CONSUMENT
Europees parlement in de belastingmolen
De betekenis
van een
vierstromen-
land
Nota overheid geeft
weinig aanknopingspunt
voor werkelijk beleid
VRIJDAG 7 SEPTEMBER 1979
PZC/opinie en achtergrond 4
Van onze redactie economie
D e woensdag gepresenteerde nota „Consumptiebeleid" geeft weinig aanknopingspunten voor
een daadwerkelijk uit te zetten koers. Aldus de eerste reacties van de consumentenorganisaties op
dit werkstuk van minister Van Aardenne en staatsecretaris Hazekamp (economische zaken). De
bewindslieden erkennen deze kritiek volmondig en zeggen dat zij dergelijke reacties ook hebben
willen uitlokken in het kader van een te starten maatschappelijke discussie over de con-
sumptieproblematiek.
Maar de consumentenorganisaties
stellen in feite dat deze discussie reeds
lang aan de gang is en dat zij op grond
daarvan de verwachting hadden van
een nota die wel „handen en voeten
heeft. Nu gaat het om niet meer dan een
terreinverkenning, die duidelijk teleur
stellend is. Zij hadden wel enige hoop
gevestigd op de nota. die al een voorge
schiedenis van enkele jaren heeft. Het
stuk vloeit voort uit een motie van het
Tweede-Kamerlid Kolthoff (PvdA), die
werd aangenomen bij de behandeling
van de begroting voor economische za
ken 1976.
De bewindslieden zijn uitgegaan van de
gedachte dat het terrein moest worden
verkend, intussen trachtend te komen
met een aanvulling op dit gebied van de
econmische structuurnota die minister
Lubbers (kabinet-Den Uyl) in 1975 pre
senteerde. Minister Van Aardenne zei
woensdag bij de presentatie dat de
„materie zeer weerbarstig is" en „dat
het niet eenvoudig is geweest met een
dergelijke aanvulling te komen".
De nota komt neer op het verkennen
van een nieuwe benadering, die meer
samenhang moet vertonen dan tot
dusver in het overheidsbeleid te be
speuren vieL Gebleken is wel dat het
beschrijven van het consumptiebeleid
tot aanraking met vele andere beleids
terreinen leidt. Van Aardenne bleek er
geheel van overtuigd dat de nota veel
commentaar en discussie zal losmaken.
Maar de reacties zullen het mogelijk
maken meer uitbouw te geven aan het
beleid dat volgens de maatschappelijke
inzichten moet worden gevoerd.
Volgens de minister staat de overheid
hiermee nog maar aan het begin van
het werk. Veel meer onderzoek moet
volgen om een totale aanpak op te zet
ten. Uit de discussie zal bijvoorbeeld
moeten blijken wat men in de maat
schappij vindt van de rol die de over
heid moet spelen als het gaat om het
stimuleren van bepaalde con
sumptiemanieren en van het afremmen
van andere. Wel duidelijk is de indruk
dat waar de consumptie per hoofd se
dert 1960 is verdubbeld het welzijn niet
evenredig is gestegen, zodat consump
tie niet als een „geneesmiddel" voor een
beter leven kan worden beschouwd.
Minder invloed
De nota zegt dat terwijl het aanbod
van goederen en diensten enorm is
verruimd, evenals de bestedingsmoge
lijkheden de afstand tussen producent
en consument is vergroot. De directe
invloed van de consument is ook min
der geworden. Klanten hebben wel in
vloed, maar achteraf. Dat blijkt uit het
feit dat acht van de tien nieuw gepre
senteerde produkten mislukken dus
weer van de markt verdwijnen. Uit de
ze ontwikkeling blijkt naar de mening
van Van Aardenne dat er van verspil
ling sprake is.
Ook wordt geconstateerd dat de con
sument nog wel eens in een restposltie
wordt geplaatst. Duidelijk is geworden
dat bij het formuleren van allerlei be
leid directer aan de gevolgen voor de
consumptie moet worden gedacht. Be
leid ten bate van de consument is juist
in deze tijd van weinig groei noodzake
lijk. nu de vraag naar verantwoorde be
steding klemmend is.
Voornaamste doelstelling van een be
leid moet volgens de nota zijn: Het ver
beteren van de mogelijkheden om door
middel van consumptie behoeften te
bevredigen. De overheid zal daartoe
voorwaarden moeten scheppen. Mede
gelet op de economische orde waarin
wij leven, hecht de regering grote bete
kenis aan consumptievrijheid. Van
Aardenne: „Vrijheid in verantwoor
delijkheid".
Correctie
Nodig Is een goed functionerende
markt, waarop de consument vol
doende stem heeft. Daarnaast heeft de
overheid een eigen taak als hoedster
van belangen die anders niet aan bod
zouden komen. Zij dient na te gaan of
voorkeur voor bepaalde consumpties
moet worden be invloed en welke de
invloed van bepaalde goederen is.
Gemachtigd door het parlement kun
nen er omstandigheden zijn waarin re
gelend moet worden opgetreden.
In het voeren van beleid moeten ook
consumentendoelstellingen worden af
gewogen. Veel onderdelen van het
huidige overheidsbeleid hebben al in
vloed. positief dan wel negatief, op de
consumptie, zoals het fiscale beleid, het
inkomensbeleid, milieu- en energie-
aanpak. In dat geheel zal meer samen
hang moeten worden gebracht, mede
waardoor de positie van de consument
kan worden versterkt.
Volgens de staatssecretaris gaat het bij
consumptiebeleid (en bij het directe
consumentenbeleid dat daarvan een
onderdeel is) niet om dé consument, wel
om bepaalde groepen van consumen
ten. Consumenten moeten van vol
doende informatie worden voorzien,
zodat zij keuzebewust worden. Zij die
nen op dit stuk vorming te krijgen zon
der dat sprake is van dwingen in een
bepaalde richting. Hij wees erop dat er
op dit terrein al zeer veel wordt gedaan.
de consument klachten over over
heidsdiensten (zoals openbaar vervoer)
kan laten behandelen.
Consumentenrecht
De nota somt als de vijf grondrechten
van de consument op: recht op be
scherming van gezondheid en veilig
heid; recht op bescherming van eco
nomische belangen; recht op schade
vergoeding; recht op voorlichting en
vorming; recht op vertegenwoordi
ging. De overheid wil juist dit onder
deel van haar beleid verder verdiepen
en uitwerken. Daarbij is de wijziging
van de Warenwet van groot belang.
Wat de informatieverschaffing betreft:
binnenkort zal aan de Sociaal-Econo
mische Raad advies worden gevraagd
over een wettelijke regeling voor het
bekend maken van prijzen in de
dienstensector. Ook is een adviesaan
vraag bij de SER in voorbereiding met
betrekking tot de specificatie van reke
ningen voor installatie-, reparatie- en
onderhoudswerkzaamheden. Op het
vlak van consumentenvoorlichting
wordt aan de consumentenorganisaties
een belangrijke rol toegekend.
Al met al wordt geconstateerd dat de olUitpOSl
ten. maar dat er geen duidelijke con-
lusies worden getrokken. Er worden
onvoldoende aanzetten gegeven om de
kloof tussen producent en consument
te verkleinen. Hier en daar worden
goede suggesties gedaan, maar het
ontbreekt aan een duidelijke beleids
keuze die de cosument helpt.
Het kabinet lijkt een duidelijke voor
keur te hebben voor het gebruik van
prijs- en voorlichtingsmaatregelen om
consumptieknelpunten op te lossen.
Afgezien van het feit dat met name
prijsmaatregelen vaak weinig
doeltreffend zijn, zijn ze in tijden van
nul- en minlijnen extra bezwarend voor
de lagere inkomensgroepen, aldus KK.
De consumentenorganisatie bespeurt
bij het kabinet „een duidelijke koudwa
tervrees" om door geboden, verboden
en richtinggevende voorschriften wer
kelijk greep te krijgen op het aanbod
van goederen en diensten.
Over een aanpak van concentraties in
het bedrijfsleven, zoals multinationals
en grootwinkelbedrinven die in sterke
mate onze consumptie bepalen, vindt
KK in de nota niets. De organisatie
meent dat de overheid een veel strak
ker wettelijk kader moet scheppen om
de produktie te sturen op punten als
milieu, energie en andere maat
schappelijke behoeften. Zonder derge
lijke maatregelen zal het niet mogelijk
zijn allerlei technologische ontwikke
lingen te sturen. Ook een doeltreffende
inspraak van consumenten vraagt om
meer maatregelen dan alleen vorming
en voorlichting.
Knelpunten
Een van de knelpunten is, zo is althans
de indruk, dat bij de consument niet
zozeer onvrede bestaat over het inko
men dan wel over de consumptiemoge
lijkheden van dat inkomen. Wat clit be
treft wordt al gewerkt met algemene
en bijzondere maatregelen die bepaal
de correcties op inkomensgebied aan
brengen met het oog op de consumptie.
Een van die maatregelen is bijvoor
beeld de kinderbijslag.
De nota suggereert dat de consumen
ten Invloed zouden moeten krijgen op
de ontwikkeling van nieuwe produk
ten. Dat zou langs de weg van onafhan
kelijk onderzoek kunnen gebeuren,
misschien kan de detailhandel in dit
opzicht een bemiddeldende rol spelen.
De vraag wordt gesteld of de reclame
wel voldoet aan de informatiebehoefte
die bij "de consument leeft. Aangekon
digd wordt dat aan de consumen
tencommissie van de SDociaal-Eco-
nomische Raad advies zal worden ge
vraagd over de informatieve waarde
van reclame.
Ook wil de overheid advies over de
waarde van reclame voor artikelen
waarvan de consumptie in strijd is met
bepaalde doelstellingen van het over
heidsbeleid, zoals het streven naar mi
lieuhygiëne en bevordering van ge
zondheid in allerlei betekenissen. De
bewindslieden stellen zich verder voor
meer mogelijkheden te scheppen voor
het behandelen van consumen
tenklachten. Daartoe zal het stelsel van
de zogenaamde branchegeschillen-
commisies worden uitgebreid. Ook
moeten er middelen komen waardoor
eerste aanknopingspunten van het
consumptiebeleid gericht moeten zijn
op een zo goed mogelijke besteding van
de beschikbare middelen. Zaken als be
sparingen en ontsparingen vallen ook
daaronder. Bevordering van goed fi
nancieel beheer bij de consument is van
groot belang. In dit verband moet ook
het probleem van de zogenaamde over-
kreditering worden onderzocht. In al
gemene zin moet het consumptiebeleid
trachten het economisch groeibeleid
zodanig te beinvloeden dat rekening
wordt gehouden met wensen vanuit de
consumptie.
Onvoldoende
In een reactie constateert Konsumen-
ten Kontakt dat het ontbreekt aan een
duidelijk beleid ten aanzien van con
sument en consumptie. Het is teleur
stellend dat de nota een uitstekende
inventarisatie maakt van de knelpun-
Als onderzoek de mogelijk is om de be
hoeften van de consument daadwerke
lijk te peilen, moet de overheid ook
maatregelen nemen om te garanderen
dat uitkomsten van dergelijk onder
zoek in beleidsmaatregelen worden
omgezet. Konsumenten Kontaktt is
verheugd dat de nota de doelstellingen
formuleert, maar vreest dat het con
sumptiebeleid een sluitpost zal blijven
in het totale sociaal-economische be
leid.
Dat het consumptiebeleid tot stand
moet komen door afweging van beslis
singen op tal van departementen, vindt
KK een gevaar, waardoor onvoldoende
rekening met consumentenbelangen
zal worden gehouden. Het con
sumptiebeleid dient als een aparte,
zesde doelstelling in het sociaal-eco
nomisch beleid te worden vermeld. Het
ministerie van economische zaken
moet in dit kader een sterker con-
llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
IIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII&
sumentenk arak ter krijgen dan het
huidige producentenstempel
De consumentenorganisatie herinnert
nog eens aan zijn wens voor een aparte
staatssecretaris voor consumentenza
ken. Okk wordt gepleit voor de instel
ling van een vaste Tweede-Kamer
commissie voor consumentenzaken.
Daarmee zal het parlement recht doen
aan het toenemend belang van de con-
sumentenproblematiek, aldus KK.
Onthullend
De Consumentenbond vindt de nota
als terreinverkenning „een gedegen
werkstuk", maar had liever een echte
beleidsnota „met handen en voeten"
gezien, waarin ook de instrumenten op
een rij waren gezet. Wat dit betreft is
de nota zwak, staaf zij vol algemene
formuleringen, terwijl inzake beleids-
instrumehten en -maatregelen zelfs
een inventarisatie ontbreekt.
Wat de regering voorstelt van een sa
menhangend consumptiebeleid. is
„onthullend", meent de CB. Zij heeft
geen nieuwe procedure geschapen die
het consumentenbelang een behoorlij
ke plaats garandeert in de besluitvor
ming. De bevoegdheid van de bewinds
lieden blijft beperkt tot „het doen van
suggesties". Het ontbreekt dus aan be
stuurlijke vormgeving. Omdat het con
sumptiebeleid vele sectoren overlapt,
moet duidelijker worden aangegeven
wat er in geval van tegengestelde be
langen moet gebeuren.
Daarbij gaat het met name om de vraag
hoe het consumptiebeleid zich ver
houdt tot de „traditionele" doelstellin
gen als volledigevolwaardige werkge
legenheid, stabiel prijspeil, evenwich
tige betalingsbalans en de nieuwere
doelstellingen op het gebied van milieu,
grondstoffen en ruimtelijke ordening.
„Terwijl overal elders het begrip ver
zorgingsstaat ingang heeft gevonden,
overweegt in deze terreinverkenning
nog de notie dat de overheid afstand
kan nemen van de behoeften van mén
sen," aldus de Consumentenbond.
Eigen invloed
De regering blijkt haar eigen enorme
invloed op het ontstaan van behoeften
niet te beseffen, meent de organisatie.
In beslissende mate is dat het geval op
die terreinen waarvoor de overheid de
volledige verantwoordelijkheid heeft
genomen. In dit verband moet worden
gedacht aan: onderwijs, volkshuis
vesting, vervoer, gezondheidszorg,
CRM, belastingen en subsidies op prij
zen en tarieven. Wat dit betreft, zo
wordt gesuggereerd, valt te denken
aan zogenaamde „consumptie effect
rapporten".
Het KNOV. organisatie van onderne
mers in het midden- en kleinbedrijf
vindt dat zich in de nota een gedachte
aan consumptienivellering opdringt.
Verregaande invloed van de overheid
op de bestedingen van de consument is
onaanvaardbaar. Een consumptiebe
leid dat voorwaarden schept, is aan
vaardbaar. maar die voorwaarden moe
ten wel redelijk blijven. Als voorbeeld
wordt genoemd de eis dat huishoude
lijke produkten energiebesparend
moeten zijn.
Overleg over deze voorwaarden zou ze
ker ook met de ondernemers moeten
geschieden, omdat zij de producenten
van consumptiegoederen zijn. Naar de
consument toe mag consumptiebeleid
niet verder gaan dan voorlichting, zo
dat de consument een verantwoorde
keus kan maken. Het KNOV mist de
uitspraak dat een maatschappelijke
overeenstemming over de richtlijnen
aan de hand waarvan de consumptie
moet worden beoordeeld een vereiste
is. Ook mist het verbond een aanduiding
van de rol die het midden- en kleinbe
drijf in het consumptiebeleid zou moe
ten vervullen.
i uoor mr. L J. Brinkhorst,
Tweede-Kamerlid voor D'66)
De keuze van de Adviesraad van
D'66 voor een zelfstandige opstel
ling in het politieke krachtenveld
in Nederland is van meer dan
voorbijgaande betekenis. De af
wijzing van een regelmatig geza
menlijk overleg met de socialisti
sche stroming, vertolkt door
PvdA, PPR en PSP, is niet ingege
ven door overwegingen van tac
tiek. Het is te simpel dit af te doen
als uiting van vrees voor het „bij
wagen-effect" van de PvdA of als
een uiting van „verrechtsing". Po
litieke etiketten worden door zo
wel vriend als vijand graag opge
plakt. Zo gaf Van der Doef, vice-
voorzitter van de PvdA, blijk van
een slecht geheugen toen hij uitge
rekend D'66 verweet bevreesd te
zijn voor identiteitsverlies.
Van der Doef zal zich toch nog wel
herinneren, dat juist D'66 in het
verleden bereid was haar eigen
identiteit en inbreng op het spel te
zetten terwille van de totstandko
ming van een progressieve volk
spartij. De PvdA echter wilde de
zuiverheid van het socialisme in el-
gen kring handhaven en verwierp
het opgaan in een progressieve
volkspartij.
Het verwijt van verrechtsing is he
lemaal ridicuul. Daarvoor behoeft
men slechts de politieke lijn die
D'66 in de Tweede Kamer volgt, te
bezien, e wens om te komen tot
maatschappelijke hervormingen is
het wezenskenmerk van D'66. Het
is echter niet zo, dat het socialisme
het monopolie van progressiviteit
mag of zou kunnen claimen.
De zelfstandige opstelling is ook
bedreigend voor de WD. Haar le
dental is in het verleden sterk ge
groeid door een polarisatie met de
PvdA. Het ook in deze kring veelal
nog heersende zwart-witbeeld van
de Nederlandse politiek wordt door
een zelfstandige opstelling van
D'66 aangetast. Hoe kan het zijn,
dat er een partij in Nederland is die
de PvdA niet ziet als „het rode ge
vaar". maar oog heeft voor de we
zenlijke maatschappelijke her
vormingen die ook deze partij tot
stand wil brengen. Over de inhoud
van deze maatschappijhervormin
gen mag verschil van mening be
staan. over de wenselijkheid van
structurele hervormingen is tussen
D'66 en de PvdA geen verschil
aanwezig. Daarom betekent de uit
spraak van de D'66-adviesraad ook
geen isolement.
Democraten '66 kiest uitdrukke
lijk niet voor een ivoren toren,
maar zoekt een dialoog over we
zenlijke uitgangspunten van in
houdelijk beleid, zoals vrede en
veiligheid, economische orde,
emancipatie of democratisering.
Deze dialoog moet gevoerd wor
den met de PvdA, maar ook met
anderen.
De meest wezenlijke betekenis van
deze D'66-lfjn is echter gelegen in
de mogelijkheid van een doorbraak
in de vastgeroeste partijpolitieke
verhoudingen in dit land. In het
huidige drie-stromenland zijn al
leen twee regeringscombinaties
mogelijk die zelfstandig een meer
derheid kunnen vormen: PvdA-
CDA of CDA-WD. In beide com
binaties vervult het CDA een
sleutelrol. Het is buitengewoon on
gewenst indien één politieke stro
ming. al dan niet verdeeld in
'bloedgroepen', nu reeds zestig jaar
permanent regeringsverantwoor
delijkheid draagt. Confessionele
partijen zijn daarmee geworden tot
het centrum van de macht en wor
den daarmee ook blootgesteld aan
de verleidingen van die macht.
Allerhande maatschappelijke
vraagstukken waarvoor een poli
tieke meerderheid in de Tweede
Kamer bestaat, zijn daardoor nog
steeds niet tot een oplossing gei?
men: men denke aan de zedelyi
heidswetgeving (abortus, euthans
sie en dergelijke), maar ook aandi
democratisering van het welzijg
werk (de „vijfde" macht) waarom
thans volop de discussie woedt e!
die CDA en WD verdeeld houdt
Een vier-stromenland kan een fin
damentele wijziging aanbrenger
Daarmee worden plotseling andc
coalities en parlementaire me
derheden mogelijk. Naast PvdA
CDA-D'66 bestaat in de toekoms
de mogelijkheid een coalitie PvdA.'
WD-D'66 te onderzoeken en Dg
kan daarin een essentiële M
boomfunctie vervullen. Uiteraas
zullen dogmatici ter linker-
rechterzijde in de PvdA en VE
hier moeilijkheden mee hebben, ii
dit als pure ketterij verwerpen. E-:
interne dialoog in deze twee pr
tijen leidt wellicht tot een politiek-
herverkaveling in de toekomst.
Het is te vroeg daarover te speo
leren. Niettemin kan D'66 opniem
een proces op gang brengen di
kan inspireren tot partijpolitiek
vernieuwingen. Voorwaart
daarvoor is een zelfstandige enei
centrische positie. Mocht dit pn
ces op wat langere termijn suctt
hebben, dan zou het vier-stromes
land wellicht voor het CDA
grootste bedreiging vormen. Dan
in ligt de werkelijke betekenis vu
de aanwezigheid van een krachti
D'66 in een nieuw vier-stronra
land. En daardoor zou de vernln
wing in de Nederlandse politia
werkelijk gestalte kunnen kri)
gen!
xnJs het Europese Parlement over
twee weken in het Straatsburgse „Pa
lais d'Europe" bijeen komt voor de
eerste werkvergadering - in juli had
alleen de meer chaotisch dan plechtige
openingszitting plaats - dan zal het de
410 Europese volksvertegenwoordi
gers niet ontbreken aan politiek gela
den gespreksstof. Als de voortekenen
niet bedriegen zal het Straatsburgse
beraad draaien om de vraag: wat doet
de Europese Commissie met de centen
van de Europese belastingbetalers.
Daar is allereerst een rapport van het
Europese Rekenhof over de onkos-
tenrekeningen van de 13 Europese
commissarissen die samen het „dage
lijks bestuur" van de Europese Ge
meenschap vormen. Het Westduitse
weekblad Der Stem publiceerde enkele
weken geleden delen van het rapport en
daaruit bleek dat de Europese be
stuurders niet op een stuiver kijken bij
de vervulling van htm werkzaamheden:
hun gezamenlijke onkostenrekening
over 1978 bedroeg dik f 1.500.000.
Uit het sinds de voortijdige publlkatie
angstvallig geheimgehouden rapport
blijkt onder andere dat commissaris
Henk Vredeling zich met grote regel
maat per dienstauto en dito chauffeur
tussen Brussel en zijn woonplaats Huis
ter Helde laat vervoeren. Zijn Deense
landbouwcollega Gundelach gaf ruim
f250.000 uit aan vliegtuigreizen. Voor
zitter Roy Jenkins had 128 flessen
drank nodig om zijn bezoekers fatsoen
lijk te ontvangen, hetgeen niet veel is
gezien het grote aantal bezoekers.
Sommige rekeningen mogen wat aan
de hoge kant lijken (f 520 voor een nacht
in een hotel), ze kunnen de vergelijking
met uitgaven van nationale regeringen
aan soortgelijke onkosten best door
staan. Volgens commissievoorzitter
Jenkins zijn de 13 commissarissen ook
dik binnen de grenzen van de begroting
gebleven. Dat zijn dan twee redenen
voor het Europese Parlement om niet al
te hoog van de toren te blazen. De chris
ten-democraten hebben nog een reden
te meer.
Hun partijgenoot Emilio Colombo,
voorzitter van het oude Europese Par
lement. schijnt in de laatste maanden
van zijn ambtstermijn al evenmin
zuinigheid te hebben betracht. Colom
bo's medewerkers zouden zich zeer gul
gedragen hebben, gesteund door de we
tenschap dat de voorzitter van het
Europese Parlement traditioneel geen
strootje in de weg wordt gelegd, voor
zover het om de financiële gevolgen van
een breed genomen representatie gaat.
Te harde kritiek op de Europese Com
missie heeft het risico als een boeme
rang in eigen christen-democratische
gelederen terug te slaan.
Gege
vens
Niettemin zuilen tal van parlemen
tariërs niet willen nalaten met pikante
gegevens uit het Rekenhof-verslag po
pulistische weerklank te bewerkstel
ligen. Fundamenteler en dus politiek
verstrekkender komt de vraag inzake
het beheer van Europese belastinggel
den aan de orde in een ander rapport.
Daarin wordt onderzocht hoe de Euro
pese Commissie de Europese begro
ting voor 1977 heeft uitgevoerd en
vooral in welke mate de commissie re
kening heeft gehouden met de beslui
ten van het Parlement daarover.
Rapporteur lord Bruce of Donington -
Labourlid, pro-Europeaan, maar met
scherpe kritiek op de kostbare land
bouwpolitiek - is vernietigend in zijn
oordeel de begroting is maar zeer ten
dele uitgevoerd en de argumenten die
het Europese Parlement op de begro
ting had aangebracht werden „nage
noeg stelselmatig" niet uitgevoerd. De
Europese Commissie (uitvoerend or
gaan) beroept zich volgens lord Bruce
daarbij op „valse juridische argumen
ten".
Lord Bruce, accountant van beroep,
beschuldigt de Europese Commissie en
ook de Europese Ministerraad in zijn
lijvige en als kwalitatief uitstekend er
kende werkstuk van „schandalige
dubbelhartigheid". Beide instellingen
hebben er volgens hem „in de verste
verte niet aan gedacht om de abon
nementen van het Europese Parlement
uit te voeren" Van de 29 amendemen
ten die het Parlement aanbracht, werd
er slechts een volledig uitgevoerd, en
kele niet volledig en de meeste volledig
niet.
De bevoegdheid om de Europese begro
ting te amenderen binnen een vooraf
vastgestelde marge is een van de be
langrijkste van het Europese Par
lement. Daarom is de kritiek van lord
Bruce, die niet is teruggekeerd in het
nieuwe Parlement, politiek van groot
gewicht. Daarbij laat hij niet na erop te
wijzen dat de amendementen van het
Europese Parlement in totaal maar een
klein bedrag omvatten - in totaal onge
veer f 400.000.000 - of zoals hij zelf zegt,
de „allerkleinste vergroting van het
mogelijke economische effect van de
begroting
Rapporteur
Als rapporteur stelde lord Bruce voor
de jaarrekening over 1977 niet goed te
keuren - een politiek gebaar dat zon
der verdere consequenties kon blijven.
De begrotingscommissie uit het oude
Parlement wilde echter haar vingers
niet branden en schoof het rapport-
Bruce door naar de nieuw gekozen
Europese volksvertegenwoordiging.
Een nieuwe begrotingscontrolecom
missie, die onder voorzitterschap van
de Duitse christen-democraat Aigner
dinsdag voor het eerst bijeen kwam,
moet nu een nieuwe resolutie opstellen
en die vervolgens aan het voltallig
Parlement voorleggen.
De nieuwe Europese volksvertegen
woordiging krijgt dan een opgelegde
kans de Europese Commissie hard om
de oren te slaan onder uitroeping van
de boodschap dat besluiten van het
Parlement - in casu amendementen -
ook daadwerkelijk moeten worden uit
gevoerd. Vaak aarzelt of saboteert de
Europese Commissie deze uitvoering,
aldus lord Bruce, uit vrees voor de lid
staten. Want „Minister en Europese
Commissie spannen samen om de rech
ten van het Parlement tot een mini
mum te beperken".
Een voorbeeld van de koudwater-vrees
die de Europese Commissie beving.
noemt Bruce het amendement E;
f 120.000.000 ontwikkelingshulp
strekken aan de zogenaamde
geassociëerde ontwikkelingsland©!
de praktijk grote en arme AziatM
staten, zoals India, Pakistan en?
Lanka. Engeland en Nederland vinS
al jarenlang dat de Europese Gem£
schap veel meer moet doen voor
landen, terw\jl Frankrijk daar niet':
ziet en de beschikbare financiële cz
delen volledig wil richten op de mc|:
EEG verbonden ontwikkelingsland-
De Europese Commissie vond eenz
nier om de toom van een of meer Ui
ten te ontgaan: pas op 15 deceit*
1977 sloot ze financiële overeen**
sten met de betrokken landen af- E-
december 1978 - twee jaar na het s»
nemen van de geamendeerde begrotS
- was 10 procent van het door het P
lement aangewezen bedrag pas <k>
werkelijk uitgegeven. Lord Bf-
spreekt dan ook van „slecht verbom
minachting" voor het Parlement 0!t
nieuw gekozen parlementariërs -
mening delen, zal dus spoedig blUK