BALLET W. F. HERMANS houten leeuwen en leeuwen van goud wie met dansen begint, steekt zich in een wespennest GEBOEKT Conrad van de Weetering: PZC/ zaterdagkrant VOETEN VEGEN INDUSTRIËLE ARCHEOLOGIE ZATERDAG 30 JUNI 1979 20 Ex-balletdanser Conrad van de Weetering: Op je 40e kun je je spullen wel inpak ken. dan ben je te oud. (Door Roelie Meijer AMSTERDAM - „Wie met dansen begint, steekt zich in een wespennest. Je bent als balletdanser continu moe. Je bent altijd oververmoeid. Tegen de tijd datje 40 wordt, zeggen de gezelschappen: nu is het op lieve kind, en dan mag je gaan nadenken over wat je de rest van je leven wilt doen". Conrad van de Weetering zegt het zonder bitterheid. Hij heeft een balletcarrière van 18 jaar achter de rug en staat nu in het Amsterdamse telefoonboek vermeld als balletspecialist. Hij zegt: „Er staat in alle contracten dat het ophoudt op 38-jarige leeftijd, en dat is ook een heel verstandige meaatregel. Rudi van Dantzig, die in Wenen, waar de sterren veel langer meegaan, een paar balletten heeft ingestudeerd, zei: wat moet ik met die oude taarten. Gelukkig hadden ze te veel pretenties om in zijn balletten mee te willen doen. „In Rusland worden dansers ook te- Toch is Van de Weetering indertijd heel resoluut gestopt Hij is niet zoals gen hun 40e met pensioen gestuurd. maar daar is een afbouwregeling, waarbij ze bijvoorbeeld nog een vader- of moederrol mogen spelen en de rest van hun tijd besteden om op een spe ciale academie pedagogiek of cho reografie te studeren. Daar had ik ook graag naartoe gewild, maar dat is op een of andere manier niet gelukt". Ook als je je geestelijk voorbereidt op een afscheid, blijft het nog een hard gelag voor de meeste dansers. Van de Weetering zegt: „Het is tenslotte een vak waar je 24 uur per dag aan werkt en waar je altijd beschikbaar voor blijft. Dat laatje niet zonder meer val len". veel sportmensen doen. langzaam zijn zware training gaan verminderen, maar hield er gewoon mee op. Hij zegt: „Alleen als ik les geef, train ik mee en verder speel ik af en toe met haltertjes. Dat is voldoende voor me om in condi tie te blijven. Nee hoor. zoiets vind ik onzin, je traint om op toneel tot goede prestaties te komen. Daarna hoeft het niet meer". Maatschappij Conrad van de Weetering heeft zich ontpopt tot een produkticf schrijver voor ballet, die zijn pen nauwelijks in bedwang kan houden. Uitvoerige re censies vullen zijn bestaan, en zijn laatste boek „Brieven aan een jonge ballerina" is 40 pagina's dikker ge worden dan de bedoeling was. Ook het praten met de vroegere balletdan ser heeft dikwijls een niet te stuiten stortvloed aan onderwerpen en me ningen tot gevolg. De maatschappelijke betrokkenheid van kunstenaars en balletdansers in het bijzonder komt voortdurend bo vendrijven in deze gedachtengang. Hij zegt: „Sonia Gaskell, bij wie ik op 18- jarige leeftijd begon te dansen, heeft er bij ons op gehamerd dat we zoveel mo gelijk museums, concerten en to neelstukken zouden bezoeken. Bij ons thuis was iedereen erg geïnteresseerd in kunst en vooral in moderne stro mingen. Ik ben ervan overtuigd dat dansers ook betrokken zijn bij het hele maatschappelijke gebeuren. Mis schien is het een passieve belangstel ling, maar ze worden dagelijks met de maatschappij geconfronteerd Ze hangen als ze vrij zijn toch ook voor de televisie" Van de Weetering ziet een directe be trokkenheid bij kleine dansgroepen in Nederland, bij Béjart van het Ballet van Brussel en zowel bij dansers uit Wuppertal als uit Japan, die voortdu rend bezig zijn met het vorm geven aan zaken die hen in de wereld beangsti gen. Ook het Nationaal Ballet zit op dit spoor. Het resultaat hiervan in de laatste produktie Live Life is mis schien wat overdadig en lichtelijk na- ief, maar het stimuleert. Het publiek nep dingen als „ga maar naar Cuba" en „Dat van onze belastingcenten!" Als je dat kunt bereiken met ballet, vind ik het fantastisch" Kassa „Het is boeiend om te zien wat er al lemaal gebeurt op kunstgebied. Je merkt trouwens dat als danders er gevestigd raken ze veel meer naar de kassa gaan kijken. Het publiek zoekt ook een zekere vergetelheid in het theater. Maar ik hou toch niet zo van mensen die geen risico's meer willen nemen". Van de Weetering heeft er als kind van gedroomd om waterbouwkundig in genieur te worden. „Ik ben gek op bruggen en dijken. Een brug is een van de meest fantastische dingen die ik ken. Het is een verbinding tussen din gen die eigenlijk erg ver uit elkaar lig gen. Voor mijn gevoel is iedere kunst vorm een soort brug". De opleiding in Delft zou financieel wel de nodige problemen hebben opgele verd bij de familie Van de Weetering, maar die hebben tóch nietbijgedragen tot een andere keuze. Conrad kreeg als 16-jarige les van de moderne danseres Lilly Green, leerde twee jaar later Sonja Gaskell kennen en werd be roepsdanser na zijn eindexamen hbs. „Ik was zo geïnspireerd door de ideêen van Gaskell. dat ik niets anders meer wilde. Ik heb de hele geschiedenis van het ballet in Nederland meegemaakt. Eerst bij Ballet Recital, toen bij het Nederlandse Ballet en daarna bij het Nationaal Ballet. We wisten in het be gin dat we nog lang niet goed genoeg waren. We hebben knotshard gewerkt. In het land der blinden moest je wel" Het mes van de Andes, de weerslag van tien maanden reisbelevenissen in dagboekvorm van de acteur/schrijver Dolf de Vries en zijn gezin op trektocht door Latijns-Amerika De Vries deed het anders dan anderen. Hij richtte een Volkswagenbusje in lot mobiele tweede woning, deed dat scheep naar Brazilië, maakte met zijn gezin de oversteek per vliegtuig en begon daar aan een onderneming van ongeveer 30.000 kilometer dwars door vrijwel alle landen van het Zuidamerikaanse contintent. En juist doordat hij het zo aan pakte (op sjouw met het gezin, een stukje comfort op wielen over vaak onbegaanbare wegen van landen waar een dergelijk verschijnsel doorgaans onbekend is) had hij de kans dichter bij de bevolking te komen dan menig ander daar misschien ooit ls gelukt. Bovendien: een jaar lang op expeditie ls natuurlijk iets anders dan vakantie houden En dat is aan deze dagboek notities van Dolf de Vries goed te mer ken Je leest ze inéén ruk uit. omdat je met hem wil meereizen (Het mes van de Andes. Dolf dc Vries. Nijgh en Van Ditmar, 19.50) De eenzame schaatser is de titel van een bundeltje met veertig columns, die A L Boom de afgelopen jaren heeft gepubliceerd in het weekblad 'De Tijd'. Doorslagen van de tijd, zo wor den ze ook genoemd deze stukken die over de meest gevarieerde onderwer pen gaan. En de tijd. verleden en her innering doortrekt ze bijna alle. Het meest trof me wat dit aangaat de be schrijving van die grootvader en zijn horloge in de column 'Vandaag wordt gisteren'. Boom daarin 'De tijd van mijn grootvader is voorbij Het sleutel tje ertoe heeft hij meegenomen in zijn graf.' Boom weet in zijn columns sub tiele keuzes te maken. Hij portretteert, nu en dan bijzonder scherp, een andere keer vaag Zijn verhalen zijn het waard om gebundeld te worden. Ze vertellen veel van de schrijver. (De eenzame schaatser, A. L. Boom. Querido Uitgevers Mij. Amsterdam.) Arts Arts in de tropen is het levensverhaal van een Nederlander die zijn tijd ver vooruit was. Meer dan veertig jaar ge leden reisde dr J. A. van Beukering af naar het 'oude Inde'. Als tropenarts bedreef hij daar een stuk medische ontwikkelingssamenwerking in een samenleving die nog geheel koloniaal was ingesteld. De vertellingen van de ze KNIL-arts houden het midden tus sen anecdotes en ervaringen uit de medische praktijk, die er op neerko men dat je alles aanpakt wat er op je weg komt Van Beukering maakte in Indié de oorlogsjaren mee. verbleef in Jappen-kampen en repatrieerde voor korte tijd naar Nederland om daama terug te keren. De reden was dezelfde die veel tropengangers opgeven. „Mij hinderde de strakke lijn die in een goed geordende maatschappij de be voegdheden van een arts beperken". Het tweede deel van zijn derde-wereld- bestaan bracht dr Van Beukering door in Ghana toen nog de Engelse kolonie Goudkust). Uit het relaas van zijn be levenissen, ook daar. spreekt een hou ding tegenover en een practische aan pak in het ontwikkelingswerk waar van veel moderne experts op dit ter rein nog iets kunnen opsteken (Arts in de tropen, dr J. A. van Beuke ring, Ad Donker, Rotterdam) Met deze wat anglicistische term wordt doorgaans de tak van archeo logie aangeduid die zich met onder zoek naar oude vormen en nederzet tingen van ambacht en industrie be zighoudt. Het gaat daarbij dus nici om opgravingen met een dragline ol iets dergelijks. Maar goed, genoeg pu ristisch geleuterd, de term is van En gelse oorsprong, evenals de tak var archeologie zelf. Het belang van deze wetenschap wordt helaas nog vrij vaak onderschat maai- af en toe blijkt- (vaak pijnlijk) dal we van bepaalde bewerkingen en-a ambachten eenvoudig niet meer we-! ten hoe ze gingen. Voor een veel grotere groep mensen u echter een ander aspect van belang het plezier in en de bewondering voo; de prestaties van onze voorouders met alle vaak minder aardige aspecter die het beeld van hun tijd complete ren. In dit verband is het uiteraard zee: toe te juichen dat kort geleden eer boek. Monumenten van Bedrijf er Techniek, het licht heeft gezien. Na enkele interessante inleidinger. bevat het een aantal sterk uiteenlo pende bijdragen over: de introductie van de stoommachine in Nederland bedrijfsgebouwen, houtzagen, een in dustriestad (Enschede), textielfabriek Pieter van Dooren te Tilburg 1825 1975. oude kanalen, gietljzerer vuurtorens, marinegebouwen en wa tertorens. Dat de bijdragen vanuit heel ver schillende gezichtshoeken en me: sterk verschillend resultaat zijn ge schreven, komt overigens aardig me: de praktijk in deze tak van weten schap overeen. In elk deel komt we iets aan de orde dat u zal interesseren waarbij vooral het stoomverhaa voor modelbouwers interessant za zijn. Maar laten we niet vergeten dat d< belangstelling van modelbouwer: doorgaans wel wat verder reikt dai hun modelbouwneus langis. Velen za. ook het feit dat talrijke vuurtoren: langs ons kust van (schrik niet) gietij zer zijn gemaakt, vreemd en hoogst in trigerend voorkomen. Bij een aantal bijdragen wordt vrij uit voerig ingegaan op de sociaal-econo mische aspecten van het besprokei fenomeen, vaak met de nadruk op di sociale kant daarvan. Dit rondt he' beeld van de tijd waarin het besprokei monument tot stand kwam af ei plaatst het in een duidelijk kader. Het geheel is een wat versnipperd maar uiterst interessant boek. waar van de onderwerpen eigenlijk stul voor stuk een veel dieper gaande stu die en een gespecialiseerd boek waan zou zijn. Daartoe wordt in sommigi bijdragen ook vrij duidelijk opgeroe- pen; hopelijk niet vergeefs Het tweede dat hopelijk niet on beantwoord zal blijven, is het klem mende beroep dat het boek doet o| overheid en particulier om wat on: nog aan monumenten van bedrijf en techniek rest, in vredesnaam met eni ge eerbied en zuinigheid te behande len. „Monumenten van bedrijf en tech niek" is geschreven door drs. P. Nijhoi In een dik boek - op de kop af vierhonderd pagina's - met de intrigerende titel 'Houten leeuwen en leeuwen van goud' heeft W. F. Hermans een groot aantal stuk ken bijeengebracht die hij tussen 1962 en 1979 pu bliceerde in bladen als Haagse Post, Elseviers Maga zine, Hollands Diep, en in kranten als Parool en Han delsblad. Het is een bonte verzameling geworden met opvallend weinig herhalingen (er komen enkele doublures voor in de stukken over spellingskwesties, te vinden in de afdeling 'Dat machtig mooie Neder lands van ons'). De titel van het boek is een variatie op een regel uit 'De Schoolmeester', die door Hermans als motto werd gekozen: 'Gouden leeuwen en leeuwen van hout. Mitsgaders de Hollandse, worden heel oud Hermans wijdt ook twee stukjes aan de tegenwoordig weer sterk in de belangstelling staande Schoolmees ter. 'Een rechtzinnige zondaar' (waarin hij een en ander over leven en werk van Gerrit van de Linde vertelt) en De School van de Schoolmeester', een verslag over een bezoek, in januari van ditjaar, aan het gebouw Crom well House in Londen, waarin Van de Linde een kost school gehouden heeft, en dat nu dient als woonhuis voor in opleiding zijnde missionarissen. De afdeling waarin deze stukjes zijn ondergebracht heet 'Neder landse leeuwen'; men vindt in die rubriek ook nog stukjes over de verboden boeken van de Tachtigers, te weten 'Een Liefde' van Van Deyssel, en 'Pijpelijntjes' van Den Haan. alsmede een fascinerende herinnering aan Van Oudshoorn. In de stukken over de Verboden Boeken concludeert Hermans dat bij 'Een Liefde' het belang van de tekst voornamelijk bestond uit het (voor die tijd nieuwe) bij de naam noemen van het lichame lijke. Toen Van Deyssel zelf de tekst kuiste ontnam hij zijn roman veel van zijn charme, en zeker het nieuwe. 'Pij pelijntjes' daarentegen, bracht iets volkomen nieuws doordat het een homosexuele relatie beschreef alsof daar totaal geen taboe op rustte Hermans schrijft: 'Een Liefde' is geschreven alsof er over de door snee-huwelijksliefde nog nieuwe dingen moesten wor den gezegd'Pijpelijntjes' schijnt geschreven te zijn met de overtuiging dat over de homosexualiteit het meeste al eerder was gezegd en daarom niet meer ter sprake hoefde te worden gebracht' ip 321). In het stuk 'Van Oudshoorn, wat ik me van hem herin ner' vertelt Hermans over zijn kennismaking met de schrijver van o.a. 'Willem Mertens' Levensspiegel' op 3 april 1951. enkele maanden voor zijn dood. op 31 juli van dat jaar. Hermans heeft destijds direct genoteerd wat hij beleefde; dat is de enige methode om geen gegevens verloren te laten gaan, of gebeurtenissen te laten vervormen door het geheugen. Werkelijk prach tig is de kennismaking verteld: 'Bij de begroeting zei Van Oudshoom. „Zo. Ik ben aan het eind van mijn schrijversloopbaan en u aan het begin. Dat lijkt me allebei even onaange naam". Hij had een zure. enigszins nasale stem. met een lichte lijk Amsterdams, tenminste West-Nederlands accent. Zijn vrouw, die zeer slecht Hollands sprak, waar ze veel Duits doorheen mengde, deelde op een gegeven ogenblik mede: „lek bin geborene Deutsche". „Hè ja", zei de schrijver, „dat moet je meneer Hermans vooral gaan vertellen, dat hg een geboren Duitse bent. Dat kan die man nou echt helemaal niet aan je horen". Hij praatte op vlakke, maar vernietigende toon tp. 324) Die vrouw kreeg wel meer vegen uit de pan: „Alsjij nou eens naar de keuken ging. om thee te zetten of iets anders te doen. Want als jij hier nog lang blijft zitten, valt meneer Hermans nog in slaap" ip. 330). Van een tweede bezoek heeft Hermans destijds niets opgeschreven, wat hij zich ervan herinnert ademt een intens trieste, schimmelige sfeer, en zijn herinneringen aan de begrafenis zijn uiteraard ook niet zonnig al had die plaats op een buitensporig hete zomerdag: Onder het verlaten van het romohuis werd door meni geen de neus diep opgesnoven in de lijkenlucht, wat met steelse, veelbetekenende blikken gepaard ging' ip. 337). Dat ik het eerst van al iets vertel over de afdeling 'Nederlandse leeuwen' komt doordat de titel van het boek me op plezierige manier bezig blijft houden. Het knittelvers van De Schoolmeester houdt uiteraard flinke spot in. De Schoolmeester was bovendien een balling, niet eens een vrijwillige, die in het buiten land slaagde. Vanuit Londen komt zijn spot op het toch wel dierbare en betreurde vaderland. Hermans zelf woont, zoals ieder wel weet, want hij zorgt regel matig voor publiciteitsstunts, al enkele jaren in Pa rijs, nadat hij zijn baan aan de Universiteit van Gro ningen opgegeven had. Nederland is al met erg groot, maar vanuit de verte lijkt het nog kleiner. De Nederlandse literatuur, het is spijtig het te constateren als je zelf een Nederlands schrijver bent. heeft, ook al hoopje dan natuurlijk een uitzondering te zijn. tot op heden geen figuren van wereldformaat voortgebracht. Zelfs onze beste dich ters bleven, mogelijk door vertaalproblemen, in het buitenland onbekend. Een beperkt taalgebied hoeft overigens wereldroem niet in de weg te staan: weinig mensen kennen nieuw-Grieks, maar Kavafis werd in vertaling wereldberoemd Nu is het niet zo dat men door als Nederlands schrijver in Londen of Parijs te gaan wonen, automatisc h op een Olympos komt te zitten van waaraf men het lilliput- tergekrioel in onze vaderlandse letteren-Efteling bul derend van het lachen kan gadeslaan, maar ietwat ruimer wordt het uitzicht toch wel. en nu hangt het er helemaal van af of men tot het soort schrijver behoort dat de schouders ophaalt omdat men het in Londen ol Parijs zó naar de zin heeft dat men er doodgewoon leeft en werkt, en verder alles wat 'Hollands' is, los kan laten, ofwel tot het soort dat zich overal mee blijft bemoeien, om welke reden dan ook, dat zich ergert, dat verbeteren en straffen wil. de moralist uithangt. Hermans hoort tot het laatste soort. Hij windt zich op over van alles en nog wat, hij gaat zelfs zo ver dat hij een figuur die toch werkelijk geen portuur voor hem is. maar die hij als prototype neemt. Cees Buddingh'. als een schoolmeester zijn werkschriften terug geeft vol rode strepen en betuttelingen. Hiervoor is een energie nodig en een diepgaande belangstelling, die ik met begrijp. Hermans kan, neem ik aan. zelf uitkiezen waarover hy schrijven wil Dat hij zich dan bijvoor beeld mengt in de Weinreb-affaire begrijp ik volkomen. een dergeiyk schandaal kan met scherp genoeg aan de kaak gesteld worden/en dathy het daarbij dan telkens weer ridderiyk opneemt voor de door de modder ge haalde mejuffrouw Turksma ihoe'n bijzaak ook) siert hans warren LETTERKUNDIGE KRONIEK hem. Zyn verontwaardiging is dan edel. Wanneer hij, met grote kennis van zaken, schrijft over de filosofen Feyerabend en Wittgenstein, en grondige kritiek heeft op 'Against Method van de eerste en 'Vermischte Be- merkungen' en andere posthuum uitgegeven geschrif ten van de laatste, dan vind ik hem bewonderenswaar dig. Hermans wijst er overigens nadrukkelijk op dat Witt genstein tydens zijn leven kennelijk maar een boek en één artikel waardig keurde om te laten drukken, en dat dus de nu posthuum uitgegeven werken, al dan met voltooid, hem niet zullen hebben bevredigd 'Hiermee wil ik niet zeggen dat hel beschouwd kan worden als een poging een schrijver te vertonen in zijn onderbroek. Nee. eerder zal het blinde verering zijn, die de tekstverzorgers er toe gebracht heeft te denken een zo groot man als Wittgenstein kan eigenlijk NIETS hebben geschreven dat met de moeite waard was. al dacht hijzelf van wel Zelfs als hij iets heeft afgekeurd iwat niet te verwonderen valt omdat een man zo groot als hij er natuurlijk onmenselijk hoge maatstaven op na houdt) dan is het voor ons. gewone stervelingen toch nog wel goed genoeg. Zo iets', ip284 Wanneer Hermans het over deze onderwerpen heeft, boeit hij me veel sterker dan wanneer hij de onbeduidende dagboeken van Buddingh' afkraakt. Ik lees zo'n stuk weliswaar geamuseerd, en zijn kritiek is gegrond, zeker daar waar hij een gebrekkig en ar moedig taalgebruik gispt, maar of Cees Buddingh', volgens Hermans het schoolvoorbeeld van de 'Neder landse gesubsidieerde letterkundige' al die aandacht en tijd waard is? Tot slot een paar opvallende citaten: 'Elke spellingvereenvoudiging doet het aantal woor den met dubbele kennis, toenemen. De taal wordt min der gevarieerd en minder bruikbaar tot het weergeven van nuances. Voor personen met een geringe taalschat en andere eenvoudigen van geest telt dit nadeel na tuurlijk niet zo zwaarwie weinig iveet. heeft geen in gewikkeld stelsel van tekens nodig om zijn gedachten op schrift te zetten', ip. 126) 'Karl Marx' 'meende het universele heil van de mensheid nabij te kunnen brengen door het opstellen van een simili-ivetenschappelijke geschiedenistheone 't Was allemaal onzin, want de geschiedenis is de.me- chanica niet. maar het prestige van de mechanica was in Marx' tijd zo groot geworden, dat als je maar be weerde datje de mechanica van de geschiedenis door had. je miljoenen, nee. miljarden mensen zo gek kon krijgen te geloven datje in staat ivas voortaan de ge schiedenis te laten lopen als een trein, waarin iedereen gratis in één klasse zou rijden, de eerste Maar die trein rijdt nog altijd niet en zal nooit rijden en het enige mechaniek dat de marxisten perfect ontwikkeld heb ben is het concentratiekamp' ip. 265) 'Methode is het enige dat de een aan de ander onder wijzen kan. Onmethode, raden, gokken, en roulette spelen kunnen niet worden onderwezen'. <p. 270) Hermans een moralist? In de laatste twintig jaar zijn er heel wat taboes opgeheven. Wat vroeger absoluut niet kon, wat onzedelijk, aanstootgevend, godslaster lijk geacht werd, en dus niet werd gezegd of vertoond in het openbaar, het kan nu allemaal wel. Uit Her mans' voorwoord: 't Lijkt in elk geval wel of het volk er eigenlijk nooit heilige gevoelens op nagehouden heeft. Alles wat de cennia lang. ja, zelfs eeuwen lang, voor heilig in het oog des volks was gehouden, - 't zag ernaar uit of het alle maal maar loze praat was geweest. Binnen tien jaar waren de bezwaren tegen heiligschennis, bloot en on zedelijk weggevaagd, met hetzelfde gemak als waar mee ma het alom in zwang raken van centrale ver warming) slaapmuts en nachtjapon vervangen wer den door een scheut Channel no. 5. Maar helaas, met dikwijls veel minder appetijtelijke resultaten De waarheid, mooi en lelijk, alles ging voor de bijl. Maar: Zoals het volk ook vroeger wel geweten heeft dat pas toor en dominee, hoeveel gebeden ze ook opzonden tot de Allerhoogste, geen gebroken been of een blin dedarmontsteking konden genezen, zo weet het nu ook wel dat zelfs al zouden huwelijkstrouw, ouderliefde, kinderliefde en eerbied voor de autoriteiten alleen maar op domme taboes berusten, er toch niet prettig geleefd kan worden in een maatschappij waar elke automobilist naar willekeur links of rechts mag rijden, waar iedereen iedereen straffeloos mag bestelen, bele digen. bedriegen en vermoorden' 'Wat de gods dienst betreft. God moge dood zijn, maar de godsdienst niet. zolang de Wet van Vique niet weerlegd is. die stelt. Een mens zonder-godsdienst, is als een vis zonder fiets W F Hermans Houten leeuwen en leeuwen van goud Geïllustreerd Bezige Bij/Amsterdam

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1979 | | pagina 20