hoofdwerken. Maar daarmee houden de bezwaren die men tegen dit lezenswaardige boek kan
hebben wel op.
T. S. Eliot leefde van 1888 tot 1965. Hij
groeije op in New England, als jongste
zoon4van een aanzienlijke familie Een
familie die een belangrijke rol speelde
in de beweging van het unitarisme, een
Amerikaanse variant op vrijzinnig pro
testantisme. Hij studeerde filosofie in
Harvard, waar hij belangstelling kreeg
voor het humanisme. Hij werd hoofdre
dacteur van de Harvard Advocate. In
dit blad publiceerde hij zijn eerste
gedichten. Curiositeitshalve nam
Bronzwaer zo'n jeugdgedicht op. Dit
'On a Portrait' doet overigens niet eens
erg traditioneel aan. Bronzwaer ver
taalde het gedicht uit 1919 zelf. evenals
het uit 1915 daterende, door Eliot
verworpen en toch zo treffende vers 'De
dood van Sint-Narcissus'.
Eliot studeerde later in Europa. Hij
verbleef voornamelijk in Engeland. Hij
kwam in contact met Ezra Pound, die
hem stimuleerde, Eliot erkende Pound
als 'il miglior fabbro' (wat je zou kun
nen vertalen door: de betere verzens
mid). De adviezen van Pound bleken
voor Eliot steeds van veel nut te zijn. In
1927 wordt Eliot lidmaat van the
Church of England, De breuk met zijn
tamelijk vooruitstrevende Amerikaan
se verleden wordt volledig doordat hij
zich in hetzelfde jaar tot Engels staats
burger laat naturaliseren. In de essay
bundel 'For Lancelot Andrewes' karak
teriseerde hij zichzelf als „classicistisch
in de literatuur, royalistisch in de
politiek, en anglo-katholïek van gods
dienst". Zijn persoonlijk leven was
vaak ongelukkig, in zijn poëzie komt
dit slechts af en toe naar voren. Hij
schreef behalve zijn gedichten ook ver
sdrama's die echter met bijzonder hoog
worden aangeslagen. Nijhoff vertaalde
'The Cocktail Party' kort nadat de
oorspronkelijke versie verschenen was.
Eliots essays zijn soms van uitmun
tende kwaliteit, zeer erudiet en
rijk aan ideeën. Van groot belang in
verband met zijn poëzie is het essay
'Tradition and the Individual Talent'.
In dit stuk schreef Eliot dat de traditie
steeds in de literatuur van het heden
moet worden betrokken. Hij bepleitte
ook een ont-pcrsoonlijking van de
kunst.
In 1948 werd aan Eliot de Nobelprijs
voor literatuur toegekend. Een heel
bijzondere onderscheiding viel hem in
1953 ten deel. hfi werd door de Ameri
kaanse Tailor's Association uitgeroe
pen tot één van de elf best-geklede
mannen van het jaar.
Paul Rodenko, de enige Nederlandse
poëziecriticus die vaak over de grenzen
keek, legde in een essay over Eliot uit
'De sprong van Münchhaugen' een en
ander symbolisch uit. „Men kan er het
uiterlijke symbool in zien van een
dichterschap dat zich bewust en conse
quent keert tegen de romantisch-
liberale traditie van het 'laissez-aller'.
een beginsel dat zich in de poëzie
manifesteerde als een zekere onver
schilligheid ten opzichte van de forme
le aspecten van het dichterschap, van
het dichterschap als ambacht". Het is
minstens opmerkelijk: een 20ste eeuw-
se dichter die zich keurig kleedt en die
er zeer conservatieve denkbeelden op
nahoudt.
De formele aspecten van de dichtkunst
nam Eliot anders dan dichters uit
expresionistische. dadaïstische, sur
realistische stromingen volkomen
serieus. Maar zijn betiteling 'classicis
tisch in de literatuur' moet men niet te
letterlijk opnemen. Eliot verwierp na
melijk de oude vormen, die steeds meer
vervlakten en verarmden Hij zocht
naar een nieuwe vormgeving, een
nieuw evenwicht. Naar nieuwe con
cepties die wel het traditionele m zich
opnamen maar er ook veel aan toe
voegden.
In de Nederlandse literatuur van vori
ge decennia ziet men welke richtingen
de experimentele poëzie in kan slaan.
Elke vorm en conceptie opzijzetten
da: zag men bi) Lucebert Het leidde
tot nu al gedateerd gebral Of een
andere dan de traditionele stilering
gaan hanteren dat zag men bij
Gerrit Kouwenaar De laatste weg lijkt
te verkiezen. Vormloze, lukrake, asso
ciatieve poëzie schrijven kon anno 1950
als reactie dienstig zijn. Grote kunst
ontstaat zo echter nooit.
Wat men verder ook van Eliots gedich
ten zeggen kan ze zijn afgezien van
een paar prachtige verzen misschien te
hans warren
vaak in het zoeken naar nieuwe vor
men blijven steken er is een poging
gedaan om grote poëzie te scheppen.
De chaos wordt bedwongen door intel
ligente compositie terwijl het werk
van iemand als Lucebert verzandt in
willekeur.
Eliots classicisme komt goed tot
uitdrukking in het erudiete karak
ter van zijn poëzie. Er is zelden poëzie
geschreven met zo'n grote frequentie
aan literaire toespelingen en citaten.
De rol van de traditie is zodoende in
Eliots gedichten groot. De oorspronke
lijke versie van dit korte gedicht 'Hoe
ongehaaglijk het is Mr Eliot te ont
moeten' werd voor het eerst gepubli
ceerd in 1933. De vertaling is van
Nijhoff. die zich nogal vrijheden ver
oorloofde:
Hij ziet er uit als een blikken dominee.
Zijn gezicht heeft iets stuurs,
zijn mond iets zoet-zuurs.
zijn minzame antwoorden, negen keer
van de tien,
beperken zich tot Misschien, of Indien,
of Dat staat te bezien.
Nee,
een ontmoeting met Mr Eliot valt niet
mee.
Hij heeft een gekortstaarte hond,
een jas met bont,
een stok met een knop
en een bolhoed op.
Nee, kort en goed.
Mr Eliot valt niet mee als men hem
ontmoet
iOok als hij zijn mond niet opendoet
Op het eerste gezicht zou men met
zeggen dat praktisch ieder woord van
dit vers ontleend blijkt te zijn aan
beroemde literaire teksten (in het origi
neel dan. uiteraard) Deze verwerking
van literatuur uit het verleden is in
verband te brengen met Eliots verlan
gen om objectieve poëzie te schrijven.
De dichters eigen ervaringen, zijn eigen
emoties, zijn niet voldoende voor een
goed gedicht. ..Not our feelings but the
pattern which we make of our feelings
is the centre of value", schreef hij eens.
Emoties dienen in 'objective correlati
ves' te worden uitgedrukt. Eliot slaag
de hier zelfs niet altijd op zo natuurlij
ke wijze in als in het geciteerde ge
dicht. Bijvoorbeeld in het lange 'The
Waste Land' wordt het citeren ..uit de
Bijbel, uit Baudelaire, uit Dante, uit
Shakespeare, uit Augustinus enzo
voorts al te nadrukkelijk. De vertaling
van 'The Waste Land' in deze bundel
laat helaas veel te wensen over.
Het is een moeilijk te interpreteren
gedicht. De meeste commentatoren
menen dat in dit werk aan de ene kant
de zinloosheid van de moderne gesecu
lariseerde beschaving en aan de andere
kant de noodzaak om deze wereld toch
een zin te geven wordt uitgedrukt.
Volgens Bronzwaer wil Eliot onder
meer een weg wijzen om de samenle
ving weer 'vruchtbaar' te maken en
tevens het menselijk bestaan een nieu
we religieuze betekenis te verlenen.
Dood en leven zijn belangrijke thema's.
Er wordt vaak gezinspeeld op oosterse
godsdienstige teksten. Het lijkt nogal
in strijd met Eliots opvatting over
on-persoonlijke poëzie dat bij de uitleg
van dit gedicht een biografisch ele
ment werd ingebracht. Maar gezien de
reactie van Eliot op het artikel (waarin
beweerd werd dat het gedicht een
klaagzang zou zijn over een in 1915
gestorven door Eliot beminde jonge
man) lijkt een en ander allerminst
onzinnig.
Niet minder problemen levert de inter
pretatie van 'Ash-Wednesday' op. Het
christelijk geloof treedt op de voor
grond in dit gedicht, waarin zonde,
schuld, berouw, boete, verlossing, ver
loochening en genade belangrijke the
ma's zijn. Veel bewoordingen herinne
ren aan de poezie van Dante en aan
liturgische teksten. In dit bestek is het
onmogelijk te citeren uit deze lange
gedichten
Een van de weinige korte maar helaas
niet erg representatieve verzen uit de
bundel is het door Bert Voeten vertaal
de 'Cape Ann'
O vlug, vlug. hoor de zangmus.
Moerasmus, vosmus, vespermus
Bij dageraad en donker. Volg de dans
Van de distelvink in de middag. Geef
een kans
Aan de tuinfluiter, de schuchtere. Be
groet
Met schril gefluit de stem van de
kwartel, beducht
Wegwippend in het laurierbosje. Volg
de loop
Van de Loper, de ivaterspreeuw. Volg
de vlucht
Van de dansende pijl, de purperzwa
luw. Groet
In stilte de nachtraafLouter verruk
kingen. Zoet zoet zoet
Maar sta ten slotte dit land af. sta het
af
Aan zijn rechtmatige eigenaar, de stug
ge, de zeemeeuw.
En daarmee basta.
Eliot is niet een dichter die men snel
zal bewonderen. Daarvoor blijft er te
veel duister. Maar met de voortreffelij
ke commentaren die dit boek biedt,
komt men toch veel nader tot de
belangrijke dichter Eliot dan tot nu toe
in Nederland mogelijk was. Dat dit pas
gebeurt in een tijd waarin in de Angel
saksische landen Eliot niet meer zo
hoog wordt gewaardeerd als voorheen,
is merkwaardig.
T S Eliot-Gedichten ITweetalige uitgave
met keuze uit zijn poezie plus commentareni
Samenstelling: W. Bronzwaer, 288 pag.;
f27.50. Ambo. Baam.
Februari 1984 wordt „Het dagboek van Anne Frank" opnieuw uitge
bracht als toneelstuk. „Maar nu zonder geur van heiligheid. Anne was
geen halve Jeanne d'Arc", aldus Mies Bouhuys die de verouderde en
sentimentele Amerikaanse toneelversie uit 1955 zal bewerken. De regie is
in handen van Jeroen Krabbé die ook de rol van vader Otto Frank speelt.
Bij de presentatie van de groep acteur die „Het dagboek van Anne Frank"
als vrije produktie zullen uitbrengen, zijn drie debutanten voorgesteld.
Het zijn Jip Wijngaarden als Anne, W'ilke Duran als Margot en Frank
Rigter als Peter.
„Het is een waanzinnige klus",
meent Jeroen Krabbé „Ik begon
aan dit stuk te denken uit woede
over voetbalsupporters en spandoe
ken die mij niet zo bevielen. Toen
ontstond het plan om acteurs als
demonstratie te gebruiken tegen
iets. Ik stel mezelf absoluut discuta
bel voor deze rol. Het lijkt me heel
moeilijk om het met regisseren te
combineren. Maar als je het dag
boek volgt merk je dat Otto Frank
optreedt als een soort regisseur van
de gebeurtenissen in het Achterhuis.
Dat gaf me de moed om het te
proberen".
Sedert de opvoering in 1956 door
toneelgroep Theater met Martine
Crefcoeur als Anne Frank heeft geen
enkele regisseur een nieuwe produk
tie aangedurfd. Als je geen Anne
kunt vinden, lukt het niet. Daarvan
waren vorig jaar ook Wim Barry van
het Cultureel Centrum in Amstel
veen en producent Jacques Senf
overtuigd. Een toevallig gesprek
met Jeroen Krabbé richtte de aan
dacht opnieuw op het toneelstuk.
Krabbé ontdekte dat hij nu onge
veer dezelfde leeftijd heeft als Otto
Frank tijdens de oorlog.
Krabbé, op het ogenblik kaal ge
schoren in verband met de filmopna
men voor „Willem van Oranje", wil
Anne Frank ontdaan van elk senti
ment terugbrengen op het toneel.
Hij zegt: „Het gaat om die twee
families die verplicht waren om een
paar jaar op een paar vierkante
meter met elkaar door te brengen.
We weten dat ze tenslotte vermoord
zijn. Ik ben van plan om de voorstel
ling te begeleiden door een kleine
tentoonstelling over de vervolging".
„Het dagboek van Anne Frank"
gaat op 17 februari volgend jaar in
première met Adrienne Kleiweg als
moeder Frank. Nelly Frijda als me
vrouw Van Daan, Luc van Mello als
haar echtgenoot, Sacco van der Ma
de als tandarts Dussel en Liesbeth
Struppert en Ernst Zwaan als de
helpers Miep en Kraler.
De belangstelling van de zijde van
scholen en theaterdirecties is groot
en het stuk is tot eind mei geboekt.
Twee jaar geleden verscheen een Alaska-
reisboek van Inez van Dullemen, 'Eeuwig dag,
eeuwig nacht'. Zij maakte die zeer noordelijke reis
met haar man en haar twee volwassen kinderen.
Daarna vertrok ze op haar eentje naar Kenya en ook
over haar nieuwe avonturen in de tropen schreef ze
weer een boek dat net als het voorafgaande uit een
proloog en dertien reisschetsen bestaat. Ze droeg het
op aan man en kinderen.
Globaal gezien heeft dit nieuwe boek dezelfde kwali
teiten en tekortkomingen als de voorganger. Wanneer
Inez van Dullemen beschrijft wat ze ziet kan ze je tot
verrukt herkennen, tot mee-zien en mee-beleven
brengen. Maar wanneer ze beschouwelijk wordt, irri
teert ze telkens door oppervlakkigheid en banaliteit.
Ze zou een goede tekstschrijver zijn voor van die
ideële advertenties over buitenlanders. Hoewel men
haar geen relativerend oordeel kan ontzeggen, strui
kelt ze toch telkens weer in valkuilen die ze had
moeten zien. Ze schijnt, tegen beter weten in haast, te
denken dat de menmg van ongeveer de eerste de
beste arts, missionaris of Engelssprekende autoch
toon heel Afrika in heden en verleden voor ons open
kan leggen. Zij ls niet meer (en niet minder) geweest
dan een begerig en vlijtig rondkijkende toeriste in een
klein stuk van een onmetelijk continent.
Het boek eindigt: „Denk je dat je nu iets weet van
Afrika, denk je dat je iets gezien hebt?" Het hoofd
schuddend gaf hij zelf het antwoord: „Het is zo
gecompliceerd. Al zat Je hier een heel leven, dan nog
had je maar een klein fragmentje gezien..." (156).
Zo is het. Zij weet het dus wel. Waarom schiet zij als
schrijfster dan af en toe zo hinderlijk tekort? Is het
toch haar instelling? Er is geen sterveling die ver
wacht dat een toeristisch bezoek aan een Afrikaans
land, ook al was men er zelfs eerder, enig werkelijk
inzicht in de problemen kan geven. Die kan men
waarschijnlijk veel beter in zijn studeerkamer in het
vizier krijgen. Wanneer men een beeld op wil roepen
van de veranderingen in Afrika in de afgelopen
anderhalve eeuw, heeft men niet genoeg aan dertien
reisschetsen. Het probéren is al hybris.
Wat men wèl verwacht van een intelligent schrijfster
die op rijpe leeftijd (geboren 1925) zo'n toeristische
reis maakt, is een diepgaand eigen avontuur en
zelfonderzoek, op gang gebracht door het telkens
opnieuw schokken van het vertrouwde denkpatroon
dat plaatsyindt wanneer men enige tijd met zo'n
totaal andere cultuur in aanraking is. Alleen daarover
kan Inez van Dullemen ons zo eerlijk mogelijk
inlichten. En dat nu. gebeurt helaas te zelden. Als ik
eerlijk moet wezen vind ik de spontane reactie van
een Europese toeriste die niet anders doet dan negers
kijken in 't wild en het dan maar allemaal gek vindt,
wel eens interessanter dan die van Inez van Dullemen.
die hetzelfde doet. maar die daarbij moraliseert en het
ook nog gênant vindt dat ze het doet. Maar tóch zo
nodig foto's moet maken, hoewel ze wéét dat het
onbehoorlijk is behalve in de toeristencentra. Dan
maakt ze met al haar zogezegde begrip en 'voorberei
ding' de gekste fouten. Biecht ze wel op:
„Kinderen komen naar buiten,jonge meisjes. Zij daar
was zij het niet die in Malindi danste bij het
eetfestijn in mijn hotel? Ali vraagt het haar en het
fraaie kleine hoofd knikt nauw merkbaar. „Je danste
mooi", zeg ik in een plotselinge opwelling van geest
drift, „Nzuri sana!" Mijn gevoelens voor Afrika zijn
opeens zo overweldigend dat ze met mij op de loop
gaan. ik pak haar hand om die te schudden: „Nzuri
sana!" Haar hand is koud en de mijne heet. zij
beantwoordt de druk van mijn vingers niet. ik voel me
opeens afgewezen door deze jeugdige aristocrate van
het woud" (117).
Op zo'n moment kom je wel geen stap dichter tot
Afrika, maar tenminste wel tot de schrijfster.
Het beste op dreef is Inez van Dullemen wanneer
ze dieren observeert. Ik herinner aan het mooie
korte verhaal over de messenmaker met de wijfjes
adelaar in 'Eeuwig dag, eeuwig nacht'. Zo'n afgerond
verhaal als 'Huwelijk met de adelaar' bevat dit
nieuwe boek niet, maar talrijk zijn de zeer nauwkeu
rige beschrijvingen van Afrikaanse dieren. Over
giraffen:
a„Als zij gaan galopperen bewegen hun halzen in
slowmotion heen en weer als de masten van schepen
op een trage golfslag" (33). Spijtig genoeg volgt dan
weer een oppervlakkige excursie in de geschiedenis
met domme regels als: „De Romeinen waren stom
verbaasd toen zij dit fabeldier voor het eerst zagen
optreden bij de kampspelen van Julius Caesar. Een
succes dat het steevast met de dood moest bekopen.
Want net als de leeuwen en de olifanten stierven zij
met honderden tegelijk op het zand van het Colos
seum".
Waar heeft ze die wijsheid vandaan? Caesar heeft in
46 voor Christus eens een paar giraffen in een
hans warren
LETTERKUNDIGE KRONIEK
triomftocht mee laten lopen en bij de spelen van 247
na Christus waren er tien giraffen aanwezig. Men
was daar kennelijk héél zuinig op: ze droegen klokjes
om de nekken en ze werden door een neger geleid.
Althans zo ziet men ze op zorgvuldige afbeeldingen.
Maar volgens Van Dullemen begon „op dat moment
de massacre van deze grote zoogdieren, zodat er al
heel spoedig geen exemplaren meer boven de Sahara
te vinden waren" (33).
Ook wanneer ze andere dieren ten tonele voert merkt
men: observeren doet ze enorm goed, kennis heeft ze
weinig. Over struisvogelgedrag: „Wij zagen voor onze
truck uit, in het zandspoor dat naar de horizon leidde,
een struisvogelpaartje kuieren, net als een echtpaar
op zondag met hun kroost tussen hen in. De kleintjes
leken op egels doordat ze met stijve pennen bezet
waren die alle kanten uitstaken en ze renden hierheen
en daarheen door de plukken verschroeid gras. Vlak
voor onze auto stonden de ouders plotseling stil.
zenuwachtig. Ook wij hielden stil. Toen liep het
mannetje om de truck heen en haalde daar een jong
vandaan dat achter was gebleven. Wat zorgzaam,
dacht ik vertederd. Het wijfje en de haan keken naar
elkaar, terwijl hun snavels open en dicht gingen alsof
ze samen overlegden ik zag het bewimperde oog
van het wijfie, vochtig en zwart als een waterbron, een
juweel gezet in die onooglijke vogelkop, toen hief ze
haar grote poot op met de tweeteensvoet en de
scherpe nagel en trapte de achterblijver dood, ze keek
even of hij wel dood was. trapte nog een keer en toen
gingen ze verder. Waarom? Was het een zwakkeling?
Had hij de familie in gevaar gebracht door ongehoor
zaamheid of onaangepastheid? Een drama in een
notedop Of waren wij het die door onze aanwezigheid
deze executie hadden bewerkstelligd?" (44 45).
Bijzonder mooi is ook de beschrijving van het doden
van een pofadder, of van haar gevoelens wanneer ze
heel dapper een python om haar hals laat vlijen
teneinde zo op de foto te gaan (124). Vermakelijk zijn
soms ook haar reflecties als ze spontaan noteert,
zonder te willen filosoferen, zoals op pagina 55 waar
ze een opperhoofd mag fotograferen die een enorme
reflecterende zonnebril op heeft: „Ik houd mijn
camera op hem gericht terwijl hij argwanend mijn
shillingen aan het tellen is, ik zie mezelf weerspie
geld, heel klein in die metalig glanzende bidsprink
haanogen (twee civilisatie-glazen tegenover elkaar;
de lens van mijn camera en het glas van zijn
Amerikaanse bril en daarachter onze echte ogen)"
(56).
Of deze notitie, over het leven in Amboseli: „Zelfs de
meerkatten zijn daar gedegradeerd tot speelgoed, ze
bedelen wit brood en stoppen hun wangen vol met
kurken van wijnflessen, doppen van frisdranken en
andere rotzooi, iemand gaf ze mosterd te eten en
iedereen vermaakte zich met de potsierlijke sprongen
en jammergeluiden die de beesten maakten alles
show en eigenlijk verdenk ik de meerkatten ervan
het hele spelletje mee te spelen, net als de Afrikanen
zélf want ik weet niet wat er achter die gelakte
glimlach van de houseboys en hotelbedienden zit.
Hoe zien zij ons? Als een kudde roze spaarvarkens die
je goed moet schudden omdat er veel geld in zit?"
(138).
De titel van het boek, die mogelijk doet vermoe
den dat er ook erotische avonturen aan de orde
komen, blijkt naar iets onschuldigs te verwijzen. Op
pagina 68 wordt verhaald hoe tijdens een nachtelijke
dansvoorstelling een jongetje van negen jaar contact
met de schrijfster zoekt: „Hij raakt mijn arm aan en
dan mijn borst. De borst heeft in deze streken geen
erogene (sic!) betekenis, het is een voedselbron,
vrouwen bieden dorstige reizigers de borst aan ik
ben een oervrouw, een oermoeder, zelf ook onzicht
baar in het donker. Is het het licht dat mensen wit,
zwart of rood maakt? Ik voel die lichte aanraking
tegen mijn borst ik word aangeraakt door Afrika".
Het is een typerend fragment, oppervlakkig, slecht
geschreven, pretentieus, een beetje dom en een
beetje raar. En blijkbaar toch belangrijk genoeg om
de titel van het boek te leveren.
Hoewel 'Een zwarte hand óp mijn borst' een lezens
waardig boek is. blijft men het besef houden dat het
allemaal zoveel beter had kunnen zijn. De gretigheid
van de schrijfster om alles in te drinken was groter
dan haar bereidheid zich in te spannen om haar
ervaringen enige innerlijke diepte mee te geven. De
indruk die men overhoudt is: niet onaardig, als een
foto-album met zorgvuldig gemaakte opnamen, als
een redelijke televisiereportage. Morgen ben je het
allemaal vergeten. En dat kan niet de bedoeling van
zo'n boek zijn. Inez van Dullemen haalt hier niet het
peil van 'Eeuwig dag, eeuwig nacht' waaruit althans
het arendenverhaal onvergetelijk bleef.
Inez van Dullemen:Een zwarte hand op mijn borst'. Bericht
uit Kenya: f27,50; 156 pag.; Querido, Amsterdam.
sc
m
2
H
b:
bi
ai
bi
ei
'6
ei
n
h
A
h:
ja
b:
v
N
s<
n
d
d
a:
fc
k
v
n
C
E
d
g
a
d
z
ii
v
n
v
1
1
V
d
(i
e
r
n
z
Bevreemdend mooide
nostalgie'van een verloren lijd-,
perk - De Volksgazet
Dit is schrijven op hoog plan. -
Hans Warren in de Provinciale
Zeeuwse Courant
F. B. Hotz Duistere jaren
Verhalen.
Eerste druk gebonden, met
stofomslag. 224 blz f36,50
Latere drukken als Grote ABC.
224 blz. f26.50
Over Hotz schreven de critici:
Hotz heeft een heel bijzondere,
zeer onderdrukte maar
daardoor juist machtige
emotionaliteit. - T.van Deel in
Trouw
In iedere boekhandel te kóóp
ARBEIDERSPERS SINGEL 262