3] (Fusie Bevelandse waterschappen is ingreep van bescheiden aard 8 Waterschapsfusie geeft flinke kostenverlaging BESTUUR TERNEUZENS MUSEUM WIL VESTIGING OP HET 'JAVA' Staten achter stuurgroep Verwarring rond de inbreng van staten PZC/ ig'S WILLEN NADERE CONCENTRATIE-STUDIE: Dijkgraaf mag blijven B. en w. denken aan voormalige stadhuis VQENSDAG 27 JUNI 1979 provincie OES/MIDDELBURG - Het college van gedeputeerde staten van Zeeland vindt een tusie tussen e waterschappen 'Noord-Beveland' en de 'Brede Watering van Zuid-Beveland' maar een ingreep van bescheiden aard in de bestaande waterschapsindeling in Noord- en Midden Zeeland. Gedepu- jerde staten vragen zich af of een dergelijke fusie voldoende is om tot een gezond waterschapsbe- stel te komen in Zeeland benoorden de Westerschelde. Dat, met name gelet op de ingrijpende veranderingen op waterstaatkundig gebied die zich rond 1985 in de provincie zullen voltrekken, get dagelijks bestuur van de provincie doelt daarbij op de afronding van het Deltaplan met de stormstuwcaissondam in de Oosterscheldemonding en de compartimentering in deze zee-arm. Momenteel zijn er in Zeeland benoor den de Westerschelde vijf van de negen Zeeuwse waterschappen en wel voor de volgende regio's: Zuid-Beveland (Brede fatering); Noord-Beveland; Walche- en; Schouwen-Duiveland; Tholen/Str >hllipsland, In de commissie ter bestu dering van het vraagstuk van een ver dergaande waterschapsconcentratie in loord- en Midden-Zeeland is voor zo- 'er tot nu toe bekend alleen de fusie lussen de twee Bevelandse water schappen aanbevolen. Het college van gedeputeerde staten is van mening dat op langere termijn een nadere studie nodig is om te kunnen beoordelen of er verder gefuseerd moet worden. Het samengaan van de Bevelandse wa arschappen hoeft volgens gedeputeer de staten niet aan een nadere studie onderworpen te worden, omdat de noodzaak ervan en de voordelen over duidelijk zijn: »door het waterschap Noord-Beveland 4 Vordt het hoogste geschot van alle Zeeuwse waterschappen geheven en door een fusie met Zuid-Beveland kan dat geschot verminderd worden; I de bestuurskosten van het water schap Noord-Beveland zijn, omgesla gen per hectare (over de zuiveringslas- ten reppen gedeputeerde staten niet), aanmerkelijk hoger dan die van de an dere betrokken waterschappen in Koord- en Midden-Zeeland; I het waterschap Noord-Beveland is bet kleinste waterschap in Zeeland be noorden de Westerschelde en de grootr tevan 8000 hectare is duidelijk te gering ide regering vindt 20.000 hectare het minste). „Uitgaande van een minimale ingreep lnhet waterschapsbestel in het gebied Koord- en Midden-Zeeland menen wij dat er voldoende redenen zijn het wa terschap Noord-Beveland het eerst in Waterschappen houden beweegredenen tot fusie nog geheim GOES-KORTGENE - De dagelijk se besturen van de waterschappen TS'oord-Beveland' en de 'Brede Wa tering van Zuid-Beveland' zijn niet bereid om de gegevens over de voorgenomen fusie tijdig openbaar te maken. Men wil daarmee wachten tot de algemene vergaderingen zich hebben uitge sproken over een samenvoeging (dat gebeurt overigens vandaag, woensdag, tijdens vergaderingen in Goes en Kortgene). Het geheim houden van de overwegingen die tot de aanbeveling 'fuseren is het beste' hebben geleid, is in strijd met de algemeen gebruikelijke gang van zaken. Het is namelijk gebruikelijk dat de gegevens voor openbare vergaderingen van de waterschappen tevoren openbaar worden gemaakt. Dijkgraaf G. J. de Jager van het wa terschap de 'Brede Wetering van Zuid-Beveland' liet desgevraagd weten dat hij tegen tijdige openbaarmaking was, vanwege de gevoeligheden die er rondom de samenvoeging heersen. Hij maakte duidelijk ook gebelgd te zijn over een artikel in de PZC, waarin de inwoners van Noord-Beveland zich eensgezind uitspraken tégen een opgaan in het Zuidbevelandse wa terschap. Mede gelet op de bezwa ren die er blijkens dat artikel be staan tegen een fusie, achtte de heer De Jager 'een discussie via de krant' ongewenst. Overigens bevatten de agenda stukken voor de twee water schapsvergaderingen geen nieuwe elementen. De gegevens zijn al in de afgelopen periode onder de aan dacht gebracht van de betrokken waterschapsbestuurders (in openbare vergaderingen, via openingswoorden van dijkgraaf De Jager en zijn Noordbevelandse collega S. J. van Langeraat). Het dagelijks bestuur van het water schap 'Noord-Beveland' stelt voor In te stemmen met een samenvoe ging van de Bevelandse water schappen per 1 januari 1980 en het dagelijks bestuur van het waters- schap de 'Brede Watering van Zuid-Beveland' doet hetzelfde. Aangetekend wordt dat gedepu teerde staten nog geen standpunt hebben bepaald aangaande de fu sie en dat derhalve nog niet is be slist welke voorstellen er aan pro vinciale staten zullen worden voor gelegd. Als zodanig kan dijkgraaf De Jager straks meebeslissen over zijn eigen toekomst: als statenlid voor hetr CDA praat hij mee over de 'handel en wandel' van de Zeeuwse waterschappen en daar toe behoort ook een eventuele fu- aanmerking te laten komen om bij een verdere waterschapsconcentratie te worden betrokken", aldus gedeputeer de staten. Naar de mening van het da gelijks bestuur van de provinice hoeft een dergelijke bundeling geen overwe gend nadelige gevolgenop te leveren voor wat betreft; de afstand bestuur/ bestuurden; het waterschapsper- soneel; de functiebetekenis van de wa- KORTGENE - Wanneer er een fusie tot stand komt tussen de waterschappen 'Noord-Beveland' en de 'Brede Wate ring van Zuid-Beveland', dan mag de huidige dijkgraaf van de 'Brede Wate ring', de heer G. J. de Jager uit Wemel- dinge, van het dagelijks bestuur van het Noordbevelandse waterschap aanblijven. Dit blijkt uit een notitie van het dagelijks bestuur van het wa terschap 'Noord-Beveland' aan de hoofdingelanden. De dagelijkse be stuurders vinden het 'voor de hand liggend' dat de huidige dijkgraaf (een baan die volgens de hogere ambtena rensalarissen betaald wordt) van de 'Brede Watering' ook dijkgraaf van het nieuw te vormen waterschap wordt. De visie van de Noordbevelandse wa terschapsbestuurders is Inmiddels on der de aandacht van het college van ge deputeerde staten van Zeeland en van de Zuidbevelandse dijkgraaf De Jager. Deze had zich overigens bereid ver klaard om tegelijk met de andere be stuursleden van de gefuseerde water schappen per 1 januari 1981 te vertrek ken. In een nota van het bureau water staat van de provinciale griffie wordt er al vanuit gegaan dat de heer De Jager aanblijft. In de nota staat namelijk dat bij een fusie de dijkgraaf van de 'Brede Watering' het heft in handen moet ne men. Het dagelijks bestuur van het water schap de 'Brede Watering' gaat in een notitie aan de hoofdingelanden over de voorgenomen fusie niet nader in op de positie van de 'eigen' dijkgraaf. Wel wordt uitvoerig melding gemaakt van de gedachte uitkeringsregeling voor de leden van de dagelijkse besturen van de twee waterschappen die door de fusie hun (betaalde) baan verliezen. Er wordt een afvloeiingsregeling in het vooruit zicht gesteld die gelijk is aan de tijd dat men waterschapsbestuurder is geweest (tenminste 2 en tenhoogste 6 jaar). De genen die bij hun aftreden 50 jaar zijn en tenminste 10 jaar waterschapsbe stuurder zijn geweest krijgen tot hun 65e jaar een uitkering. Het eerste jaar zal een bestuurder 80 percent krijgen, het tweedejaar 70% en vervolgens 60% van de-laatstgenoten wedde. terschapszetel voor de regio. „Daar naast zij vermekd dat er ten aanzien van de wijze van uitvoering van met name de waterbeheersingstaak en meer in het bijzonder van het slooton- derhoud, gelijkenis tussen de Beve landse waterschappen bestaat", beto gen gedeputeerde staten. „Bovendien zal bij realisering van de voorgenomen samenvoeging ook in bestuurlijk op zicht eenheid in het beleid met betrek king tot de zorg voor de instandhou ding van de oevers aan de zuidzijde van de Oosterschelde worden verkregen". Vacatures Onder meer vanwege enkele bestaan de vacatures in de personeelsbezetting van de twee Bevelandse waterschap pen, hebben gedeputeerde staten haast willen maken met de fusie. „Door de tot dusverre gevolgde versnelde pro cedure is de inspraak van de betrokke nen in het gedrang gekomen. Dit be treuren wij. Wij kunnen ons indenken dat de gevolgde gang van zaken bij het waterschap Noord-Beveland - en ook in de streek - minder gelukkig is over gekomen", stellen gedeputeerde sta ten. „Wij zijn ons ervan bewust dat ons streven om de samenvoeging reeds per 1 januari 1980 te doen ingaan, een bij zonder zware krachtsinspanning vergt van het met de voorbereiding en uit werking daarvan belaste personeel, zowel van de provincie als van de be trokken waterschappen". Het dagelijks bestuur van de provincie meldt een en ander in een brief aan het dagelijks bestuur van het waterschap 'Noord-Beveland'. De kritiek van dit waterschapsbestuur op de gevolgde gang van zaken wordt van de hand ge wezen. Nader overleg van het provin ciaal bestuur (met name door de eerstverantwoordelijke gedeputeerde A. L.van Geesbergen) met de algemene vergadering van het waterschap wordt van de hand gewezen. Ook wordt te gengesproken dat in de werkgroep on der leiding van de heer Van Geesbergen onvoldoende aandacht besteed zou zijn aan de zienswijze van het Noordbeve landse waterschapsbestuur. Gedepu teerde staten willen van een vertraging in de fusie niets weten, ook al omdat zulks in de gegeven situatie politiek in de staten van Zeeland niet haalbaar zou zijn. Mevr. J Boogerd - Quaak KORTGENE/GOES - Een fusie tussen de waterschappen 'Noord-Beveland' en de 'Brede Watering van Zuid-Beve land' zal vooral voor de inwoners van Noord-Beveland een kostenverlaging opleveren. Het bureau waterstaat van de provincie heeft het directe voordeel voor de ingelanden van Noord-Beve land bij een samenvoeging berekend op achttien gulden over 1980: een ge- schotsverlaging van 140 gulden (ge schot 1979) naar 122 gulden (geraand geschot 1980). Het geschot voor de in gelanden van Noord-Beveland moet in 1985 gebracht zijn op 99 gulden. In de - niet openbare - notitie van het provinciale bureau waterstaat (geda teerd 15 juni 1979) worden de voordelen van een fusie tussen de twee Beveland se waterschappen nog eens uitvoerig op een rij gezet. De hoofdingelanden van het waterschap 'Noord-Beveland' heb ben deze notitie van hun dagelijks be stuur toegezonden gekregen. Dijkgraaf C. J. de Jager van het waterschap de 'Brede Watering van Zuid-Beveland' deelde dinsdag desgevraagd mee dat 'zijn' hoofdingelanden deze provinciale notitie met de fusie-uitgangspunten niet gekregen hebben; hij achtte het voldoende dat de bestuurders van het Zuidbevelandse waterschap een korte toelichting in de bus vonden. Zoals eerder gemeld, wordt het door de provincie Zeeland (met name dus het bureau waterstaat van de provinciale griffie) wenselfjk geacht dat de fusie per 1 januari 1980 ingaat. Het jaar 1980 moet dan als een overgangsjaar worden beschouwd, waarna er pas vanaf 1981 sprake kan zijn van één waterschap Noord- en Zuid-Beveland, met als ves tigingsplaats Goes. Voor 1980 moeten de dagelijkse besturen van de twee wa terschappen optreden als een tijdelijk overgangsbestuur. Het definitief be stuur (vanaft 1981) moet bestaan uit 1 dijkgraaf, 10 gezworenen (5 ongebouwd, 2 gebouwd en 3 waterkwaliteit) en 50 hoofdingelanden (25 ongebouwd, 10 gebouwd, 15 waterkwaliteit). Bij de voorgestelde toekomstige bestuurssa menstelling wordt voortgeborduurd op de bestaande toestand, hetgeen wil zeggen dat de boeren het meeste te zeg gen moeten krijgen (de helft van de ze tels in de verschillende bestuursorga nen). Het toekomstige waterschap zal uiteindelijk 10 districten kunnen gaan omvatten. Het ligt in de bedoeling om de 50 nieuwe hoofdingelanden in de de finitieve samenstelling te doen verkie zen tegelijk met de eerstvolgende, eind 1980 in Zeeland te houden, periodieke verkiezingen van hoofdingelanden (overeenkomstig de bepalingen van het thans geldende algemeen Zeeuws wa- rerschapsreglement). Het is in zo n si tuatie niet noodzakelijk om aparte tus sentijdse verkiezingen te houden. Bezoldiging In de notitie van het provinciale bureau waterstaat wordt aangegeven dat de dijkgraaf van het waterschap 'Noord- Beveland' tijdens de overgangsperiode een bezoldiging krijgt, die gelijk is aan het salaris dat geldt voor een dijkgraaf op Noord-Beveland. De leden van de dagelijkse besturen van de beide wa terschappen, die als direct gevolg van de fUsie buitenspel komen te staan, moeten naar de mening van het bureau waterstaat een 'uitkering' krijgen. „In het algemeen gaan de gedachten uit naar een uitkeringsregeling in de zin van het door de unie van waterschap pen opgestelde model. Vaststelling van de uitkeringsregeling zou kunnen ge schieden door de algemene vergadering van het geconcentreerde waterschap, onder goedkeuring van gedeputeerde staten, dan wel door het provinciaal be stuur", aldus het bureau waterstaat. Met betrekking tot de personeelsaspec- ten worden er de nodige waarborgen voorgesteld, opdat de water schapsambtenaren geen nadelige ge volgen zullen ondervinden van een eventuele fusie. (Slot van pagina 1) „partcluiiere" vertegenwoordigers ge lijk te houden, zou dan ook de particu liere inbreng met twee leden moeten toenemen. „Het is van wezenlijk be lang, dat de politieke betrokkenheid vanaf het begin duidelijk is." vond de heer De Koene. Dat er negen gemeen telijke vertegenwoordigers m zitten, achtte hij te verdedigen met het oog op de betrokkenheid bij de welzijns planning van die kant.Het voorstel kreeg echter behalve van de PvdA al leen steun van de SGP; Het CDA bepleitte bij monde van mevrouw H. Remijn-De Badts aanvan kelijk de opzet van een soort „techni sche commissie", die vóór de stuurgroep de zaken aanpakt, de ver schillende deelplannen bundelt en waai' vertegenwoordigers van met na me het particulier intiatief deel van uitmaken. Daarbij zat voor de inbreng van met name de particuliere sector in de welzijnszorg te versterken, tegen de achtergrond van de CDA-visie, dat de taak van de overheid op het welzijn sterrein bestaat uit „het stimuleren van de eigen verantwoordelijkheid van de burgers en alleen zelf moet optreden als initiatieven uit de samenleving ontbre ken." WD-woordvoerder J.G. van Zwieten gaf de voorkeur in eerste instantie aan een zo klein en werkbaar mogelijke stuurgroep. De opvatting, dat de poli tiek er onmiddellijk bij moet zitten, be streed hij: „De stuurgroep moet analy seren en inventariseren. Dat is geen beleidsbepalende maar een puur uit- voerende taak. Pas na de inspraak en na de eerste ronde in de staten zal men met voorstellen moeten komen - maar beslissingen horen alleen te worden ge nomen op de plaats waar ze thuishoren: in de staten. He gaat in de stuurgroep niet om kwantiteit, maar om kwaliteit." Hij vond met name, dat de negen ge- meentel-jke vertegenwoordigers terug gebracht kunnen worden tot drie, één voor elke regio, en onderstreepte dat de inbreng van het particulier initiatief ligt bij de samenstelling van de ver schillende deelplannen, vóór ze in de stuurgroep komen. Gedeputeerde R. van Ommeren zegde namens het college in de beantwoor ding van de eerste ronde toe, dat gs bereid zijn het particulier initiatief een „extra" gelegenheid voor een in breng te geven. Dat kan naar de me ning van het college als de stuurgroep op een gegeven moment met een voor- ontwerp-welzijnsplan komt, dat ter discussie wordt gesteld bij een - nader exact te structureren - overleg met het particulier initiatief. De oplossing om in de procedure een „technische commissie" te schuiven vond hij, „wijkt fundementeel af van wat het college als een weloverwogen weg ziet" „De deelplannen worden aan de basis gemaakt," aldus de heer Van Ommeren, „daar komt het particulier initiatief voor honderd, nou achtenne gentig procent aan zijn trekken. Een technische commissie vóór de stuurgroep neemt zo'n belangrijk deel van de taak weg, dat het model van gs geweld wordt aangedaan en eigenlijk geheel wordt verlaten." Het CDA kon zich met de door gs voor gestane extra inbreng van het particu lier initiatief verenigen, en ook SGP en PvdA en D'66 hadden daar geen moeite mee. Datzelfde gold voor de visie van gs, dat negen gemeentelijke vertegen woordigers in de stuurgroep de voor keur verdienen boven drie. Daarbij on derstreepte de heer Van Ommeren, dat in de Zeeuwse situatie vooral de in breng van de kleine en kleinere ge meenten in het gedrang zou kunnen komen: bij drie vertegenwoordigers Noord-Zeeland, Midden-Zeeland en Z-Vlaanderen verwachtte hij, dat de ze tels naar de grote gemeenten zullen gaan. Gedeputeerde staten - reageer den positief op het voorstel van het CDA om de stuurgroep te beschouwen als een „commissie ex artikel 65 van de provinciewet", en men was bereid om presentiegelden te geven aan die leden, die „inkomsten derven Daarin kon den alle fracties zich vinden. Na de toezeggingen van de gedeputeer de liet de CDA-fractie haar voorstel voor de „technische commissie" vallen. Omdat het naar zijn mening in de sta ten „niet haalbaar" was, maakte ook de heer Van Zwieten geen voorstel van de WD-visie om de struugroep te beper ken tot zestien leden; alleen D'66 steunde de opvatting, dat die groep „niette groot moet worden", zo bleek in de eerste ronde uit de woorden van me vrouw Boogerd. Op opmerkingen uit de staten rond de procedure voor de welzijnsplanning gaf gedeputeerde Van Ommeren verder onder meer aan: dat gs het eens zijn met de door PvdA en CDA geopperde gedachte, dat het welzijnplan 'breed' moet worden opge- dat het college - op verzoek van D'66 en de PvdA - met de gemeenten de openbaarheid van het periodieke overleg tussen gs en de gemeentebestu ren aan de orde zal stellen „Maar dat is vanwege de betrokkenheid van die kant wel een zaak, waarover ook de ge meenten gehoord moeten worden zei h«; dat er zeker sprake zal moeten zijn van personeelsuitbreiding om de hele welzijnsplanning te begeleiden, maar dat het nog 'koffiedik' kijken is waar en in welke omvang die uitbreiding gestal te moet krijgen, dat bij de inspraak voorzit om een zo groot mogelijk deel van de bevolking te betrekken en dat daarbij - dringend verzoek van D'66 - ook het-opbouwwerk een duidelijke rol zal spelen. Vrees Met name mevrouw J. Boogerd-Quaak (D'66) sprak op het stuk van de in spraak de vrees uit, dat met name ambtenaren, beleidsvoorbereiders en de politici het beleid gaan bepalen, „terwijl de bevolking en de gebruikers van de welzijnsvoorzieningen er niet aan te pas komen". Zij vond dat in de inspraakprocedure de schakel van het opbouwwerk ontbreekt en betoogde, dat daartoe de opzet van een raad of een beraad voor het opbouwwerk van bovenregionaal kaliber wenselijk is. „Juist deze voorziening kan een bij drage leveren aan de voorwaarden om tot democratisering van de inbreng van de bevolking en gebruikers te ko men", zei zij. Omdat hij de inbreng van het opbouwwerk 'een vanzelfspre kende zaak' vond, die de aandacht van gs krijgt had de heer Van Ommeren geen behoefte aan een moetie. waarin een 'raad voor het opbouwwerk' werd vastgelegd. Wel werd vanuit de andere fracties betoogd, dat men die intentie zinvol vond. De heer A. J. de Koene (pvda) wees erop dat er via de stichting Zeeland wordt gewerkt aan de voorbe reiding van een dergelijke raad voor het opbouwwerk. MIDDELBURG - In de Zeeuwse staten is dinsdagmiddag enige verwarring ontstaan over de vraag hoe de inbreng vanuit de staten moet zijn in de stuurgroep voor de welzijnsplanning. Met name speelde daarbij de vraag welke fracties in die stuurgroep verte genwoordigd moeten zijn. Tot een uit spraak daarover kwam het dinsdag niet. Toen de „kruitdamp" was opge trokken, was duidelijk, dat de staten die vertegenwoordigers „in vrijheid" kunnen kiezen. De aanzet voor de verwarring lag In een suggestie, die in de eerste ronde van het debat over de welzijnsplanning was ge daan door mevrouw H. Remijn-De Badts (cda). Zij liet weten, dat het CDA iets te zeggen vond voor de gedachte, dat de drie statenleden zouden kunnen TERNEUZEN - Dit najaar verschijnt een nota, waarin B. en W. van Terneu- zen aangeven op welke wijze de huis vestingsproblemen van het Terneu- zens Museum kunnen worden opge lost. Die oplossing zal vermoedelijk worden gevonden in het voormalige stadhuis in de Noordstraat. Don derdagavond beslist de gemeenteraad over de aankoop van het pand, dat in '73 voor 135.000 gulden werd verkocht aan een exploitatiemaatschappij en nu voor ruim twee ton wordt terugge kocht. Het museumbestuur voelt weinig voor de huisvesting in het oude stadhuis. Voorzitter W. de Zeeuw: „Het is duide lijk dat we weg moeten uit de Bur gemeester Geillstraat. Het museum ligt daar helemaal buiten de route, buiten de loopliinen en dat is aan het be zoekersaantal te merken. Bovendien zijn we daar veel te klein behuisd, Ook het oude stadhuis of een paar oude pandjes aan de Markt - want ook dat wordt als een alternatief gezien - bieden geen oplossing". Het museumbestuur vindt dat het mu seum eigenlijk thuishoort in het 'cul- tuurblok', dat aan de Oostkolk wordt gerealiseerd. Het gloednieuwe biblio theekgebouw zal, als alles volgens plan verloopt, worden uitgebreid met ruim ten die bestemd zijn voor de muziek school en kunstzinnige vorming. Voor zitter De Zeeuw van het Terneuzens museum „Volgens ons ligt daar de op lossing. Een vestiging op het Java, bij de bibliotheek, lijkt ons het aantrek kelijkst. Het zal weliswaar een uitgave van vele tonnen vergen, maar dat geld ben je ook kwijt op het moment datje besluit in het oude stadhuis te trekken. Bovendien heb je dan een onderkomen dat toch eigenlijk direct alweer te klein is'. In een nota, die aan het gemeentebe stuur van Terneuzen werd aangeboden, ontvouwt het museumbestuur een driejarenplan. In die nota wordt ook de huidige situatie onder de loep geno men. Het museum in de Burgemeester Het Terneuzens Museum aan de Burgemeester Geillstraat te Terneuzen Geillstraat werd in januari '74 geopend. Vanaf dat moment was men bij het rangschikken en inventariseren van de collectie, het in tact houden ervan en bij het ontwerpen, verzamelen, transpor teren, inrichten en educatief begeleiden van de tentoonstellingen vooral aan gewezen op vrijwilligers. „Het zal duidelijk zijn dat deze situatie de con tinuïteit niet kan garanderen en er der halve door tijdgebrek lacunes zijn ont staan in het tentoonstellingspro gramma in de kwaliteit van het gebo- dene, de vormgeving en presentatie, de educatieve ondersteuning, de voorlich ting en publiciteit en dergelijke", schrijft het museumbestuur. „Het mu seum is op een punt aangekomen waar het scherp voor ogen heeft gekregen dat aan de genoemde beperkingen iets ge daan moet worden, wil de zeker am bitieuze, vroeger gemaakte, maar ons inziens nog steeds relevante beleids keuze enige overlevingskans hebben. Anders gezegd, het is een kwestie van doorgaan of stoppen". Historisch Over de nieuwe huisvesting merkt het bestuur in de nota onder meer op: „Er dient een adequate huisvesting te ko men, waarbij aangetekend kan wor den dat een historisch pand niet per definitie een geschikt pand is. De ge schiktheid van een accommodatie wordt door andere criteria gevormd". Men heeft uitgerekend dat een nieuwe accommodatie een oppervlakte van minimaal 700 vierkante meter dient te beslaan. Een belangrijk deel van het museum moet worden gereserveerd voor een scheepvaartkamer. Daarnaast wil het bestuur 200 vierkante meter vrijhouden voor wisseltentoonstellin gen. terwijl de hoerenkamer 50 vierkan te meter in beslag neemt. Voor de fos sielen is 25 vierkante meter uitgetrok ken. Voorzitter De Zeeuw: „De keuze voor de scheepvaart lijkt me zeer logisch. Voor de Temeuzense gemeenschap is de re latie met de zee door de eeuwen heen steeds sterk en hevig geweest. Elders in Zeeuwsch-Vlaanderen wordt, als het om de agrarische sector gaat, al vol doende getoond. Laten wij ons dan op de scheepvaart richten". Het meerja renplan moet in '81 worden afgerond. De personeelssterkte moet dan op drie man zijn gebracht Wethouder drs. A. J. Rekveld (culturele zaken) in een reactie op de museumno ta: „Omdat het museumbestuur haast wil maken, heeft het college besloten in september of oktober met een nota te komen. Wat daarin staat, kan ik nog niet zeggen Er wordt nog aan gewerkt. Een mogelijke oplossing - en misschien moet je dat zien als een tijdelijke - is misschien te vinden ln het oude stad huis. Naar dat is slechts een van de mo gelijkheden". komen uit de fracties, die geen gedepu teerde aan de stuurgroep leveren. Na mens gs zouden daar de heren R. van Ommeren (sgp) en mr. J.P. Boersma (pvda) zitting in kunnen hebben. WD, CDA en D'66 zitten er niet in. De heer Van Ommeren liet 's morgens bij zijn beantwoording - bij afwezigheid van mr. Boersma - weten, dat de gs-le- den in die stuurgroep namens het da gelijks provinciebestuur zitten. Hij verklaarde het wel mogelijk te achten, dat de gs-leden uit die stuurgroep naar hun fracties informatie terugspelen. „Die mening wordt gedeeld in het col lege." zei hijHij liet zich niet uit over de vraag uit welke fracties de statenleden zouden moeten komen. Met de formulering van het CDA, dat er geen bezwaar hoeft te zijn tegen de „te rugkoppel''-functie van de beide gs-le den in de stuurgroep naar hun fractie, ook al zitten ze daar in een andere kwa liteit. had de heer Boersma - 's middags ter vergadering - moeite. „Ik zou geen enkele moeite hebben gehad met de benoemin g van drie statenleden in de stuurgroep, ondanks het feit, dat de PvdA-fractie voor vijf vertegenwoordi gers pleit.'zei hij. „Maar het feit, dat de heer Van Ommeren en ik een bepaalde politieke klein- hebben, betekent niet, dat we er namens de fractie zitten. Onze kwaliteit daar is als lid van het college, niet als lid van de fractie. Nu ik zo mijn eigen fractie in de stuurgroep buiten spel zou moeten plaatsen, zie ik me ge noodzaakt om - met. gevoelens van spijt - voor vijf statenleden in de stuurgroep te kiezen, uit elke fractie één." Daarbij kondigde hij aan het voorstel van de PvdA te steunen, die vijf statenleden in de stuurgroep wilde laten benoemen. Stemverklaring Daarop vroeg het CDA schorsing aan voor nader beraad, waarop vervolgens mevrouw Remijn-De Badts (cda) be toogde: „De stemverklaring van een van de gs-leden verbaast ons ln hoge mate. Onze suggestie voor de verte genwoordiging vanuit de staten ln de stuurgroep is door het college niet overgenomen. In tweede termijn heb ben we die niet hard gemaakt. Ik ben er teleurgesteld over, dat op die manier de solidariteit in het college zoek is." Boersma: „As de zaak dus op een mis verstand berust, steun ik dus het voor stel van het college voor drie vertegen woordigers in de stuurgroep uit de sta ten. Maar dan is duidelijk, dat de stateb die drie leden in volle vrijheid kunnen benoemen." Waarna het PvdA-voorstel om de sta ten vijf leden in de stuurgroep te geven, werd verworpen, met alleen de fracties van PvdA en SGP - zonder gedeputeer den - voor. Daarna werd het voorstel van gs - drie leden uit de staten ln de stuurgroep - aangenomen. D'66 was te gen beide voorstellen, omdat men een kleine, nietrpolitiekestuurgroep wiL

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1979 | | pagina 9