POLITIE
OPLEIDING
jonge agent is
bang om te falen
een andere
kerkdienst?
ZATERDAG 15 MAART 1980
Als een jonge politieagent voor het eerst de straat op wordt gestuurd, doet hij het bijna in zijn
broek van angst. Angst om te falen en angst om door het publiek niet voor 'vol' te worden
aangezien. De zenuwen gieren hem letterlijk door zijn keel. Als hij voor het eerst van zijn leven
het bonnenboekje trekt, beven zijn handen en kan hij het formuliertje nauwelijks invullen.
Iedere tegenspraak voelt hij als een aanval op zijn persoonlijkheid. Slechts aan de hand van zijn
mentor kan hij de beginnersangst onderdrukken.
Opmerkingen van deze strekking
staan te lezen in het werk „De jonge
politieman in confrontatie met het pu
bliek". Het is een scriptie van de hand
van de 23-jarige Arnhemmer Max Da
niël. Hij heeft het geschreven in het
kader van zijn eindexamen voor het
diploma inspecteur van de gemeente
politie of officier bij het korps rijkspoli
tie.
Met zijn scriptie wil Max Daniel aanto
nen dat volgens hem de vier jaar du
rende opleiding aan de academie te
Apeldoorn veel te kort is en vooral te
theoretisch van opzet Hij zegt „Als
we in de praktijk komen, zijn we nog zo
groen als gras. Daar moet verandering
in komen. Het is helemaal niet zo ge
makkelijk om je medemens te corrige
ren. Het gebrek aan zelfvertrouwen is
vooral de eerste jaren van je carrière
duidelijk voelbaar.".
Zelf noemt Max Daniel zijn werk
uniek, omdat er in het verleden nog
niemand persoonlijke belevenissen als
examenonaerwerp heeft gekozen. Tij
dens zijn stageperiode in Ede en Haar
lem pende hij alle ervaringen nauw
keurig op in een dagboek. Zijn scriptie
is dan ook een uittreksel hiervan.
kritiek
Mede-kandidaten voor het diploma
kozen - zoals gebruikelijk - voor min
der eenvoudig te begrijpen onderwer
pen zoals het uittrekken van een be
paald wetsartikel. Het werk van Da
niel blinkt uit door leesbaarheid. Hij
zegt dan ook: „Dat was een van mijn
uitgangspunten. Het moet niet alleen
leesbaar zijn voor politieman, maar
ook voor de gewone burger".
De inspecteur-in-spé spuit in zijn
scriptie ongezouten kritiek aan het
adres van de Nederlandse politieaca
demie in Apeldoorn. Naar zijn mening
staat bij de opleiding de theorie te zeer
voorop, waardoor de jonge politieman
in het veld zich amper kan handhaven,
Daniel: „in mijn scriptie probeer ik de
problemen waar een jong agent mee te
maken krijgt, naar voren te halen. Het
zijn niet alleen ervaringen van mijzelf,
maar ook die van collega's op de aca
demie. Zij kampen met dezelfde pro
blemen".
„Een van de knelpunten die ik heb ont
dekt". zo gaat de adspirant inspecteur
verder, „is de gebrekkige opvang van
jonge agenten in de korpsen Van 18-
jarigen kun je nu eenmaal niet ver
wachten dat zij overal van op de hoog
te zijn. We hebben een constante bege
leiding nodig. Het is vooral het gebrek
aan training in zelfstandigheid, sociale
vaardigheden en hoe te handelen in
conflictsituaties."
Zoals iedere politieman weet ook Da
niel zich nog te herinneren onder wel
ke omstandigheden hij zijn eerste be
keuring uitschreef. „Dat was op mijn
tweede dag dat ik in Haarlem werk
zaam was. Samen met mijn mentor -
ik zou niet weten wat ik zonder die
man zou 'moeten beginnen - ging ik op
surveillance. Wij hadden een man la
ten stoppen die door rood licht was
gereden".
bonnen
„Nadat ik de man op zijn overtreding
had gewezen, vertelde ik hem dat hij
hiervoor een bekeuring zou krijgen.
Hierop haalde ik mijn splinternieuwe
bonnenboekje tevoorschijn, maar be
sefte tegelijkertijd dat ik hiermee niet
overweg kon. Het angstzweet brak mij
aan alle kanten uit. De man die ik wil
de bekeuren, begreep drommels goed
dat ik een beginneling was. Een groen
tje. Ik schaamde mij en het liefst was ik
weer in de veilige surveillancewagen
gestapt. Met een geroutineerdhej/d
waar ik heilig respect voor had loste
mijn mentor het probleem op".
Uit het relaas van Daniel blijkt dat het
publiek de jonge politieman door zijn
pnlle leeftijd niet of nauwelijks accep
teert. „Dit heb ik een paar keer op een
harde, akelige manier moeten erva
ren". zegt hij. „De eerste keer was dat
toen we een paar bromfietsers van 17
jaar lieten stoppen. Ik dacht dat door
het geringe leeftijdsverschil best met
die jongelui te kunnen opschieten".
„Het tegendeel bleek waar te zijn. Ze
spraken me tegen. Ze vertelden dat ze
geen overtreding hadden gemaakt.
Toen ik hen daarop kort en zakelijk
vertelde dat dat wel degelijk het geval
was. viel er een lange, pijnlijke stilte.
Ik stond werkelijk met mijn mond vol
tanden. Ook hierbij moest mijn steun
en toeverlaat - mijn mentor - mij uit
de situatie redden".
„Zo'n zelfde situatie deed zich regel
matig voor als we bij huwelijks
problemen de zaak moesten sussen.
Als we bij een echtpaar binnenkwa
men", zegt Daniel, „werd mijn mentor
altijd het eerst aangesproken. Alleen
als er koffie werd uitgedeeld, werd
mijn aanwezigheid opgemerkt. In der
gelijke situaties voelde ik de grond on
der mijn voeten wegzakken. Ik was ge
woon een nul".
Wat in de scriptie van Daniel opvalt, is
de eerste confrontatie met geweld.
Meestal door dat deel van het publiek
veroorzaaktdat in iedere politieagent
een dienstklopper ziet en soms op de
vuist wil gaan. Daniel: „Het was niet
zozeer de angst voor het geweld, maar
vooral de haatgevoelens die bepaalde
mensen jegens ons koesterden. Hier
door raakte ik gespannen. Voor ik aan
mijn studie aan de politieacademie be
gon, had ik nog niets anders dan als
scholier in de maatschappij gefun
geerd. Ik had altijd in een beschermde
omgeving geleefd en voelde me in de
praktijk aan de leeuwen overgele
verd".
„De eerste ervaring met haatgevoe
lens heeft een enorme indruk op me
gemaakt. Ik herinner mij dat we een
keer ter assistentie werden gestuurd
naar een wijk die als zeer lastig te boek
stónd. In die volksbuurt werden we
ontvangen met een menigte van zo'n
50 bewoners, die bij het zien van de
politiewagen ons de huid volscholcf.
Het leek wel massahysterie. Hun haat
gevoelens richtten zich tegen het po
litieapparaat in het algemeen. Niet te
gen mij als mens, maar als geünifor
meerd lid van dit apparaat. Er hing
zelfs een vrouw uit het raam die con
stant schreeuwde dat we moesten 'op
flikkeren'. En om haar woorden kracht
bij te zetten, spuwde zij op de grond.
De kinderen uit de buurt - aangemoe
digd door hun ouders - klommen op en
in onze wagen. Uit angst dat de zaak
zou escaleren, durfden we er niets te
gen te ondernemen. Toen we later de
wijk uitreden, werden de verschrikke
lijkste verwensingen naar onze
hoofden geslingerd".
Wat Max Daniel tijdens zijn stage pe
rioden eveneens zeer diep heeft ge
raakt, was de confrontatie met de
dood. „De dood geeft je als politicman
een gevoel van onmacht, brengt je in
paniek, waardoor je niet meer weet
hoe jc precies moet handelen".
„De eerste keer dat ik met de dood in
aanraking kwam, was na een auto-on
geluk. Toen wij ter plaatse kwamen,
zag ik twee zwaar beschadigde auto's.
In een hiervan zaten twee mensen. Een
man en een vrouw. Ik zag dat de man
ernstig gewond was. Hij zat klem tus
sen zijn stoel en het dashbord waarbij
hij in een onnatuurlijke houding over
zijn stuur hing. Hij was spierwit en had
zijn ogen wijd opengesperd. Hij rochel
de. Het bloed liep uit zijn mond. Zijn
vtouw veegde het met een zeemlap
weg. Toen ik dit taffeel zag. raakte ik
in paniek. Ik rukte aan het portier van
de auto, terwijl ik gezien had dat ande
ren deze al geprobeerd hadden los te
krijgen. Ik wilde iets ondernemen,
maar wist niet wa$ De man stierf voor
dat de ziekenauto arriveerde".
Een tweede keer dat Daniel geconfron
teerd werd met de dood, betrof het een
geval van zelfdoding. „Vanuit het bu
reau moest ik met een collega een on
derzoek instellen langs een spoorbaan
Er zou zich een persoon voor de trein
geworpen hebben. Ik had mij voorge
nomen al mijn gevoelens van emotie
uit te schakelen. Maar toen wij het li
chaam vonden - althans wat daar van
over was - keerde mijn maag zich om.
Het lichaam was totaal verpletterd en
kapotgeslagen. Aan de kleding te zien
moest het een jonge vrouw of een jong
meisje geweest zijn. Later hoorden wij
dat het een meisje van 16 jaar betrof.
Ze had problemen met haar ouders en
zag het niet meer zitten
De hervormde synode besloot, met ze
ven stemmen tegen, om samen met de
Gereformeerde Kerken te komen tot
een gemeenschappelijk dienstboek.
Daarin zal voor de hoofddienst, zowel
een vierende als een lerende orde wor
den opgenomen. Een paar dagen eer
der had de gereformeerde synode een
soortgelijkibesluit genomen. Dat de
gereformeerde synode hier niet van
'dienstboek', maar van 'kerkboek' wil
spreken, verraadt bepaalde achter
gronden, doch voor de zaak zelf maakt
die naam niet zoveel uit. Het gaat ten
slotte om hetgeen er in zulk een dienst
boek of kerkboek staat en daarover
was er, als we lezen wat we aan syno
deverslagen onder ogen hebben ge
had, nu niet zo heel veel verschil. Kort
gezegd ging het om de vraag hoe een
kerkdienst kan verlopen. Na het geza
menlijk liedboek streven deze twee
kerken ook naar een boek waarin de
liturgie, de gebeden, de formulieren
zijn opgenomen.
In de Gereformeerde Kerken wil men
daarin ook opgenomen zien de belijde
nisgeschriften en het komt mij zo voor,
die synodale verslagen lezende, dat
hierin dan het belangrijkste verschil
zal moeten bestaan tussen 'dienst
boek' en 'kerkboek'. Het lijkt mij een
rechtmatig verlangen om ergens de
drie oud-christelijke en de drie refor
matorische belijdenisgeschriften die
deze twee betrokken kerken kennen,
paraat in huis te hebben.
Nu is een paar jaar geleden reeds het
boekje 'Onze Hulp' verschenen, uitge
geven door de Prof. Dr G. van der
Leeuw-stichting. Daarin vinden we li
turgieën voor verschillende soorten
van kerkdiensten, alsmede de daarbij
behorende gebeden. Dit boekje is sa
mengesteld door de Gereformeerde
Deputaten voor de Eredienst en de
Commissie Dienstboek van de Her
vormde Raad voor de Eredienst. Naar
ik van iemand hoorde die geacht kan
worden een overzicht te hebben over
het gebruik van dit boekje 'Onze Hulp'
is het er meer ingegaan dan ik zo ver
moedde en dat vooral in de Gerefor
meerde Kerken. Maar vrij algemeen in
gebruik is dit boekje zeker niet. Het
veronderstelt ook het aanwezig zijn
van een cantorij. Maar die gedeelten
zijn zó gedrukt dat iedereen kan zien
dat ze niet noodzakelijk zijn. Bij de
'vierende orde' gaat het er om dat de
gemeente meer betrokken wordt bij de
eredienst waaraan zij deelneemt en
'niet langer onbeweeglijk in de bank
kan blijven zitten, als haar hartsge
heim in het geding is'. Met lofprijzing
moet de gemeente Instemmend kun
nen antwoorden. Aldus het voorwoord
van 'Onze Hulp'.
Dit alles veronderstelt wel enige ver
andering in de kerkdienst van belde
betrokken kerken. Aan een cantorij,
ofwel kerkkoor, is men hier niet be
paald gewend. Dat werd vroeger nog al
eens afgedaan als rooms, evenals dat
met het knielen het geval was. Ten on
rechte zegt men dit. Toen de Reforma
tie in ons land werd doorgevoerd, heeft
men het kerkkoor wèl afgeschaft, om
dat nadruk werd gelegd op het zingen
van heel de gemeente, maar het knie
len werd niet afgeschaft, omdat men
dit zinvol achtte. Langzamerhand is
dit echter verdwenen toen er banken
en stoelen in de kerken verschenen,
waardoor dit knielen moeilijker werd.
De liturgische beweging, die zowel in
de Hervormde als in de Gereformeerde
Kerken in de twintiger jaren van deze
eeuw opkwam, heeft zich afgevraagd
of met het verdwijnen van deze twee
niet iets is verdwenen waardoor de be
trokkenheid van heel de gemeente bij
de eredienst wezenlijk is verminderd
en deze gedachte heeft post gevat in
beide betrokken kerken. Vandaar het
verschijnen van dat liturgieboeKje
'Onze Hulp'. Het 'dienstboek' van de
Herv. Kerk (in ontwerp nog altijd)
koerste ook reeds in die richting. En in
de twintiger jaren was er in de Gerefor
meerde Kerken reeds een voorstel om
naast meerdere gezangen ook meerde
re liturgie mogelijk te maken. Echter
zijn in deze kerken, vermoedelijk door
de verwikkelingen rondom de synode
van Assen, deze wensen toen op de
achtergrond geraakt. Het Hersteld
Verband is met deze vernieuwingen in
de eredienst wel voortgegaan. Maar na
de laatste wereldoorlog zijn de oude
wensen weer naar voren gekomen. Nu
kunnen we zeggen dat het hier gaat om
zaken die theologisch van de tweede
rang zijn, maar we moeten tevens vast
stellen dat zij toch altijd nog belang
rijk en belangwekkend genoeg zijn en
dat twee synoden zich hiermee bezig
houden legt hierop een zekere nadruk.
Het woord 'liturgie' is afkomstig uit
de oud-Griekse wereld en in het gods
dienstig gebruik van dit woord was
het de aanduiding van de cultische
dienst aan de goden in offer en lied. In
de Septuagint, de Griekse vertaling
van het Oude Testament, die in de
derde eeuw vóór Christus te Alexand
ria is ontstaan, werd dit woord p
bruikt voor de offerdienst in dettj
pel te Jeruzalem. Die betekenis ij
den we ook terug in het NieuweTt»
ment. En in de brief aan de Hebrat
wordt dit woord gebruikt voor i
dienst van de ware hogepriester,r.
zichzelf gegeven heeft als een
voor de zonden van heel het volfcl
het breken van het brood en helü
gieten van de wijn kwam dit nam*
ren en dat was vooral de liturgien
de eerste gemeenten. Het wasdtlrj
ge dienst des Heren. Zonder deztn
cr geen samenkomst van de gemr©
denkbaar. De ambtsdragers van de
nieuwtestamentische gemeuli
werden 'liturgen' genoemd. Lanp
n-erhand is liturgie geworden dm
duiding van heel de kerkdienst, Zi
dit woord ook overgenomen indtf.
formatie. Die sobere kerkdiensfi:
der enige franje is een paar
lang de liturgie van het Nedcria
protestantisme geweest. Nu ish;;
ons land merkwaardig genoef
Kuyper geweest die in zijn boek'ft
Eredienst' als eerste (voorzoverih
weet) weer allerlei elementen vut
ze eredienst naar voren heeft geka
en op hun betekenis en zin heeft jn
zen.
Nu is de behandeling om te koment
een gezamenlijk 'kerkboek' met
Hervormde Kerk op de gereformee
synode begeleid door een inbrengt
het 'jongerensynodaalberaad', a
men dat in deze kerken kent Deii
zanten van dit beraad hebbenwdge
stemrecht in deze synode, mar:
kunnen hier wel hun stem laten De
wanneer zij daartoe worden ui!g<
digd en dat hebben zij dan de se*
week ook gedaan. Zij hebben 'er
voor een actievere rol voor hetp
gemeentelid ln de zondagse fcc
sten". Zo lezen we in het sj
slag in het dagblad 'Trouw' jt
dienst spreekt veel kerkgangaz
erg of zelfs helemaal niet aan"jc
dat de liturgie vast staat is eras
starre monotonie". Het is geentk
delijke taal.
Nu zullen we geenszins tracht»!
jongeren te bestrijden. Het is as!
die we ook wel van hervormden
ren hebben gehoord. Ook uitde:
van ouderen hebben we wel «S'
nomen dat ze de kerkdiensten sa
'JCd(
weinig animerend vonden, HetiiiS oogs
weer hetzelfde. Je weet van te:.'
precies wat er komt. De enige IA'
nis is dan ook de preek, die Je kanï Dricl
spreken of die je ergernis opwekt »ifs
is niet gemakkelijk op de preekt plaat
staan, maar het is ook niet aJtrc m
makkelij k er onder te zitten. Tcó: De ci
ik dan telkens het gevoel gehsf klapj
men niet verstaat de betekenis fl .ind
liturgie wanneerdie zeersoberlsi te»:
men dat eeuwenlang in onze hnu
gewoon is geweest, dan wel alse' ïcroj
een meer uitgebreide liturgie!? tbeff
is. De gang van de kerkdienst is r'
gesprek van datgene wat ons va
de Here God gezegd wordt en Mi
woord van de gemeente daan'; 1M v;
voor wie dat eenmaal heeft vera bnisll
wordt een kerkdienst toch iets ara De hr
Ze gaat leven. Je wordt er dan «s
meer bij betrokken. Daarom isdeU
ze van de psalmen en gezangen® joede
langrijk, want vooral daarin gSi
gemeente haar antwoord. Om Kt
het: God spreekt tot ons en wij? cwr.e
een antwoord op datgene HIJ tes?
heeft.
De gereformeerde jongeren wile-"; 10(7
af van de 'starre monotonie'. ZeS
voor gemeenteleden als liturg ^V(r
optreden. Maar daarmee alleen:*:
dert de kerkdienst niet wezel#*
werd er door hen gepleit voor
bereiden van de kerkdienst door?
pen in samenwerking met de F
kant. Dat ls een zeer nuttige»"
ik van harte kan aanbevelen.Mg
daarmee blijft de kerkdienst wK'
«ietw
Nel
toep
ffest-l
knie
huki;
zelfde. Die jongeren hebben w
vraag in het midden van de S)w
legd of er altijd over zonde en i„ara
ning moet worden gepreekt ErP"
genwoordig zoveel maatsct"""
problemen. „Nu staat de
vaak ver van de maatschsppï
worden tere vragen aangeraahj
men die maar eens behandelend
pen ter voorbereiding van de 1
king. Maar tenslotte zal mentodj
terecht moeten komen bij dalg#
het hart van de liturgie is en»
ven, datgene wat ons in de wart'
priester van de brief aan de M
gegeven is, het fundament w?
gemeente rust, haar 'h®™-..
Welke meerdere ruimte men ow
aan de eredienst en daarmee
liturgie, de kern van de zaak
wat de Here God ons te zeg^^Jtetarl
het antwoord dat wij daarop P v, 3
PZC/zaterc*agkrant
De vorige week is er een zitting geweest, zowel van de gereformeerde als,
de hervormde synode. Op de agenda van deze twee synodale bijeenkom^
stonden verschillende punten die op beide synoden aan de orde kwam»
reeds eerder op de andere synode waren behandeld. Trouwens, we kan/
hierbij ook andere kerken betrekken. De hervormde synode heeft, om
voorbeeld te noemen, het de vorige week gehad over de arbeid, tèrwjiu
vastenbrief van de r.-k. bisschoppen daaraan dit jaar geheel was gewijd lij
voor vandaag willen we het dan hebben over het 'dienstenboek'.