lieve vrienden
en vriendinnen
JEAN PAUL
MUSEUM
VOOR
'JAN GAT'
overioop/spiiiway NOVELLEN VAN DJ UNA BARNES
het leven van
quintus fixlein
PZC/ zaterdagkrant
IATERDAG 10 JULI 1982
De waardering voor de Duitse auteur Jean Paul is in de loop van de tijd zeer wisselend geweest.
Tijdens zijn leven was hij populair, zijn werk werd veel gelezen. De gemoedelijkheid en de
humor van zijn proza werden in de Biedermeiertijd op prijs gesteld. Velen hielden hem zelfs voor
een even grote figuur als zijn tijdgenoot Goethe. Zijn taalvirtuositeit en zijn keuze, in deze periode
van politieke en ideologische omwentelingen, voor de aloude burgerlijke waarden van geloof in
God en onsterfelijkheid, vrijheid en deugd, zullen biertoe hebben bijgedragen. Hij voelde zich een
vertegenwoordiger van hen die niets te zeggen hadden in het land - ook dit maakte hem tot
iemand waar je mee dwepen kan.
Verering voor Jean Paul blijkt onder
meer uit een gedichtje van Vischer. De
ze noemt Jean Paul een 'in Scherz und
Schmerzen schwSmender Bacchant'.
Inderdaad vertoont het werk van Jean
Paul een zekere tweespalt: tussen alle
grappen door zijn vele sporen van pijn
en vertwijfeling te vmden.
Vischer vervolgde zijn gedicht op Jean
Paul: „O du, dem hart am überschwell-
ten Busen/ ein Spotter wohnt. ein Pla-
gegeist der Museny der Todfeind des
Erhabnen, der Verstand!/ Grabdichter.
Jenseitsmensch. Schwindsuchtbesin-
ger'.' Herz voll von Liebe, selger Freude
Bringer. in armen Hüttchen an des Le-
bens Strand!/ Du Kind, du Greis, du
Kauz, Hanswurst und Engel,' durch-
sichtiger Seraph, breiter Erdenbengel,/
im Himmel Bürger und im Bayerland!"
Ook hier wordt die tegenstrijdigheid
verwoord: het ene ogenblik lijkt Jean
Paul een bewoner van de hemel, het vol
gende staat hij weer stevig op de Beier
se bodem. In elk geval moet hij een in
nemende persoonlijkheid zijn geweest,
anders zou de volgende getuigenis, van
een eenvoudige vrouw uit Bayreuth bij
wie hij lange tijd een kamer had ge
huurd om te kunnen werken, nooit zo
ontroerend kunnen zijn. Over zijn ster
ven verklaarde zij: en toen ik hoor
de, dat zijn kanaries gestorven waren,
toen dacht ik: hij zal spoedig ook ster
ven. Zijn poedel overleeft hem ook niet
lang, ik heb hem onlangs gezien, je her
kent het beest niet meer. God, nu heeft
U hem bij U! Maar een begrafenis dat hij
gekregen heeft: als een markgraaf met
fakkels en wagens, en een stoet van
mensen volgde, je kunt het je niet voor
stellen.
Ik was tevoren naar de godsakker ge
gaan en toen ik zo alleen voor het graf
stond waar hij in moest dacht ik bij me
zelf: „En daar moet jij in. Jean Paul? -
Nee, dacht ik. dat is Jean Paul niet, die
daar in komt
Ludwig Bórae schreef in zijn necro
logie van Jean Paul dat de auteur
pas later werkelijk gewaardeerd zou
worden en ook dat dit niet meer in de
negentiende eeuw verwacht kon wor
den. Hij blijkt gelijk te hebben gehad.
Want ondanks zijn invloed op grote
schrijvers als Stifter en Heine raakte
het werk van Jean Paul in vergetel
heid. Zijn stijl werd te ingewikkeld ge
vonden, zijn verteltrant was in strijd
met zich ontwikkelende conventies.
Reeds in vertalingen van zijn werk uit
ongeveer 1840 werd veel geschrapt:
niet alleen omdat men van bepaalde
passages vond dat ze de lezer in zijn
godsdienstige of maatschappelijke op
vattingen konden kwetsen, maar ook
omdat men niet gesteld was op de zij
sporen, inlassingen en ideeën die de
vertellingen van Jean Paul zo vaak on
derbreken. Later werd zijn werk hele
maal niet meer herdrukt of vertaald.
Pas sinds ongeveer vijfentwintig jaar
neemt de belangstelling voor Jean Paul
weer toe. Terecht: zijn proza is origineel
en onderhoudend. Dat blijkt weer eens
uit de (goede) vertaling die Ingeborg le-
sener enige tijd geleden maakte van de
roman 'Leben des Quintus Fixlein aus
fünfzehn Zettelkasten gezogen".
Johann Paul Friedrich Richter werd in
1763 te Wunsiedel aan de voet van het
Fichtelgebergte geboren. Het pseudo
niem Jean Paul gebruikte hij voor het
eerst in 1793; met deze naam wou hij
geven van zijn bewondering voor Jean
Jacques Rousseau. Zijn vader was in
Wunsiedel organist en onderwijzer.
Twee jaar later werd hij als predikant
beroepen in Joditz. Jean Paul's be
schrijvingen van het vredige landleven,
de Warmte van het gezin en dergelijke
zijn vaak op eigen jeugdervaringen ge
baseerd. Overigens groeide hij nogal
eenzaam op. Zijn vader had hem van de
dorpsschool gehaald en onderwees zijn
zoon zelf. Het kwam er op neer dat de
jongen zeven uur per dag de catechis
mus, het Latijnse vocabulaire en de La
tijnse grammatica in zijn geheugen
moest prenten. 'Desto lechzender war
mein Durst nach Büchem in dieser
geistigen Saharawüste. Ein jedes Buch
war mir ein frisches grünes Quellen-
platzchen' schreef Jean Paul later. Hij
begon inderdaad veel te lezen. Toen zijn
vader beroepen werd in Schwarzen-
bach kreeg hij daartoe nog meer gele
genheid. Hij bezocht daar een 'experi
mentele school'. Hij hield aantekening
van zijn lectuur, legde lijsten aan van
onder andere 'ruhrende Sznenen'.
'brauchbare Personen', 'Ironien'. Later
zou hfj daaruit gegevens voor zijn eigen
werk putten. Toen hij zestien jaar oud
was, kwam hij op het gymnasium in Hof
aan. Zijn vader stierf, grote schulden
nalatend, kort nadat Jean Paul toela
tingsexamen gedaan had. Jean Paul
was voortaan op stipendia aangewezen.
Vanwege zijn armoede was de theologie
de enige studierichting die voor hem
open stond. In 1781 toog hij naar Leip
zig. Niet alleen de theologie hield hem
daar bezig; hij bestudeerde met geleen
de boeken en collegedictaten ook ande
re vakken. Verder begon hij te schrij
ven. In 1783 verschenen zijn 'Grönlan-
dische Prozesse oder Satirische Skiz-
zen'. Algemeen wordt dit werk onge
nietbaar gevonden; in geen enkel op
zicht was het een succes. In 1784 verlaat
Jean Paul Leipzig op de vlucht voor
schuldeisers. Hij keert terug naar huis.
woont twee jaar bij zijn moeder en
broers in armoedige omstandigheden
Uiteindelijk wordt hij huisonderwijzer
Bepalend voor zijn leven is een visioen
over de dood geweest dat hij op 15 no
vember 1790 had; vaak herinnert hij
hans warren
aan deze datum. In zijn dagboek teken
de hij aan: "Wichtigster Abend meines
Lebens. Ich empfand den Gedanken
des Todes, dass es schlechterdings kein
Unterschied ist, ob ich morgen oder in
dreissig Jahren sterbe'. Kort hiema be
gon hij te werken aan 'Schulmeisterlein
Wutz'. In 1793 verscheen het verhaal in
druk; voor het eerst ontmoette Jean
Paul waardering. Het verhaal bevat al
Jean Paul's grote ideeën: de mens is een
vreemdeling op deze aarde, het hierna
maals is zijn eigenlijke bestemming,
het leven heeft ondanks dat vele vrolij
ke kanten. Ongeveer gelijktijdig met
Goethe's 'Wilhelm Meister' kwam in
1795 Jean Paul's 'Hesperus' uit. Dit
werk werd meer gelezen dan dat van
Goethe. Maatschappijkritiek, gevoelig
heid en deugdzaamheid vindt men hier
naast elkaar Even later verschenen
'Leden des Quintes Fixlein' en 'Sieben-
kas'. In deze tijd raakte Jean Paul ook
in het literaire leven betrokken: hij ont
moette Goethe, Wieland en Herder. In
1800 vestigde hij zich in Berlijn. Zijn uit
gebreide roman 'Titan' begon te ver
schijnen. Vanaf 1804 tot aan zijn dood in
1825 woonde hij in Bayreuth. Zijn werk
lust bleef, hij schreef nog vele boeken,
waaronder 'Vorschule der 'Athetik' en
'Levana oder Erziehungslehre'. Hoe ge
waardeerd hij werd bleek in Heidelberg
in de zomer van 1817. Hem werd daar
een eredoctoraat verleend, het gebeu
ren liep op een ware triomftocht uit.
Jean Paul's denken is gevormd door
uiteenlopende geestesrichtingen
van de late achttiende eeuw. Zijn ra
tionalisme en zijn neiging tot opvoe
ding van het volk zijn bijvoorbeeld uit
de Verlichting te verklaren. Roman
tisch doet zijn tegenstrijdigheid tus
sen humor en vertwijfeling aan; het
zelfde geldt voor zijn voorkeur voor
het eenvoudige leven van de platte
landsbevolking. Literair gezien lijkt
hij schatplichtig aan Laurence Sterne.
De invloed van diens 'The life and opi
nions of Tristram Shandy' is in 'Quin
tus Fixlein' zeer duidelijk. Sterne leg
de een zelfde voorliefde voor curiosi
teiten aan de dag als Jean Paul. Ken
merkend voor de vertelstijl van Jean
Paul zijn de talloze uitweidingen die
bestaan uit citaten, geleerde verhan
delingen of moeilijk te doorgronden
paradoxen. Het commentaar op de ge
beurtenissen is belangrijker dan de ge
beurtenissen zelf. Vaak wordt de lezer
een gebeurtenis in het vooruitzicht ge
steld, die hij niet te horen krijgt. Het
vergt dus inderdaad enige inspanning
- zoals Ingeborg Lesener in haar voor
woord zegt - om Jean Paul te kunnen
volgen. Zijn virtuositeit en zijn vermo
gen om de lezer in de roman te betrek
ken maken dit ruimschoots goed. De
goede lezer hoeft zelfs van de ont
staansgeschiedenis van dit werk niets
te missen. Opmerkelijk is dat Jean
Paul zich vaak rechtstreeks tot de le
zers richt. Hij beschouwt hen als 'lieve
vrienden' en 'lieve vriendinnen'.
Deze vertaling van 'Quintus Fixlein'
bevat met het 'Musthell für Madchen'
en het 'Jus de tabletts' die in de eerste
druk van 1796 wel opgenomen zijn. Ver
der is deze weergave integraal. Behalve
de 'veertien laden', het 'laatste kapittel'
en het 'posleriplum' waaruit de eigen
lijke roman bestaat, vindt men er nog
het 'Billet an meine Freunde' en het
'Geschichte meiner Vorrede' in. Het
briefje dat Jean Paul aan zijn 'vrienden'
richt is als voorwoord tot de roman be
doeld. Jean Paul schrijft 'de mensen'
het volgende eens goed duidelijk te wil
len maken m dit werk: „Ik heb nimmer
meer dan drie wegen kunnen ontdek
ken om gelukkiger (niet gelukkigi te
worden. De eerste weg is: zich zo
hoog boven de wolken des levens ver
heffen, dat men de hele uiterlijke wereld
met haar wolvekuilen, knekelhuizen en
bliksemafleiders vanuit de verte, als
een gekrompen kindertuintje, onder
zijn voeten ziet liggen. - De tweede is: -
zich juist te laten vallen in dat tuintje
en zich daar zo gezellig in een voor te
nestelen dat, wanneer men vanuit zijn
warme leeuweriksnest naar buiten
kijkt, men eveneens geen wolvekuilen.
knekelhuizen en bliksemafleiders ont
waart. doch slechts aren, die ieder voor
de nestvogel een boom vormen en een
zonne- en regenscherm. - De derde ten
slotte - die ik als de moeilijkste en
meest verstandige beschouw - is, de
twee andere af te wisselen" (14) Het
boek besluit met de 'Geschiedenis van
zijn voorrede', dit vermakelijk-verwar-
ringstichtende stuk heeft weinig met
'Quintus Fixlein' te maken.
9 ffcuintus Fixlein' is een denkbeeldi-
Vaf ge biografie van een arme leraar.
Als verteller en ik-figuur treedt Jean
Paul zelf op. Het bestaan van de quin
tus Fixlein lijkt aanvankelijk uit
zichtsloos. Hij werkt in de stad: regel
matig gaat hij terug naar het dorp van
zijn jeugd, waar zijn moeder nog
woont. Ook is daar de jonge freule
Thienette. Na enige tijd wordt Fixlein
bevorderd tot conrector, weer enige
tijd later door een gelukkige naams
verwisseling tot predikant in zijn ge
boortedorp. Ook min of meer door een
misverstand heeft Fixlein een erfenis
gekregen. Bovendien krijgt hij zonder
dat het direct zijn bedoeling is, Thie
nette tot vrouw. Ze krijgen een zoon,
Jean Paul is peetvader. Quintus leidt
nu een zeer gelukkig bestaan. Eén ding
bedreigt hem: de cantatezondag dat hi j
32 jaar zal worden; op deze zelfde dag
en op dezelfde leeftijd zijn verscheide
ne voorouders van hem gestorven, en
hij vreest hetzelfde lot. Lange tijd is
niet precies bekend hoe oud hij is,
maar vlak voor de bewuste dag komt
zijn leeftijd uit. Hevige koortsaanval
len teisteren Fixlein; Jean Paul, die in
de pastorie logeert, weet hem te gene
zen. Aan het eind van het verhaal
neemt Jean Paul afscheid van het gezin
dat verder zal leven in geluk.
Humor bepaalt de toon van het werk.
Thienette wordt aldus voorgesteld. ..Zij
heeft niet veel. haar jaren uitgezonderd,
waarvan ze er 25 heeft, bezit geen naas
te familie meer, heeft geen enkele ken
nis omdat ze zelfs Werther niet kent
(24). Over de predikant Fixlein. die erg
op het eten thuis gesteld is. heet het:
„De zielzorger beschouwde het niet als
een zonde het kerkvolk net zo lang te
vermanen en op te wekken en te bedrei
gen tot hij dacht dat de soep wel klaar
zou staan" (118).
Dit is één van die weinige boeken die
men aan iedereen aan kan bevelen.
'Quintus Fixlein' geeft een goede in
druk van het kunnen van een eerste
rangs schrijver.
Jean Paul: 'Het leven van Quintus Fixlein'.
vertaling Ingeborg Lesener 224 pag., f 34.50.
De Bezige Bij, Amtserdam.
'Van onze kunstredactiei
In Rotterdam is 'Jan Gat' voor dc
tweede keer verplaatst: het beeld
dat Ossip Zadkine maakte en dat of
ficieel 'De verwoeste stad' heet. Zad
kine overleed in 1967 en ligt begra
ven op het Parijse kerkhof van
Montparnasse, niet ver van zijn stu
dio in dc Rue d'Assas. Draait Zadki
ne zich na deze verplaatsing van Jan
Gat om in zijn graf? Voor de ver
woeste stad koos hij in 1953 zelf de
noordelijkste punt van de Leuveha-
ven. Daar staat de bronzen man, zijn
handen ten hemel en met de leegte in
zijn lijf, louter begrensd door wol
ken en water. Straks krijgt die hori
zon nieuwe grenzen: de muren van
een scheepvaartmuseum, dat naast
het beeld wordt opgebouwd.
Nederlands populairste buitenland
se beeldhouwer heeft nu ook zelf zijn
museum. De studio waar hij sinds
1928 woonde en werkte is voor het
publiek opengesteld. In de Rue d'As
sas is voortaan voor iedereen te zien
welke stadia Jan Gat doorliep voor
hij - 100 ton zwaar - ln Rotterdam
werd neergezet. En er zijn gipsafgiet
sels van de serie beelden die Zadkine
maakte van Van Gogh en waarvan er
een ('De broers Van Gogh') in 1964
door koningin Juliana voor het ge
boortehuis in Zundert werd onthuld.
Het Zadkine-museum aan de Rue
d'Assan ligt op een van de meest ro
mantische plekken die er in Parijs te
bedenken zijn. Ingeklemd tussen ho
ge flatgebouwen, aan het eind van
een slaperige impasse, is het een
groene haven van rust waar de ligus
ter geurt en uit hoge ramen Oarden
komen van piano-muziek. Zadkine
was een geboren Rus, al werd hij in de
jaren '20 tot Fransman genaturali
seerd. Weinig buitenlanders hebben
echter zoveel opdrachten binnen on
ze grenzen gekregen als hij. Want
naast 'De verwoeste stad' en 'De ge
broeders Van Gogh' zijn er onder
meer een alummium-relief op de To
rnado-fabriek in Etten-Leur. een
'Huilende harlekijn' voor een winkel
van Kattenburg in Haarlem en op de
gevel van De Nederlandsche Bank in
Amsterdam is een werk te zien dat in
1960 ontstond: 'De woning'. De
'Stichting van Leer' gaf Zadkine op
dracht voor zijn 'Menselijk woud',
dat bestemd was voor Jeruzalem.
Ossip Zadkine werd in 1890 gebo
ren als zoon van joodse ouders,
beiden academici, de vader leraar
oude talen in Smolensk. In 1909 is
Ossip voor het eerst in Parijs, waar
hij al een paar jaar later deel uit
maakt van de zo beroemd geworden
groep kunstenaars rond café's als
'La Closerie des Lilas', de 'Dome' en
'La Rotonde'. Zadkine was een en
thousiast mens met een nimmer af
latende liefde voor de materie die
hij onder handen nam. Zijn eerste
curve van stijgend succes komt ech
ter in 1914 tot een abrupt eind met
het uitbreken van de Eerste Wereld
oorlog. De jeugdige Rus geeft zich op
als vrijwilliger in het Franse leger.
Hij vecht in de buurt van Reims en
krijgt er de volle lading Duits mos
terdgas. Na afloop van de oorlog is
Parijs niet meer wat het was. Ossip
Zadkine moet van voren af aan be
ginnen.
Ditmaal echter heeft hij vrienden. Pi
casso, Cocteau, Brancusi en zijn
landgenoot Chagall helpen hem om
er weer bovenop te komen. Zowel in
België als in Nederland heeft hij zijn
bewonderaars. Bij ons is dat de Deur-
nese arts Henk Wiegersma, zonder
wie Zadkine's rol in Nederland on
denkbaar zou zjjn geweest.
Als in 1928 de studio aan de Rue d'As
sas vrij komt heeft Zadkine net een
beeld verkocht en kan hij de huur-
som betalen Toch is hij nogj
dat de kolenboer hem met 25
moet helpen bij de verhuizing
gaat het al gauw weer bergj
Zadkine kan een huis kopen
land. waar twee studio's zijn
hemzelf en twee voor Valentir,f
de vrouw die hij in 1920 trouw;
De tweede klap komt in
voorgevoel van de dcback
Zadkine's werk al jaren beheo
hij vlucht als jood voor de oj
kende Duitsers naar de Vere
Staten. Valentine blijft in he
tenhuis en verbrandt
promiterende' papieren. Opeg
uit 1942 zien we Zadkine it
York tezamen met z'n oude
Chagall, met de beeldhouwer
schilz en de Nederlander
driaan. Een groot aantal Oos
pese joden, die in de jaren twin
Parijse artistieke scenerie hi
bepaald, vonden elkaar in bil
schap terug.
Bij de bevrijding is de studio
Rue d'Assas door vreemden ii
genomen. Het duurt tot 1947
teruggekeerde balling Zadki:
weer aan de slag kan gaan. Ali
- per trein op weg naar
Wiegersma - komt de kunsa
door Rotterdam en raakt hij dg
der de indruk van het beeld va
ontzielde stad. Dan ontstaan a
ste ideeën voor zijn beroa
beeldhouwwerk
Zadkine was levenslang melj
liek en vervuld van een in tens g
van eenzaamheid, Zijn werkst
dit uit, zelfs in de nogal conven:
le beelden van Van Gogh, waan
een te zien is in Auvers-sur-Ois
dorpje buiten Parijs waar desd
zich het leven benam De burge
ter van Auvers vond Zadkine's;
maar raar en moffelde het we?i
mottig parkje. Daar staat he
Ook de Rotterdammers be?
eerst niet veel van 'De ven
stad'. Zadkine vertelt zelf
doorbraak pas kwam na de
winter toen het gesneeuwd ha:;
kinderen sneeuwpoppen
met een gat er in. „Toen wei-
taal de mensen duidelijk'
kunstenaar.
Het museum-Zadkine bevim
op nummer 100bis aan de Ru
sas. Het is geopend op woe
donderdag, vrijdag en zati
10.00 tot 17.40 uur.
Djuna Barnes werd 12 juni 1892 in Cornwall-on-the-
Hudson (New York) geboren en zij overleed enke
le weken geleden, negentig jaar oud dus.
Zij heeft in haar lange leven niet erg veel geschreven:
een roman, wat verhalen en gedichten, eenacters en
een langer toneelstuk. Maar dat kleine oeuvre wordt
door een ook weer vrij kleine groep van liefhebbers
zéér hoog geschat. Vooral haar roman 'Nightwood' uit
1936 geldt als een meesterwerk. Dat boek ontstond
tijdens een verblijf als gast bij Peggy Guggenheim in
Hayford Hall, Engeland en niemand minder dan T. S.
Eliot schreef er een inleiding voor, waarin hi j van zijn
grote bewondering voor 'Nightwood" getuigde.
Betere peetouders kon men zich moeilijk kiezen, en
zoals gezegd: de roman wérd wereldberoemd, maar
toch slechts bij wat nu een 'incrowd' heet, fijnproevers,
liefhebbers en literaire snobs. Een lot dat het boek
deelt met andere vermaarde werken uit die tijd, als
'Ferdydurke' van Gombrowicz (1937) en 'Finnegan's
Wake' van Joyce, uit 1939. Verbijsterende en onthut
sende boeken,nog steeds, esoterisch en hermetisch
ook al zijn we na het tumult van Wereldoorlog II heel
wat gewend geraakt. Djuna Barnes is als auteur een
echte voorloper, want ze behoort geheel en al thuis in
de periode tussen de beide wereldoorlogen, ze wortelt
eigenlijk nog zeer sterk in het fin-de-siècle.
Na een opleiding aan het Pratt Institute, een academie
voor beeldende kunsten in New York. en na als tekena-
res en journaliste enige naam gemaakt te hebben, ging
zij in de jaren twintig in Parijs wonen, waar ze behoor
de tot de Amerikaanse kunstenaarskolonie daar. die
zoveel van zich heeft doen spreken. In die jaren ver
schenen ook haar eerste boeken, in 1923 'A Book", in
1928 en 1929 'Ryder'. 'Ladies Almanack' en 'A night
among the horses'. In 1936 zou dan 'Nightwood' volgen
en in 1958 haar enige grote toneelspel 'The antiphon'.
Ter gelegenheid van haar zeventigste verjaardag in
1962 verschenen haar 'Selected Works' en de bundels
'Spillway' waarin het tiental verhalen dat zij, na stren
ge selectie en ingrijpende bewerking, kennelijk de
moeite vond te behouden.
Voor de vertaling van 'Spillway die tien verhalen dus.
onder de titel 'Overloop' vraag ik vandaag speciaal uw
aandacht
|juna Barnes heeft in ons land maar een uiterst
kleine kring van bewonderaars. Wie het Engels
D
niet machtig is (en zij schrijft, dat zij er bij gezegd, een
allesbehalve eenvoudig Engels) kon tot nu toe van
haar enkel 'Nachtwoud' lezen, dat in 1963 verscheen
in een uitstekende vertaling van Gerardine Franken,
die nu ook getekend heeft voor een, nog betere, verta
ling van de verhalen uit 'Spillway'. Djuna Barnes
schrijft een nogal aparte taal. ze heeft een eigen
woordgebruik en bezigt niet het alledaagse proza van
brief of conversatie. Haar proza heeft niets te maken
met wat Eliot in zijn inleiding noemde de 'nauwgezet
te weergave van de geluiden die de mens tegenwoor
dig pleegt te maken in zijn dagelijkse simpele behoef
te met anderen in contact te treden'; ze schrijft geen
journalisten- of ambtenarenproza, maar dichterspro-
za.
„Een proza dat door en door leeft eist iets van de lezer
dat de gewone romanlezer niet bereid is te schenken",
scheef Eliot ook nog en hij voelde zich zelfs geroepen
toe te voegen: „Ik wil niet de indruk wekken alsof de
distinctie van dit boek in de eerste plaats aan het
woordgebruik toe te schrijven is en zeker met dat die
verbazingwekkende taal slechts zou dienen om een
leegte aan Inhoud te verbergenToch: dat hij dit for
muleerde wijst in een bepaalde richting.
Zo'n moeilijke, sterk poëtische taal op adequate wijze
uit het Engels in het Nederlands omzetten eist veel van
de vertaler en Gerardine Franken heeft zich op bewon
derenswaardige wijze van die taak gekweten. (Waarom
'fetlock' op pagina 100 onvertaald bleef puzzelt mei.
Afgezien van de taal heeft ook de inhoud van Djuna
Barnes' verhalen vaak iets heel gezochts; er gaat zel
den iets rechttoe rechtaan en de protagonisten zijn
zonder enige uitzondering eigenaardige types die op de
meest extreme wijze handelen en reageren.
Vanzelfsprekend balanceert ook dit wel eens op de
grens van 'leegte aan inhoud verbergen', slaagt een
verhaal tenvolle, zoals 'Het konijn' of, bovenal, de tl tel
gever 'Overloop', dan is Djuna Barnes subliem, lukt
het wat minder goed. als in 'Aller et retour'. 'Een jon
gen stelt een vraag' of 'De passie', dan blijft, bij alle
bewondering en waardering, iets van onbehagen bij de
lezer is dit een goocheltruc, was Djuna Barnes er op uit
om gewone dingen net zo lang om te draaien en op zo'n
eigenaardige wijze te belichten dat ze enkel een zeer
vreemd aspect kregen, maar verder toch in feite banaal
blijven? Eenzelfde gevoel bekruipt de lezer van Nacht
woud' af en toe ook wel eens. Trouwens, er bestaan veel
treffende overeenkomsten tussen de novellen uit
'Overloop' en de latere roman 'Nachtwoud'
'Nachtwoud' bestaat uit een achttal hoofdstukken die
als het ware als acht novellen in elkaar haken doordat
deels dezelfde figuren er in voor komen. Het is een
internationale groep ontwortelde en verworden man
nen en vrouwen die een obscuur, nachtelijk leven lei
den in de grote steden van Europa in de jaren twintig.
Wenen, Berlijn en Parijs. Het zijn stuk voorstuk patho
logische mensen die zich zonder uitzichten ook zonder
inzicht in zichzelf aftobben tot zij ten onder gaan in
onmacht, waanzin of ellendige eenzaamheid
In 'Overloop' is het niet veel anders, alleen zijn hier
de tien verhalen telkens op zich afgerond en verlegt
het décor zich soms naar het platteland en naar ande
re streken.
Doordat Djuna Barnes zo evocatief schrijft weet zij
vaak in een paar regels buitengewoon veel te zeggen.
Haar proza is dichterlijk en beeldrijk, maar ook erg
hans warren
LETTERKUNDIGE KRONIEK
Deknopi: een terloopse mededeling waar men aan
vankelijk misschien overheen gelezen heeft omdat hij
niet erg belangrijk lijkt, blijkt opeens een onmisbare
schakel te zijn.
Het titelverhaal 'Overloop', mogelijk het beste verhaal
uit de bundel, geeft daarvan voorbeelden en is verder
ook exemplarisch voor Barnes' werkwijze.
Een dame en een klein kind keren opeen middag in een
koets na jaren terug naar een landgoed De koetsier
babbelt wat met zijn meesteres en ook het kind en de
vrouw, Julie Anspacher. praten wat. Dan grijpt de au
teur in om ons mee te delen dat Julie vijfjaar van huis
weg is geweest Op haar 34ste was zij met nog maar één
gedeeltelijk functionerende long naar een sanatorium
gebracht waar men haar gezegd had dat ze hoogstens
nog een halfjaar zou kunnen leven. Nu. vijfjaar later,
leeft zij nóg, mocht ze zelfs naar huis In die vijf iaar had
haar man Paytor haar vijf maal. telkens in de keisttijd
bezocht Paytor. een eigenzinnige kerel, washet met de
behandeling van de artsen totaal niet eens. hu geloofde
dat enkel gezonde buitenlucht Julie genezen kon. en
verder was hij ervan overtuigd dat zij stokoud zou wor
den Hij is zielsgelukkig haar weer thuis te krijgen: „Hij
sloeg de verhullende abrikooskleurige voile voor Ju
lie's gezicht op en kuste haar vooroverbuigend op bie-
de wangen.
„Èn waar komt dat kind vandaan?", vroeg hij terwijl
hij de kin van het meisje even aanraakte.
„Ga nou mee en doe niet zo belachelijk", zei Julie onge
duldig en liep statig en snel in de richting van het huis.
Hij haastte zich haar in te halen. „Wat ben ik blij datje
er weer bent", zei hij. terwijl hij haar grote veerkrachti
ge stappen probeerde bij te houden en het kind, tel
kens bijna door haar van de grond getild, zich in een
struikeldraf op de been hield. „Wat hebben die artsen
nu gezegd - ben je beter?" (112/3)
Dat 'En waar komt dat kind vandaan?' is zo'n argeloos
zinnetje waar men gemakkelijk overheen leest, omdat
men als lezer totaal niet gewaarschuwd is. Want even
later, als het kind, doodmoe, door een dienstbode naar
bed is gebracht, komt de aap pas uit de mouw: „Je ziet
er geweldig uit, Julie". Hij kleurde. „Ik ben zo blij, zo
gelukkig, weetje, zo vreselijk gelukkig. Ik begon al te
denken - nou ja, niet dat die dokters ook maar iets
weten - maar het had al zo lang geduurd". Hij probeer
de te lachen, bedacht zich en ging stamelend over in:
„Je zit hier op ongeveer vijfhonderd meter - maar jè
hart - is goed. je hebt altijd een goed hart gehad".
„Wat weet jij nu van mijn hart0", zei Julie nijdig. „Je
weet niet wat je zegt, Wat het kind betreft
..Ja-?"
„Ze heet Ann, eindigde ze gemelijk.
„Een lieve naam - zo heette je moeder toch. Wiens kind
is het eigenlijk?"
„Lieve hemel nog aan toe!riep Julie uit en liep achter
de meubels langs de kamer door. „Van mij. van mij,
van mij natuurlijk! Van mij, van wie anders, dacht je?"
Hij keek haar aan. „Van jou?" Maar Julie, dat is onzin
nig!" Alle kleur was uit zijn gezicht geweken" (113/4).
Paytor incasseert de harde klap, gelooft haar aanvan
kelijk nauwelijks, vraagt. „Waarom ben je in zo'n bui -
waarom, wat heb ik gedaan0" en dan barst Julie in al
haar ellende los:
Lieve hemel, wat jij hebt gedaan0 Wat ben je toch een
belachelijke vent Niets natuurlijk, helemaal niets'
Zij gebaarde met haar arm „Daar gaat het niet om.
waarom betrek je alles op jezelf? Ik geef jou toch ook
niet de schuld, ik vraag je toch niet mij te vergeven. Ik
ui!a
Ho
heb op myn knieën gelegen, ik heb met mijn hoofdq
de grond geslagen, ik heb me vernederd Maar-'' va? IS n
de zij er met een afschuwelijke klank in haar stemai
toe, „nog niet laag genoeg, de grond is me t laag geno?
je neerbuigen is echt niet genoeg, om vergeving SB»
ken is niet genoeg; en haar ontvangen - zou ook
genoeg zijn".
En ze bekent hoe ze van hem houdt, maar hoe sKjj,'-
opgesloten met enkel lotgenoten en zeker te zulk j
sterven, „een'en al brandende koorts en begeerte-a oer
een eigenwillige begeerte, o nee. alleen maar hits
heid" (115) bezweken was De vader van het kind
gestorven, het kind zou ook wel niet lang leven, zij
hoestte nog, het kind hoestte al.... en ze smeekt PayïKzi
op een heel eigenaardige manier om begrip, ze wild
hij haar 'innerlijke verdeeldheid' geeft „Ik dacht,t
zal wel kans zien mij tegen mezelf te verdelen. Zelfva jp^
ik mij niet innerlijk verdeeld; ik schijn een geesteS) Jme.
gezond en evenwichtig mens te zijn, maar hopelw
vervreemd. Dus zei ik tegen mezelf. Paytor zal natuï !net
lijk zien waar het patroon, zich verdelend, uiteenvt mde
en verdwijnt, maar al die tijd heb ik nooit geprobed
het op een akkoordje te gooien, nooit gedacht aan«
bepaalde methode - nou. met andere woorden, ik wild van
n het ongelijk worden gesteld. Begrijp je?'
Paytor beheerst zich met de grootste moeite, naaftt
vóór hij iets voor haar doen kan moet hij zich ten»
trekken, hij gaat met een pistool schijfschieten opd VI
zolder en terwijl Julie hem bezig hoort, zinkt zij rnJ
allerdiepste vertwijfeling neer
„Zij keerde zich om. Zijn hele familie., een iangl
ven..." en ik ook, ik ook, mompelde zij. Zij werd duir
lig. „Dat komt omdat ik moet knielen. Maar dat isn*
laag genoeg", sprak zij zichzelf tegen, „maar als ik n|
hoofd diep neerbuig, heel diep - diep, diep, difl M
diep....". Zij hoorde een schot. „Hij heeft warm jageol
levend bloed"
Haar voorhoofd had nog niet helemaal de planken?
raakt, raakte ze toen. maar zij stond onmiddellijkH
struikelend over haar japon" (123
Wie zo weet te schrijven behoort tot <lc groten:4 D p,
andere negen verhalen doen nauwelijks voor»
titelgever onder.
Djuna Barnes 'Overloop Spilhvatj vert Gerardine Fra-M'
152 pag,, 27,50; De Bezige Bij, Amsterdam
Ar?
Ttje;