BALLET
W. F. HERMANS houten leeuwen en leeuwen van goud
wie met dansen
begint, steekt zich
in een wespennest
GEBOEKT
Conrad van de Weetering:
PZC/ zaterdagkrant
VOETEN VEGEN
INDUSTRIËLE
ARCHEOLOGIE
ZATERDAG 30 JUNI 1979
20
Ex-balletdanser Conrad van de Weetering: Op je 40e kun je je spullen wel inpak
ken. dan ben je te oud.
(Door Roelie Meijer
AMSTERDAM - „Wie met dansen begint, steekt zich in een wespennest. Je bent
als balletdanser continu moe. Je bent altijd oververmoeid. Tegen de tijd datje 40
wordt, zeggen de gezelschappen: nu is het op lieve kind, en dan mag je gaan
nadenken over wat je de rest van je leven wilt doen". Conrad van de Weetering zegt
het zonder bitterheid. Hij heeft een balletcarrière van 18 jaar achter de rug en staat
nu in het Amsterdamse telefoonboek vermeld als balletspecialist.
Hij zegt: „Er staat in alle contracten dat het ophoudt op 38-jarige leeftijd, en dat is ook een heel
verstandige meaatregel. Rudi van Dantzig, die in Wenen, waar de sterren veel langer meegaan,
een paar balletten heeft ingestudeerd, zei: wat moet ik met die oude taarten. Gelukkig hadden ze
te veel pretenties om in zijn balletten mee te willen doen.
„In Rusland worden dansers ook te- Toch is Van de Weetering indertijd
heel resoluut gestopt Hij is niet zoals
gen hun 40e met pensioen gestuurd.
maar daar is een afbouwregeling,
waarbij ze bijvoorbeeld nog een vader-
of moederrol mogen spelen en de rest
van hun tijd besteden om op een spe
ciale academie pedagogiek of cho
reografie te studeren. Daar had ik ook
graag naartoe gewild, maar dat is op
een of andere manier niet gelukt".
Ook als je je geestelijk voorbereidt op
een afscheid, blijft het nog een hard
gelag voor de meeste dansers. Van de
Weetering zegt: „Het is tenslotte een
vak waar je 24 uur per dag aan werkt
en waar je altijd beschikbaar voor
blijft. Dat laatje niet zonder meer val
len".
veel sportmensen doen. langzaam zijn
zware training gaan verminderen,
maar hield er gewoon mee op. Hij zegt:
„Alleen als ik les geef, train ik mee en
verder speel ik af en toe met haltertjes.
Dat is voldoende voor me om in condi
tie te blijven. Nee hoor. zoiets vind ik
onzin, je traint om op toneel tot goede
prestaties te komen. Daarna hoeft het
niet meer".
Maatschappij
Conrad van de Weetering heeft zich
ontpopt tot een produkticf schrijver
voor ballet, die zijn pen nauwelijks in
bedwang kan houden. Uitvoerige re
censies vullen zijn bestaan, en zijn
laatste boek „Brieven aan een jonge
ballerina" is 40 pagina's dikker ge
worden dan de bedoeling was. Ook
het praten met de vroegere balletdan
ser heeft dikwijls een niet te stuiten
stortvloed aan onderwerpen en me
ningen tot gevolg.
De maatschappelijke betrokkenheid
van kunstenaars en balletdansers in
het bijzonder komt voortdurend bo
vendrijven in deze gedachtengang. Hij
zegt: „Sonia Gaskell, bij wie ik op 18-
jarige leeftijd begon te dansen, heeft er
bij ons op gehamerd dat we zoveel mo
gelijk museums, concerten en to
neelstukken zouden bezoeken. Bij ons
thuis was iedereen erg geïnteresseerd
in kunst en vooral in moderne stro
mingen. Ik ben ervan overtuigd dat
dansers ook betrokken zijn bij het hele
maatschappelijke gebeuren. Mis
schien is het een passieve belangstel
ling, maar ze worden dagelijks met de
maatschappij geconfronteerd Ze
hangen als ze vrij zijn toch ook voor de
televisie"
Van de Weetering ziet een directe be
trokkenheid bij kleine dansgroepen in
Nederland, bij Béjart van het Ballet
van Brussel en zowel bij dansers uit
Wuppertal als uit Japan, die voortdu
rend bezig zijn met het vorm geven aan
zaken die hen in de wereld beangsti
gen. Ook het Nationaal Ballet zit op
dit spoor. Het resultaat hiervan in de
laatste produktie Live Life is mis
schien wat overdadig en lichtelijk na-
ief, maar het stimuleert. Het publiek
nep dingen als „ga maar naar Cuba"
en „Dat van onze belastingcenten!"
Als je dat kunt bereiken met ballet,
vind ik het fantastisch"
Kassa
„Het is boeiend om te zien wat er al
lemaal gebeurt op kunstgebied. Je
merkt trouwens dat als danders er
gevestigd raken ze veel meer naar de
kassa gaan kijken. Het publiek zoekt
ook een zekere vergetelheid in het
theater. Maar ik hou toch niet zo van
mensen die geen risico's meer willen
nemen".
Van de Weetering heeft er als kind van
gedroomd om waterbouwkundig in
genieur te worden. „Ik ben gek op
bruggen en dijken. Een brug is een van
de meest fantastische dingen die ik
ken. Het is een verbinding tussen din
gen die eigenlijk erg ver uit elkaar lig
gen. Voor mijn gevoel is iedere kunst
vorm een soort brug".
De opleiding in Delft zou financieel wel
de nodige problemen hebben opgele
verd bij de familie Van de Weetering,
maar die hebben tóch nietbijgedragen
tot een andere keuze. Conrad kreeg als
16-jarige les van de moderne danseres
Lilly Green, leerde twee jaar later
Sonja Gaskell kennen en werd be
roepsdanser na zijn eindexamen hbs.
„Ik was zo geïnspireerd door de ideêen
van Gaskell. dat ik niets anders meer
wilde. Ik heb de hele geschiedenis van
het ballet in Nederland meegemaakt.
Eerst bij Ballet Recital, toen bij het
Nederlandse Ballet en daarna bij het
Nationaal Ballet. We wisten in het be
gin dat we nog lang niet goed genoeg
waren. We hebben knotshard gewerkt.
In het land der blinden moest je wel"
Het mes van de Andes, de weerslag
van tien maanden reisbelevenissen in
dagboekvorm van de acteur/schrijver
Dolf de Vries en zijn gezin op trektocht
door Latijns-Amerika De Vries deed
het anders dan anderen. Hij richtte
een Volkswagenbusje in lot mobiele
tweede woning, deed dat scheep naar
Brazilië, maakte met zijn gezin de
oversteek per vliegtuig en begon daar
aan een onderneming van ongeveer
30.000 kilometer dwars door vrijwel
alle landen van het Zuidamerikaanse
contintent. En juist doordat hij het zo
aan pakte (op sjouw met het gezin, een
stukje comfort op wielen over vaak
onbegaanbare wegen van landen waar
een dergelijk verschijnsel doorgaans
onbekend is) had hij de kans dichter
bij de bevolking te komen dan menig
ander daar misschien ooit ls gelukt.
Bovendien: een jaar lang op expeditie
ls natuurlijk iets anders dan vakantie
houden En dat is aan deze dagboek
notities van Dolf de Vries goed te mer
ken Je leest ze inéén ruk uit. omdat je
met hem wil meereizen
(Het mes van de Andes. Dolf dc Vries.
Nijgh en Van Ditmar, 19.50)
De eenzame schaatser is de titel van
een bundeltje met veertig columns, die
A L Boom de afgelopen jaren heeft
gepubliceerd in het weekblad 'De
Tijd'. Doorslagen van de tijd, zo wor
den ze ook genoemd deze stukken die
over de meest gevarieerde onderwer
pen gaan. En de tijd. verleden en her
innering doortrekt ze bijna alle. Het
meest trof me wat dit aangaat de be
schrijving van die grootvader en zijn
horloge in de column 'Vandaag wordt
gisteren'. Boom daarin 'De tijd van
mijn grootvader is voorbij Het sleutel
tje ertoe heeft hij meegenomen in zijn
graf.' Boom weet in zijn columns sub
tiele keuzes te maken. Hij portretteert,
nu en dan bijzonder scherp, een andere
keer vaag Zijn verhalen zijn het waard
om gebundeld te worden. Ze vertellen
veel van de schrijver.
(De eenzame schaatser, A. L. Boom.
Querido Uitgevers Mij. Amsterdam.)
Arts
Arts in de tropen is het levensverhaal
van een Nederlander die zijn tijd ver
vooruit was. Meer dan veertig jaar ge
leden reisde dr J. A. van Beukering af
naar het 'oude Inde'. Als tropenarts
bedreef hij daar een stuk medische
ontwikkelingssamenwerking in een
samenleving die nog geheel koloniaal
was ingesteld. De vertellingen van de
ze KNIL-arts houden het midden tus
sen anecdotes en ervaringen uit de
medische praktijk, die er op neerko
men dat je alles aanpakt wat er op je
weg komt Van Beukering maakte in
Indié de oorlogsjaren mee. verbleef in
Jappen-kampen en repatrieerde voor
korte tijd naar Nederland om daama
terug te keren. De reden was dezelfde
die veel tropengangers opgeven. „Mij
hinderde de strakke lijn die in een
goed geordende maatschappij de be
voegdheden van een arts beperken".
Het tweede deel van zijn derde-wereld-
bestaan bracht dr Van Beukering door
in Ghana toen nog de Engelse kolonie
Goudkust). Uit het relaas van zijn be
levenissen, ook daar. spreekt een hou
ding tegenover en een practische aan
pak in het ontwikkelingswerk waar
van veel moderne experts op dit ter
rein nog iets kunnen opsteken
(Arts in de tropen, dr J. A. van Beuke
ring, Ad Donker, Rotterdam)
Met deze wat anglicistische term
wordt doorgaans de tak van archeo
logie aangeduid die zich met onder
zoek naar oude vormen en nederzet
tingen van ambacht en industrie be
zighoudt. Het gaat daarbij dus nici
om opgravingen met een dragline ol
iets dergelijks. Maar goed, genoeg pu
ristisch geleuterd, de term is van En
gelse oorsprong, evenals de tak var
archeologie zelf.
Het belang van deze wetenschap
wordt helaas nog vrij vaak onderschat
maai- af en toe blijkt- (vaak pijnlijk) dal
we van bepaalde bewerkingen en-a
ambachten eenvoudig niet meer we-!
ten hoe ze gingen.
Voor een veel grotere groep mensen u
echter een ander aspect van belang
het plezier in en de bewondering voo;
de prestaties van onze voorouders
met alle vaak minder aardige aspecter
die het beeld van hun tijd complete
ren. In dit verband is het uiteraard zee:
toe te juichen dat kort geleden eer
boek. Monumenten van Bedrijf er
Techniek, het licht heeft gezien.
Na enkele interessante inleidinger.
bevat het een aantal sterk uiteenlo
pende bijdragen over: de introductie
van de stoommachine in Nederland
bedrijfsgebouwen, houtzagen, een in
dustriestad (Enschede), textielfabriek
Pieter van Dooren te Tilburg 1825
1975. oude kanalen, gietljzerer
vuurtorens, marinegebouwen en wa
tertorens.
Dat de bijdragen vanuit heel ver
schillende gezichtshoeken en me:
sterk verschillend resultaat zijn ge
schreven, komt overigens aardig me:
de praktijk in deze tak van weten
schap overeen. In elk deel komt we
iets aan de orde dat u zal interesseren
waarbij vooral het stoomverhaa
voor modelbouwers interessant za
zijn.
Maar laten we niet vergeten dat d<
belangstelling van modelbouwer:
doorgaans wel wat verder reikt dai
hun modelbouwneus langis. Velen za.
ook het feit dat talrijke vuurtoren:
langs ons kust van (schrik niet) gietij
zer zijn gemaakt, vreemd en hoogst in
trigerend voorkomen.
Bij een aantal bijdragen wordt vrij uit
voerig ingegaan op de sociaal-econo
mische aspecten van het besprokei
fenomeen, vaak met de nadruk op di
sociale kant daarvan. Dit rondt he'
beeld van de tijd waarin het besprokei
monument tot stand kwam af ei
plaatst het in een duidelijk kader.
Het geheel is een wat versnipperd
maar uiterst interessant boek. waar
van de onderwerpen eigenlijk stul
voor stuk een veel dieper gaande stu
die en een gespecialiseerd boek waan
zou zijn. Daartoe wordt in sommigi
bijdragen ook vrij duidelijk opgeroe-
pen; hopelijk niet vergeefs
Het tweede dat hopelijk niet on
beantwoord zal blijven, is het klem
mende beroep dat het boek doet o|
overheid en particulier om wat on:
nog aan monumenten van bedrijf en
techniek rest, in vredesnaam met eni
ge eerbied en zuinigheid te behande
len.
„Monumenten van bedrijf en tech
niek" is geschreven door drs. P. Nijhoi
In een dik boek - op de kop af vierhonderd pagina's -
met de intrigerende titel 'Houten leeuwen en leeuwen
van goud' heeft W. F. Hermans een groot aantal stuk
ken bijeengebracht die hij tussen 1962 en 1979 pu
bliceerde in bladen als Haagse Post, Elseviers Maga
zine, Hollands Diep, en in kranten als Parool en Han
delsblad. Het is een bonte verzameling geworden met
opvallend weinig herhalingen (er komen enkele
doublures voor in de stukken over spellingskwesties,
te vinden in de afdeling 'Dat machtig mooie Neder
lands van ons'). De titel van het boek is een variatie op
een regel uit 'De Schoolmeester', die door Hermans
als motto werd gekozen:
'Gouden leeuwen en leeuwen van hout.
Mitsgaders de Hollandse, worden heel oud
Hermans wijdt ook twee stukjes aan de tegenwoordig
weer sterk in de belangstelling staande Schoolmees
ter. 'Een rechtzinnige zondaar' (waarin hij een en ander
over leven en werk van Gerrit van de Linde vertelt) en
De School van de Schoolmeester', een verslag over een
bezoek, in januari van ditjaar, aan het gebouw Crom
well House in Londen, waarin Van de Linde een kost
school gehouden heeft, en dat nu dient als woonhuis
voor in opleiding zijnde missionarissen. De afdeling
waarin deze stukjes zijn ondergebracht heet 'Neder
landse leeuwen'; men vindt in die rubriek ook nog
stukjes over de verboden boeken van de Tachtigers, te
weten 'Een Liefde' van Van Deyssel, en 'Pijpelijntjes'
van Den Haan. alsmede een fascinerende herinnering
aan Van Oudshoorn. In de stukken over de Verboden
Boeken concludeert Hermans dat bij 'Een Liefde' het
belang van de tekst voornamelijk bestond uit het (voor
die tijd nieuwe) bij de naam noemen van het lichame
lijke.
Toen Van Deyssel zelf de tekst kuiste ontnam hij zijn
roman veel van zijn charme, en zeker het nieuwe. 'Pij
pelijntjes' daarentegen, bracht iets volkomen nieuws
doordat het een homosexuele relatie beschreef alsof
daar totaal geen taboe op rustte Hermans schrijft:
'Een Liefde' is geschreven alsof er over de door
snee-huwelijksliefde nog nieuwe dingen moesten wor
den gezegd'Pijpelijntjes' schijnt geschreven te zijn
met de overtuiging dat over de homosexualiteit het
meeste al eerder was gezegd en daarom niet meer ter
sprake hoefde te worden gebracht' ip 321).
In het stuk 'Van Oudshoorn, wat ik me van hem herin
ner' vertelt Hermans over zijn kennismaking met de
schrijver van o.a. 'Willem Mertens' Levensspiegel' op 3
april 1951. enkele maanden voor zijn dood. op 31 juli
van dat jaar. Hermans heeft destijds direct genoteerd
wat hij beleefde; dat is de enige methode om geen
gegevens verloren te laten gaan, of gebeurtenissen te
laten vervormen door het geheugen. Werkelijk prach
tig is de kennismaking verteld:
'Bij de begroeting zei Van Oudshoom.
„Zo. Ik ben aan het eind van mijn schrijversloopbaan
en u aan het begin. Dat lijkt me allebei even onaange
naam".
Hij had een zure. enigszins nasale stem. met een lichte
lijk Amsterdams, tenminste West-Nederlands accent.
Zijn vrouw, die zeer slecht Hollands sprak, waar ze
veel Duits doorheen mengde, deelde op een gegeven
ogenblik mede:
„lek bin geborene Deutsche".
„Hè ja", zei de schrijver, „dat moet je meneer Hermans
vooral gaan vertellen, dat hg een geboren Duitse bent.
Dat kan die man nou echt helemaal niet aan je horen".
Hij praatte op vlakke, maar vernietigende toon tp.
324)
Die vrouw kreeg wel meer vegen uit de pan:
„Alsjij nou eens naar de keuken ging. om thee te zetten
of iets anders te doen. Want als jij hier nog lang blijft
zitten, valt meneer Hermans nog in slaap" ip. 330).
Van een tweede bezoek heeft Hermans destijds niets
opgeschreven, wat hij zich ervan herinnert ademt een
intens trieste, schimmelige sfeer, en zijn herinneringen
aan de begrafenis zijn uiteraard ook niet zonnig al had
die plaats op een buitensporig hete zomerdag:
Onder het verlaten van het romohuis werd door meni
geen de neus diep opgesnoven in de lijkenlucht, wat
met steelse, veelbetekenende blikken gepaard ging' ip.
337).
Dat ik het eerst van al iets vertel over de afdeling
'Nederlandse leeuwen' komt doordat de titel van het
boek me op plezierige manier bezig blijft houden. Het
knittelvers van De Schoolmeester houdt uiteraard
flinke spot in. De Schoolmeester was bovendien een
balling, niet eens een vrijwillige, die in het buiten
land slaagde. Vanuit Londen komt zijn spot op het
toch wel dierbare en betreurde vaderland. Hermans
zelf woont, zoals ieder wel weet, want hij zorgt regel
matig voor publiciteitsstunts, al enkele jaren in Pa
rijs, nadat hij zijn baan aan de Universiteit van Gro
ningen opgegeven had.
Nederland is al met erg groot, maar vanuit de verte
lijkt het nog kleiner. De Nederlandse literatuur, het is
spijtig het te constateren als je zelf een Nederlands
schrijver bent. heeft, ook al hoopje dan natuurlijk een
uitzondering te zijn. tot op heden geen figuren van
wereldformaat voortgebracht. Zelfs onze beste dich
ters bleven, mogelijk door vertaalproblemen, in het
buitenland onbekend. Een beperkt taalgebied hoeft
overigens wereldroem niet in de weg te staan: weinig
mensen kennen nieuw-Grieks, maar Kavafis werd in
vertaling wereldberoemd
Nu is het niet zo dat men door als Nederlands schrijver
in Londen of Parijs te gaan wonen, automatisc h op een
Olympos komt te zitten van waaraf men het lilliput-
tergekrioel in onze vaderlandse letteren-Efteling bul
derend van het lachen kan gadeslaan, maar ietwat
ruimer wordt het uitzicht toch wel. en nu hangt het er
helemaal van af of men tot het soort schrijver behoort
dat de schouders ophaalt omdat men het in Londen ol
Parijs zó naar de zin heeft dat men er doodgewoon leeft
en werkt, en verder alles wat 'Hollands' is, los kan
laten, ofwel tot het soort dat zich overal mee blijft
bemoeien, om welke reden dan ook, dat zich ergert, dat
verbeteren en straffen wil. de moralist uithangt.
Hermans hoort tot het laatste soort. Hij windt zich op
over van alles en nog wat, hij gaat zelfs zo ver dat hij
een figuur die toch werkelijk geen portuur voor hem is.
maar die hij als prototype neemt. Cees Buddingh'. als
een schoolmeester zijn werkschriften terug geeft vol
rode strepen en betuttelingen. Hiervoor is een energie
nodig en een diepgaande belangstelling, die ik met
begrijp. Hermans kan, neem ik aan. zelf uitkiezen
waarover hy schrijven wil Dat hij zich dan bijvoor
beeld mengt in de Weinreb-affaire begrijp ik volkomen.
een dergeiyk schandaal kan met scherp genoeg aan de
kaak gesteld worden/en dathy het daarbij dan telkens
weer ridderiyk opneemt voor de door de modder ge
haalde mejuffrouw Turksma ihoe'n bijzaak ook) siert
hans warren
LETTERKUNDIGE KRONIEK
hem. Zyn verontwaardiging is dan edel. Wanneer hij,
met grote kennis van zaken, schrijft over de filosofen
Feyerabend en Wittgenstein, en grondige kritiek heeft
op 'Against Method van de eerste en 'Vermischte Be-
merkungen' en andere posthuum uitgegeven geschrif
ten van de laatste, dan vind ik hem bewonderenswaar
dig.
Hermans wijst er overigens nadrukkelijk op dat Witt
genstein tydens zijn leven kennelijk maar een boek en
één artikel waardig keurde om te laten drukken, en dat
dus de nu posthuum uitgegeven werken, al dan met
voltooid, hem niet zullen hebben bevredigd
'Hiermee wil ik niet zeggen dat hel beschouwd kan
worden als een poging een schrijver te vertonen in zijn
onderbroek. Nee. eerder zal het blinde verering zijn,
die de tekstverzorgers er toe gebracht heeft te denken
een zo groot man als Wittgenstein kan eigenlijk NIETS
hebben geschreven dat met de moeite waard was. al
dacht hijzelf van wel Zelfs als hij iets heeft afgekeurd
iwat niet te verwonderen valt omdat een man zo groot
als hij er natuurlijk onmenselijk hoge maatstaven op
na houdt) dan is het voor ons. gewone stervelingen
toch nog wel goed genoeg. Zo iets', ip284
Wanneer Hermans het over deze onderwerpen
heeft, boeit hij me veel sterker dan wanneer hij de
onbeduidende dagboeken van Buddingh' afkraakt. Ik
lees zo'n stuk weliswaar geamuseerd, en zijn kritiek
is gegrond, zeker daar waar hij een gebrekkig en ar
moedig taalgebruik gispt, maar of Cees Buddingh',
volgens Hermans het schoolvoorbeeld van de 'Neder
landse gesubsidieerde letterkundige' al die aandacht
en tijd waard is?
Tot slot een paar opvallende citaten:
'Elke spellingvereenvoudiging doet het aantal woor
den met dubbele kennis, toenemen. De taal wordt min
der gevarieerd en minder bruikbaar tot het weergeven
van nuances. Voor personen met een geringe taalschat
en andere eenvoudigen van geest telt dit nadeel na
tuurlijk niet zo zwaarwie weinig iveet. heeft geen in
gewikkeld stelsel van tekens nodig om zijn gedachten
op schrift te zetten', ip. 126)
'Karl Marx' 'meende het universele heil van de
mensheid nabij te kunnen brengen door het opstellen
van een simili-ivetenschappelijke geschiedenistheone
't Was allemaal onzin, want de geschiedenis is de.me-
chanica niet. maar het prestige van de mechanica was
in Marx' tijd zo groot geworden, dat als je maar be
weerde datje de mechanica van de geschiedenis door
had. je miljoenen, nee. miljarden mensen zo gek kon
krijgen te geloven datje in staat ivas voortaan de ge
schiedenis te laten lopen als een trein, waarin iedereen
gratis in één klasse zou rijden, de eerste Maar die trein
rijdt nog altijd niet en zal nooit rijden en het enige
mechaniek dat de marxisten perfect ontwikkeld heb
ben is het concentratiekamp' ip. 265)
'Methode is het enige dat de een aan de ander onder
wijzen kan. Onmethode, raden, gokken, en roulette
spelen kunnen niet worden onderwezen'. <p. 270)
Hermans een moralist? In de laatste twintig jaar zijn
er heel wat taboes opgeheven. Wat vroeger absoluut
niet kon, wat onzedelijk, aanstootgevend, godslaster
lijk geacht werd, en dus niet werd gezegd of vertoond
in het openbaar, het kan nu allemaal wel. Uit Her
mans' voorwoord:
't Lijkt in elk geval wel of het volk er eigenlijk nooit
heilige gevoelens op nagehouden heeft. Alles wat de
cennia lang. ja, zelfs eeuwen lang, voor heilig in het oog
des volks was gehouden, - 't zag ernaar uit of het alle
maal maar loze praat was geweest. Binnen tien jaar
waren de bezwaren tegen heiligschennis, bloot en on
zedelijk weggevaagd, met hetzelfde gemak als waar
mee ma het alom in zwang raken van centrale ver
warming) slaapmuts en nachtjapon vervangen wer
den door een scheut Channel no. 5. Maar helaas, met
dikwijls veel minder appetijtelijke resultaten
De waarheid, mooi en lelijk, alles ging voor de bijl.
Maar:
Zoals het volk ook vroeger wel geweten heeft dat pas
toor en dominee, hoeveel gebeden ze ook opzonden tot
de Allerhoogste, geen gebroken been of een blin
dedarmontsteking konden genezen, zo weet het nu ook
wel dat zelfs al zouden huwelijkstrouw, ouderliefde,
kinderliefde en eerbied voor de autoriteiten alleen
maar op domme taboes berusten, er toch niet prettig
geleefd kan worden in een maatschappij waar elke
automobilist naar willekeur links of rechts mag rijden,
waar iedereen iedereen straffeloos mag bestelen, bele
digen. bedriegen en vermoorden' 'Wat de gods
dienst betreft. God moge dood zijn, maar de godsdienst
niet. zolang de Wet van Vique niet weerlegd is. die stelt.
Een mens zonder-godsdienst, is als een vis zonder
fiets
W F Hermans Houten leeuwen en leeuwen van goud
Geïllustreerd Bezige Bij/Amsterdam