LEUKE DINGEN terug naar de jaren '50? PZC/ zaterdagkrant 19 1 MERDAG 2 OKTOBER 1982 tijd tot tijd", stelt Mutsaers aan de hand van de 35 jaar statennotulen, „heeft de provincie erkend, dat in een plattelandsgewest als Zeeland het pro vinciaal bestuur een stimulerende taak heeft ten opzichte van de kleine ge meenten, die zowel door gebrek aan ka der als door hun bescheiden financiële ruimte beperkte mogelijkheden heb ben". Het geld werd niet altijd zonder fronsen gegeven: de bedoeling was niet. dat de provincie blijvend zou betalen wat des gemeentes was. „Meermalen is de gemeenten in bedekte termen of openlijk verweten dat zij hun taak on voldoende verstonden", signaleert Mutsaers Een kwestie, die intussen een hete brij is geworden: nu volgens de normen der decentralisatie allerlei di rect. uitvoerend werk door gemeenten kees cijsouw moet worden overgenomen, doen die verwijtend in de richting van de provin cie. „De provincie," heet het, „heeft in de loop der jaren zonder overleg een aantal verplichtingen aangegaan, die nu mede door de slechte financiële posi tie door de gemeenten niet of nauwe lijks kunnen worden waargemaakt". Wat het rijk de laatste jaren onder enig klaroengeschal aan zaken naar de pro vincie heeft overgedaan, ligt vooral in de sfeer van de maatschappelijke dienstverlening en he sociaal-cultu reel werk. In géld betekent het 15 pro cent van wat de provincie voor wel zijnszaken aan anderen geeft; in dit op zicht spreekt Mutsaers van „een be trekkelijk marginaal verschijnsel". Maar allerlei kortingen, die het rijk in tussen op haar bijdragen heeft toege past, zorgen ervoor dat die overheve ling van taken niet financieel neutraal verloopt, zoals de bedoeling was. De provincie moet er op toeleggen. eigen initiatief Staatsrechtelijk interessant noemt Mutsaers. dat de provinciale bemoeie- ningen met het welzijn over de hele pe Het rendement van de operatie om al lerlei welzijnswerk van het rijk over te brengen naar de provincies kan Zee land voorlopig nog weinig reden tot vreugde geven, stelt Mutsaers vast. „In een cynische bui zou men kunnen stel len dat - als de kortingen van het rijk op de rijksbijdragen en zelf het geheel beëindigen daarvan - in hetzelfde tem po doorgaan als tot dusver is gebeurd, er straks, bij het in werking treden van de kaderwet specifiek welzijn in het ge heel geen rijksmiddelen voor het wel zijn naar het provinciefonds kunnen worden overgeheveld". Dan is de situa tie van de jaren vijftig terug: toen gaf de provincie als enige subsidies voor aller lei welzijnstaken en kon naar eigen goe- dunken kiezen wat men wel en met bliefde te ondersteunen. Als dat er van komt. zegt Mutsaers. „kan de mede-fi nanciering door het rijk gedurende en kele tientallen jaren nog slechts worden beschouwd als een incident" Het onderzoek naar 35 jaar beleid om de kwaliteit van het bestaan in Zeeland te veraangenamen, maakte Mutsaers dui delijk. dat de bemoeienis van de provin cie met dit terrein sinds de tweede we reldoorlog sterk is toegenomen In de eerste jaren was de betrokkenheid van het provinciaal bestuur bij het welzijns beleid nog beperkt: ze was slechts af te meten aan een klein aantal subsidies. Het geld, dat via de provincie naar het welzijnsveld ging, kwam in 1946 op nau welijks 2 procent van wat men had te besteden, dit jaar beloopt het 7 procent van de begroting „Minstens zo belang rijk" als de 'passieve', financiële in breng van het provinciaal bestuur, noemt Mutsaers het actieve beleid, dat in de loop der jaren is gegroeid, de ma nier. waarop de provincie in allerlei <welzijns>zaken stimuleerde, bemiddel de. aan planning deed. Steeds breder werd het terrein, waarop dat gebeurde: in 1946 ging het voornamelijk om wat tegenwoordig .volksgezondheid' heet en om „maatschappelijke zorg', op dit moment strekt het provinciale beleid zich uit over vrijwel alles wat in de sfeer van de zorg, de vorming, de recreatie en het natuur- en cultuurbehoud ligt achterstand In dc periode tussen '46 en '56 was er in Zeeland - signaleert Mutsaers - „een achterstand in te lopen" in vergelij king met veel andere provincies, en het bestuur in Zeeland pakte dat op eigen initiatief aan. Niet dat alles en ieder een onmiddellijk geld kreeg: in 1949 ligt het met het natuurbehoud anders dan in 1982 en een subsidieverzoek van de Bond van Natuurbeschermings- wachten wordt dan ook afgewezen; gs menen, „dat de politie in staat moet worden geacht tegen baldadigheid en vandalisme op te treden". Tussen '56 en '66 zijn „het Deltaplan en de industrialisatie onmiskenbaar van stimulerende invloed op het provincia le welzijnsbeleid." constateert Mut saers. Subsidies nemen in aantal en om vang toe. er komt een Zeeuws ontwik kelingsfonds. waaruit byna twintig jaar lang bijdragen worden gegeven in in vesteringen voor sporthallen, zwemba den. dorpshuizen, allerlei raden worden betrokken bij onderzoek om het beleid gestalte te kunnen geven. En hoewel het rijk op een aantal gebieden begint mee te subsidiëren en de provincie enig medebewind opdraagt (gezondheids wet, bejaardenoorden), worden de meeste activiteiten door de provincie zélf aangezwengeld. Dat beeld blijft - zo blijkt uit het onderzoek van Mutsaers - in de periode '66-'76 overeind, en met name in het onderwijs is het provinciaal bestuur bemiddelend actief. Het is het tijdperk van de ontwikkelingsschetsen „de sociaal-culturele ontwikkelings- schets van '73 kan worden beschouwd als een serieuze eerste poging om op een breed welzijnsterrein een lange termijn- beleid te gaan voeren". In die periode beginnen, vanuit de Mid delburgse Abdygebouwen en vanuit andere provinciehuizen, de eerste krachtige pleidooien te klinken om een aantal welzijnstaken van het rijk over te hevelen naar de provincies. Tussen '76 en '82 worden de eerste vingeroefe ningen gedaan voor een gedecentrali seerd welzijnsbeleid. Het njk zet een aantal subsidies om in rijksbijdragen aan de lagere overheden - ook gemeen ten - en die moeten, als tegenprestatie, vierjarenplannen gaan maken. Sinds 1946 heeft de provincie Zeeland voortdurend, als plaatsvervanger van de gemeenten, geld gegeven voor aller lei activiteiten en instellingen „Van riode sinds de tweede wereldoorlog voor het grootste deel tot stand zijn ge komen op eigen initiatieven van de pro vincie. E dus in de sfeer van het „auto noom bestuur" liggen. Belangrijke im pulsen zijn daarbij uitgegaan van aller lei raden en commissies, die de staten in de loop der jaren in het leven hebben heroepen Mutsaers: „Naast het actieve beleid van de verschillende colleges van gedeputeerde staten, komt uit het bronnenmateriaal over nagenoeg de hele periode de stimulerende invloed van provinciale staten sterk naar vo ren. Niet alleen vele subsidies, maar ook de actieve belangstelling van de provincie voor nieuwe beleidsonderde len m de welzijnssector zijn op nadruk kelijk verzoek van de staten tot stand gekomen. Voor het welzijnsbeleid ls vooral van belang geweest, dat vanuit de staten bij herhaling benadrukt is dat dit beleid niet als een .versiering' van de economische en technische vooruit gang mag worden beschouwd, maar dat het als een gelijkwaardig en zelfstandig beleidsterrein moet worden gezien". genuanceerd Mutsaers verwacht, dat het rijk nog niet uitbezuinigd is op het welzijnster rein. „Dat zou ertoe kunnen leiden, dat provincies daarin méégaan. Datzou het hele welzijnsterrein onevenredig zwaar kunnen treffen. Je zult, ook in dit werk, waarschijnlijk niet kunnen ontkomen aan aanpassen en afslanken. Maar men zal er in Zeeland kien op moeten zijn, dat het deze sector niet extra zwaar treft De provincie heeft, op eigen initia tief, zonder opdracht, veel opgebouwd. Het zou onxjuist zijn als dat nu ineens wordt afgebroken, omdat het rijk zegt: „Ons aandeel schrappen we" Het is goed. dat in de provincie politici besef fen hoe indertijd vanuit de staten zelf keuzes zijn gemaakt zonder dat het rijk erbij betrokken is geweest. Ik ben daar overigens, in de Zeeuwse situatie, niet zó bevreesd voor extra schade. De manier, waarop er tot nu toe bij knelpunten is ingesprongen, geeft mc goede hoop. dat het niet tot afbraak op allerlei terrein komt. Elders zie je al, dat het welzijnswerk extra moet bloe den. Maar in Zeeland, zo is m'n indruk, wordt genuanceerd gedacht". et het rijksgeld, dat jaren lang is gebruikt om leuke, rettige dingen te doen voor de ensen - daar is het in de twee- e helft van 1982 niet prettig ee gesteld, et mindert. rijk, dat allerlei werk voor het welzijn overhevelde naar de provincies, stopt die provin cies steeds minder geld toe om ze die taken ook te laten uit voeren. De directeur van het Zeeuwse opbouworgaan 'Stichting Zeeland', drs A. J. H. M. Mutsaers, ploos uit hoe het in een periode van 35 jaar - sinds 1946 - met het welzijns beleid van de provincie is ver gaan. Hij concludeert, dat de kans niet gering is, dat het pro vinciale welzijnsbeleid binnen afzienbare tijd „weer terug is in de jaren vijftig".

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1982 | | pagina 19