DE GROTEN DER AARDE hella s haasse nieuwe belevenissen van een intrigante DE BRIEVEN gerard reve aanjosinem. PZC/zaterdagkrant ZATERDAG 2 JANUARI 1982 12 meesteres op kan treden maakt zij gro te schulden en brengt daardoor ook Bentinck in gevaar. Deze begint tegen zijn vrouw te procederen over het bezit van de heerlijkheden, zij op haar beurt probeert hèm overlast te bezorgen. 'Me vrouw Bentinck' eindigde toen graaf en gravin Bentinck elkaar in 1761 nog een laatste keer zagen. In 'De groten der aarde' wordt aan het eind hetzelfde voorval beschreven. De verbitterde strijd die Bentinck en zijn vrouw onder meer in een reeks processen hebben ge voerd nadat ze uit elkaar waren ge gaan is dan door Bentinck gewonnen. Die voortslepende processen zijn een heel belangrijk element in dit boek over de periode tussen 1740 en 1761, jaren die in 'Mevrouw Bentinck' slechts in vo gelvlucht aan de orde kwamen. twee delen 'De groten der aarde' bestaat uit twee omvangrijke delen: 'Willem Bentinck 1740-1750' en 'Charlotte Sophie Ben- tinck-von Aldenburg 1750-1761'. Daar op volgen nog twee korte hoofdstuk ken die zich afspelen nadat de echtelie den elkaar in de tuin van Bentinck's huis Sorghvliet hebben gezien. Op grond van het scheidingscontract uit 1740 mocht mevrouw Bentinck niet in Den Haag komen en Bentinck laat haar dan ook sommeren onmiddellijk de stad te verlaten. Hij is hevig in de war gebracht door de ontmoeting. Zij gaat berooid en eenzaam naar het kasteel van een ver familielid in Jever. 'Alles is weg....' moet ze vaststellen. In dit boek rest haar inderdaad heel weinig: de twee zonen die ze van haar minnaar In 1978 publiceerde Hella S. Haasse haar boek 'Mevrouw Bentinck of Onverenigbaarheid van karakter'. Het werk was voorzien van een ondertitel: 'Een ware geschiedenis' en opgebouwd uit door de schrijfster in archieven opgediepte brieven, dagboekbladen en documenten die in verbin dende teksten van commentaar werden voorzien. In dat boek van ruim drie jaar geleden werd al gezinspeeld op een vervolg. Dat is nu verschenen: 'De groten der aarde of Bentinck tegen Bentinck'. De ondertitel van dit tweede boek over gravin Charlotte Sophie Bentinck geboren Von Aldenburg (1715-1800) luidt: 'Een geschiedverhaal', hoewel opbouw en pretentie niet wezenlijk veranderd zijn. De verbindende, beschrijvende gedeelten zijn iets uitgebreider, de documenten mogen wat minder voor zich zelf spreken. Dit boek wil evenzeer een ware geschie denis vertellen als het vorige; mevrouw Haasse verzekert in haar uit drie zinnen bestaande verantwoording: 'Niets is verzonnen' (291). In 'Mevrouw Ben tinck' kreeg vooral de tijd dat Charlotte Bentinck met de invloedrijke Neder landse politicus Willem Bentinck (1704- 1774) getrouwd was de aandacht Bentinck bracht zijn jeugd in Engeland door, hij was zeer conventioneel inge steld en wilde nooit risico's nemen. In 1733 trouwde hij met de hoogadelijke gravin Von Aldenburg; om haar te ple zieren kocht hij de titel van rijksgraaf. Zy - avontuurhjk en artistiek ingesteld - huwde tegen haar zin met Bentinck. De momenten van geluk tussen de echte lieden zijn zeldzaam. Zy krijgt vaak aanvallen van melancholie en probeert haar man te ontlopen. Op den duur laat ze haar wispelturigheid de vrije loop. Uit het huwelijk worden twee kinderen geboren: Antoine en Albert-Jean. Na enige tijd krijgt zij een regelrechte he kel aan Bentinck: ze zou zich bij hem niet kunnen ontplooien. Ze wil onaf- hankehjk zijn. van het volle leven genie ten, in contact staan met vorsten en fi losofen. Aan het hof van Albrecht Wolf gang, graaf zu Schaumburg-Lippe voelt ze zich wel gelukkig. Hij wordt haar minnaar, verwekt twee zonen bij haar die hij overigens niet erkent. Gravin Bentinck beledigt haar man op alle mo gelijke manieren. In 1740 wordt zij van tafel en bed gescheiden. De twee zonen van haar en Bentinck worden verder door de vader opgevoed, de vrouw die in naam dus nog steeds zijn echtgenote is vertrekt naar haar heerlykheden Varel en Kniphausen. Nu zy als zelfstandig heeft, haar muntenverzameling en haar boeken. Het eerste grote stuk van het boek over de saaie maar niet onsympathieke Wil lem Bentinck is het aardigste. Dit ge deelte heeft ook enig historisch belang: Bentinck heeft een belangryke rol ge speeld in de binnenlandse en buiten landse politiek die door de Republiek der Verenigde Nederlanden in de acht tiende eeuw werd gevoerd. Het tragi sche is dat hij niet onderkende dat Ne derland op alle gebieden in rijn nada gen was, dat men slechts teerde op de glorieuze zeventiende eeuw. In 1740 was het hem duidelyk geworden dat zyn hu welijk met gravin Bentinck geen toe komst meer had: ver van huis had ze een buitenechtelyk kind gekregen, ze was niet van plan ooit naar haar man terug te keren. De scheiding valt Ben tinck zwaar, maar uiteindelyk berust hy. Hij hervindt zijn evenwicht, vooral door een zeer regelmatig leven te lei den. Zonder nadere bronvermelding meldt Haasse dat als 'zijn zinnen hem te machüg werden', hy 'voor een kort lier- dersuur een liefje onder de koristen van een operagezelschap of balletgroep' koos (IS). Door Charlotte Sophie te trouwen heeft Bentinck enorme ver plichtingen op zich genomen. De bezit tingen van haar familie waren met hy potheek belast. Hij wil alles in het werk stellen om de heerlijkheden - het toe komstig erfdeel van zijn zoons - niet ver loren te laten gaan. Vandaar dat hij woedend is als zijn vrouw nog meer schulden gaat maken. Het contract uit 1740 regelt onder andere dat gravin Bentinck de familieschulden via haar man af moet lossen. Ze kon daarom in feite geen dure hofhouding voeren, ze deed dat echter tot schade en schande van Bentinck wei. Bentinck was inmid dels persoonlijk adviseur geworden van prins Willem IV. aanvankelijk stadhou der over slechts enkele provinciën, om dat de regenten geen vertrouwen in hem stelden. Hij steunt de prins on voorwaardelijk en probeert het volk te bespelen. Zodoende slaagt hy er in dat in 1747 Willem IV door alle provinciën tot stadhouder wordt uitgeroepen. Het beleid van de ook lichamelyk zwakke prins stelde evenwel weinig voor, on danks de brutaal aandoende raadge vingen van Bentinck. Deze wordt nog steeds in beslag genomen door de con flicten met mevrouw Bentinck. Zy wei gert de regeüngen van 1740 na te komen en tracht met draaierijen haar bank roet uit te stellen. Varel raakt ze toch kwijt. In 1749 gaat Bentinck naar We nen voor een staatszaak en om het ge schil met zijn vrouw tot helderheid te hans warren brengen. Hij weet in Wenen verschillen de invloedrijke mensen voor zich in te nemen; hij heeft enkele ontmoetingen met de keizer en de keizerin. Het ligt in Bentinck's bedoeling om zijn zaak voor het Hoge Keizerlijke Gerechtshof te brengen en zo voor zijn zonen Kniphau sen veilig te stellen. De hele reis loopt op een mislukking uit: in Wenen kan men zijn huwelijkskwestie niet oplos sen, in politiek opzicht blykt zijn posi tie als hij terugkeert verzwakt te rijn. bewogener Het deel over Charlotte Sophie Ben tinck is bewogener, alleen al door het merkwaardige gedrag dat deze vrouw tentoonspreidde. Bij haar is er geen sprake van evenwichtigheid: zij han delt impulsief, bedenkt steeds weer iets anders om haar belangen te verde digen. Ze heeft omgang met diverse 'groten der aarde' die ze allemaal tegen zich in het harnas jaagt. Ze meent dat alles enkel om haar draait (en de schrijfster doet helaas geen enkele po ging om dat te relativeren), ze poogt iedereen voor haar karretje te span nen. Vrijwel haar enige bezigheid is vechten voor Varel en Kniphausen. Ze schroomt niet beloften te verbreken, documenten achterover te drukken en zovoorts. Haar minnaar doet weinig voor haar wanneer ze in 1740 - eerder in een opvlieging dan uit bewuste dap perheid - alle schepen achter zich ver brandt. Haar geüefde stierf bovendien in 1748, zonder dat enige regeling voor Charlot te Sophie en de twee zonen die ze van hem had, getroffen was. In datzelfde jaar verliest ze Varel aan Bentinck. Teneinde Kniphausen te kunnen be houden zoekt ze steun bij koning Frede- rik H van Pruisen, een achterneef van haar. In 1750 vertrok zy naar Beriy n. De koning lykt haar gunstig gezind, hy is bereid troepen in Kniphausen te statio neren, en mede hierdoor wordt ze ook door anderen wat beter ontvangen. Aan het hof van Frederik de Grote - een op merkelijk vorst door rijn belangstelling voor filosofie en kunst (vooral muziek), door zyn atheïstische levenshouding en zyn - verborgen - homosexualiteit - was onder meer Voltaire verbonden. Ook met hem probeert ze vriendschap te sluiten, wat lukt, hoewel ze rijn ideeën nauwelijks kan doorgronden en tegen over rijn genialiteit weinig meer dan lef kan zetten. Omdat Voltaire bij de ko ning geen kwaad kan doen gebruikt zy hem om opnieuw te intrigeren over Kni phausen. De koning geeft haar echter niet meer toe. Wanneer Voltaire uitein delyk enigszins in ongenade raakt by Frederik H zoekt hij een toevlucht by gravin Bentinck, althans dit wordt d oor mevrouw Haasse gesuggereerd. In 1754 moet Charlotte rich schikken: Frederik n trekt rijn troepen uit Kniphausen te rug. Bentinck verwerft ook Kniphau sen en verplicht zich aan rijn vrouw een lijfrente te betalen. Later gaat ze zich ook weer tegen die overeenkomst ver zetten- Ze bemoeit zich in Berlyn met het privéleven van personen uit de hoogste kringen en maakt zich door haar gedrag onmogelyk. Op aandrin gen van Voltaire die uit Pruisen heeft moeten vluchten en in Zwitserland is gaan wonen verlaat ze Berlyn. Een ty d- lang komt ze in wat rustiger vaarwater als ze in Leipzig woont. Maar al spoedig besluit ze naar Wenen te gaan. Uiter aard opnieuw om te zeuren over het on recht dat Bentinck haar zou hebben aangedaan; steeds bouwt ze nieuwe luchtkastelen of denkt ze nieuwe sluip wegen te hebben gevonden. Keizerin' Maria Theresia, ondanks haar bygelo- vigheid toch een vrouw van formaat, ging vertrouwen in haar stellen. Wan neer Gravin Bentinck een reis door Ita lië gaat maken, verleent de keizerin haar verschillende voorrechten. In Ita lië bekijkt zij de bezienswaardigheden zeer oppervlakkig, al kan ook de werk- wyze van de schrijfster hier debet aan rijn. Ze bezoekt ook even Zwitserland, speelt met de gedachte om daar een soortgelyk leven als Voltaire te gaan leiden, maar ziet daar spoedig van af. Ze schrijft aan haar moeder: 'De omgeving is niet onaardig, maar daarmee is ook alles gezegd. Lausanne is een ratten- nest en mijn doorluchtige residentie, Monrion, het Versailles van de streek, 7iiet groter dan een doosje, waarin ik mij de mensen die ik bij me heb niet kan wenden of keren. Het meer is lang niet zo mooi als ik gedacht had, ik vind de mensen in Lombardije veel schilder achtiger. Alles kost hier tweemaal zo veel als in Wenen, en wel driemaal zo veel als in Berlijn". (239) Ze gaat terug naar Wenen. Begint een nieuwe reeks intrigues (ze probeert nu de sentimen ten van de inmiddels meerdeijarige zoons die ze uit het huwelijk met Ben tinck heeft te bespelen) en laat haar be moeizucht weer gelden. Op een gegeven moment zondigt ze echter zodanig te gen de etiquette van het Oostenrijkse Hof dat ze het land moet verlaten. De keizerin laat zich niet vermurwen door gravin Bentinck's geklaag over deze kwestie. Charlotte-Sophie krijgt zo min of meer haar verdiende loon: via Neder land, waar ze dus nog even haar man ziet. gaat ze, door iedereen in de steek gelaten, naar Jever. Diepgang heeft 'De groten der aarde' eigenlijk niet, de stijl is weinig briyant en wat erger is: er is hier sprake van een onverantwoorde en methodeloze gei schiedschriiving. Als geschiedverhaal want zo wordt het aangekondigd, niet als historische roman - is dit werk in' hoge mate troebel en speculatief. Er wordt voortdurend gepsychologiseerd] Haasse schrijft de personen allerlei ge] voelens toe die uit de documenten niet blijken. Om het verhaal beter te latei] lopen zyn er ondanks de verzekering 'Niets is verzonnen' (291) allerlei be dachte situaties ingevoegd, zie by voor beeld de conversatie van Voltaire op p.140. Regelmatig probeert mevrouw Haasse op wel erg ongelukkige manier de lezer het verleden binnen te voeren] Dan komen er opmerkingen in de trant van: 'de nog maar enkele jaren tevoren^ overleden cantor van de Thomaskerkj een zekere Johann Sebastian Bach had daar het zijne toe bijgedragen' (187] als het gaat over gravin Bentinck's ver] blijf in Leipzig). En wat de lectuur op, den duur absoluut onverdraaglyk' maakt is dat de door Hella S. Haasse zo: S. Haasse zo bewonderde hoofdpersoon' Charlotte Bentinck geen formaat heeft, Ze is niet interessant, niet innemend,' niet briljant. Door haar qfstamming kan ze met 'de groten der aarde' om gaan. verder is er totaal niets wat daar recht op geeft. Vriendelijk gezegd: ze is' een verwend kind, onvriendelyk: ze is een domme en onbetrouwbare queru- lante. Waarom zo'n personage centraal moei staan in nu al twee boeken is een raad sel, een nog groter raadsel is dat Haas se geen afstand van haar neemt, want alleen door een totaal andere aanpak zou zo'n figuur kunnen boeien. Wan neer je bedenkt dat 'De groten der aar de'21 jaar beslaat, hou je je hart vast by de slotzin: 'Zij had - maar dat kon zij niet weten - nog veertig jaar te leven'. Voor minstens twee vervolgboeken moeten we dus nog vrezen! De groten der aarde of Bentinck tegen Ben- 2 tinck. Een geschiedverhaal door Hella S. o Haasse, 292 pag. f39,50, Querido, Amster- r, dam. 1981 is een goed jaar geweest voor ieder die het werk van Reve wil bestuderen, en ook voor ieder die hem doodgewoon wat beter, intiemer, wil leren kennen. Er verschenen brievenboeken, beschouwingen, een no velle en het Archief-Reve. De laatste publikatie in deze reeks 'Brieven aan Josine M. 1959-1975' is moge lijk het meest interessant. Het is, en dat is het enige spijtige, geen verantwoorde uitgave. In een paar bladzij's die 'Verantwoording' heten, maar die moei lijk als zodanig dienen kunnen, vertelt Reve in het kort hoe hij in 1959, als redactiesecretaris van 'Tira de' in correspondentie kwam met een van de mede werksters van dat blad, en hoe allengs uit dat contact deze openhartige briefwisseling ontstond. Geen woord echter over de reden waarom zij in 1975 op houdt, geen vermelding of zij volledig is of niet, geen register van namen om het geheel wat toegankelijker te maken, en. helaas, ook niet de antwoorden van Josine M. Alles maakt dus wel een wat 'voorlopige' indruk. Afgezien van deze overwegingen die enkel de documentaire waarde van deze uitgave betreffen, is 'Brieven aan Josine M.' een bijzonder boeiend boek voor ieder die wat meer van de achtergronden van Reve's leven in de jaren 1959-1975 te weten wil komen. Mèt dagboekaantekingen vormen brieven immers wel de meest directe uitingen van een schrijver. Brieven zijn weliswaar afgestemd op één bepaalde persoon en hebben daarom een zekere kleur, maar wanneer de vertrouwelykheid met die persoon groot is of wordt (en dat was tussen Gerard Reve en Josine M. al spoedig het geval) worden de uitingen meestal heel direct, is er niet zoveel sprake meer van een vertekening of een pose. Deze brieven maken dan ook een byzonder open hartige en eerhjke indruk, en daar ze een zeer belangrij ke periode uit het leven van Reve bestrijken, zijn ze ook uit li terair-historisch oogpunt van groot belang, al blyft het dan jammer dat het zo'n voorlopige editie is. Er zijn slechts een paar, min of meer formele, inleiden de brieven uit 1959, één uit 1960, al met de aanhef Waarde Josine, één uit 1961 (Lieve Josine) en eigenlyk pas eind 1962 begint de grote stroom. Die valt dus samen met de nieuwe grote literaire produktie van Reve. Na zyn romans uit 1947, '49 en '50 en de 'Engelse periode' was er immers een minder creatieve periode aangebroken, die pas weer eindigde mèt het verschij nen van de beroemd geworden brievenboeken 'Op weg naar het einde' '63), 'Nader tot u' ('66) en de boeken 'De taal der liefde' ('72), 'Lieve jongens' ('73) en 'Een circus jongen' ('75). Ook was Reve toen als dichter bekend geworden. Ondertussen had hij de P.C. Hooftprijs ge kregen ('69), was er het fameuze proces wegens godslas tering geweest, in '66 en, eveneens in '66, zyn toetreden tot de R.K.-kerk. Reve's grote roem was begonnen, hij kon een financieel onbekommerd bestaan leiden, en van dit alles brengt hy in kleuren en geuren verslag uit aan zijn vriendin en vertrouwelinge, een dame die als het ware een soort geïdealiseerde moedergestalte voor hem geworden lijkt. Maar er is méér: Josine M. beoe fende als liefhebberij de astrologie, en in het uitermate gecompliceerde innerlijk van Reve heeft de sterrewi- chelarij een belangryke plaats. Hij zal niets onderne men zonder eerst een horoscoop te laten trekken of op een andere manier te laten berekenen wanneer opti male resultaten te verwachten zijn. Ontmoet hij bv. een jongen, dan is het eerste wat hij wil weten: juiste datum, plaats en uur van geboorte. Dan moet Josine gaan wichelen, en vervolgens ziet hij wel. Maar ook de bouw van een huis, het aanvangen van een letterkun dig werk of een reis, het afleggen van een examen, alles moet worden berekend. Hy werd zodoende zeer afhan kelijk van Josine M.. zij werd een soort middelaarster tussen hem en de ongekende en ongeziene machten, maar hij moest haar dus ook wel zijn eerlijkste en meest geheime drijfveren en plannen openbaren. Dat maakt dat wij nu, door het lezen van deze brieven, op vaak allerindiscreetse manier inzage krijgen van le vensfeiten die iemand anders nog niet aan zijn meest intieme vrienden mee zou delen. Zo kom je er als lezer achter dat Reve pas omstreeks Pasen 1952 (hij was in 1948 getrouwd met Hanny Michaëlis) zijn eerste volwassen homosexuele erva ring had, en verbaast men zich over het feit dat de relatie met Hanny Michaëlis ook na hun scheiding in 1959 blijft bestaan: logeerpartijen, gezamenlijke' vakanties in Spanje, verblijf van Hanny M. in Greon- terp, natuurlijk met alle gevolgen die men dan ver wachten kan, als irritatie, ruzies en instortingen. Maar wat er ook gebeurt, en hoe vaak Reve zijn testa ment ook wijzigen laat: zijn ex-echtgenote blijft de enige constante erfgenaam, al moet ze wel telkens met andere jongens delen. Vanzelfsprekend passeren al die vrienden de revue in de brieven: de meesten zijn aan het lezend publiek wel bekend onder hun speelnamen, omdat ze ook uitvoerig in Reve's scheppende proza voorkomen: Wimie, verlo ren aan hetLoodgietend Prijsdier, Teigetje en Woelrat, na een marriage a trois met hun beiden uit Reve's leven verdwenen in 1972. Dan zijn we al ver door het brievenboek heen: het aantal brieven en ook de gemid delde lengte vermindert weer drastisch. Van herfst '72 af, toen Reve de advertentie in V.N. plaatste: 'Mislukt schrijver, arm, lelyk, oud, slecht gebit, riekend uit de mond, homofiel, r.k., zoekt lief, leuk speelkamaraadje', waarop een dozijn brieven binnenkwam, volgt nog een kleine galerij van nieuwe 'Verloofdes', meest allemaal kortstondige affaires waarvan hij toch heel wat had gehoopt. In de brief van 16 feb. '75 leest men: ,,Ik heb de indruk dat iedereen op herrie konflikt uit is geweest of is: Woelrat, Jakhals, Ernst nu Erik' (316). Dan komt nog Vincent ('Een Jodejongen met een snór - wie had dat ooit kunnen denken') en als de brieven op 28 okt. '75 stop vallen is Matroos Vos de uitverkorene. Een haast even belangrijke plaats als de liefde, neemt de godsdienst in in het leven van Reve. Uit zijn romans was me nooit zo duideiyk geworden hoe een zuiver en gedreven mysticus Reve is. Éérlyk gezegd kreeg ik altyd min of meer de indruk dat hy op geraffineerde manier, en wel tot meerdere glorie van zichzelf, de spot met alles dreef. Uit deze brieven blijkt het tegendeel, en dat stemt tot nadenken. Ook de verhouding met de ouders komt indringend ter sprake. Reves moeder was in 1959 gestorven, hij be weert de artisticiteit van haar kant te hebben. Zijn vader, een rechtlynig communist, stierf in 1975. Reve zegt in een brief van 12-3-'75: „Ik ben blij en opgelucht dat hij dood is, laat ik het maar eerlijk zeggen". Het blijkt dat zijn vader niets moest hebben van de mystie ke godsdienstige geestesgesteldheid, de sterrewichela- rij e.d. van zyn zoon. hans warren LETTERKUNDIGE KRONIEK Toch liet Reve zijn werkstukken telkens weer aan hem lezen, waarop onvermydelljk weer harde woorden en onenigheid volgden.Een andere eigenaardige figuur in zijn leven is een jong gestorven broertje, dat Reve als een geleide-engel beschouwt. „Laat het maar by geloof middeleeuws zijn. Ik hoor ook niet in deze razende wereld thuis, maar in de tweede helft van de 17e eeuw, byvoorbeeld' (138). Er zit veel 'Voer voor Psychiaters' in heel deze samen hang. Hoe dan ook, Reve komt in dit boek tot definities van God zoals hy deze ervaart: p. 155: „God is de alles overwinnende, alles doordringende, alles verzoenende alles éénmakende Liefde, Die alle verstand te boven gaat". T yiteraard wordt ook over de dood, de drank en het U werk geregeld geschreven en gefilosofeerd. Dan is er nóg een indruk die je als lezer bewaart: of Reve constant huizen aan het bouwen en inrichten is, enkel en alleen om ze weer, zodra ze geriefelijk geworden zijn, weer te verlaten of te verkopen en opnieuw te beginnen. De gedrevenheid die hier achter zit, de on rust ervan, komt klemmend over: dit fysieke, met de handen zwoegen is voor hem kennelijk even noodza kelijk als het hanteren van de pen. Schrijven is voor hem een heilig móeten: „Ideeën, vi sioenen, en het ondergaan en beschrijven er van, het beringen van God en Dood, rijn voor my van zulk belang dat seks, eten, mooie kleren en fraai meubilair daarby vrijwel zonder betekenis worden, wat nogal iets wil zeggen als je in aanmerking neemt welk een geil, hartstochtelijk, gulzig mens ik ben" (32). Ook het aanvaarden van rijn homosexualiteit brengt hij scherp onder woorden, p. 33 b.v. Hij erkent, ook jarenlang zich ietwat uitzonderlyk gedragen te heb ben, voor hy tot 'zulk een scherp geschakeerd oordeel over zijn eigen situatie" is gekomen. Overigens: vrou wen en meisjes blijven hem van tijd tot tyd sterk aan trekken, en: „Nou ja, je moet kiezen, je kan nu een maal niet alles hebben. Een vriend is toch beter, want vrouwen rijn altyd riek, of verliezen een schoen, of beginnen bij het vertrek van de trein naar Zurich te menstrueren, zodat je voor duur geld van een kelner maandverband pijnstillende tabletten moet huren: altijd wat" (p. 153). Op pag. 109, in een brief van nov. 1964 biecht hy op hoe dr. Schuurman hem behandelde en het werken en schrijven mogelyk maakte: „Maar dit heugelijk feit verandert niets aan de zekerheid, dat ik een op een patologische, labiele en chronische zieke onderbouw opgetrokken persoonly kheid ben, daaraan kan niets veranderd \forden. Ik zal moeten leven in verscheurdheden, angsten, hallucinaties, visioenen". Het prachtigste stuk van het hele boek is te vinden in de brief van 5 feb. '68, de tekening van een nacht, doorgebracht ten huize van een kapelaan: .Meteen bood de kapelaan mij logies te zijnen huis aan. Ik aanvaardde die dankbaar, maar schreef hem dat ik, wanneer men een 19,5-jarige blonde, lieve aan hankelijke aan Weltschmerz lijdende jongen bij mij in bed zou leggen, niet verontwaardigd zou zijn. Hij schreef mij daarop, dat een 19,5-jarige moeilijk of niet, maar een 28-jarige jongen misschien wel te verschaf fen ivas, dat het iemand betrof op tvie hij al 15 jaar wanhopig verliefd was, die nu weliswaar de Griekse beginselen bleek te omhelzen, maar niet hem, doch iemand anders zijn liefde was gaan schenken. Niels dan treurnis dus. Toen ik de jongen ontmoette, dacht ik meteen; Die kijkt door almijnpraatjes charmant gebabbel heen. Nee, bij hem maak ik geen kans". Maar het liep anders, na een avond lang met zijn drieën te hébben zitten praten, wijn drinken lachen, wees de kapelaan ons boven onze gemeenschappelijke kamer met één bed, oud klam., omringd door stoffige litho's vol roestvlekken, een geborduurd Mariaportret, ka potte knielbankje en een paar vuilnisbakstoelen, met boven ons hoofd de eeuwige kunstalbasten schaal aan drie koorden, waarin voor 45 of 60 Watt aan licht". Gerard Reve: Brieven aan Josine M. 1959-1975, 29,90; geb. 49,90. 330 pag. G. A. van Oorschot, Amsterdam.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1982 | | pagina 12