HACROFK tewerkgesteld in het duitse rijk 'zo je vijand hongert, geeft hem te eten |yAvJUv71jIV epe en SchouwenDuiveland Extra DONDERDAG 17 APRIL 1980 uind december 1944 werd bij Wier den door geallieerde vliegtuigen een trein beschoten, die honderden mannen naar Duitsland transporteerde om daar te werk gesteld te worden. Er vielen bij die beschieting vier doden en achtendertig gewonden. Een aantal mannen toist van de verwarring, die tijdens de schietpartij ontstond, gebruik te maken. Ze vluchtten en doken order in Wierden of in naburige dorpen. Onder hen inwoners van Schou- vxn-Duiveland en Goeree-Overflakkee. In mei 1947 werd in Wierden een monument onthuld. Een gedenkteken ter nagedachtenis aan de slachtoffers van die beschieting en tevens een gebaar van erkentelijkheid aan de bevolking van Wier den, die de vluchtelingen - met gevaar voor eigen leven - heeft geholpen. Het monu ment werd destijds aangeboden door een comité dat bestond uit Schou-, Schouwenaren en Flakkeeënaren. Op zaterdag 3 mei ivordt in Wierden een reünie georganiseerd. Voorzitter van het organiserende comité is Cornells van Dongen uit Stellendam. Zesendertig was Van Dongen toen hij samen met z'n broer Andries en die honderden andere mannen door de Duitsers op transport werd gesteld. Cornelis heefl een dagboek bijgehouden. Z'n aante keningen krabbelde hij op allerlei vodjes papier. Aan de hand van de dag boekaantekeningen van Comelis van Dongen werd dit verhaal samenge steld. Dagboekaantekeningen, die stilistisch heren daar niet allemaal even fraai zijn. Vandaar, dat sommige fragementen uit het dagboek van Cornells van Dongen niet helemaal letterlijk zijn overgenomen, en een beetje zijn aangepast. Hetis 19 december 1944. Een datum die Andries en Cornelis van Dongen voor altijd diep in het geheugen gegrift zal blijven staan. Die dag is er een schip in het haventje afgemeerd. Een kolen- schuit. Alle mannen tussen de zeventien en veertig jaar moeten tt,af*i lichaanmelden. Ze zullen worden weggevoerd. Naar Duitsland. m er te werk gesteld te worden* Grote verslagenheid in het irp, Wat te doen: melden of onderduiken? Als het donker is geworden, verbergen Andries en Cornelis zich in een schuur. Daar treffen ze nog twee onderduikers aan. Ze brengen er een nacht vol angstige spanning door. Steeds maar weer horen ze de naderende voetstappen van Duitse soldaten. De volgende och- prlIinQ ertre;.:- sci# ve*c lorpsM Ifs bljïö ten Cornells en Andries worden met nog «tigandere dorpelingen bijeen gedre- ven ln een paar woningen, die door de Wehrmacht zijn gevorderd. De straten daaromheen zijn door de bezetters met prikkeldraad afgesloten. Talloze man- ■"i moeten zich ergens in het dorp nog scholen houden. De Duitsers kondi- Pfl aan. dat ze huiszoekingen zullen "trachten. Iedere tiende onderduiker vinden, zal worden doodgescho ten het huis zal worden afgebrand. I» dreigement., dat angst inbezoemt angeridt "Me dorpsbewoners. Het aantal man- eie'tclM "Mat zich bij de Duitsers meldt, jejeuGfl j* °e vrouwen mogen hen over de pnkkeldraadversperringen wat eten *%ven. ,A1 die vrouwen en meisjes W betraande ogen en treurende ge- '~i: het is verschrikkelijk om aan te transport [wotwintig december. Het is mid- als de ongeveer tweehonderd man- Ka zich in rijen van vier moeten op- ™ien. Ze zijn er nu helemaal zeker "ar zt zullen op transport worden ge- na»r Duitsland. Hartverscheu- taferelen. Vrouwen, die hun man «"«loofden met een wanhopige blik hals vliegen. Ondanks de gewa- soldaten. Als Cornelis de loop- R® van kolenschuit opstapt. «W hij nog een paar keer goed om hmrjer "ZaI hier 00'1 nog teru5 "oen." Een paar uur later varen z reed om te gaan liggen. Nu krijgen we een grote tegenvaller. De mannen, die al op de grond liggen, worden wakker geschopt, moeten opstaan en in de rij gaan staan. Zeker een uur lang. Dan naar bulten en weer naar een schip. Dit schip heeft tien ruimen. En in elk ruim moeten ongeveer tweehonderd men sen. Als iedereen beneden is gaan tot onze schrik de luiken dicht. Nu kan er geen verse lucht meer in. Zouden we hier moeten stikken? Grote onrust bij ons allen. We roepen zo hard als moge lijk is. Zelf een luik open doen Is onmo gelijk. Het ruim is zeker vier meter diep, Dan gaat er toch een luik open en wordt op ons verzoek een ladder naar beneden geschoven. Om beurten mogen er een paar naar boven om wat frisse lucht te halen". kerstnacht tend toch maar weer naar huis geslopen. Dat is de morgen van 20 december. Hun zuster is jarig. Er valt weinig te vieren. De afgelopen nacht hebben de bezetters met Duitse gründlich- keit alle uitvalswegen van het dorp afgegrendeld. Soldaten pa trouilleren door de dorpsstraten. Andries en Cornelis wegen hun kansen. Onderduiken op de vliering boven een zolderkamertje? Ze zullen hoe dan ook gepakt worden, daar zijn ze zeker van..En dus besluiten ze om zich dan toch maar te melden. Daar gaan ze. Allebei een koffertje in de hand. Een paar stel ondergoed, naai gerei, wat bestek en een bijbeltje. Het afscheid valt niet mee". Zouden wij elkander ooit nog terugzien?" vluchtelingen. Iedereen weer terug De grens over. Munster. Overal kapot ge schoten hulzen en febrieken. Borken, Dorsten, Essen, Veldbert, Wuppertal. „Daar moeten wij er uit, Nu in de rij en lopen naar een groot terrein waar alle maal gebouwen staan en waar er al veel bijeen zijn gebracht. We moeten op de planken vloer slapen. Ledikanten zijn er niet. Ratten en muizen lopen over de vloer. We zien daar mensen van allerlei nationaliteiten: Polen, Fransen, Bel gen, Russen en ook Nederlanders. Het gehele terrein Is met prikkeldraad afge zet. Tot mijn schrik zie ik een Rus. die wat eetbaars op de grond loopt te zoe ken. Wandluizen en vlooien zijn hier volop. We zijn dus wel op een verschrik kelijke plaats aangekomen, 's Morgens krijgen we wat bruin vies water, dat voor koffie moet doorgaan. Soep wordt buiten opgeschept met een grote lepel uit gamellen door een vieze Rus met een grote hangsnor en een natte neus. De soep is wat water met een paar kool blaren er in. Sommigen lusten die rom mel nog niet. Maar dat zou wel anders worden". slaven Dertig december. Aantreden. We wor den in groepen verdeeld. Vaklieden moeten afzonderlijk gaan staan. Dries in ik met nog twee andere schilders komen bij elkander. Terwijl we daar zo staan denk ik aan het boek 'De ne gerhut van oom Tom'. Daarin moesten op de slavenmarkt de mensen ook maar afwachten wat er met hen zou gebeuren. Ook voor ons was dit een soort slavenhandel. En dat in de twin- ïg in van sp en# tins?^ s Van" edereï enen' jeleidt •sloten rein '.nw'OorLj nde»^ 'Het «ra een zware nacht worden. Nils er niet bij. Het ruim is veel te pSoïr6"lig:sen" Het is boven- Wgende ochtend. Rotterdam. De Een paar soldaten bren- rood' boter en kaas aan boord. »mÜfn'da^ genoeg voor drie da- aoetzjjn. Het schip vaart weer. Een i*»» zingen wat psalmen. Om W» doden. En om de angst een Jilverdringen. Anderen zingen tid uiVerzen' Cornells begrijpt dat ..want wat zal ons te wachten e in debn _ntf«l6 avond valt proberen enkelen led««' wat te gaan slapen. Een paar 16 gaan liggen. Zo komen -volgende morgen ln Amsterdam v,laen baar nog meer schepen ''toevoerden Na de middag wor- woht heepten worden we onder- htrai J ,een grote bananenloods. (nerden mannen uit alle de- tu^„5eeJanb. Zuid- en Noord-Hol- bntm w eze loods Ugt een dlkke Ster t v hopen nu eens een nacht te: uurkunnen slapen. Zo ongeveer ra de avond maken we on6 ge- „ed Wtacht Kampen. Zondag 24 december. Kerst nacht. Samen met nog ongeveer 1500 lotgenoten in een volgepropte Van Heutzkazerne. Psalmen en kerstliede ren zingen. Om half drie 's nachts op staan. Naar buiten. In het gelid staan. Te voet in de ijzige kou naar het station van Kampen. Een overvolle oude trein die hen naar het Duitse Rijk zal bren gen. Er is lang niet voor iedereen een zitplaats. Wierden nadert. Jagers ko< men over. Geallieerde vliegtuigen. De beschieting begint. Het is dan half tien in de ochtend. Kogels dringen in de wa gons. De trein stopt. De locomotief is geraakt. Paniek alom. ,Z,o snel mogelijk stormen allen de trein uit en rennen het land in. Dries en ik laten ons achter de wielen vallen. De kogels vliegen overal om ons heen, Wat, een ogenblik is dat: overal hoor je ge schreeuw en gekerm van de gewonden. Ik heb wel eens gehoord, dat iemand die verdrinkt in een flits z'n hele leven aan zich voorbij ziet gaan. Dat heb ik nu zelf ook ondervonden". Een aantal mannen (naar schatting honderdvijftig) weet van de verwarring gebruik te maken en vlucht. Ze duiken onder in Wierden of in naburige dorpen Comelis en Andries krijgen die kans niet. De schietpartij kost het leven aan vier mannen. Onder hen een inwoner van Renesse. Er zijn achtendertig ge wonden. Zo eindigt voor Comelis en Andries de eerste kerstdag in 1944. De trein. De ruiten van de wagons zijn stuk. Het is vreselijk koud. Ze kruipen zo dicht mogelijk tegen elkaar aan. Bij Hengelo staat de trein ineens stil. Er komt een vliegtuig over. Velen vluchten in paniek. De Duitsers vuren op de tigste eeuw. Wij komen bij een groep van 41 man. Om twaalf uur stappen wij met elkander in een goederenwagon zonder enige zitplaats. Volgens onze geleider gaan we naar de stad Hagen ongeveer dertig kilometer verderop. Dus met een half uur zullen we daar wel zijn. Wij bibberen van de kou in die open goederenwagon. Nog maar enke le kilometers gereden en de trein stopt al. Zo gaat het regelmatig. Even rijden, dan weer stilstaan. Eindeloos die reis van dertig kilometer. Want het is acht uur in de avond als we daar eindelijk aankomen". Oudejaarsavond. „We hebben met el kander wat psalmen gezongen en in de bijbel gelezen. Ik stel voor. dat wij ie dere avond met elkander zullen lezen uit de bijbel, wat allen goed vinden". Het eten valt wel mee. Per week krijgen ze drie kilo brood en tweemaal per dag warm eten. Comelis en Andries moeten in een schilderswerkplaats gaan werken. Om de haverklap de schuilkel ders in. Elf januari. „Een paar dagen heb ik niet kunnen schrijven omdat mijn perr leeg was. Nergens kon ik een flesje inkt ge kocht krijgen. Maar ik was zo gelukkig, dat ik hem kon vullen bij iemand uit Zevenaar. Op onze kamer hebben wij nog al verzet met de vele muizen die over de vloer lopen. Soms vier of vijf achter elkaar. Ze spelen dan zeker krij gertje. Het is een vermakelijk gezicht. Op hun achterpootjes staan ze onder aan de kastdeur te ruiken. Daar hebben wij brood in. We hebben dus wel de deur goed moeten sluiten. Terwijl lk dit zit te schrijven lopen ze op de vloer achter elkander. Sinds we hier zijn hebben we alle dagen nog in de schuilkelder geze ten. Maar bommen zijn er nog nog niet gevallen". Vijftien januari. „Elke dag komen hier veel treinen voorbij met soldaten, au to's. munitie enz. Die gaan naar het front of komen er vandaan Meestal staan ze hier even stil. Sommigen van ons lopen er dan eens langs. Ze probe ren wat eetbaars te krijgen van die sol daten. Gisteren hebben we het eerste luchtgevecht boven de stad meege maakt". Eenentwintig januari. „De zondagen voor ons het ergste. Dan zeggen wij tegen elkander: 'nu zullen ze thuis klaar staan om naar de kerk te gaan'. Om dit tijd ben je altijd met je gedachten thuis. We brengen onze vrije zondag maar door met wat in de bijbel te lezen en in de avond zingen we wat psalmen". Zevenentwintig januari. „Vannacht heb ik zeer slecht geslapen. Om kwart voor vyf ben ik opgestaan om wat te schrijven. Steeds maar dromen dat je thuis bent en dan ontdekken dat je in een vreemd land zit. Dat is heel erg. Als ik naar bed ga leg ik mijn bijbeltje naast me en lees dan wat om de gedachten te verdrijven. Volgens de berichten die we horen trekken de Russen in het OQsten snel op. Wij zijn in de verwachting, dat het einde van de oorlog niet ver meer is en wij alle naar huis kunnen gaan, naar degenen die in droefheid zijn achterge bleven". Een februari. „Het Is de verjaardag van onze moeder. Wij feliciteren elkander met haar verjaardag. Zouden allen nog in leven zijn? Die dag zijn we met onze gedachten weer thuis, wat wel te begrij pen is. Voor hen zal het ook een dag zijn, daar zij ook niet weten hoe het met ons gesteld is". Vijf februari. „Een regendag. Heel de dag donker weer. Net als onze gedach ten, die ook donker zijn. We verkeren in grote spanningen over hoe het met het oorlogsgebeuren staat. Volgens de Ha- gener Zeitung zyn de Russen binnen een paar dagen tot op tachtig kilometer van Berlijn opgerukt. Ook in het westen schijnt door de Amerikanen en Engel sen een offensief te zijn ingezet. Hoe zal het met ons verder gaan? Als hier het front komt, zullen wij dan worden weg gevoerd of blijven we hier en komen we in de strijd om? Of zal God ons bewa ren? Op onze kamer spreken we daar ernstig over met elkander". Tweeëntwintig februari. „Gisteren moesten wij bij een slager in de stad ruiten zetten. Toen het klaar was kre gen we een heerlijk bord soep en twee boterhammen met worst. In lange tijd hebben wc zo heerlijk niet gegeten". brand Drieëntwintig februari. „Het is weer eens luchtalarm. Veel vliegtuigen bo ven de stad. Dus naar de schuilkelder. „..Ik heb wel eens gehoord, dat iemand die verdrinkt in een flits z'n hele leven aan zich voorbij ziet gaan. Dat heb ik zti zelf ook ondervonden..." Cornelis van Dongen bij het haventje van Stellendam, waar hij ruim 35 jaar geleden door de Duitsers werd weggevoerd. Opeens een geweldige slag. 'Daar gaan we Van Dongen', zegt iemand uil Som- melsdi jk. die naast me zit. Dan komt er een Roemeen naar beneden die roept: 'Jullie lager staat in brand'. Snel on danks de bommen naar buiten om nog te redden wat er te redden valt. Als ik op onze kamer kom, slaan de vlammen om onze kast heen Maar toch zie ik kans om er wat uit te balen. Ik moet weer snel naar beneden want het gehe le gebouw staat in vlammen". „Na die nacht komen Backhaus (de baas van de schilderswerkplaats waar Van Dongen moet werken) met z'n vrouw en z'n twee jongens van ongeveer tien en twaalf jaar huilend vertellen dat hun huis is gebombardeerd en dat alles is verbrand. Ze hebben niets meer. Ook geen eten. Dries en ik besluiten om hen wat van ons brood te geven. Ze vinden het verschrikkelijk dat zij brood van ons aan moeten nemen. Hij zegt: 'Jullie moeten ons als je vijanden zien en dan zijn Jullie toch zo goed jullie eten aan ons te geven'. In mijn gedachten komen de bijbelwoorden 'Zo je vijand hongert, geeft hem te ten. want dat doende zult ge kolen vuurs op zijn hoofd werpen", kunnen beleven. De Duitsers hebben altijd gezegd: 'wij winnen de oorlog' Maar ik kon hen nooit gelijk geven Nu gaan ze inzien dat ze verliezen Op aller lei stukjes papier schrijf ik dit alles op n heb ze genummerd, om bij leven en wel zijn als we thuis mogen komen, alles bij elkander te schrijven op ander papier". „Begin april is het nu. Naar we horen zijn ze aan het overleggen met de Ame rikanen om de stad over te geven We hopen maar dat dit gebeurt, want als de stad belegerd zal worden, wie weet wat ons dan zal overkomen. Het is nu na dagen van schieten over de stad zo stil, dat we er angstig van worden" vrij „Wat een rust, de angst is over. Wc zijn vrij. Nadat we de stad in zijn geweest komen we bij het vertrek, waar we na het grote bombardement zijn onderge bracht. Terwijl ik binnenstap komt er een Rus met een groot mes voor me staan. Hij zegt dat we over een uur al les terug moeten geven wat wij van hen gestolen hebben, anders worden wij vermoord. We weten nergens van en besluiten om direct de benen te ne men". De terugtocht. Te voet Een grote ka zerne even buiten het plat gebombar deerde Essen. Honderden ontheemden. Polen. Belgen, Fransen. Russen, Roe menen. Het regent Een paar uur in de rij staan voor een hap eten. „O. ongedierte te bestrijden moet ieder een bespoten worden met DDT-poeder. Daar Is geen ontkomen aan. Dat is heel goedwant bij sommigen zie je de luizen in massa over hun hoofd lopen" Een week Essen. Dan vinden ze het wel letjes. Pakken hun schamele boeltje, zeggen de wacht vriendelijk goedendag en zetten de pas er in. Naar Mulheim, Duisburg. Verder komen ze niet. Alle bruggen over de Rijn zijn vernield. Puinhopen rondom. Ook daar honder den lotgenoten. Eten is er nauwelijks. Slapen in een bunker. Dagen later. „We horen dat we naar Ne derland zullen worden gebracht De volgende morgen worden we ingeladen op een grote open legerwagen. Ik ben ziek en wikkel me in een deken We ko men lang s Neukerchen, Aldekerk, Wachtendonk. Herongen zo naarVenlo. Zodra we de grens over gaan staan er langs de weg mensen die ons toezwaai en" „Zo komen we in de avond in Stellen dam aan. Er staan veel mensen op de dijk. Want ze welen dat er steeds meer terug komen. Ze staan er iedere avond. In de hoop dat man, vader, zoon of broer er bij zal zijn. Het eerst zien we onze buurvrouw. Vermoeid komen we thuis. We zijn gekleed als landlopers, vuil en smerig, maar we zijn thuis. Wat een blijdschap en dankbaarheid, dat we elkander in gezondheid mogen te rug zien. In enkele ogenblikken loopt ons huis vol met mensen, die ons ko men begroeten

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1980 | | pagina 43