3]
(Fusie Bevelandse waterschappen
is ingreep van bescheiden aard
8
Waterschapsfusie geeft
flinke kostenverlaging
BESTUUR TERNEUZENS MUSEUM
WIL VESTIGING OP HET 'JAVA'
Staten achter stuurgroep
Verwarring rond de
inbreng van staten
PZC/
ig'S WILLEN NADERE CONCENTRATIE-STUDIE:
Dijkgraaf mag blijven
B. en w. denken aan voormalige stadhuis
VQENSDAG 27 JUNI 1979
provincie
OES/MIDDELBURG - Het college van gedeputeerde staten van Zeeland vindt een tusie tussen
e waterschappen 'Noord-Beveland' en de 'Brede Watering van Zuid-Beveland' maar een ingreep
van bescheiden aard in de bestaande waterschapsindeling in Noord- en Midden Zeeland. Gedepu-
jerde staten vragen zich af of een dergelijke fusie voldoende is om tot een gezond waterschapsbe-
stel te komen in Zeeland benoorden de Westerschelde. Dat, met name gelet op de ingrijpende
veranderingen op waterstaatkundig gebied die zich rond 1985 in de provincie zullen voltrekken,
get dagelijks bestuur van de provincie doelt daarbij op de afronding van het Deltaplan met de
stormstuwcaissondam in de Oosterscheldemonding en de compartimentering in deze zee-arm.
Momenteel zijn er in Zeeland benoor
den de Westerschelde vijf van de negen
Zeeuwse waterschappen en wel voor de
volgende regio's: Zuid-Beveland (Brede
fatering); Noord-Beveland; Walche-
en; Schouwen-Duiveland; Tholen/Str
>hllipsland, In de commissie ter bestu
dering van het vraagstuk van een ver
dergaande waterschapsconcentratie in
loord- en Midden-Zeeland is voor zo-
'er tot nu toe bekend alleen de fusie
lussen de twee Bevelandse water
schappen aanbevolen. Het college van
gedeputeerde staten is van mening dat
op langere termijn een nadere studie
nodig is om te kunnen beoordelen of er
verder gefuseerd moet worden.
Het samengaan van de Bevelandse wa
arschappen hoeft volgens gedeputeer
de staten niet aan een nadere studie
onderworpen te worden, omdat de
noodzaak ervan en de voordelen over
duidelijk zijn:
»door het waterschap Noord-Beveland
4 Vordt het hoogste geschot van alle
Zeeuwse waterschappen geheven en
door een fusie met Zuid-Beveland kan
dat geschot verminderd worden;
I de bestuurskosten van het water
schap Noord-Beveland zijn, omgesla
gen per hectare (over de zuiveringslas-
ten reppen gedeputeerde staten niet),
aanmerkelijk hoger dan die van de an
dere betrokken waterschappen in
Koord- en Midden-Zeeland;
I het waterschap Noord-Beveland is
bet kleinste waterschap in Zeeland be
noorden de Westerschelde en de grootr
tevan 8000 hectare is duidelijk te gering
ide regering vindt 20.000 hectare het
minste).
„Uitgaande van een minimale ingreep
lnhet waterschapsbestel in het gebied
Koord- en Midden-Zeeland menen wij
dat er voldoende redenen zijn het wa
terschap Noord-Beveland het eerst in
Waterschappen
houden
beweegredenen tot
fusie nog geheim
GOES-KORTGENE - De dagelijk
se besturen van de waterschappen
TS'oord-Beveland' en de 'Brede Wa
tering van Zuid-Beveland' zijn
niet bereid om de gegevens over de
voorgenomen fusie tijdig
openbaar te maken. Men wil
daarmee wachten tot de algemene
vergaderingen zich hebben uitge
sproken over een samenvoeging
(dat gebeurt overigens vandaag,
woensdag, tijdens vergaderingen
in Goes en Kortgene). Het geheim
houden van de overwegingen die
tot de aanbeveling 'fuseren is het
beste' hebben geleid, is in strijd
met de algemeen gebruikelijke
gang van zaken. Het is namelijk
gebruikelijk dat de gegevens voor
openbare vergaderingen van de
waterschappen tevoren openbaar
worden gemaakt.
Dijkgraaf G. J. de Jager van het wa
terschap de 'Brede Wetering van
Zuid-Beveland' liet desgevraagd
weten dat hij tegen tijdige
openbaarmaking was, vanwege de
gevoeligheden die er rondom de
samenvoeging heersen. Hij maakte
duidelijk ook gebelgd te zijn over
een artikel in de PZC, waarin de
inwoners van Noord-Beveland zich
eensgezind uitspraken tégen een
opgaan in het Zuidbevelandse wa
terschap. Mede gelet op de bezwa
ren die er blijkens dat artikel be
staan tegen een fusie, achtte de
heer De Jager 'een discussie via de
krant' ongewenst.
Overigens bevatten de agenda
stukken voor de twee water
schapsvergaderingen geen nieuwe
elementen. De gegevens zijn al in
de afgelopen periode onder de aan
dacht gebracht van de betrokken
waterschapsbestuurders (in
openbare vergaderingen, via
openingswoorden van dijkgraaf De
Jager en zijn Noordbevelandse
collega S. J. van Langeraat). Het
dagelijks bestuur van het water
schap 'Noord-Beveland' stelt voor
In te stemmen met een samenvoe
ging van de Bevelandse water
schappen per 1 januari 1980 en het
dagelijks bestuur van het waters-
schap de 'Brede Watering van
Zuid-Beveland' doet hetzelfde.
Aangetekend wordt dat gedepu
teerde staten nog geen standpunt
hebben bepaald aangaande de fu
sie en dat derhalve nog niet is be
slist welke voorstellen er aan pro
vinciale staten zullen worden voor
gelegd. Als zodanig kan dijkgraaf
De Jager straks meebeslissen over
zijn eigen toekomst: als statenlid
voor hetr CDA praat hij mee over
de 'handel en wandel' van de
Zeeuwse waterschappen en daar
toe behoort ook een eventuele fu-
aanmerking te laten komen om bij een
verdere waterschapsconcentratie te
worden betrokken", aldus gedeputeer
de staten. Naar de mening van het da
gelijks bestuur van de provinice hoeft
een dergelijke bundeling geen overwe
gend nadelige gevolgenop te leveren
voor wat betreft; de afstand bestuur/
bestuurden; het waterschapsper-
soneel; de functiebetekenis van de wa-
KORTGENE - Wanneer er een fusie tot
stand komt tussen de waterschappen
'Noord-Beveland' en de 'Brede Wate
ring van Zuid-Beveland', dan mag de
huidige dijkgraaf van de 'Brede Wate
ring', de heer G. J. de Jager uit Wemel-
dinge, van het dagelijks bestuur van
het Noordbevelandse waterschap
aanblijven. Dit blijkt uit een notitie
van het dagelijks bestuur van het wa
terschap 'Noord-Beveland' aan de
hoofdingelanden. De dagelijkse be
stuurders vinden het 'voor de hand
liggend' dat de huidige dijkgraaf (een
baan die volgens de hogere ambtena
rensalarissen betaald wordt) van de
'Brede Watering' ook dijkgraaf van het
nieuw te vormen waterschap wordt.
De visie van de Noordbevelandse wa
terschapsbestuurders is Inmiddels on
der de aandacht van het college van ge
deputeerde staten van Zeeland en van
de Zuidbevelandse dijkgraaf De Jager.
Deze had zich overigens bereid ver
klaard om tegelijk met de andere be
stuursleden van de gefuseerde water
schappen per 1 januari 1981 te vertrek
ken. In een nota van het bureau water
staat van de provinciale griffie wordt er
al vanuit gegaan dat de heer De Jager
aanblijft. In de nota staat namelijk dat
bij een fusie de dijkgraaf van de 'Brede
Watering' het heft in handen moet ne
men.
Het dagelijks bestuur van het water
schap de 'Brede Watering' gaat in een
notitie aan de hoofdingelanden over de
voorgenomen fusie niet nader in op de
positie van de 'eigen' dijkgraaf. Wel
wordt uitvoerig melding gemaakt van
de gedachte uitkeringsregeling voor de
leden van de dagelijkse besturen van de
twee waterschappen die door de fusie
hun (betaalde) baan verliezen. Er wordt
een afvloeiingsregeling in het vooruit
zicht gesteld die gelijk is aan de tijd dat
men waterschapsbestuurder is geweest
(tenminste 2 en tenhoogste 6 jaar). De
genen die bij hun aftreden 50 jaar zijn en
tenminste 10 jaar waterschapsbe
stuurder zijn geweest krijgen tot hun
65e jaar een uitkering. Het eerste jaar
zal een bestuurder 80 percent krijgen,
het tweedejaar 70% en vervolgens 60%
van de-laatstgenoten wedde.
terschapszetel voor de regio. „Daar
naast zij vermekd dat er ten aanzien
van de wijze van uitvoering van met
name de waterbeheersingstaak en
meer in het bijzonder van het slooton-
derhoud, gelijkenis tussen de Beve
landse waterschappen bestaat", beto
gen gedeputeerde staten. „Bovendien
zal bij realisering van de voorgenomen
samenvoeging ook in bestuurlijk op
zicht eenheid in het beleid met betrek
king tot de zorg voor de instandhou
ding van de oevers aan de zuidzijde van
de Oosterschelde worden verkregen".
Vacatures
Onder meer vanwege enkele bestaan
de vacatures in de personeelsbezetting
van de twee Bevelandse waterschap
pen, hebben gedeputeerde staten haast
willen maken met de fusie. „Door de
tot dusverre gevolgde versnelde pro
cedure is de inspraak van de betrokke
nen in het gedrang gekomen. Dit be
treuren wij. Wij kunnen ons indenken
dat de gevolgde gang van zaken bij het
waterschap Noord-Beveland - en ook
in de streek - minder gelukkig is over
gekomen", stellen gedeputeerde sta
ten. „Wij zijn ons ervan bewust dat ons
streven om de samenvoeging reeds per
1 januari 1980 te doen ingaan, een bij
zonder zware krachtsinspanning vergt
van het met de voorbereiding en uit
werking daarvan belaste personeel,
zowel van de provincie als van de be
trokken waterschappen".
Het dagelijks bestuur van de provincie
meldt een en ander in een brief aan het
dagelijks bestuur van het waterschap
'Noord-Beveland'. De kritiek van dit
waterschapsbestuur op de gevolgde
gang van zaken wordt van de hand ge
wezen. Nader overleg van het provin
ciaal bestuur (met name door de
eerstverantwoordelijke gedeputeerde
A. L.van Geesbergen) met de algemene
vergadering van het waterschap wordt
van de hand gewezen. Ook wordt te
gengesproken dat in de werkgroep on
der leiding van de heer Van Geesbergen
onvoldoende aandacht besteed zou zijn
aan de zienswijze van het Noordbeve
landse waterschapsbestuur. Gedepu
teerde staten willen van een vertraging
in de fusie niets weten, ook al omdat
zulks in de gegeven situatie politiek in
de staten van Zeeland niet haalbaar
zou zijn.
Mevr. J Boogerd - Quaak
KORTGENE/GOES - Een fusie tussen
de waterschappen 'Noord-Beveland'
en de 'Brede Watering van Zuid-Beve
land' zal vooral voor de inwoners van
Noord-Beveland een kostenverlaging
opleveren. Het bureau waterstaat van
de provincie heeft het directe voordeel
voor de ingelanden van Noord-Beve
land bij een samenvoeging berekend
op achttien gulden over 1980: een ge-
schotsverlaging van 140 gulden (ge
schot 1979) naar 122 gulden (geraand
geschot 1980). Het geschot voor de in
gelanden van Noord-Beveland moet in
1985 gebracht zijn op 99 gulden.
In de - niet openbare - notitie van het
provinciale bureau waterstaat (geda
teerd 15 juni 1979) worden de voordelen
van een fusie tussen de twee Beveland
se waterschappen nog eens uitvoerig op
een rij gezet. De hoofdingelanden van
het waterschap 'Noord-Beveland' heb
ben deze notitie van hun dagelijks be
stuur toegezonden gekregen. Dijkgraaf
C. J. de Jager van het waterschap de
'Brede Watering van Zuid-Beveland'
deelde dinsdag desgevraagd mee dat
'zijn' hoofdingelanden deze provinciale
notitie met de fusie-uitgangspunten
niet gekregen hebben; hij achtte het
voldoende dat de bestuurders van het
Zuidbevelandse waterschap een korte
toelichting in de bus vonden.
Zoals eerder gemeld, wordt het door de
provincie Zeeland (met name dus het
bureau waterstaat van de provinciale
griffie) wenselfjk geacht dat de fusie per
1 januari 1980 ingaat. Het jaar 1980
moet dan als een overgangsjaar worden
beschouwd, waarna er pas vanaf 1981
sprake kan zijn van één waterschap
Noord- en Zuid-Beveland, met als ves
tigingsplaats Goes. Voor 1980 moeten
de dagelijkse besturen van de twee wa
terschappen optreden als een tijdelijk
overgangsbestuur. Het definitief be
stuur (vanaft 1981) moet bestaan uit 1
dijkgraaf, 10 gezworenen (5 ongebouwd,
2 gebouwd en 3 waterkwaliteit) en 50
hoofdingelanden (25 ongebouwd, 10
gebouwd, 15 waterkwaliteit). Bij de
voorgestelde toekomstige bestuurssa
menstelling wordt voortgeborduurd op
de bestaande toestand, hetgeen wil
zeggen dat de boeren het meeste te zeg
gen moeten krijgen (de helft van de ze
tels in de verschillende bestuursorga
nen). Het toekomstige waterschap zal
uiteindelijk 10 districten kunnen gaan
omvatten. Het ligt in de bedoeling om
de 50 nieuwe hoofdingelanden in de de
finitieve samenstelling te doen verkie
zen tegelijk met de eerstvolgende, eind
1980 in Zeeland te houden, periodieke
verkiezingen van hoofdingelanden
(overeenkomstig de bepalingen van het
thans geldende algemeen Zeeuws wa-
rerschapsreglement). Het is in zo n si
tuatie niet noodzakelijk om aparte tus
sentijdse verkiezingen te houden.
Bezoldiging
In de notitie van het provinciale bureau
waterstaat wordt aangegeven dat de
dijkgraaf van het waterschap 'Noord-
Beveland' tijdens de overgangsperiode
een bezoldiging krijgt, die gelijk is aan
het salaris dat geldt voor een dijkgraaf
op Noord-Beveland. De leden van de
dagelijkse besturen van de beide wa
terschappen, die als direct gevolg van
de fUsie buitenspel komen te staan,
moeten naar de mening van het bureau
waterstaat een 'uitkering' krijgen. „In
het algemeen gaan de gedachten uit
naar een uitkeringsregeling in de zin
van het door de unie van waterschap
pen opgestelde model. Vaststelling van
de uitkeringsregeling zou kunnen ge
schieden door de algemene vergadering
van het geconcentreerde waterschap,
onder goedkeuring van gedeputeerde
staten, dan wel door het provinciaal be
stuur", aldus het bureau waterstaat.
Met betrekking tot de personeelsaspec-
ten worden er de nodige waarborgen
voorgesteld, opdat de water
schapsambtenaren geen nadelige ge
volgen zullen ondervinden van een
eventuele fusie.
(Slot van pagina 1)
„partcluiiere" vertegenwoordigers ge
lijk te houden, zou dan ook de particu
liere inbreng met twee leden moeten
toenemen. „Het is van wezenlijk be
lang, dat de politieke betrokkenheid
vanaf het begin duidelijk is." vond de
heer De Koene. Dat er negen gemeen
telijke vertegenwoordigers m zitten,
achtte hij te verdedigen met het oog op
de betrokkenheid bij de welzijns
planning van die kant.Het voorstel
kreeg echter behalve van de PvdA al
leen steun van de SGP;
Het CDA bepleitte bij monde van
mevrouw H. Remijn-De Badts aanvan
kelijk de opzet van een soort „techni
sche commissie", die vóór de
stuurgroep de zaken aanpakt, de ver
schillende deelplannen bundelt en
waai' vertegenwoordigers van met na
me het particulier intiatief deel van
uitmaken. Daarbij zat voor de inbreng
van met name de particuliere sector in
de welzijnszorg te versterken, tegen de
achtergrond van de CDA-visie, dat de
taak van de overheid op het welzijn
sterrein bestaat uit „het stimuleren van
de eigen verantwoordelijkheid van de
burgers en alleen zelf moet optreden als
initiatieven uit de samenleving ontbre
ken."
WD-woordvoerder J.G. van Zwieten
gaf de voorkeur in eerste instantie aan
een zo klein en werkbaar mogelijke
stuurgroep. De opvatting, dat de poli
tiek er onmiddellijk bij moet zitten, be
streed hij: „De stuurgroep moet analy
seren en inventariseren. Dat is geen
beleidsbepalende maar een puur uit-
voerende taak. Pas na de inspraak en
na de eerste ronde in de staten zal men
met voorstellen moeten komen - maar
beslissingen horen alleen te worden ge
nomen op de plaats waar ze thuishoren:
in de staten. He gaat in de stuurgroep
niet om kwantiteit, maar om kwaliteit."
Hij vond met name, dat de negen ge-
meentel-jke vertegenwoordigers terug
gebracht kunnen worden tot drie, één
voor elke regio, en onderstreepte dat de
inbreng van het particulier initiatief
ligt bij de samenstelling van de ver
schillende deelplannen, vóór ze in de
stuurgroep komen.
Gedeputeerde R. van Ommeren zegde
namens het college in de beantwoor
ding van de eerste ronde toe, dat gs
bereid zijn het particulier initiatief
een „extra" gelegenheid voor een in
breng te geven. Dat kan naar de me
ning van het college als de stuurgroep
op een gegeven moment met een voor-
ontwerp-welzijnsplan komt, dat ter
discussie wordt gesteld bij een - nader
exact te structureren - overleg met het
particulier initiatief.
De oplossing om in de procedure een
„technische commissie" te schuiven
vond hij, „wijkt fundementeel af van
wat het college als een weloverwogen
weg ziet" „De deelplannen worden aan
de basis gemaakt," aldus de heer Van
Ommeren, „daar komt het particulier
initiatief voor honderd, nou achtenne
gentig procent aan zijn trekken. Een
technische commissie vóór de
stuurgroep neemt zo'n belangrijk deel
van de taak weg, dat het model van gs
geweld wordt aangedaan en eigenlijk
geheel wordt verlaten."
Het CDA kon zich met de door gs voor
gestane extra inbreng van het particu
lier initiatief verenigen, en ook SGP en
PvdA en D'66 hadden daar geen moeite
mee. Datzelfde gold voor de visie van
gs, dat negen gemeentelijke vertegen
woordigers in de stuurgroep de voor
keur verdienen boven drie. Daarbij on
derstreepte de heer Van Ommeren, dat
in de Zeeuwse situatie vooral de in
breng van de kleine en kleinere ge
meenten in het gedrang zou kunnen
komen: bij drie vertegenwoordigers
Noord-Zeeland, Midden-Zeeland en
Z-Vlaanderen verwachtte hij, dat de ze
tels naar de grote gemeenten zullen
gaan. Gedeputeerde staten - reageer
den positief op het voorstel van het
CDA om de stuurgroep te beschouwen
als een „commissie ex artikel 65 van de
provinciewet", en men was bereid om
presentiegelden te geven aan die leden,
die „inkomsten derven Daarin kon
den alle fracties zich vinden.
Na de toezeggingen van de gedeputeer
de liet de CDA-fractie haar voorstel
voor de „technische commissie" vallen.
Omdat het naar zijn mening in de sta
ten „niet haalbaar" was, maakte ook de
heer Van Zwieten geen voorstel van de
WD-visie om de struugroep te beper
ken tot zestien leden; alleen D'66
steunde de opvatting, dat die groep
„niette groot moet worden", zo bleek in
de eerste ronde uit de woorden van me
vrouw Boogerd.
Op opmerkingen uit de staten rond de
procedure voor de welzijnsplanning gaf
gedeputeerde Van Ommeren verder
onder meer aan:
dat gs het eens zijn met de door PvdA
en CDA geopperde gedachte, dat het
welzijnplan 'breed' moet worden opge-
dat het college - op verzoek van D'66
en de PvdA - met de gemeenten de
openbaarheid van het periodieke
overleg tussen gs en de gemeentebestu
ren aan de orde zal stellen „Maar dat is
vanwege de betrokkenheid van die
kant wel een zaak, waarover ook de ge
meenten gehoord moeten worden zei
h«;
dat er zeker sprake zal moeten zijn
van personeelsuitbreiding om de hele
welzijnsplanning te begeleiden, maar
dat het nog 'koffiedik' kijken is waar en
in welke omvang die uitbreiding gestal
te moet krijgen,
dat bij de inspraak voorzit om een zo
groot mogelijk deel van de bevolking te
betrekken en dat daarbij - dringend
verzoek van D'66 - ook het-opbouwwerk
een duidelijke rol zal spelen.
Vrees
Met name mevrouw J. Boogerd-Quaak
(D'66) sprak op het stuk van de in
spraak de vrees uit, dat met name
ambtenaren, beleidsvoorbereiders en
de politici het beleid gaan bepalen,
„terwijl de bevolking en de gebruikers
van de welzijnsvoorzieningen er niet
aan te pas komen". Zij vond dat in de
inspraakprocedure de schakel van het
opbouwwerk ontbreekt en betoogde,
dat daartoe de opzet van een raad of
een beraad voor het opbouwwerk van
bovenregionaal kaliber wenselijk is.
„Juist deze voorziening kan een bij
drage leveren aan de voorwaarden om
tot democratisering van de inbreng
van de bevolking en gebruikers te ko
men", zei zij. Omdat hij de inbreng van
het opbouwwerk 'een vanzelfspre
kende zaak' vond, die de aandacht van
gs krijgt had de heer Van Ommeren
geen behoefte aan een moetie. waarin
een 'raad voor het opbouwwerk' werd
vastgelegd. Wel werd vanuit de andere
fracties betoogd, dat men die intentie
zinvol vond. De heer A. J. de Koene
(pvda) wees erop dat er via de stichting
Zeeland wordt gewerkt aan de voorbe
reiding van een dergelijke raad voor
het opbouwwerk.
MIDDELBURG - In de Zeeuwse staten
is dinsdagmiddag enige verwarring
ontstaan over de vraag hoe de inbreng
vanuit de staten moet zijn in de
stuurgroep voor de welzijnsplanning.
Met name speelde daarbij de vraag
welke fracties in die stuurgroep verte
genwoordigd moeten zijn. Tot een uit
spraak daarover kwam het dinsdag
niet. Toen de „kruitdamp" was opge
trokken, was duidelijk, dat de staten
die vertegenwoordigers „in vrijheid"
kunnen kiezen.
De aanzet voor de verwarring lag In een
suggestie, die in de eerste ronde van het
debat over de welzijnsplanning was ge
daan door mevrouw H. Remijn-De
Badts (cda). Zij liet weten, dat het CDA
iets te zeggen vond voor de gedachte,
dat de drie statenleden zouden kunnen
TERNEUZEN - Dit najaar verschijnt
een nota, waarin B. en W. van Terneu-
zen aangeven op welke wijze de huis
vestingsproblemen van het Terneu-
zens Museum kunnen worden opge
lost. Die oplossing zal vermoedelijk
worden gevonden in het voormalige
stadhuis in de Noordstraat. Don
derdagavond beslist de gemeenteraad
over de aankoop van het pand, dat in
'73 voor 135.000 gulden werd verkocht
aan een exploitatiemaatschappij en nu
voor ruim twee ton wordt terugge
kocht.
Het museumbestuur voelt weinig voor
de huisvesting in het oude stadhuis.
Voorzitter W. de Zeeuw: „Het is duide
lijk dat we weg moeten uit de Bur
gemeester Geillstraat. Het museum ligt
daar helemaal buiten de route, buiten
de loopliinen en dat is aan het be
zoekersaantal te merken. Bovendien
zijn we daar veel te klein behuisd, Ook
het oude stadhuis of een paar oude
pandjes aan de Markt - want ook dat
wordt als een alternatief gezien - bieden
geen oplossing".
Het museumbestuur vindt dat het mu
seum eigenlijk thuishoort in het 'cul-
tuurblok', dat aan de Oostkolk wordt
gerealiseerd. Het gloednieuwe biblio
theekgebouw zal, als alles volgens plan
verloopt, worden uitgebreid met ruim
ten die bestemd zijn voor de muziek
school en kunstzinnige vorming. Voor
zitter De Zeeuw van het Terneuzens
museum „Volgens ons ligt daar de op
lossing. Een vestiging op het Java, bij
de bibliotheek, lijkt ons het aantrek
kelijkst. Het zal weliswaar een uitgave
van vele tonnen vergen, maar dat geld
ben je ook kwijt op het moment datje
besluit in het oude stadhuis te trekken.
Bovendien heb je dan een onderkomen
dat toch eigenlijk direct alweer te klein
is'.
In een nota, die aan het gemeentebe
stuur van Terneuzen werd aangeboden,
ontvouwt het museumbestuur een
driejarenplan. In die nota wordt ook de
huidige situatie onder de loep geno
men. Het museum in de Burgemeester
Het Terneuzens Museum aan de Burgemeester Geillstraat te Terneuzen
Geillstraat werd in januari '74 geopend.
Vanaf dat moment was men bij het
rangschikken en inventariseren van de
collectie, het in tact houden ervan en bij
het ontwerpen, verzamelen, transpor
teren, inrichten en educatief begeleiden
van de tentoonstellingen vooral aan
gewezen op vrijwilligers. „Het zal
duidelijk zijn dat deze situatie de con
tinuïteit niet kan garanderen en er der
halve door tijdgebrek lacunes zijn ont
staan in het tentoonstellingspro
gramma in de kwaliteit van het gebo-
dene, de vormgeving en presentatie, de
educatieve ondersteuning, de voorlich
ting en publiciteit en dergelijke",
schrijft het museumbestuur. „Het mu
seum is op een punt aangekomen waar
het scherp voor ogen heeft gekregen dat
aan de genoemde beperkingen iets ge
daan moet worden, wil de zeker am
bitieuze, vroeger gemaakte, maar ons
inziens nog steeds relevante beleids
keuze enige overlevingskans hebben.
Anders gezegd, het is een kwestie van
doorgaan of stoppen".
Historisch
Over de nieuwe huisvesting merkt het
bestuur in de nota onder meer op: „Er
dient een adequate huisvesting te ko
men, waarbij aangetekend kan wor
den dat een historisch pand niet per
definitie een geschikt pand is. De ge
schiktheid van een accommodatie
wordt door andere criteria gevormd".
Men heeft uitgerekend dat een nieuwe
accommodatie een oppervlakte van
minimaal 700 vierkante meter dient te
beslaan. Een belangrijk deel van het
museum moet worden gereserveerd
voor een scheepvaartkamer. Daarnaast
wil het bestuur 200 vierkante meter
vrijhouden voor wisseltentoonstellin
gen. terwijl de hoerenkamer 50 vierkan
te meter in beslag neemt. Voor de fos
sielen is 25 vierkante meter uitgetrok
ken.
Voorzitter De Zeeuw: „De keuze voor de
scheepvaart lijkt me zeer logisch. Voor
de Temeuzense gemeenschap is de re
latie met de zee door de eeuwen heen
steeds sterk en hevig geweest. Elders in
Zeeuwsch-Vlaanderen wordt, als het
om de agrarische sector gaat, al vol
doende getoond. Laten wij ons dan op
de scheepvaart richten". Het meerja
renplan moet in '81 worden afgerond.
De personeelssterkte moet dan op drie
man zijn gebracht
Wethouder drs. A. J. Rekveld (culturele
zaken) in een reactie op de museumno
ta: „Omdat het museumbestuur haast
wil maken, heeft het college besloten in
september of oktober met een nota te
komen. Wat daarin staat, kan ik nog
niet zeggen Er wordt nog aan gewerkt.
Een mogelijke oplossing - en misschien
moet je dat zien als een tijdelijke - is
misschien te vinden ln het oude stad
huis. Naar dat is slechts een van de mo
gelijkheden".
komen uit de fracties, die geen gedepu
teerde aan de stuurgroep leveren. Na
mens gs zouden daar de heren R. van
Ommeren (sgp) en mr. J.P. Boersma
(pvda) zitting in kunnen hebben. WD,
CDA en D'66 zitten er niet in.
De heer Van Ommeren liet 's morgens
bij zijn beantwoording - bij afwezigheid
van mr. Boersma - weten, dat de gs-le-
den in die stuurgroep namens het da
gelijks provinciebestuur zitten. Hij
verklaarde het wel mogelijk te achten,
dat de gs-leden uit die stuurgroep naar
hun fracties informatie terugspelen.
„Die mening wordt gedeeld in het col
lege." zei hijHij liet zich niet uit over de
vraag uit welke fracties de statenleden
zouden moeten komen.
Met de formulering van het CDA, dat er
geen bezwaar hoeft te zijn tegen de „te
rugkoppel''-functie van de beide gs-le
den in de stuurgroep naar hun fractie,
ook al zitten ze daar in een andere kwa
liteit. had de heer Boersma - 's middags
ter vergadering - moeite. „Ik zou geen
enkele moeite hebben gehad met de
benoemin g van drie statenleden in de
stuurgroep, ondanks het feit, dat de
PvdA-fractie voor vijf vertegenwoordi
gers pleit.'zei hij. „Maar het feit, dat de
heer Van Ommeren en ik een bepaalde
politieke klein- hebben, betekent niet,
dat we er namens de fractie zitten. Onze
kwaliteit daar is als lid van het college,
niet als lid van de fractie. Nu ik zo mijn
eigen fractie in de stuurgroep buiten
spel zou moeten plaatsen, zie ik me ge
noodzaakt om - met. gevoelens van spijt
- voor vijf statenleden in de stuurgroep
te kiezen, uit elke fractie één." Daarbij
kondigde hij aan het voorstel van de
PvdA te steunen, die vijf statenleden in
de stuurgroep wilde laten benoemen.
Stemverklaring
Daarop vroeg het CDA schorsing aan
voor nader beraad, waarop vervolgens
mevrouw Remijn-De Badts (cda) be
toogde: „De stemverklaring van een
van de gs-leden verbaast ons ln hoge
mate. Onze suggestie voor de verte
genwoordiging vanuit de staten ln de
stuurgroep is door het college niet
overgenomen. In tweede termijn heb
ben we die niet hard gemaakt. Ik ben er
teleurgesteld over, dat op die manier de
solidariteit in het college zoek is."
Boersma: „As de zaak dus op een mis
verstand berust, steun ik dus het voor
stel van het college voor drie vertegen
woordigers in de stuurgroep uit de sta
ten. Maar dan is duidelijk, dat de stateb
die drie leden in volle vrijheid kunnen
benoemen."
Waarna het PvdA-voorstel om de sta
ten vijf leden in de stuurgroep te geven,
werd verworpen, met alleen de fracties
van PvdA en SGP - zonder gedeputeer
den - voor. Daarna werd het voorstel
van gs - drie leden uit de staten ln de
stuurgroep - aangenomen. D'66 was te
gen beide voorstellen, omdat men een
kleine, nietrpolitiekestuurgroep wiL