DE GROTEN
DER AARDE
hella s haasse
nieuwe
belevenissen
van een
intrigante
DE BRIEVEN gerard reve aanjosinem.
PZC/zaterdagkrant
ZATERDAG 2 JANUARI 1982
12
meesteres op kan treden maakt zij gro
te schulden en brengt daardoor ook
Bentinck in gevaar. Deze begint tegen
zijn vrouw te procederen over het bezit
van de heerlijkheden, zij op haar beurt
probeert hèm overlast te bezorgen. 'Me
vrouw Bentinck' eindigde toen graaf en
gravin Bentinck elkaar in 1761 nog een
laatste keer zagen. In 'De groten der
aarde' wordt aan het eind hetzelfde
voorval beschreven. De verbitterde
strijd die Bentinck en zijn vrouw onder
meer in een reeks processen hebben ge
voerd nadat ze uit elkaar waren ge
gaan is dan door Bentinck gewonnen.
Die voortslepende processen zijn een
heel belangrijk element in dit boek over
de periode tussen 1740 en 1761, jaren
die in 'Mevrouw Bentinck' slechts in vo
gelvlucht aan de orde kwamen.
twee delen
'De groten der aarde' bestaat uit twee
omvangrijke delen: 'Willem Bentinck
1740-1750' en 'Charlotte Sophie Ben-
tinck-von Aldenburg 1750-1761'. Daar
op volgen nog twee korte hoofdstuk
ken die zich afspelen nadat de echtelie
den elkaar in de tuin van Bentinck's
huis Sorghvliet hebben gezien. Op
grond van het scheidingscontract uit
1740 mocht mevrouw Bentinck niet in
Den Haag komen en Bentinck laat haar
dan ook sommeren onmiddellijk de
stad te verlaten. Hij is hevig in de war
gebracht door de ontmoeting. Zij gaat
berooid en eenzaam naar het kasteel
van een ver familielid in Jever. 'Alles
is weg....' moet ze vaststellen. In dit
boek rest haar inderdaad heel weinig:
de twee zonen die ze van haar minnaar
In 1978 publiceerde Hella S. Haasse haar boek 'Mevrouw Bentinck of Onverenigbaarheid van
karakter'. Het werk was voorzien van een ondertitel: 'Een ware geschiedenis' en opgebouwd uit
door de schrijfster in archieven opgediepte brieven, dagboekbladen en documenten die in verbin
dende teksten van commentaar werden voorzien. In dat boek van ruim drie jaar geleden werd al
gezinspeeld op een vervolg. Dat is nu verschenen: 'De groten der aarde of Bentinck tegen Bentinck'.
De ondertitel van dit tweede boek over gravin Charlotte Sophie Bentinck geboren Von Aldenburg
(1715-1800) luidt: 'Een geschiedverhaal', hoewel opbouw en pretentie niet wezenlijk veranderd
zijn. De verbindende, beschrijvende gedeelten zijn iets uitgebreider, de documenten mogen wat
minder voor zich zelf spreken.
Dit boek wil evenzeer een ware geschie
denis vertellen als het vorige; mevrouw
Haasse verzekert in haar uit drie zinnen
bestaande verantwoording: 'Niets is
verzonnen' (291). In 'Mevrouw Ben
tinck' kreeg vooral de tijd dat Charlotte
Bentinck met de invloedrijke Neder
landse politicus Willem Bentinck (1704-
1774) getrouwd was de aandacht
Bentinck bracht zijn jeugd in Engeland
door, hij was zeer conventioneel inge
steld en wilde nooit risico's nemen. In
1733 trouwde hij met de hoogadelijke
gravin Von Aldenburg; om haar te ple
zieren kocht hij de titel van rijksgraaf.
Zy - avontuurhjk en artistiek ingesteld -
huwde tegen haar zin met Bentinck. De
momenten van geluk tussen de echte
lieden zijn zeldzaam. Zy krijgt vaak
aanvallen van melancholie en probeert
haar man te ontlopen. Op den duur laat
ze haar wispelturigheid de vrije loop.
Uit het huwelijk worden twee kinderen
geboren: Antoine en Albert-Jean. Na
enige tijd krijgt zij een regelrechte he
kel aan Bentinck: ze zou zich bij hem
niet kunnen ontplooien. Ze wil onaf-
hankehjk zijn. van het volle leven genie
ten, in contact staan met vorsten en fi
losofen. Aan het hof van Albrecht Wolf
gang, graaf zu Schaumburg-Lippe voelt
ze zich wel gelukkig. Hij wordt haar
minnaar, verwekt twee zonen bij haar
die hij overigens niet erkent. Gravin
Bentinck beledigt haar man op alle mo
gelijke manieren. In 1740 wordt zij van
tafel en bed gescheiden. De twee zonen
van haar en Bentinck worden verder
door de vader opgevoed, de vrouw die in
naam dus nog steeds zijn echtgenote is
vertrekt naar haar heerlykheden Varel
en Kniphausen. Nu zy als zelfstandig
heeft, haar muntenverzameling en
haar boeken.
Het eerste grote stuk van het boek over
de saaie maar niet onsympathieke Wil
lem Bentinck is het aardigste. Dit ge
deelte heeft ook enig historisch belang:
Bentinck heeft een belangryke rol ge
speeld in de binnenlandse en buiten
landse politiek die door de Republiek
der Verenigde Nederlanden in de acht
tiende eeuw werd gevoerd. Het tragi
sche is dat hij niet onderkende dat Ne
derland op alle gebieden in rijn nada
gen was, dat men slechts teerde op de
glorieuze zeventiende eeuw. In 1740 was
het hem duidelyk geworden dat zyn hu
welijk met gravin Bentinck geen toe
komst meer had: ver van huis had ze
een buitenechtelyk kind gekregen, ze
was niet van plan ooit naar haar man
terug te keren. De scheiding valt Ben
tinck zwaar, maar uiteindelyk berust
hy. Hij hervindt zijn evenwicht, vooral
door een zeer regelmatig leven te lei
den. Zonder nadere bronvermelding
meldt Haasse dat als 'zijn zinnen hem te
machüg werden', hy 'voor een kort lier-
dersuur een liefje onder de koristen van
een operagezelschap of balletgroep'
koos (IS). Door Charlotte Sophie te
trouwen heeft Bentinck enorme ver
plichtingen op zich genomen. De bezit
tingen van haar familie waren met hy
potheek belast. Hij wil alles in het werk
stellen om de heerlijkheden - het toe
komstig erfdeel van zijn zoons - niet ver
loren te laten gaan. Vandaar dat hij
woedend is als zijn vrouw nog meer
schulden gaat maken. Het contract uit
1740 regelt onder andere dat gravin
Bentinck de familieschulden via haar
man af moet lossen. Ze kon daarom in
feite geen dure hofhouding voeren, ze
deed dat echter tot schade en schande
van Bentinck wei. Bentinck was inmid
dels persoonlijk adviseur geworden van
prins Willem IV. aanvankelijk stadhou
der over slechts enkele provinciën, om
dat de regenten geen vertrouwen in
hem stelden. Hij steunt de prins on
voorwaardelijk en probeert het volk te
bespelen. Zodoende slaagt hy er in dat
in 1747 Willem IV door alle provinciën
tot stadhouder wordt uitgeroepen. Het
beleid van de ook lichamelyk zwakke
prins stelde evenwel weinig voor, on
danks de brutaal aandoende raadge
vingen van Bentinck. Deze wordt nog
steeds in beslag genomen door de con
flicten met mevrouw Bentinck. Zy wei
gert de regeüngen van 1740 na te komen
en tracht met draaierijen haar bank
roet uit te stellen. Varel raakt ze toch
kwijt. In 1749 gaat Bentinck naar We
nen voor een staatszaak en om het ge
schil met zijn vrouw tot helderheid te
hans warren
brengen. Hij weet in Wenen verschillen
de invloedrijke mensen voor zich in te
nemen; hij heeft enkele ontmoetingen
met de keizer en de keizerin. Het ligt in
Bentinck's bedoeling om zijn zaak voor
het Hoge Keizerlijke Gerechtshof te
brengen en zo voor zijn zonen Kniphau
sen veilig te stellen. De hele reis loopt
op een mislukking uit: in Wenen kan
men zijn huwelijkskwestie niet oplos
sen, in politiek opzicht blykt zijn posi
tie als hij terugkeert verzwakt te rijn.
bewogener
Het deel over Charlotte Sophie Ben
tinck is bewogener, alleen al door het
merkwaardige gedrag dat deze vrouw
tentoonspreidde. Bij haar is er geen
sprake van evenwichtigheid: zij han
delt impulsief, bedenkt steeds weer
iets anders om haar belangen te verde
digen. Ze heeft omgang met diverse
'groten der aarde' die ze allemaal tegen
zich in het harnas jaagt. Ze meent dat
alles enkel om haar draait (en de
schrijfster doet helaas geen enkele po
ging om dat te relativeren), ze poogt
iedereen voor haar karretje te span
nen. Vrijwel haar enige bezigheid is
vechten voor Varel en Kniphausen. Ze
schroomt niet beloften te verbreken,
documenten achterover te drukken en
zovoorts. Haar minnaar doet weinig
voor haar wanneer ze in 1740 - eerder in
een opvlieging dan uit bewuste dap
perheid - alle schepen achter zich ver
brandt.
Haar geüefde stierf bovendien in 1748,
zonder dat enige regeling voor Charlot
te Sophie en de twee zonen die ze van
hem had, getroffen was. In datzelfde
jaar verliest ze Varel aan Bentinck.
Teneinde Kniphausen te kunnen be
houden zoekt ze steun bij koning Frede-
rik H van Pruisen, een achterneef van
haar. In 1750 vertrok zy naar Beriy n. De
koning lykt haar gunstig gezind, hy is
bereid troepen in Kniphausen te statio
neren, en mede hierdoor wordt ze ook
door anderen wat beter ontvangen. Aan
het hof van Frederik de Grote - een op
merkelijk vorst door rijn belangstelling
voor filosofie en kunst (vooral muziek),
door zyn atheïstische levenshouding en
zyn - verborgen - homosexualiteit - was
onder meer Voltaire verbonden. Ook
met hem probeert ze vriendschap te
sluiten, wat lukt, hoewel ze rijn ideeën
nauwelijks kan doorgronden en tegen
over rijn genialiteit weinig meer dan lef
kan zetten. Omdat Voltaire bij de ko
ning geen kwaad kan doen gebruikt zy
hem om opnieuw te intrigeren over Kni
phausen. De koning geeft haar echter
niet meer toe. Wanneer Voltaire uitein
delyk enigszins in ongenade raakt by
Frederik H zoekt hij een toevlucht by
gravin Bentinck, althans dit wordt d oor
mevrouw Haasse gesuggereerd. In 1754
moet Charlotte rich schikken: Frederik
n trekt rijn troepen uit Kniphausen te
rug. Bentinck verwerft ook Kniphau
sen en verplicht zich aan rijn vrouw een
lijfrente te betalen. Later gaat ze zich
ook weer tegen die overeenkomst ver
zetten- Ze bemoeit zich in Berlyn met
het privéleven van personen uit de
hoogste kringen en maakt zich door
haar gedrag onmogelyk. Op aandrin
gen van Voltaire die uit Pruisen heeft
moeten vluchten en in Zwitserland is
gaan wonen verlaat ze Berlyn. Een ty d-
lang komt ze in wat rustiger vaarwater
als ze in Leipzig woont. Maar al spoedig
besluit ze naar Wenen te gaan. Uiter
aard opnieuw om te zeuren over het on
recht dat Bentinck haar zou hebben
aangedaan; steeds bouwt ze nieuwe
luchtkastelen of denkt ze nieuwe sluip
wegen te hebben gevonden. Keizerin'
Maria Theresia, ondanks haar bygelo-
vigheid toch een vrouw van formaat,
ging vertrouwen in haar stellen. Wan
neer Gravin Bentinck een reis door Ita
lië gaat maken, verleent de keizerin
haar verschillende voorrechten. In Ita
lië bekijkt zij de bezienswaardigheden
zeer oppervlakkig, al kan ook de werk-
wyze van de schrijfster hier debet aan
rijn. Ze bezoekt ook even Zwitserland,
speelt met de gedachte om daar een
soortgelyk leven als Voltaire te gaan
leiden, maar ziet daar spoedig van af. Ze
schrijft aan haar moeder: 'De omgeving
is niet onaardig, maar daarmee is ook
alles gezegd. Lausanne is een ratten-
nest en mijn doorluchtige residentie,
Monrion, het Versailles van de streek,
7iiet groter dan een doosje, waarin ik
mij de mensen die ik bij me heb niet kan
wenden of keren. Het meer is lang niet
zo mooi als ik gedacht had, ik vind de
mensen in Lombardije veel schilder
achtiger. Alles kost hier tweemaal zo
veel als in Wenen, en wel driemaal zo
veel als in Berlijn". (239) Ze gaat terug
naar Wenen. Begint een nieuwe reeks
intrigues (ze probeert nu de sentimen
ten van de inmiddels meerdeijarige
zoons die ze uit het huwelijk met Ben
tinck heeft te bespelen) en laat haar be
moeizucht weer gelden. Op een gegeven
moment zondigt ze echter zodanig te
gen de etiquette van het Oostenrijkse
Hof dat ze het land moet verlaten. De
keizerin laat zich niet vermurwen door
gravin Bentinck's geklaag over deze
kwestie. Charlotte-Sophie krijgt zo min
of meer haar verdiende loon: via Neder
land, waar ze dus nog even haar man
ziet. gaat ze, door iedereen in de steek
gelaten, naar Jever.
Diepgang heeft 'De groten der aarde'
eigenlijk niet, de stijl is weinig briyant
en wat erger is: er is hier sprake van een
onverantwoorde en methodeloze gei
schiedschriiving. Als geschiedverhaal
want zo wordt het aangekondigd, niet
als historische roman - is dit werk in'
hoge mate troebel en speculatief. Er
wordt voortdurend gepsychologiseerd]
Haasse schrijft de personen allerlei ge]
voelens toe die uit de documenten niet
blijken. Om het verhaal beter te latei]
lopen zyn er ondanks de verzekering
'Niets is verzonnen' (291) allerlei be
dachte situaties ingevoegd, zie by voor
beeld de conversatie van Voltaire op
p.140. Regelmatig probeert mevrouw
Haasse op wel erg ongelukkige manier
de lezer het verleden binnen te voeren]
Dan komen er opmerkingen in de trant
van: 'de nog maar enkele jaren tevoren^
overleden cantor van de Thomaskerkj
een zekere Johann Sebastian Bach
had daar het zijne toe bijgedragen' (187]
als het gaat over gravin Bentinck's ver]
blijf in Leipzig). En wat de lectuur op,
den duur absoluut onverdraaglyk'
maakt is dat de door Hella S. Haasse zo:
S. Haasse zo bewonderde hoofdpersoon'
Charlotte Bentinck geen formaat heeft,
Ze is niet interessant, niet innemend,'
niet briljant. Door haar qfstamming
kan ze met 'de groten der aarde' om
gaan. verder is er totaal niets wat daar
recht op geeft. Vriendelijk gezegd: ze is'
een verwend kind, onvriendelyk: ze is
een domme en onbetrouwbare queru-
lante.
Waarom zo'n personage centraal moei
staan in nu al twee boeken is een raad
sel, een nog groter raadsel is dat Haas
se geen afstand van haar neemt, want
alleen door een totaal andere aanpak
zou zo'n figuur kunnen boeien. Wan
neer je bedenkt dat 'De groten der aar
de'21 jaar beslaat, hou je je hart vast by
de slotzin: 'Zij had - maar dat kon zij
niet weten - nog veertig jaar te leven'.
Voor minstens twee vervolgboeken
moeten we dus nog vrezen!
De groten der aarde of Bentinck tegen Ben- 2
tinck. Een geschiedverhaal door Hella S. o
Haasse, 292 pag. f39,50, Querido, Amster- r,
dam.
1981 is een goed jaar geweest voor ieder die het werk
van Reve wil bestuderen, en ook voor ieder die hem
doodgewoon wat beter, intiemer, wil leren kennen. Er
verschenen brievenboeken, beschouwingen, een no
velle en het Archief-Reve. De laatste publikatie in
deze reeks 'Brieven aan Josine M. 1959-1975' is moge
lijk het meest interessant. Het is, en dat is het enige
spijtige, geen verantwoorde uitgave. In een paar
bladzij's die 'Verantwoording' heten, maar die moei
lijk als zodanig dienen kunnen, vertelt Reve in het
kort hoe hij in 1959, als redactiesecretaris van 'Tira
de' in correspondentie kwam met een van de mede
werksters van dat blad, en hoe allengs uit dat contact
deze openhartige briefwisseling ontstond. Geen
woord echter over de reden waarom zij in 1975 op
houdt, geen vermelding of zij volledig is of niet, geen
register van namen om het geheel wat toegankelijker
te maken, en. helaas, ook niet de antwoorden van
Josine M. Alles maakt dus wel een wat 'voorlopige'
indruk. Afgezien van deze overwegingen die enkel de
documentaire waarde van deze uitgave betreffen, is
'Brieven aan Josine M.' een bijzonder boeiend boek
voor ieder die wat meer van de achtergronden van
Reve's leven in de jaren 1959-1975 te weten wil komen.
Mèt dagboekaantekingen vormen brieven immers wel
de meest directe uitingen van een schrijver. Brieven
zijn weliswaar afgestemd op één bepaalde persoon en
hebben daarom een zekere kleur, maar wanneer de
vertrouwelykheid met die persoon groot is of wordt (en
dat was tussen Gerard Reve en Josine M. al spoedig
het geval) worden de uitingen meestal heel direct, is er
niet zoveel sprake meer van een vertekening of een
pose. Deze brieven maken dan ook een byzonder open
hartige en eerhjke indruk, en daar ze een zeer belangrij
ke periode uit het leven van Reve bestrijken, zijn ze
ook uit li terair-historisch oogpunt van groot belang, al
blyft het dan jammer dat het zo'n voorlopige editie is.
Er zijn slechts een paar, min of meer formele, inleiden
de brieven uit 1959, één uit 1960, al met de aanhef
Waarde Josine, één uit 1961 (Lieve Josine) en eigenlyk
pas eind 1962 begint de grote stroom. Die valt dus
samen met de nieuwe grote literaire produktie van
Reve. Na zyn romans uit 1947, '49 en '50 en de 'Engelse
periode' was er immers een minder creatieve periode
aangebroken, die pas weer eindigde mèt het verschij
nen van de beroemd geworden brievenboeken 'Op weg
naar het einde' '63), 'Nader tot u' ('66) en de boeken 'De
taal der liefde' ('72), 'Lieve jongens' ('73) en 'Een circus
jongen' ('75). Ook was Reve toen als dichter bekend
geworden. Ondertussen had hij de P.C. Hooftprijs ge
kregen ('69), was er het fameuze proces wegens godslas
tering geweest, in '66 en, eveneens in '66, zyn toetreden
tot de R.K.-kerk. Reve's grote roem was begonnen, hij
kon een financieel onbekommerd bestaan leiden, en
van dit alles brengt hy in kleuren en geuren verslag uit
aan zijn vriendin en vertrouwelinge, een dame die als
het ware een soort geïdealiseerde moedergestalte voor
hem geworden lijkt. Maar er is méér: Josine M. beoe
fende als liefhebberij de astrologie, en in het uitermate
gecompliceerde innerlijk van Reve heeft de sterrewi-
chelarij een belangryke plaats. Hij zal niets onderne
men zonder eerst een horoscoop te laten trekken of op
een andere manier te laten berekenen wanneer opti
male resultaten te verwachten zijn. Ontmoet hij bv.
een jongen, dan is het eerste wat hij wil weten: juiste
datum, plaats en uur van geboorte. Dan moet Josine
gaan wichelen, en vervolgens ziet hij wel. Maar ook de
bouw van een huis, het aanvangen van een letterkun
dig werk of een reis, het afleggen van een examen, alles
moet worden berekend. Hy werd zodoende zeer afhan
kelijk van Josine M.. zij werd een soort middelaarster
tussen hem en de ongekende en ongeziene machten,
maar hij moest haar dus ook wel zijn eerlijkste en
meest geheime drijfveren en plannen openbaren. Dat
maakt dat wij nu, door het lezen van deze brieven, op
vaak allerindiscreetse manier inzage krijgen van le
vensfeiten die iemand anders nog niet aan zijn meest
intieme vrienden mee zou delen.
Zo kom je er als lezer achter dat Reve pas omstreeks
Pasen 1952 (hij was in 1948 getrouwd met Hanny
Michaëlis) zijn eerste volwassen homosexuele erva
ring had, en verbaast men zich over het feit dat de
relatie met Hanny Michaëlis ook na hun scheiding in
1959 blijft bestaan: logeerpartijen, gezamenlijke'
vakanties in Spanje, verblijf van Hanny M. in Greon-
terp, natuurlijk met alle gevolgen die men dan ver
wachten kan, als irritatie, ruzies en instortingen.
Maar wat er ook gebeurt, en hoe vaak Reve zijn testa
ment ook wijzigen laat: zijn ex-echtgenote blijft de
enige constante erfgenaam, al moet ze wel telkens
met andere jongens delen.
Vanzelfsprekend passeren al die vrienden de revue in
de brieven: de meesten zijn aan het lezend publiek wel
bekend onder hun speelnamen, omdat ze ook uitvoerig
in Reve's scheppende proza voorkomen: Wimie, verlo
ren aan hetLoodgietend Prijsdier, Teigetje en Woelrat,
na een marriage a trois met hun beiden uit Reve's
leven verdwenen in 1972. Dan zijn we al ver door het
brievenboek heen: het aantal brieven en ook de gemid
delde lengte vermindert weer drastisch. Van herfst '72
af, toen Reve de advertentie in V.N. plaatste: 'Mislukt
schrijver, arm, lelyk, oud, slecht gebit, riekend uit de
mond, homofiel, r.k., zoekt lief, leuk speelkamaraadje',
waarop een dozijn brieven binnenkwam, volgt nog een
kleine galerij van nieuwe 'Verloofdes', meest allemaal
kortstondige affaires waarvan hij toch heel wat had
gehoopt. In de brief van 16 feb. '75 leest men: ,,Ik heb de
indruk dat iedereen op herrie konflikt uit is geweest
of is: Woelrat, Jakhals, Ernst nu Erik' (316). Dan
komt nog Vincent ('Een Jodejongen met een snór - wie
had dat ooit kunnen denken') en als de brieven op 28
okt. '75 stop vallen is Matroos Vos de uitverkorene.
Een haast even belangrijke plaats als de liefde, neemt
de godsdienst in in het leven van Reve. Uit zijn romans
was me nooit zo duideiyk geworden hoe een zuiver en
gedreven mysticus Reve is. Éérlyk gezegd kreeg ik
altyd min of meer de indruk dat hy op geraffineerde
manier, en wel tot meerdere glorie van zichzelf, de spot
met alles dreef. Uit deze brieven blijkt het tegendeel,
en dat stemt tot nadenken.
Ook de verhouding met de ouders komt indringend ter
sprake. Reves moeder was in 1959 gestorven, hij be
weert de artisticiteit van haar kant te hebben. Zijn
vader, een rechtlynig communist, stierf in 1975. Reve
zegt in een brief van 12-3-'75: „Ik ben blij en opgelucht
dat hij dood is, laat ik het maar eerlijk zeggen". Het
blijkt dat zijn vader niets moest hebben van de mystie
ke godsdienstige geestesgesteldheid, de sterrewichela-
rij e.d. van zyn zoon.
hans warren
LETTERKUNDIGE KRONIEK
Toch liet Reve zijn werkstukken telkens weer aan hem
lezen, waarop onvermydelljk weer harde woorden en
onenigheid volgden.Een andere eigenaardige figuur in
zijn leven is een jong gestorven broertje, dat Reve als
een geleide-engel beschouwt. „Laat het maar by geloof
middeleeuws zijn. Ik hoor ook niet in deze razende
wereld thuis, maar in de tweede helft van de 17e eeuw,
byvoorbeeld' (138).
Er zit veel 'Voer voor Psychiaters' in heel deze samen
hang. Hoe dan ook, Reve komt in dit boek tot definities
van God zoals hy deze ervaart: p. 155: „God is de alles
overwinnende, alles doordringende, alles verzoenende
alles éénmakende Liefde, Die alle verstand te boven
gaat".
T yiteraard wordt ook over de dood, de drank en het
U werk geregeld geschreven en gefilosofeerd. Dan is
er nóg een indruk die je als lezer bewaart: of Reve
constant huizen aan het bouwen en inrichten is, enkel
en alleen om ze weer, zodra ze geriefelijk geworden
zijn, weer te verlaten of te verkopen en opnieuw te
beginnen. De gedrevenheid die hier achter zit, de on
rust ervan, komt klemmend over: dit fysieke, met de
handen zwoegen is voor hem kennelijk even noodza
kelijk als het hanteren van de pen.
Schrijven is voor hem een heilig móeten: „Ideeën, vi
sioenen, en het ondergaan en beschrijven er van, het
beringen van God en Dood, rijn voor my van zulk
belang dat seks, eten, mooie kleren en fraai meubilair
daarby vrijwel zonder betekenis worden, wat nogal
iets wil zeggen als je in aanmerking neemt welk een
geil, hartstochtelijk, gulzig mens ik ben" (32).
Ook het aanvaarden van rijn homosexualiteit brengt
hij scherp onder woorden, p. 33 b.v. Hij erkent, ook
jarenlang zich ietwat uitzonderlyk gedragen te heb
ben, voor hy tot 'zulk een scherp geschakeerd oordeel
over zijn eigen situatie" is gekomen. Overigens: vrou
wen en meisjes blijven hem van tijd tot tyd sterk aan
trekken, en: „Nou ja, je moet kiezen, je kan nu een
maal niet alles hebben. Een vriend is toch beter, want
vrouwen rijn altyd riek, of verliezen een schoen, of
beginnen bij het vertrek van de trein naar Zurich te
menstrueren, zodat je voor duur geld van een kelner
maandverband pijnstillende tabletten moet huren:
altijd wat" (p. 153). Op pag. 109, in een brief van nov.
1964 biecht hy op hoe dr. Schuurman hem behandelde
en het werken en schrijven mogelyk maakte: „Maar dit
heugelijk feit verandert niets aan de zekerheid, dat ik
een op een patologische, labiele en chronische zieke
onderbouw opgetrokken persoonly kheid ben, daaraan
kan niets veranderd \forden. Ik zal moeten leven in
verscheurdheden, angsten, hallucinaties, visioenen".
Het prachtigste stuk van het hele boek is te vinden in
de brief van 5 feb. '68, de tekening van een nacht,
doorgebracht ten huize van een kapelaan:
.Meteen bood de kapelaan mij logies te zijnen huis
aan. Ik aanvaardde die dankbaar, maar schreef hem
dat ik, wanneer men een 19,5-jarige blonde, lieve aan
hankelijke aan Weltschmerz lijdende jongen bij mij
in bed zou leggen, niet verontwaardigd zou zijn. Hij
schreef mij daarop, dat een 19,5-jarige moeilijk of niet,
maar een 28-jarige jongen misschien wel te verschaf
fen ivas, dat het iemand betrof op tvie hij al 15 jaar
wanhopig verliefd was, die nu weliswaar de Griekse
beginselen bleek te omhelzen, maar niet hem, doch
iemand anders zijn liefde was gaan schenken. Niels
dan treurnis dus. Toen ik de jongen ontmoette, dacht
ik meteen; Die kijkt door almijnpraatjes charmant
gebabbel heen. Nee, bij hem maak ik geen kans". Maar
het liep anders, na een avond lang met zijn drieën te
hébben zitten praten, wijn drinken lachen, wees de
kapelaan ons boven onze gemeenschappelijke kamer
met één bed, oud klam., omringd door stoffige litho's
vol roestvlekken, een geborduurd Mariaportret, ka
potte knielbankje en een paar vuilnisbakstoelen, met
boven ons hoofd de eeuwige kunstalbasten schaal aan
drie koorden, waarin voor 45 of 60 Watt aan licht".
Gerard Reve: Brieven aan Josine M. 1959-1975, 29,90; geb.
49,90. 330 pag. G. A. van Oorschot, Amsterdam.