MEER
VERSTAND
DAN
GEVOEL
de meisjes
van samoa i
ZWIJGEN OF SPREKEN nieuw werk van adriaan van der veen
de poëzie
van vestdijk
fWj.
H
ZATERDAG 9 APRIL 1983
PZC/ weekendkrant
\U". .0
i;
4 m
i
ti
f f ■••Pt
-%-
J'
ïi;
Hoe omvangrijk het prozawerk en het essayistische werk van S. Vestdijk (1898-1971) zijn is
bekend. Ook zijn poëtische oeuvre is zeer omvangrijk. De drie delen van zijn in 1972
verschenen 'Verzamelde Gedichten' beslaan meer dan vijftienhonderd pagina's. Dit, terwijl hij
slechts bij vlagen poëzie heeft geschreven. Over deze perioden zei Vestdijk eens: „Dan doe ik
niets anders. Dan komt 't los".
De eerste periode van grote dichterlij
ke produktiviteit viel van 1930 tot 1932.
De bundels die in de jaren daarna
verschijnen zijn gevuld met gedichten
uit die tijd. In de jaren 1942-1943 toen
Vestdijk als gijzelaar geïnterneerd was
en in de hongerwinter, schreef hij ook
veel poëzie. Tot stand kwamen 'Gestel-
sche liederen". "Thanatos aan banden'
en 'Mnemosyne in de bergen'. Verhou
dingsgewijs veel gedichten maakte
Vestdijk tenslotte tussen 1955 en 1958.
Het door het optreden van de Experi
mentelen veranderde poëtische kli
maat is een aanleiding geweest voor
het zwijgen van Vestdijk als dichter. In
een vraaggesprek verklaarde hij: „Dat
ben ik mezelf ook wel bewust geweest,
dat mijn geringere lust in poëzie schrij
ven dat dat ongetwijfeld samenhangt
met mijn gevoel van...nou ja, tegen
woordig doen ze het zo totaal anders,
dat het voor mij geen zin meer heeft
iets' in die richting te proberen".
Ondanks de respectabele kwantiteit
van zijn poëzie, heeft Vestdijk tijdens
zijn leven als dichter niet veel erken
ning gevonden. Ook nadat de 'Verza
melde Gedichten' verschenen waren,
bleken maar weinigen ervan overtuigd
dat hij een werkelijk groot dichter was.
Af en toe probeert iemand hem wel als
zodanig te presenteren, maar in de
'canon' staat hij toch hoogstens op het
tweede plan, wordt hij ten achter ge
steld bij Leopold, Roland Holst, Ach
terberg, Gerhardt. En terecht. Vestdijk
is een interessant, maar geen groot
dichter. De ideeën zijn er. De techniek
is er, al zijn rijmen en metrums niet
altijd geslaagd. De bezieling ontbreekt
echter. Het verstandelijke en gecon
strueerde karakter van Vestdijks
dichtwerk leidt doorgaans tot pro
grammatisch maakwerk. Vestdijk aan
het woord: „Mijn verzen zijn veel meer
berekend dan spontaan opborrelend"
Onberispelijke gedichten schreef hij
soms, maar gespeend van elk vuur.
Tekenend in dit opzicht zijn zelfs de
meeste van zijn 'Grieksche sonnetten'.
De versificatie is goed. De kennis van
de mythologie is goed. Maar dat moei
lijk te omschrijven uitstralen dat een
gedicht tot poezie maakt ontbreekt
doorgaans.
De beste introductie tot Vestdijks
dichtwerk bieden zijn door Mar
tin Hartkamp bezorgde 'Verzamelde
Gedichten', een uitgave die echter al
sinds zes jaar uitverkocht is. Dan is er
de door Vestdijk zelf samengestelde
bloemlezing 'Een op de zeven', in 1981
herdrukt. Onlangs verscheen boven
dien in de uitstekende reeks Bert
Bakker Bloemlezingen een door Mar
tin Hartkamp samengestelde keuze
uit Vestdijks gedichten onder de titel
'Wanneer mijn vader sterft, laat mij
dan staan'. De beide bloemlezingen
overlappen elkaar nogal.
Nu kom je bepaalde verzen van Vest
dijk toch steeds weer tegen in bloemle
zingen. Dat ligt niet aan de bloemle
zers. maar aan de dichter. Veel van zijn
gedichten zijn al te mat. terwijl er ook
een aantal verzen zijn die er door hun
kwaliteit direct uit springen. Natuur
lijk kiest men voor zo'n vers. Daarom is
het hieronder volgende geslaagde ge
dicht 'Zelfkant' zo befaamd geworden,
terwijl andere gedichten van Vestdijk
onbekend zijn gebleven.
Ik houd het meest van de halfland'ljjkheid:
Van vage weidewinden die met lijtien
Vol waschgoed spelen; van fabrieksterrei
nen
Waar tusschen arm'lijk gras de lorrie rijdt,
Bevracht met het geheim der dokspoorlij
nen.
Want 'k weet, er is waar men het leven slijt
En toch niet leeft, zwermend meer eenzaam
heid
Te vinden dan in bergen of ravijnen.
De walm van stoomtram en van bleekerij
Of van de ovens waar men schelpen brandt
Is meer dan thijmgeur aanstichter van droo-
En 't zwarte kalf in 't weitje aan den rand
Wordt door een onverhoopt gedicht bevrijd
En in een beeld met sintels opgenomen.
Ondanks de overlappingen met 'Een
op de zeven' is de uitgave van Hart
kamp gerechtvaardigd te noemen
Voor wie het nawoord van de 'Verza
melde Gedichten' niet kent, is het
voorwoord van zijn bloemlezing zeer
interessant. Verder geeft hij twee tot
nu toe onbekende gedichten van Vest
dijk, die alleen maar gepubliceerd wer
den in de jaargang 1919 van het studen
tenweekblad 'Minerva'. 'Herfst' en
'Aan...' heten de twee lyrische verzen.
De gedichten in deze bloemlezing
staan in volgorde van ontstaan.
De teksten zijn conform aan die uit de
'Verzamelde Gedichten'. Hartkamp
beperkte zich tot de kortere verzen
van Vestdijk. Wel deed hij bijvoor
beeld ook een keuze uit de merkwaar
dige reeks van 150 sonnetten 'Madon
na met de valken'.
Hartkamp wil in Vestdijks dichtkunst
een ontwikkeling zien van parlando
naar lyriek. De ommekeer legt hij bij
het uit 1938 daterende 'Apollinische
ode'. Vestdijk in een vraaggesprek:
„het, niet alleen meest lyrische gedicht
dat ik ooit geschreven heb, maar
ook, in dit gemiddelde dan, het beste
gedicht".
Instructief is wellicht dit vers 'Torens
rondom Beekvliet':
De herfst bouwt veel kerktorens bij; zij rijzen
Als punt'ge paddenstoelen uit den grond,
En achter ied're laan, die de storm schond,
Zien wij hun spitsen naar den hemel wijzen.
Hoe fier, hoe vorst'lrjk scharen zij zich rond
Dit armelijk verval onder de grijze
Herfstluchten, waar de stormen doorheen
reizen,
Naar een al scherpomlijnder horizont.
Wel zal het licht in dit benarde heden
Achter de torens van dorpen en steden
Nog maandenlang klein en onvindbaar zijn:
Maar 't diepst verval is geen te hooge prijs
Voor deze klare silhouettenlijn.
Die 't land doet rusten in zijn parelgrijs.
Het vers is van een orde die veel
voorkomt in Vestdijks poëtische werk.
Knap gedaan, maar er blijft je mets
van bij. Hij schreef het gedicht in 1942
in het seminarie Beekvliet te Sint-
Michielsgestel Het is instructief omdat
hij in het gijzelaarskamp een lezing
gehouden heeft waarin de wording
ervan uitvoerig geschets wordt. Deze
lezing 'Het schrijven van verzen' is
opgenomen in 'De glanzende kiemcel'.
Uit de lezing blijkt in elk geval Vest
dijks vakmanschap als dichter. Hij
onderwerpt zyn gedicht aan kritiek,
verklaart en zoekt. Hij sprak over het
evenwicht tussen inspiratie en con
structie bij het tot stand komen van
een gedicht. De inspiratie is naar zijn
zeggen aangewezen op de constructie
en omgekeerd. Bij 'Torens rondom
Beekvliet' kristalliseerde het gedicht
zich slechts rond één regel die Vestdijk
ingegeven werd „De herfst bouwt veel
kerktorens bij".
„Het verschijnsel dat mij trof
bestond hierin dat men tengevolge van
het afvallen van de bladeren veel meer
van de omgeving van het seminarie
Beekvliet te zien kreeg dan in de
zomermaanden, toen wij met dit oord
kennis maakten. Het dorp lag open en
bloot voor onze blik; men ontdekte
torens. Deze torens nu, mijne heren,
gaven mij een zekere impressie
misschien omdat hun aanblik de bui
tenwereld en de vrijheid die deze bui
tenwereld voor ons symboliseert, iets
naderbijgebracht scheen te hebben
En nauwelijks had ik het plan opgevat
om aan deze torens die in het najaar
zichtbaar waren geworden, een sonnet
te wijden, of mij w«s ook reeds een
dichtregel ingevallen. Deze regel
luidde als volgt: „De herfst bouwt veel
kerktorens bij".
Deze ene, beslist nog al zwakke
inval, werd dus door constructie
aangevuld. Rijm, maat enzovoorts.
Bijpassende zinnen, woorden. Tot het
er uitzag als een sonnet. Maar het is in
feite allemaal overbodig opvulsel.
Breedsprakigheid in plaats van sug
gestie. Uitspinnen in plaats van ver
zwijgen. Het is niet alleen een euvel
van Vestdijks poëzie, maar ook van
zijn proza.
Vestdijk zal zich vaak op zulke magere
gedachten als in 'Torens rondom Beek
vliet' gebaseerd hebben. Zelfs is er een
Simon Vestdijk, detail van een schilde
rij van Edgar Femhout
behoorlijk aantal gedichten van hem
waarin helemaal geen geïnspireerde
kern te ontwaren is. Dat zal er de
oorzaak van zijn dat zijn gedichten
vaak spanning missen. Niet altijd, hij
schreef immers ook het om onbegrijpe
lijke redenen niet door Hartkamp op
genomen 'Het verleden van Silenos':
Men fluistert, dat hij Dionysos was,
De oude dronkaard, in zijn jonge dagen.
Vraag het hem met, hij zal uw rust belagen
Met zotteklap in 'l warme zomergras.
Hg zal u overreden, en u vragen
Wie hier de meester is van 't druifgewas;
F.n met hem drinkend uit hetzelfde glas
Zult ai) '1 gelooven, uit het veld geslagen.
En twijfelt ge wie daW Waar is het kind.
Het godskind dan, als 't zich niet hier
bevindt
Ge zoekt, ge drinkt, en luistert, droomverlo-
En zoo begooch'lend is zijn roode wijn,
Dat dit uw slotsom enkel nog kan z(jn:
Of hij, of ik. werd hier als god herboren.
In Vestdijks poëzie brengt het verstand
het gevoel in het gedrang. De construc
tie de schaarse inspiratie. Die inspira
tie deed Vestdijk niet alleen op achter
de schrijftafel, met name in zijn vroege
gedichten putte hij ook uit zijn jeugd.
Opmerkelijk is nog dat in zijn poëzie de
allegorie veel voorkomt. Behoorlijk
groot is de eruditie die hij aan de dag
legt, maar op pagina 173 van deze
bloemlezing blijkt hij wel heel weinig
gevoel op te kunnen brengen voor de
sfeer van Watteau's schilderij 'Le dé-
part, de Cythère'. Opperste weemoed
ademen de vertrekkende figuren, maar
Vestdijk meent juist dat ze opgewekt
'glanzen van ongeduld en liefdes-
drang'.
Samenvattend: er valt beslist een en
ander te bewonderen in Vestdijks ver
zen. Maar er is nauwelijks één regel in
zijn dichterlijk oeuvre die een lezer
voor altijd stempelen kan. Poëzie was
voor Vestdijk een tamelijk loos intel
lectueel spel. Op een enkele uitzonde
ring na missen zijn gedichten een
eigen leven.
s VestdijkWanneer mijn vader sterft, laat
mij dan staan'. Samenstelling M. Hart
kamp. 208 pag.. 14,50; Bert Bakker, Am
sterdam.
ZATE
Onder antropologen en in de Amerkaanse pers is nogt
wat opschudding ontstaan over het probleemloze sek>
leven van meisjes op Samoa. Een Nieuwzeelandse onderzo»
ker, Derek Freeman, heeft de aanval geopend op het befaan
de boek hierover van Margaret Mead, 'Coming of age in Si
moa' (Volwassen worden in Samoa).
Volgens Freeman, hoogleraar antro
pologie in ruste, klopt er weinig van
het beeld dat Margaret Mead in 1928
van dit eiland in de Stille Oceaan
schetste en waarmee ze in één klap
wereldberoemd werd. Het Samoa
van Mead was een idyllisch oord,
waar weinig problemen, weinig ge
weld en weinig jaloezie voorkwam.
Volwassenen brachten hun tijd door
met een beetje vissen, eten en dan
sen. De jonge meisjes van Samoa,
Meads belangrijkste onderwerp, be
woonden een paradijs waar ver
krachting onbekend was en waar
maagdelijkheid en seksuele trouw
met grote onverschilligheid werden
bezien.
Vooral daardoor verliep de puberteit
van deze meisjes, in tegenstelling tot
die in het Westenzonder veel proble
men. Opgroeien in Samoa „betekent
geen periode van crisis of spannin
gen. van conflicten en filosofische
problematieken, van vage ambities",
aldus Mead.
Meads onderzoek, in uiterst leesbare
stijl neergelegd in een boekje van
140 pagina's, sloeg in de Verenigde
Staten in als een bom. In die tijd,
eind jaren twintig, waren psycholo
gen en antropologen in hevige strijd
gewikkeld over de vraag hoe het ka
rakter van de mens vorm kreeg. Het
ene kamp meende dat dit vooral een
biologische kwestie is, waarbij ka
raktereigenschappen zoals misda
digheid worden geërfd en zwarten
en immigranten op grond van hun
ras minderwaardig zijn.
Het andere kamp hield vol dat het
karakter vooral een kwestie van cul
tuur is, en dat conflicten in de maat
schappij eigenlijk te wijten zijn aan
een verkeerde opvoeding. Meads
boek deed de weegschaal definitief
doorslaan naar de kant van het 'cul
tureel determinisme' en sindsdien is
dit de visie die in de handboeken en
de encyclopedieën als de juiste staat
vermeld.
Ook Freeman was, zo zegt hij, met
deze denkbeelden groot geworden.
„Ik ging naar Samoa om Meads
ideeën te bevestigen, niet om ze te
weerleggen. Maar in plaats van liefde
onder de palmen trof ik een kuis-
heidscultus aan onder de meisjes van
Samoa. Verkrachtingen komen er
tweeëneenhalf keer zoveel voor als in
de Verenigde Staten. Men was er au
toritair en naijverig. Rond 1941 was
ik ervan overtuigd dat Mead astrono
mische fouten had gemaakt en ik be
sloot een boek te schrijven om haar
onderzoek te weerleggen".
Na 40 jaar verder onderzoek en
een groot aantal nadere bezoe
ken aan Samoa, voelde Freeman
zich naar eigen zeggen zelfverzekerd
genoeg om het tegen Mead op te ne
men. Twee belangrijke gegevens
speelden daarbij een rol. Hij kreeg
pas onlangs een officieel verslag van
het aantal verkrachtingen op Sa
moa in 1925, het jaar dat Mead op het
eiland was, en het rapport van een
Amerikaanse onderzoekscommissie
ook uit die tijd, dat de bewoners als
uiterst concurrerend en diep-reli-
gieus beschreef.
Hoe kon Margaret Mead zo de plank
misslaan? Volgens Freeman kwam
Mead als 23-jarige vol met romanti
sche ideeën en filosofische bezieling,
maar zonder enige ervaring, naar Sa
moa. Zij wilde de ideeën over de men
selijke natuur die in haar kringe
leefden graag bevestigen. Bove
dien, aldus Freeman, sprak zij de ta;
van Samoa nauwelijks, ook al zei s
van wel. Ze woonde bij geëmigreerd
Amerikanen en hield haar in terrier
m de achterkamer van een Amer
kaanse marine-apotheek-
Ernstiger echter is dat Mead uitslc
tend afging op die interviews, l
sprak met 50 meisjes, zonder vertis
hun uitspraken te controleren. ,D
meisjes hebben him verhalen wat
schijnlijk terplekke bedacht", aldi
Freeman. Tegenwoordig hoeden s
ciologen en antropologen er zich w
voor uitspraken in interviews zond-
meer te geloven.
„Mijn werk is gebaseerd op waart*
mingen", aldus Freeman. „Ik geloi
niet dat Mead loog, maar ze is f.
misleid. Plagen is een typisch Si
moa's trekje". Overigens werdenoa
ten tijde van de publikatie j
Meads boek al dergelijke bezwaie
naar voren gebracht en werd erop g>
wezen dat haar manier van gegeven 1
verzamelen nogal rammelde.
Freeman ontmoette Mead voor hg (.and
eerst in 1964 in Australië en bi
schreef haar zijn bevindingen. ,Ji bran
was onthutst over w*t ik haar vb (wee
telde". De twee onderzoekers begot
nen een briefwisseling, die t« 'ra
Meads dood in 1978 duurde. De ee ke F
ste versie van Freemans boek heet
zij niet meer kunnen lezen.
voer
calai
met
aller
Iln een commentaar in 'New Socie zegg1
ty' wijst de Leidse hoogleraar ii|
de antropologie dr. A. Kuper eroM Van e
dat die opschudding waarschijnlijlj "tr®
wederom meer te maken heeft ra
hans van maanen
wereldbeschouwing dan met weta
schappelijke feiten. De problen
drC.
ramp
Mead zich bezighield bij
staan nog steeds, zij het in iets andi J? a
re, maar subtiele vorm. Wordt pj
keren
hebbf
drag voornamelijk beinvloed c
biologische of door culturele fi
ren? Welke onderdelen van het p Je'en(
drag worden beinvloed en hoe werl
dat dan?
Het werk van Mead werd door de);
ren heen regelmatig geciteerd do» K
progressieve geleerden als Bertrait
Rusell en Benjamin Spock. Met ernj ®aar.
leedvermaak constateren hun tega!
standers nu dat zij zich steeds
pen op ondeugdelijk onderzoek»
concluderen dat Freeman de conss
vatieve stellingen komt versterkea
Dat is echter voorbarig. In de eerfl
plaats schrijft Freeman uitdrukte
lijk dat hij noch het ene nocht te
andere kamp steunt. Net als elke as
dere moderne antropoloog stelt hj
dat 'er een voortdurende en subtiek
wisselwerking is tussen (bewuste e
onbewuste) impulsen en maatschap
pelijke regels'.
In de tweede plaats maken de cos
servatieven op deze manier dezelfii
fout als de progressieven 50 jaar ga
leden met Mead deden: men kandi
wereld al dan niet willen veranda
ren, maar dat is een politieke keuzt
die niet met wetenschappelijke fó
ten kan worden verdedigd.
D. FreemanMargaret Mead and St
moa, The making and unmaking ij
an anthropological myth. Harvatt
University Press, 1983, 365 paginal
Prijs 20 dollar.
twee
doorg
tuatie
zaker
scheii
algen
streel
De sil
keld,
konir
lijnen
Zeela
centr
werd
van c
sch-V
eén i
Zeela
weerl
hebbi
de kr
van c
Ik he
erby
ming
tot n
Het is niet zo eenvoudig uit te maken wanneer het
terrein van de literatuur ophoudt en overgaat in
dat van de lectuur. Literatuur is zoiets als de 'schone
letteren', ware kunst; lectuur is leesstof zonder
literaire waarde, pejoratief ook leesvoer genoemd.
Talloos zijn evenwel de overgangen tussen de genres.
Detectives worden meestal tot de lectuur gerekend,
maar een boek als 'De kroongetuige' van Maarten 't
Hart is zowel een detective als 'literatuur'. Al het
werk van Maarten 't Hart, hoe populair ook, behoort
tot de literatuur. Maar iemand als Jan Wolkers
benadert vaak bedenkelijk het peil van de lectuur.
Waar, wanneer overschrijf je de grens?
Tot de meest verkochte dichters behoren mensen als
Nel Behschop en Okke Jager. Je zoekt hun namen
vergeefs in enig literatuuroverzicht, ze worden te licht
bevonden. Jos van Manen-Pieters, Leni Sans en nog
een heel rijtje anderen, ze vinden honderdduizenden
lezers geen serieus lexicon die ze vernoemt. Er zijn
ook allerlei 'tussenfiguren', meestal zéér pupulaire
schrijvers die zo'n beetje tegen de literatuur aanhan
gen, maar die toch met ernstig genomen worden door
critici en bloemlezers, als Jan Mens. Anne de Vries.
Het komt vnjwel nooit voor dat een auteur die als
lectuurschrijver begint ooit opklimt tot de ware
literatuur.
Andersom is het vaker, en een voorbeeld daarvan is
Adriaan van der Veen, geboren 1916, ooit ingehaald
als een veelbelovend jongmaatje in onze letteren,
eens ook invloedrijk criticus bij de NRC en geleide
lijk afgezakt tot producent van leesvoer, boeken
stampvol cliché's en banaliteiten waar je als bespre
ker geen weg meer weet, die je met gêne vervullen.
'Zwijgen en spreken', zijn nieuwste creatie, is er één
Wanneer je in een heel melige stemming bent en zo
goed als géén eisen stelt, dan kun je het boek
misschien zonder verveling uitlezen. Ofschoon, erge
ren doe je je dan toch aan de grenzeloze oppervlakkig
heid, het verschrikkelijk saaie plot. de vaagheid. Er
gebeurt niets in dit boek dat zich ook maar even in je
geheugen gnft. er is niets waar je over na kunt
denken, niets geestigs, niets pittigs.-niets vemjkends.
schokkends, treffends of aandoenlijks, het is of je
een boek dat je al honderdmaal in betere uitvoering
gelezen hebt nog eens dreinerig na hoort wauwelen.
Als ik u het plot vertel, begint u misschien al te
lachen, in de verwachting dat het een parodie is, maar
vergeet het: het is bloedige ernst.
Erie. 33 jaar. en Saskia. 29. zijn rijf jaar getrouwd, ze
hebben geen kinderen gewild tot nu toe. Hij heeft snel
carrière gemaakt, werkt nu aan een universiteit, maar
dient te promoveren. Zij is vertaalster. Het zijn - om te
zien - beiden knappe mensen. Ze hebben het goed.
houden ook beslist van elkaar, maar toch zijn ze aan
een huwelijkscrisis toe. Ze huren voor de zomermaan
den van kennissen een huisje in Menton, met de
bedoeling dat Eric aan zijn proefschrift zal gaan
schrijven.
Een stroom van tegenslagen zal het echtpaar tijdens
deze vakantie in het Zuiden overspelen en of uiteinde
lijk hun toch al niet meer zo hechte band tegen al die
beproevingen bestand zal blijken te zijn. is een vraag
die de schrijver open laat: we zijn aan het eind even
wijs als aan het begin
Het verhaal was misschien te redden geweest als de
schrijver wérkelijk met een superieure humor de
draak gestoken had met al die tribulatiên van zijn
protagonisten. Maar nu hij al die trivialiteiten met
loodzware ernst en al zijn kunnen te lijf gaat. valt hij
door de mand en zijn lezer valt van de ene verbijste
ring in de andere. Er wordt in het boek ergens gespot
met de bouquet-reeks. Kennen doe ik die niet. maar ik
heb een vermoeden wat voor soort lectuur dat is, en
nóg een vermoeden: dat Van der Veen's boek er
voortreffelijk in passen zou.
erug naar de inhoud. Eric is de trots van zijn
ouders, eenvoudige lieden uit Winterswijk die hun
knappe zoon die zo snel carrière maakte grenzeloos
bewonderen en nog meer van hem verwachten. Maar
tja, Eric staat eerlijk gezegd altijd op de toppen van
zijn tenen. Er wordt van hem nu min of meer geëist
dat hij promoveert. En Eric kan het niet, hoezeer hij
ook zijn best doet.
Ook Saskia heeft het niet gemakkelijk. Die komt uit
een gescheiden gezin en heeft een vadercomplex.
Oeioei. wat heeft dat vrouwtje het ook zwaar, ze
droomt ervan en haar kijk op het mannelijk deel van
de mensheid is door dat complex verwrongen, alles
wat Freud aan kromme theorieën gespuid heeft of in
de schoenen geschoven kreeg, lepelt Van der Veen in
zijn drenzerig proza nog eens op. Ook Saskia doet zo
haar best, maar ze kan er evenmin tegen op. Allicht
dat de echtelieden hun onmacht en onvrede op elkaar
verhalen. Met de beste bedoelingen trekken ze naar
het Zuiden en iedere tegenslag die ze ondervinden, op
reis en in het ellendige snikhete vakantiehuisje een
verbouwde garage in het lawaaierigste deel van
Menton vangen ze op met een dappere veerkracht.
Ze zullen zich niet laten kisten.
hans warren
LEnERKUNDIGE KRONIEK
Werkelijk, ze hadden een beter lot verdiend, bezield
als ze zijn met zoveel begrip voor elkaar, zoveel goede
wil. En 't is ook nog zo'n mooi span. Saskia zet
waarachtig door haar schoonheid Menton in verba
zing en Eric mag er ook zijn met zijn interessante
geleerde en toch vlotte uiterlijk. Meisjes lopen verlan
gend met de billen te schudden langs het terrasje
waar hij zo intrigerend zit te schrijven- Een dichter,
een romancier?
En toen heeft die akelige Van der Veen strikken
gespannen waar ze argeloos of minder argeloos inlo
pen Nauwelijks zijn ze in Menton aangekomen of
Saskia ziet al een beeldschone badmeester, het
protoype van de Jatin lover, die even zijn om de
heupen geslagen badddoek verliest Ze staat direct in
vuur en vlam en gaat de volgende dag als Eric
studeert zonnebaden op de plaats waar die mooie
Jongen werkt. Hij blijkt onweerstaanbaar, hij is
namelijk ook nog droevig, dichter en hij wordt slecht
f behandeld door zijn baas, zodat haar moedennstinc-
ten ook een kansje krijgen Mare heet hij Hij wil
ontsnappen, naar Amsterdam en verliefde Saskia is al
bereid hem mee te nemen, werk voor hem te zoeken,
hem te laten logeren Zij houdt niets voor Erie
verborgen, ze vertegenwoordigt waarschijnlijk het
'spreken' uit de titel van het boek. En Eric is zo
ruimdenkend, die gunt zijn vrouw best een verliefd-
heidje. Zelf droomt hij van het meisje met de trillende
billen dat dagelijks langs komt als hij zit te 'werken'.
Degene die beslist niet alles zegt is Marc, die
strandadonis. Als er opeens een fulminerend
zuidelijk vrouwtje met een kind op de arm opduikt
om haar rechten op te eisen, krijgt Saskia toch wel
een koude douche. En ze heeft nog niet meer dan een
zoen van de verleidelijke Mare te pakken.
De zaak waar Mare werkt gaat door wanbeheer te
gronde en Mare verdwijnt spoorloos uit haar gezichts
veld. temeer daar het ongeluk haar blijft achtervol
gen. Na een stortbui glijdt ze op glibberige stenen uit
en ze breekt haar linkerpols nogal ernstig. Ze komt in
het ziekenhuis terecht i allerlei hóógst onwaarschijn
lijke situaties daar, die me doen vrezen dat Van der
Veen weinig af weet van de uitstekende medische zorg
in Frankrijk) en dan slaat het meisje met de tnlbillen
toe dezelfde avond nog liggen Eric en deze Ineke
ize blijkt Hollandse te zijn met ook alweer het
banaalste patroon van liefdesverdriet) samen in
bed. Wreekt Eric zich. is hij jaloers wegens Mare? Wie
zal 't zeggen. In elk geval vertegenwoordigt hij het
zwijgen. Hij stelt Saskia niet op de hoogte van zijn
verovering. Hij beweert te kunnen handlezen, bedot
het schaap Ineke meer en meer. En de lezer krijgt een
bladzij of zes van dat handleesgedaas mee te verwer
ken.
Op een nacht loopt Saskia uit het ziekenhuis weg
(rara, je moet die Van der Veen veel krediet geven) en
ze betrapt haar man en Ineke op heterdaad.
Vechten kon ze moeilijk met die gebroken pols en we
bevinden ons bovendien in een milieu waar liever
gepraat wordt. Dus er wórdt wat afgepraat, allemaal
op 'lectuur'-niveau met Freud constant om het hoekje
kijkend. Het is niet meer te harden voor de lezer. Ik
hefc u een intngue met de kamergenote van Saskia
bespaard een vrouw die haar sterk aan haar eigen
moeder doet denken Die dame is stervende aan
kanker en ze wordt met veel liefde door haar dochter
Hélène omringd Dit brengt Saskia bijvoorbeeld tot
de volgende diepgaande gedachten, want iets van dit
proza moet u toch genieten:
„Maar wal was het tdat wil zeggen haar verbonden
pols) vergeleken met wat Hélène moest doormaken.
Zou dat haar zelf ook te wachten staan als haar eigen
moeder, nu zo dapper, ziek werd? Ze had nooit
nagedacht over haar moeder als hulpbehoevend. Als
ze dat werd konden ze elkaar naderbij komen, zij
zouden beiden minder afstandelijk zijn. Maar daar
voor hoefde ze toch niet ziek te zijn. Waarom zou een
contact zoals dat tussen Hélène en haar moeder zijn
uitgesloten? Ze wist wie haar verstandhouding met
haar moeder in de weg had gestaan: haar vader. Dat
was wel lang geleden maar het was eigenlijk nooit
veranderd. Ze kon, als ze terug was. een toenadering
rorceren", 11191,120).
Dit bijna debiele soort geschrijf vult het hele boek
Nog een staaltje:
,Door de uitleg van Hélène over de operatie had
Saskia pas goed begrepen wat er aan de hand was.
Haar moeder kon niet meer gewoon naar de ivc. alles
kwam uit een gat in haar buik. De laatste keer
hadden de verpleegsters het slangetje verkeerd aan
gesloten. zodat alles deze middag in bed stroomde zn
plaats van in de daarvoor bestemde zak. Het was
beestachtig, vernederend. Als er toch geen genezing
mogelijk was zou zo'n degradatie een mens bespaard
moeten blijven. Hoe zou Hélène dit aankunnen
Alleen met haar moeder" 1211.
Of lees de ontdeugende ontboezemingen van Hélène
over de erotische verlangens van haar door sex
bezeten echtgenoot op pagina 167 (Saskia snapt de
toespelingen niet eens) of de verdediging van Eric na
de debacle op pagina 198
Ruim tweehonderd bladzijden van dit penibele ge
schrijf waren nodig om te komen tot een Saskia met
een gebroken pols en een door een dronken toerist in
elkaar geslagen Eric-met-bloedneus. Ze druipen at
terug naar Amsterdam, sadder, maar niet veel wiser.
Of ze dan in die murwe toestand het kind gaan
fabriceren waar Saskia aldoor toch wel naar verlangt,
is een mogelijkheid die perspectieven biedt. Een hele
reeks over Eric en Saskia. van nu tot hun laatste snik.
maar dan alsjeblieft direct in de bouquetreeks of Iets
dergelijks, en niet meer onder de vlag van literatuur
Adriaan van der Veen: 'Zwijgen en spreken', Man-
teau, Amsterdam; 212 pag.. f 22,50.
bon
DrB
tlsch
mees'
mede
situai
heid i
ideaa
kunn
ste zi
alam
burgt
is eel
make
Scht
aangi
Bmt-1
bij, O!
den".
hulpc
perd
toe d
pron
de al:
het is
Dat i
kranl
sprei
Irum
word
jund
verst
wal i
De c
en-ar
alam
nodif
waar
brani
zal f
over
beeld
komt
voed
Brei
en ve
Die i
ceerc