TANTE POS extïa 'de weduwe kan hare betrekking op geen regelmatigen voet vervullen' •VRIJDAG 3 JULI 1981 ZEEUWSCH-VLAANDEREN Het nieuwe postkantoor Nieuwstraat- Westkolkstraat' lukt, heb ik mij onmiddellijk ter aange wezen plaats begeven en bevonden dat naar aanleiding van het spoor, de kar van het binnen beloop des kanaalsdijk moet afgegleden (vermoedelijk te veel in de nabijheid der waterkant gereden hebbende i en daarna omgeslagen in het kanaal gevallen zijn. zijnde noch van postillon noch van kar en paard niets kunnen ondekt worden; Vervolgens mij begevende hebbende in de woning van de weduwe Buijsse, zijnde een tapperij in de nabijheid van welke dit voorval heeft plaats gehad, is door mij aldaar aangetroffen zekeren Johannes Baptist van Acht, timmerman gedomicilieerd te Antwerpen, behoorende aan boord van het Belgische Brikschip Invati ga ble. welke mij verklaarde dat hij onder weg van Gend naar Neuzen door gemel- den postillon was opgenomen, dat hij gedurende zijne reis geen de minste dronkenschap aan den zeiven heeft kunnen ontdekken noch iets van onbe kwaamheid of ongeschiktheid heeft kunnen bespeuren. Dat hij den zeiven kortstondig voor het voorval nog had te kennen gegeven en gezegd, ik geloof dat gij te digt bij de waterkant rijd, zijnde de kar toen reeds aan het glijden, en het paard dezelve niet kunnende ophalen, sloeg dezelve achterwaarts en onderste boven in het kanaal. Zijnde hij op eene wonderdadige wijze gered, door middel dat hij zwemmen kon. niettegenstaan de hij alle krachten moest inspannen om door het ijs te breken, en de felle stroom te overmeesteren, daar men juist met de beide sluizen bezig was het water af te tappen. Zijnde wijders he den morgen vroegtijdig gelukkiguit het kanaal opgehaald de brievenmaal, wel ke door water nat zijnde, is bezorgd ge worden aan den Directeur van het post wezen alhier. De gemelden Postillon die zeer zeker zal omgekomen zijn, is 22 ja ren oud, geboortig van Sas van Gend. en inwonende bij den ondernemer van het Postrid. J. B. de Meijer alhier. De kar bespannen met het paard is heden middag bij middel van dreggen in het kanaal gevonden en opgehaald'. lederen tassen Toen in 1850 in alle gemeenten waar postkantoren waren gevestigd, de brievenbestellers van lederen tassen werden voorzien, werd hen opgedra gen 'om daarin de brieven gedurende hunnen loop te bergen, ten einde die zoo veel mogelijk tegen het gevaar van nat worden en andere beschadiging of van verliezen onderweg te beveiligen'. Deze order bleek in vele gevallen niet te worden uitgevoerd, althans in de aan de burgemeester gezonden brief van het Ministerie van 17 mei 1853 lezen wij o.a.: 'Bij de brievenbestellers zelve heeft zich echter niet zelden eene zekere onge neigdheid tot het dragen van de tas- schen geopenbaard, hetzij uit vooroor deel of uit eenig kwalijk geplaatste y- delheid, hetzij uit traagheid of ook wel met de bedoeling om zich door het ge mis van zoodanig onderscheidingstee- ken aan de controle van het algemeen te onttrekken'. Bepaalde bestellers kwamen wel met hun tassen aan het kantoor, maar na het verlaten ervan brachten ze de post rond nadat ze hun tassen hadden afge legd. Gevraagd werd 'door de beambten der politie zoo veel mogelijk op de uitvoe ring van dit voorschrift te willen doen toezien en hen van elke, door de bestel lers gepleegde, overtreding kennis te doen geven aan de directeur van het postkantoor'. Daar er geen enkel rapport of aanteke ning van veldwachter Hirt over zo n voorval is aangetroffen, kunnen wij aannemen, dat brievenbesteller Dreg- mans zich aan de gegeven opdracht heeft gehouden. Over de gang van zaken op het postkan toor en de bezorging der post in de vori ge eeuw wordt niets vermeld, zodat wij aan kunnen nemen dat daarover geen ernstige klachten werden ingediend Bij de herdenking van het 100-jarig be staan van het postkantoor sprak burge meester Tellegen de hoop uit, dat het kantoor steeds tot hogere bloei zou ko men, dat bij voortduring de dienst uit breiding zou mogen ondergaan en dat 'nevens dit kantoor in de gemeente, zij het dan niet op deze plaats, nog eens een tweede kantoor zou mogen verrij zen'. Hij kon toen niet vermoeden, dat Ter- neuzen èn de posterijen enkele tiental len jaren later een enorme groei zouden doormaken. P.J.Baert4 wegen verkeerden dikwijls in zeer slechte staat. De brief die de postdirec teur op 15 januari 1839 aan Burgemees ter en Wethouders van Terneuzen schreef, maakt ons wel heel duidelijk hoe erg het toen was als wij daarin le zen: 'De postillon Hamelink zich bij mij beklagende over den slechten staat waarin zich de postroute van hier naar Axel bevindt en dat dezelve als het wa re op sommige plaatsen niet te passe ren is, zooals zulks, volgens zijn aan duiding, vooral moet plaats hebben aan de zoogenaamde Kraag en aan het Spuij, welke plaatsen hij mij zegt, met veel gevaar om om te vallen of in de slijk te blijven zitten, te passeeren'. Deze klacht was zeker terecht, en het gemeentebestuur deed daarom al het mogelijke om die weg te verbeteren, maar ook toen moesten heel wat instan ties ingeschakeld worden om een derge lijk groot werk uitgevoerd te krijgen. Op 21 mi 1841 verleenden Gedeputeer de Staten toestemming om de som van 2.200.-, die bestemd was geweest voor het bouwen van een nieuwe toren op het gemeentehuis, te gebruiken om het slechte weggedeelte vanaf het gehucht het Spuy tot aan en voorbij het gehucht of de herberg het naaikussen' te verhar den met keien. De kosten van het werk waren echter op 3.400.- geraamd, zo dat het gemeentebestuur genoodzaakt was de ontbrekende 1.200.- op andere wijze aan te passen. Eind december was de toestand nog on veranderd. ondanks het feit, dat het werk wel aanbesteed was. De aannemer was er wel mee aan de slag gegaan, maar door het invallen van de vorst had hij het werk stil moeten leggen, zodat het alleen nog wachten was op het ein de van de winter. Dat het beroep van postiljon niet ge heel ongevaarlijk was. blijkt uit het on geval dat in 1850 Cornelis Jemenie over kwam. Op 1 februari schreef de burge meester hierover: 'Bij deze heb ik de eer U ter kennis te brengen dat gisterenavond ten half ne gen uren mij berigt gedaan wordende, dat de postillon genaamd Cornelis Je menie van hier op Gend, op een afstand van driekwart uurs dezer stad in het kanaal met kar en paard was veronge- Looije zal er zeker op gerekend hebben, dat hij met dat baantje zou gaan schui ven, want hij had de tijdelijke vervan ging twee maal uitgevoerd zonder daar voor enige vergoeding te ontvangen. Toen hij de eerste keer werd voorgedra gen om de weduwe Marchand te ver vangen. bestonden er echter bedenkin gen tegen zijn gedrag in het algemeen. Dit zal er ongetwijfeld de oorzaak van geweest zijn dat hij er naast greep. Op 8 juli hoorde hij, dat Abraham van den Berge de gelukkige was geworden. Het oude postkantoor Nieuwstraat-Westkolkstraat beklag De brievenmalen werden in die tijd door.Nicolaas Harte van en naar Elle- woutsdijk vervoerd. Het spreekt van zelf, dat Harte zo nu en dan wel eens een passagier mee probeerde te nemen naar Ellewoutsdijk, om op die manier wat bij te verdienen. Anthony van Gel deren, die de veerdienst op die plaats had gepacht, nam dat natuurlijk niet want hij werd daardoor behoorlijk be nadeeld. Op 8 juli 1839 deed hij daar over dan ook zijn beklag bij de burge meester die proces-verbaal van het ge beurde opmaakte. Op 14 december van dat jaar trachtte Harte toestemming te krijgen om, evenals de aannemers te land, passagiers te mogen vervoeren, De NoofSstraat met rechts pand no. 27 De Nieuwstraat met pand nummer 18 jyk heb de eer UEd. te Informeeren dat de Correspondentie met Zeeland, Braband en de geheele Avereenigde Nederlanden thans geregeld is. Te beginnen met Dingsdag den 7 Juni j (als wanneer deze nieuwe Inrigting eenen aanvang neemt) zal voortaan 3 maal 's Weeks van Uwe plaats op geheel Holland gecorrespondeerd kunnen worden, en zulks des Dingsdags, Donderdags en Zater dags. Zijnde provincioneel als Distributeur in Uwe Stad aangesteld Joh. Klaassen Azn. Ik verzoek UEd. Gestrenge hier aan de nodige publicatie te geven, op dat ieder een daar van kennis draagt. Ten einde na deze correspondentie ongehinderd en geregeld zoude kunnen voortgaan verzoek ik UEd. de noodige maatregelen met den heer Militaire Commandant Uwer plaats te willen neemen opdat de Pietons ten allen tijden des nacht Uwe Stad uit en in zullen kunnen komen'. Dit schreef 'De Commissaris belast met de organisatie der Posterijen in Staats- Vlaanderen' op 1 juni 1814 aan de bur gemeester van Terneuzen, nadat Ne derland 20 jaar door de Fransen bezet was geweest. Deze brief doet ons den ken aan de tijd dat Nederland in 1945 bevrijd werd na een langdurige bezet ting door de Duitsers In dit laatste ge val was het zuiden van Nederland reeds achtmaanden eerder bevrijd, waardoor verkeer tussen het bevrijde en het nog bezette, gebied vrijwel onmogelijk was. zodat zich toen een soortgelijke om standigheid voordeed. Met het boven vermelde bevond men zich echter nog in een tyd, dat verkeer iets heel anders betekende dan by de bevrijding in 1945. In het toenmalige verkeer nam de brief post wel een heel belangrijke plaats in, maar over die eerste jaren van dat ver keer in Terneuzen, vinden wij helaas niets terug Hierdoor weten wij dus niet hoe lang, de voorlopig aangestelde. Klaassen belast is geweest met het be zorgen der post by de Temeuzenaars. Het is 1834 als wij hierover weer iets lezen. Op 16 september van dat jaar schreef de burgemeester aan de funge rend directeur van het postkantoor te Vlissingen 'De weduwe Marchand. dis- tributeure van het postkantoor alhier, zeer ernstig ziek zijnde, kan uit dien hoofde hare betrekking op geen regel matigen voet vervullen, en heeft alzoo goed gevonden om deze haare bedie ning voorlopig op te dragen aan A. Looije. waarvan ik deer heb UEdel- gestr bij deze kennis te geven, niet twij felende of zulks zal UEdg. goedkeuring mogen weg dragen'. De directeur van het postkantoor te Vlissingen, die toen dus de dienst voor Terneuzen uitmaakte, antwoordde, dat hij geen bezwaar had tegen de gang van zaken, op voorwaarde dat de weduwe Marchand verantwoordelijk bleef. Ma ria de Zutter (Wed. Marchand) knapte op. zodat ze de Temeuzenaars weer van dienst kon zijn als brievenverdeelster. In februari 1837 gmg het echter weer mis met haar en Looije nam haar werk weer over. Nu ging het echter verkeerd, want op 3 maart overleed onze brieven- bestelster Er waren heel wat sollicitan ten voor de vrijgekomen betrekking van brievenbesteller te Terneuzen. Het schijnt dat het wel een aantrekkelijke baan was. want bij die sollicitanten tref fen wij o.a. aan 'Dirk Dregmans, Stads Secretaris; Abraham van den Berge, schrijver of kopiist: Arnoldus Jacobus Looije, particulier (hij verving de wedu we Marchand tijdens haar ziekte); Joos Dregmans. partikulier. Van der Peijl, kleermaker, baardscheerder en lykdie- naar. Reinier Wiskerke. broodbakker en winkelier; Johannes Jacobus Mas- sot. Mr. Horlogemaker, Dirk van den Berge Jr. Hulponderwijzer te Zaam- slag' en vele anderen. maar de burgemeester was van me ning, dat zijn onderneming voor hem 'een zeer goed middel van bestaan' op leverde. In zijn afwijzend advies schreef hij 'alzoo er andere bekwame schippers zich voordoen, die wanneer de rekwestrant van zijne onderneming verlangde te renonceren de overbren ging der brievenmalen voor een aan merkelijk minder loon zouden aanne men, als dat hetgeen hem van wegens het Rijk is toegekend'. Cornelis van der Peyl was zo'n collega te land. Hij vervoerde tot 29 april 1836 de brievenmalen van Terneuzen, via Axel. naar Hulst. In de nacht van 29 op 30 april overleed hij en de burgemeester stelde toen aan de directeur van het postkantoor te Vlissingen voor om Govert van der Peijl, 'die tot dan toe als Postiljon, zijn vader was toegevoegd ge weest'. de werkzaamheden van zijn overleden vader te doen voortzetten om daarmee zijn moeder en haar kinderen te kunnen verzorgen. Wij zien dus dat in 1836 de postdienst te Terneuzen nog steeds vanuit Vlissin gen werd bestuurd. Hierin kwam op 1 januari 1838 verandering, doordat de heer Jean J. Steinbuch bij K. B van 25 december 1837 was benoemd tot direc teur van het te Terneuzen op te richten postkantoor. Directeur Steinbuch werd terzijde gestaan door de op 24 mei 1792 geboren Joos Dregmans. die bij besluit van 5 januan 1838 tot brievenbesteller werd benoemd en die voor dat werk 75,- per jaar ontving. Toen op 1 januari 1938 het feit werd her dacht dat honderd jaar geleden in Ter- "neuzen een postkantoor werd geves tigd. vertelde de heer Van Rompu. dat hij zihc nog kon herinneren, dat de post^ wagen uit Hulst over de Axelsebrug Terneuzen binnenreed en dat de postil jon dan op zijn hoorn blies. Postbestel- ler Dregmans droeg naast de poststuk ken een sigarenkistje mee. om daarin de ontvangen portokosten te bewaren huisvesting De eerste taak die Steinbuch uit te voe ren had. was het huren van huisvesting voor hemzelf en voor het te stichten postkantoor. In oktober 1839 zien wij, dat hij daarin is geslaagd, want hij diende toen een verzoek in om verho ging van zijn toelage voor kantoorkos ten. omdat hij daarvoor een zeer hoge huur moest betalen. Er was toen in Terneuzen zeer weinig woonruimte beschikbaar, waardoor voor een kamer acht toe tien gulden per maand moest worden betaald. Onze nieuwbakken postdirecteur betaalde echter voor de door hem gehuurde woon- en kantoorruimte 162,- per maand, en het is dan ook niet te ver wonderen dat de Districtscommissaris te Hulst daar niets van begreep. Hij vroeg daarom op 8 november aan de burgemeester of er voor het onderbren gen van het postkantoor in Terneuzen geen geschikte kamers verkrijgbaar waren tegen een normale huurprijs. Het antwoord van de burgemeester luidde: 'betrekkelijk de kamerhuur van den heer J J. Steinbuch, heb ik d'eer U te berigten, dat door aangehouden insti gatie (aansporing) van den zei ven moet verstaan worden dat d'heer Steinbuch de door hem gebruikt wordende kamer, zou en moest hebben; dat alhoewel de eigenaar geen inclinatie (neiging) had de zelve kamer in huur af te staan, ein delijk d'heer Steinbuch door aanhou dende aandrang het zoover heeft gekre gen, door zelve de offerte te doen van de hooge huur van 162,- te zullen betalen, waartoe men dan heeft besloten'. In 1850 verhuisde het postkantoor naar de Korte Kerkstraat, waar men intrek nanxin perceel 1-3. Nadat Noordstraat 27 daarna enige tijd als postkantoor dienst had gedaan, werd Nieuwstraat 18 voor dat doel ingericht. In 1867 werd het kantoor gevestigd in een loods van Rijkswaterstaat die achter het later, op de hoek van de Nieuwstraat-Westkolk straat te bouwen postkantoor stond. Inmiddels waren besprekingen ge opend over de aanleg van een telegraaf verbinding tussen Terneuzen en Gent. Op 2 juni 1859 schreef de Commissaris des Konings, dat de Belgische admini stratie de aanleg daarvan op Belgisch gebied nog in dc loop van dat jaar had toegezegd. Verder werd meegedeeld, dat men dan terstond de aanleg op het Nederlands gedeelte zou aanbesteden en dat te Terneuzen een lokaal zou wor den ingericht voor telegraafkantoor. Het gemeentebestuur werd gevraagd hetdaarvoor benodigde lokaal beschik baar te stellen. Burgemeester en Wet houders antwoordden echter, dat de weinige gebouwen die de gemeente in eigendom had, ten dienste van het gar nizoen waren afgestaan, zodat men niet overeen geschikt lokaal beschikte. Het telegraafkantoor werd daarom voorlo pig ondergebracht in een gedeelte van de sluismeesterswoning aan de West- kolkstaat. Tot eerstaanwezend ambte naar van dat, op 17 november 1859 in gebruik genomen, kantoor werd be noemd de telegrafist 3e klasse. J. C. pilaar Al spoedig bleek dat dit onderkomen zeer onvoldoende was. In een brief van 26 april 1861 lezen wij daarover o.a.: 'Intusschen komt de ondoelmatigheid van het lokaal, waarin voorloopig kan toor gehouden wordt, dagelijks meer aan het licht. De seinkamer is te be krompen. Uit gebrek aan ruimte dient dc wachtkamer voor het publiek mede tot verbl i jf van den bestel Ier en het rei nigen der galvanische batterijen, als ook tot berging van het materieel, en dit wel in eene kast. waar de vochtig heid het papier binnen korten tijd tot verder gebruik ongeschikt maakt. Hierbij komt nog het gemis van een privaat en pomp, om niet te spreken van een aantal ongerieven van minder belang'. Om aan deze toestand een einde te ma ken werd op 8 januari 1864 het gedeelte lijk verbouwen en vergroten van het kantoor aanbesteed. Dit was maar een tijdelijke oplossing want reeds op 22 no vember 1872 werd een nieuwe verbou wing aanbesteed om het geschikt te maken voor de beide diensten. De tele graafdienst betrok het kantoor daarna begin september 1873 en op 1 oktober van dat jaar volgde de postdienst dit voorbeeld. Tot directeur van dit kan toor der post- en telegraafdienst werd per 1 september 1874 aangewezen de di recteur van het telegraafkantoor, J. M van den Driessen Mareeuw. Door de snelle uitbreiding van de dienst werd het kantoor spoedig te klem. Daarom werd in 1880 besloten het uit te breiden. Een naast het kantoor gelegen pand werd aangekocht van de heer Frayenhove en de gemeente stond de grond, waarop dit stond, af aan het Rijk. Tydens de verbouwing m 1881 werd de dienst uitgevoerd in de infirme rie, de latere Marechausseekazerne, aan de Nieuwstraat. Heel lang zou het verbouwde kantoor geen stand houden, want reeds in 1899 was het door de grote toename van het verkeer weer te klein geworden. Besloten werd het kantoor met het er tegen staande sluiswachters gebouw af te breken en er een geheel nieuw P en T kantoor voor in de plaats te stellen. Deze nieuwbouw erd op 30 maart 1900 aanbesteed en reeds op 26 juni 1901 werd het bekende postkan toor aldaar in gebruik genomen. niet eenvoudig Wij keren terug naar de begin-jaren van de Terneuzense posterijen en wij zien. dat het vervoer der brievenmalen in die tijd geen eenvoudige zaak was. De toen nog overwegend onverharde

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1981 | | pagina 32