CONSUMENT Europees parlement in de belastingmolen De betekenis van een vierstromen- land Nota overheid geeft weinig aanknopingspunt voor werkelijk beleid VRIJDAG 7 SEPTEMBER 1979 PZC/opinie en achtergrond 4 Van onze redactie economie D e woensdag gepresenteerde nota „Consumptiebeleid" geeft weinig aanknopingspunten voor een daadwerkelijk uit te zetten koers. Aldus de eerste reacties van de consumentenorganisaties op dit werkstuk van minister Van Aardenne en staatsecretaris Hazekamp (economische zaken). De bewindslieden erkennen deze kritiek volmondig en zeggen dat zij dergelijke reacties ook hebben willen uitlokken in het kader van een te starten maatschappelijke discussie over de con- sumptieproblematiek. Maar de consumentenorganisaties stellen in feite dat deze discussie reeds lang aan de gang is en dat zij op grond daarvan de verwachting hadden van een nota die wel „handen en voeten heeft. Nu gaat het om niet meer dan een terreinverkenning, die duidelijk teleur stellend is. Zij hadden wel enige hoop gevestigd op de nota. die al een voorge schiedenis van enkele jaren heeft. Het stuk vloeit voort uit een motie van het Tweede-Kamerlid Kolthoff (PvdA), die werd aangenomen bij de behandeling van de begroting voor economische za ken 1976. De bewindslieden zijn uitgegaan van de gedachte dat het terrein moest worden verkend, intussen trachtend te komen met een aanvulling op dit gebied van de econmische structuurnota die minister Lubbers (kabinet-Den Uyl) in 1975 pre senteerde. Minister Van Aardenne zei woensdag bij de presentatie dat de „materie zeer weerbarstig is" en „dat het niet eenvoudig is geweest met een dergelijke aanvulling te komen". De nota komt neer op het verkennen van een nieuwe benadering, die meer samenhang moet vertonen dan tot dusver in het overheidsbeleid te be speuren vieL Gebleken is wel dat het beschrijven van het consumptiebeleid tot aanraking met vele andere beleids terreinen leidt. Van Aardenne bleek er geheel van overtuigd dat de nota veel commentaar en discussie zal losmaken. Maar de reacties zullen het mogelijk maken meer uitbouw te geven aan het beleid dat volgens de maatschappelijke inzichten moet worden gevoerd. Volgens de minister staat de overheid hiermee nog maar aan het begin van het werk. Veel meer onderzoek moet volgen om een totale aanpak op te zet ten. Uit de discussie zal bijvoorbeeld moeten blijken wat men in de maat schappij vindt van de rol die de over heid moet spelen als het gaat om het stimuleren van bepaalde con sumptiemanieren en van het afremmen van andere. Wel duidelijk is de indruk dat waar de consumptie per hoofd se dert 1960 is verdubbeld het welzijn niet evenredig is gestegen, zodat consump tie niet als een „geneesmiddel" voor een beter leven kan worden beschouwd. Minder invloed De nota zegt dat terwijl het aanbod van goederen en diensten enorm is verruimd, evenals de bestedingsmoge lijkheden de afstand tussen producent en consument is vergroot. De directe invloed van de consument is ook min der geworden. Klanten hebben wel in vloed, maar achteraf. Dat blijkt uit het feit dat acht van de tien nieuw gepre senteerde produkten mislukken dus weer van de markt verdwijnen. Uit de ze ontwikkeling blijkt naar de mening van Van Aardenne dat er van verspil ling sprake is. Ook wordt geconstateerd dat de con sument nog wel eens in een restposltie wordt geplaatst. Duidelijk is geworden dat bij het formuleren van allerlei be leid directer aan de gevolgen voor de consumptie moet worden gedacht. Be leid ten bate van de consument is juist in deze tijd van weinig groei noodzake lijk. nu de vraag naar verantwoorde be steding klemmend is. Voornaamste doelstelling van een be leid moet volgens de nota zijn: Het ver beteren van de mogelijkheden om door middel van consumptie behoeften te bevredigen. De overheid zal daartoe voorwaarden moeten scheppen. Mede gelet op de economische orde waarin wij leven, hecht de regering grote bete kenis aan consumptievrijheid. Van Aardenne: „Vrijheid in verantwoor delijkheid". Correctie Nodig Is een goed functionerende markt, waarop de consument vol doende stem heeft. Daarnaast heeft de overheid een eigen taak als hoedster van belangen die anders niet aan bod zouden komen. Zij dient na te gaan of voorkeur voor bepaalde consumpties moet worden be invloed en welke de invloed van bepaalde goederen is. Gemachtigd door het parlement kun nen er omstandigheden zijn waarin re gelend moet worden opgetreden. In het voeren van beleid moeten ook consumentendoelstellingen worden af gewogen. Veel onderdelen van het huidige overheidsbeleid hebben al in vloed. positief dan wel negatief, op de consumptie, zoals het fiscale beleid, het inkomensbeleid, milieu- en energie- aanpak. In dat geheel zal meer samen hang moeten worden gebracht, mede waardoor de positie van de consument kan worden versterkt. Volgens de staatssecretaris gaat het bij consumptiebeleid (en bij het directe consumentenbeleid dat daarvan een onderdeel is) niet om dé consument, wel om bepaalde groepen van consumen ten. Consumenten moeten van vol doende informatie worden voorzien, zodat zij keuzebewust worden. Zij die nen op dit stuk vorming te krijgen zon der dat sprake is van dwingen in een bepaalde richting. Hij wees erop dat er op dit terrein al zeer veel wordt gedaan. de consument klachten over over heidsdiensten (zoals openbaar vervoer) kan laten behandelen. Consumentenrecht De nota somt als de vijf grondrechten van de consument op: recht op be scherming van gezondheid en veilig heid; recht op bescherming van eco nomische belangen; recht op schade vergoeding; recht op voorlichting en vorming; recht op vertegenwoordi ging. De overheid wil juist dit onder deel van haar beleid verder verdiepen en uitwerken. Daarbij is de wijziging van de Warenwet van groot belang. Wat de informatieverschaffing betreft: binnenkort zal aan de Sociaal-Econo mische Raad advies worden gevraagd over een wettelijke regeling voor het bekend maken van prijzen in de dienstensector. Ook is een adviesaan vraag bij de SER in voorbereiding met betrekking tot de specificatie van reke ningen voor installatie-, reparatie- en onderhoudswerkzaamheden. Op het vlak van consumentenvoorlichting wordt aan de consumentenorganisaties een belangrijke rol toegekend. Al met al wordt geconstateerd dat de olUitpOSl ten. maar dat er geen duidelijke con- lusies worden getrokken. Er worden onvoldoende aanzetten gegeven om de kloof tussen producent en consument te verkleinen. Hier en daar worden goede suggesties gedaan, maar het ontbreekt aan een duidelijke beleids keuze die de cosument helpt. Het kabinet lijkt een duidelijke voor keur te hebben voor het gebruik van prijs- en voorlichtingsmaatregelen om consumptieknelpunten op te lossen. Afgezien van het feit dat met name prijsmaatregelen vaak weinig doeltreffend zijn, zijn ze in tijden van nul- en minlijnen extra bezwarend voor de lagere inkomensgroepen, aldus KK. De consumentenorganisatie bespeurt bij het kabinet „een duidelijke koudwa tervrees" om door geboden, verboden en richtinggevende voorschriften wer kelijk greep te krijgen op het aanbod van goederen en diensten. Over een aanpak van concentraties in het bedrijfsleven, zoals multinationals en grootwinkelbedrinven die in sterke mate onze consumptie bepalen, vindt KK in de nota niets. De organisatie meent dat de overheid een veel strak ker wettelijk kader moet scheppen om de produktie te sturen op punten als milieu, energie en andere maat schappelijke behoeften. Zonder derge lijke maatregelen zal het niet mogelijk zijn allerlei technologische ontwikke lingen te sturen. Ook een doeltreffende inspraak van consumenten vraagt om meer maatregelen dan alleen vorming en voorlichting. Knelpunten Een van de knelpunten is, zo is althans de indruk, dat bij de consument niet zozeer onvrede bestaat over het inko men dan wel over de consumptiemoge lijkheden van dat inkomen. Wat clit be treft wordt al gewerkt met algemene en bijzondere maatregelen die bepaal de correcties op inkomensgebied aan brengen met het oog op de consumptie. Een van die maatregelen is bijvoor beeld de kinderbijslag. De nota suggereert dat de consumen ten Invloed zouden moeten krijgen op de ontwikkeling van nieuwe produk ten. Dat zou langs de weg van onafhan kelijk onderzoek kunnen gebeuren, misschien kan de detailhandel in dit opzicht een bemiddeldende rol spelen. De vraag wordt gesteld of de reclame wel voldoet aan de informatiebehoefte die bij "de consument leeft. Aangekon digd wordt dat aan de consumen tencommissie van de SDociaal-Eco- nomische Raad advies zal worden ge vraagd over de informatieve waarde van reclame. Ook wil de overheid advies over de waarde van reclame voor artikelen waarvan de consumptie in strijd is met bepaalde doelstellingen van het over heidsbeleid, zoals het streven naar mi lieuhygiëne en bevordering van ge zondheid in allerlei betekenissen. De bewindslieden stellen zich verder voor meer mogelijkheden te scheppen voor het behandelen van consumen tenklachten. Daartoe zal het stelsel van de zogenaamde branchegeschillen- commisies worden uitgebreid. Ook moeten er middelen komen waardoor eerste aanknopingspunten van het consumptiebeleid gericht moeten zijn op een zo goed mogelijke besteding van de beschikbare middelen. Zaken als be sparingen en ontsparingen vallen ook daaronder. Bevordering van goed fi nancieel beheer bij de consument is van groot belang. In dit verband moet ook het probleem van de zogenaamde over- kreditering worden onderzocht. In al gemene zin moet het consumptiebeleid trachten het economisch groeibeleid zodanig te beinvloeden dat rekening wordt gehouden met wensen vanuit de consumptie. Onvoldoende In een reactie constateert Konsumen- ten Kontakt dat het ontbreekt aan een duidelijk beleid ten aanzien van con sument en consumptie. Het is teleur stellend dat de nota een uitstekende inventarisatie maakt van de knelpun- Als onderzoek de mogelijk is om de be hoeften van de consument daadwerke lijk te peilen, moet de overheid ook maatregelen nemen om te garanderen dat uitkomsten van dergelijk onder zoek in beleidsmaatregelen worden omgezet. Konsumenten Kontaktt is verheugd dat de nota de doelstellingen formuleert, maar vreest dat het con sumptiebeleid een sluitpost zal blijven in het totale sociaal-economische be leid. Dat het consumptiebeleid tot stand moet komen door afweging van beslis singen op tal van departementen, vindt KK een gevaar, waardoor onvoldoende rekening met consumentenbelangen zal worden gehouden. Het con sumptiebeleid dient als een aparte, zesde doelstelling in het sociaal-eco nomisch beleid te worden vermeld. Het ministerie van economische zaken moet in dit kader een sterker con- llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll IIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII& sumentenk arak ter krijgen dan het huidige producentenstempel De consumentenorganisatie herinnert nog eens aan zijn wens voor een aparte staatssecretaris voor consumentenza ken. Okk wordt gepleit voor de instel ling van een vaste Tweede-Kamer commissie voor consumentenzaken. Daarmee zal het parlement recht doen aan het toenemend belang van de con- sumentenproblematiek, aldus KK. Onthullend De Consumentenbond vindt de nota als terreinverkenning „een gedegen werkstuk", maar had liever een echte beleidsnota „met handen en voeten" gezien, waarin ook de instrumenten op een rij waren gezet. Wat dit betreft is de nota zwak, staaf zij vol algemene formuleringen, terwijl inzake beleids- instrumehten en -maatregelen zelfs een inventarisatie ontbreekt. Wat de regering voorstelt van een sa menhangend consumptiebeleid. is „onthullend", meent de CB. Zij heeft geen nieuwe procedure geschapen die het consumentenbelang een behoorlij ke plaats garandeert in de besluitvor ming. De bevoegdheid van de bewinds lieden blijft beperkt tot „het doen van suggesties". Het ontbreekt dus aan be stuurlijke vormgeving. Omdat het con sumptiebeleid vele sectoren overlapt, moet duidelijker worden aangegeven wat er in geval van tegengestelde be langen moet gebeuren. Daarbij gaat het met name om de vraag hoe het consumptiebeleid zich ver houdt tot de „traditionele" doelstellin gen als volledigevolwaardige werkge legenheid, stabiel prijspeil, evenwich tige betalingsbalans en de nieuwere doelstellingen op het gebied van milieu, grondstoffen en ruimtelijke ordening. „Terwijl overal elders het begrip ver zorgingsstaat ingang heeft gevonden, overweegt in deze terreinverkenning nog de notie dat de overheid afstand kan nemen van de behoeften van mén sen," aldus de Consumentenbond. Eigen invloed De regering blijkt haar eigen enorme invloed op het ontstaan van behoeften niet te beseffen, meent de organisatie. In beslissende mate is dat het geval op die terreinen waarvoor de overheid de volledige verantwoordelijkheid heeft genomen. In dit verband moet worden gedacht aan: onderwijs, volkshuis vesting, vervoer, gezondheidszorg, CRM, belastingen en subsidies op prij zen en tarieven. Wat dit betreft, zo wordt gesuggereerd, valt te denken aan zogenaamde „consumptie effect rapporten". Het KNOV. organisatie van onderne mers in het midden- en kleinbedrijf vindt dat zich in de nota een gedachte aan consumptienivellering opdringt. Verregaande invloed van de overheid op de bestedingen van de consument is onaanvaardbaar. Een consumptiebe leid dat voorwaarden schept, is aan vaardbaar. maar die voorwaarden moe ten wel redelijk blijven. Als voorbeeld wordt genoemd de eis dat huishoude lijke produkten energiebesparend moeten zijn. Overleg over deze voorwaarden zou ze ker ook met de ondernemers moeten geschieden, omdat zij de producenten van consumptiegoederen zijn. Naar de consument toe mag consumptiebeleid niet verder gaan dan voorlichting, zo dat de consument een verantwoorde keus kan maken. Het KNOV mist de uitspraak dat een maatschappelijke overeenstemming over de richtlijnen aan de hand waarvan de consumptie moet worden beoordeeld een vereiste is. Ook mist het verbond een aanduiding van de rol die het midden- en kleinbe drijf in het consumptiebeleid zou moe ten vervullen. i uoor mr. L J. Brinkhorst, Tweede-Kamerlid voor D'66) De keuze van de Adviesraad van D'66 voor een zelfstandige opstel ling in het politieke krachtenveld in Nederland is van meer dan voorbijgaande betekenis. De af wijzing van een regelmatig geza menlijk overleg met de socialisti sche stroming, vertolkt door PvdA, PPR en PSP, is niet ingege ven door overwegingen van tac tiek. Het is te simpel dit af te doen als uiting van vrees voor het „bij wagen-effect" van de PvdA of als een uiting van „verrechtsing". Po litieke etiketten worden door zo wel vriend als vijand graag opge plakt. Zo gaf Van der Doef, vice- voorzitter van de PvdA, blijk van een slecht geheugen toen hij uitge rekend D'66 verweet bevreesd te zijn voor identiteitsverlies. Van der Doef zal zich toch nog wel herinneren, dat juist D'66 in het verleden bereid was haar eigen identiteit en inbreng op het spel te zetten terwille van de totstandko ming van een progressieve volk spartij. De PvdA echter wilde de zuiverheid van het socialisme in el- gen kring handhaven en verwierp het opgaan in een progressieve volkspartij. Het verwijt van verrechtsing is he lemaal ridicuul. Daarvoor behoeft men slechts de politieke lijn die D'66 in de Tweede Kamer volgt, te bezien, e wens om te komen tot maatschappelijke hervormingen is het wezenskenmerk van D'66. Het is echter niet zo, dat het socialisme het monopolie van progressiviteit mag of zou kunnen claimen. De zelfstandige opstelling is ook bedreigend voor de WD. Haar le dental is in het verleden sterk ge groeid door een polarisatie met de PvdA. Het ook in deze kring veelal nog heersende zwart-witbeeld van de Nederlandse politiek wordt door een zelfstandige opstelling van D'66 aangetast. Hoe kan het zijn, dat er een partij in Nederland is die de PvdA niet ziet als „het rode ge vaar". maar oog heeft voor de we zenlijke maatschappelijke her vormingen die ook deze partij tot stand wil brengen. Over de inhoud van deze maatschappijhervormin gen mag verschil van mening be staan. over de wenselijkheid van structurele hervormingen is tussen D'66 en de PvdA geen verschil aanwezig. Daarom betekent de uit spraak van de D'66-adviesraad ook geen isolement. Democraten '66 kiest uitdrukke lijk niet voor een ivoren toren, maar zoekt een dialoog over we zenlijke uitgangspunten van in houdelijk beleid, zoals vrede en veiligheid, economische orde, emancipatie of democratisering. Deze dialoog moet gevoerd wor den met de PvdA, maar ook met anderen. De meest wezenlijke betekenis van deze D'66-lfjn is echter gelegen in de mogelijkheid van een doorbraak in de vastgeroeste partijpolitieke verhoudingen in dit land. In het huidige drie-stromenland zijn al leen twee regeringscombinaties mogelijk die zelfstandig een meer derheid kunnen vormen: PvdA- CDA of CDA-WD. In beide com binaties vervult het CDA een sleutelrol. Het is buitengewoon on gewenst indien één politieke stro ming. al dan niet verdeeld in 'bloedgroepen', nu reeds zestig jaar permanent regeringsverantwoor delijkheid draagt. Confessionele partijen zijn daarmee geworden tot het centrum van de macht en wor den daarmee ook blootgesteld aan de verleidingen van die macht. Allerhande maatschappelijke vraagstukken waarvoor een poli tieke meerderheid in de Tweede Kamer bestaat, zijn daardoor nog steeds niet tot een oplossing gei? men: men denke aan de zedelyi heidswetgeving (abortus, euthans sie en dergelijke), maar ook aandi democratisering van het welzijg werk (de „vijfde" macht) waarom thans volop de discussie woedt e! die CDA en WD verdeeld houdt Een vier-stromenland kan een fin damentele wijziging aanbrenger Daarmee worden plotseling andc coalities en parlementaire me derheden mogelijk. Naast PvdA CDA-D'66 bestaat in de toekoms de mogelijkheid een coalitie PvdA.' WD-D'66 te onderzoeken en Dg kan daarin een essentiële M boomfunctie vervullen. Uiteraas zullen dogmatici ter linker- rechterzijde in de PvdA en VE hier moeilijkheden mee hebben, ii dit als pure ketterij verwerpen. E-: interne dialoog in deze twee pr tijen leidt wellicht tot een politiek- herverkaveling in de toekomst. Het is te vroeg daarover te speo leren. Niettemin kan D'66 opniem een proces op gang brengen di kan inspireren tot partijpolitiek vernieuwingen. Voorwaart daarvoor is een zelfstandige enei centrische positie. Mocht dit pn ces op wat langere termijn suctt hebben, dan zou het vier-stromes land wellicht voor het CDA grootste bedreiging vormen. Dan in ligt de werkelijke betekenis vu de aanwezigheid van een krachti D'66 in een nieuw vier-stronra land. En daardoor zou de vernln wing in de Nederlandse politia werkelijk gestalte kunnen kri) gen! xnJs het Europese Parlement over twee weken in het Straatsburgse „Pa lais d'Europe" bijeen komt voor de eerste werkvergadering - in juli had alleen de meer chaotisch dan plechtige openingszitting plaats - dan zal het de 410 Europese volksvertegenwoordi gers niet ontbreken aan politiek gela den gespreksstof. Als de voortekenen niet bedriegen zal het Straatsburgse beraad draaien om de vraag: wat doet de Europese Commissie met de centen van de Europese belastingbetalers. Daar is allereerst een rapport van het Europese Rekenhof over de onkos- tenrekeningen van de 13 Europese commissarissen die samen het „dage lijks bestuur" van de Europese Ge meenschap vormen. Het Westduitse weekblad Der Stem publiceerde enkele weken geleden delen van het rapport en daaruit bleek dat de Europese be stuurders niet op een stuiver kijken bij de vervulling van htm werkzaamheden: hun gezamenlijke onkostenrekening over 1978 bedroeg dik f 1.500.000. Uit het sinds de voortijdige publlkatie angstvallig geheimgehouden rapport blijkt onder andere dat commissaris Henk Vredeling zich met grote regel maat per dienstauto en dito chauffeur tussen Brussel en zijn woonplaats Huis ter Helde laat vervoeren. Zijn Deense landbouwcollega Gundelach gaf ruim f250.000 uit aan vliegtuigreizen. Voor zitter Roy Jenkins had 128 flessen drank nodig om zijn bezoekers fatsoen lijk te ontvangen, hetgeen niet veel is gezien het grote aantal bezoekers. Sommige rekeningen mogen wat aan de hoge kant lijken (f 520 voor een nacht in een hotel), ze kunnen de vergelijking met uitgaven van nationale regeringen aan soortgelijke onkosten best door staan. Volgens commissievoorzitter Jenkins zijn de 13 commissarissen ook dik binnen de grenzen van de begroting gebleven. Dat zijn dan twee redenen voor het Europese Parlement om niet al te hoog van de toren te blazen. De chris ten-democraten hebben nog een reden te meer. Hun partijgenoot Emilio Colombo, voorzitter van het oude Europese Par lement. schijnt in de laatste maanden van zijn ambtstermijn al evenmin zuinigheid te hebben betracht. Colom bo's medewerkers zouden zich zeer gul gedragen hebben, gesteund door de we tenschap dat de voorzitter van het Europese Parlement traditioneel geen strootje in de weg wordt gelegd, voor zover het om de financiële gevolgen van een breed genomen representatie gaat. Te harde kritiek op de Europese Com missie heeft het risico als een boeme rang in eigen christen-democratische gelederen terug te slaan. Gege vens Niettemin zuilen tal van parlemen tariërs niet willen nalaten met pikante gegevens uit het Rekenhof-verslag po pulistische weerklank te bewerkstel ligen. Fundamenteler en dus politiek verstrekkender komt de vraag inzake het beheer van Europese belastinggel den aan de orde in een ander rapport. Daarin wordt onderzocht hoe de Euro pese Commissie de Europese begro ting voor 1977 heeft uitgevoerd en vooral in welke mate de commissie re kening heeft gehouden met de beslui ten van het Parlement daarover. Rapporteur lord Bruce of Donington - Labourlid, pro-Europeaan, maar met scherpe kritiek op de kostbare land bouwpolitiek - is vernietigend in zijn oordeel de begroting is maar zeer ten dele uitgevoerd en de argumenten die het Europese Parlement op de begro ting had aangebracht werden „nage noeg stelselmatig" niet uitgevoerd. De Europese Commissie (uitvoerend or gaan) beroept zich volgens lord Bruce daarbij op „valse juridische argumen ten". Lord Bruce, accountant van beroep, beschuldigt de Europese Commissie en ook de Europese Ministerraad in zijn lijvige en als kwalitatief uitstekend er kende werkstuk van „schandalige dubbelhartigheid". Beide instellingen hebben er volgens hem „in de verste verte niet aan gedacht om de abon nementen van het Europese Parlement uit te voeren" Van de 29 amendemen ten die het Parlement aanbracht, werd er slechts een volledig uitgevoerd, en kele niet volledig en de meeste volledig niet. De bevoegdheid om de Europese begro ting te amenderen binnen een vooraf vastgestelde marge is een van de be langrijkste van het Europese Par lement. Daarom is de kritiek van lord Bruce, die niet is teruggekeerd in het nieuwe Parlement, politiek van groot gewicht. Daarbij laat hij niet na erop te wijzen dat de amendementen van het Europese Parlement in totaal maar een klein bedrag omvatten - in totaal onge veer f 400.000.000 - of zoals hij zelf zegt, de „allerkleinste vergroting van het mogelijke economische effect van de begroting Rapporteur Als rapporteur stelde lord Bruce voor de jaarrekening over 1977 niet goed te keuren - een politiek gebaar dat zon der verdere consequenties kon blijven. De begrotingscommissie uit het oude Parlement wilde echter haar vingers niet branden en schoof het rapport- Bruce door naar de nieuw gekozen Europese volksvertegenwoordiging. Een nieuwe begrotingscontrolecom missie, die onder voorzitterschap van de Duitse christen-democraat Aigner dinsdag voor het eerst bijeen kwam, moet nu een nieuwe resolutie opstellen en die vervolgens aan het voltallig Parlement voorleggen. De nieuwe Europese volksvertegen woordiging krijgt dan een opgelegde kans de Europese Commissie hard om de oren te slaan onder uitroeping van de boodschap dat besluiten van het Parlement - in casu amendementen - ook daadwerkelijk moeten worden uit gevoerd. Vaak aarzelt of saboteert de Europese Commissie deze uitvoering, aldus lord Bruce, uit vrees voor de lid staten. Want „Minister en Europese Commissie spannen samen om de rech ten van het Parlement tot een mini mum te beperken". Een voorbeeld van de koudwater-vrees die de Europese Commissie beving. noemt Bruce het amendement E; f 120.000.000 ontwikkelingshulp strekken aan de zogenaamde geassociëerde ontwikkelingsland©! de praktijk grote en arme AziatM staten, zoals India, Pakistan en? Lanka. Engeland en Nederland vinS al jarenlang dat de Europese Gem£ schap veel meer moet doen voor landen, terw\jl Frankrijk daar niet': ziet en de beschikbare financiële cz delen volledig wil richten op de mc|: EEG verbonden ontwikkelingsland- De Europese Commissie vond eenz nier om de toom van een of meer Ui ten te ontgaan: pas op 15 deceit* 1977 sloot ze financiële overeen** sten met de betrokken landen af- E- december 1978 - twee jaar na het s» nemen van de geamendeerde begrotS - was 10 procent van het door het P lement aangewezen bedrag pas <k> werkelijk uitgegeven. Lord Bf- spreekt dan ook van „slecht verbom minachting" voor het Parlement 0!t nieuw gekozen parlementariërs - mening delen, zal dus spoedig blUK

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1979 | | pagina 4