Onmetelijke 1 R 1 pp: v-ri ONDERZOEK MET MICROSCOPISCH KLEINE INSTRUMENTEN 2ATERDAG 19 MEI 1979 V1 1 wi fz? jtt' .«/jBBBM - W&MmiiffliïmBMÈiuBmgMB, I-sa ■emm fSBtfjEK Dr P E. Noorman Prof. dr C. de Jager 99Er is gisteren een ster geëxplodeerd. Ik heb er juist vanmorgen bericht van ontvangen. Het wordt een supernova genoemd. Over de hele wereld hebben astronomen hun telescopen op het verschijnsel gericht om het te bestuderen. Zoiets is fantastisch". Prof. dr. C. de Jager van het Laboratorium voor ruimteonderzoek in Utrecht is enthousiast over het gebeuren. Hij legt uit dat zo'n ontploffing van een ster die aan het eind van zijn bestaan is gekomen, interessante gegevens kan opleveren over de natuurwetten van het heelal. Het biedt aanknopingspunten voor de onderzoekers bij het toetsen van hun theorieën over het ontstaan van de sterren, de zonnestelsels, planeten, gaswolken en melkwegstelsels. Maar De Jager laat er direct ontnuch terend op volgen, dat we niet moeten denken dat de bewuste ster ook inder daad de vorige dag is geëxplodeerd. ..Die ontploffing heeft waarschijnlijk enkele tientallen miljoenen jaren gele den plaatsgevonden. Dat wij het nu pas zien gebeuren, komt doordat het licht t een geweldige afstand heeft moeten overbruggen om bij de aarde te komen. Sinds de explosie die gisteren is gezien, is er dus in werkelijkheid al weer een dertig miljoen jaar verstreken" Het bovenstaande is illustratief voor het onderzoek van de ruimte. Enerzijds stelt de snelle technologische ontwik keling de astronoom in staat dieper dan ooit in het heelal binnen te dringen met behulp van raketten propvol met ver fijnde instrumenten, anderzijds groeit daardoor ook het besef dat de ruimte Welhaast onpeilbaar is. Laten we voor het gemak even probe ren de plaats van de aarde in de tot nu toe bekende ruimte bepalen. Bekend is dat onze wereld in een baan draait om de zon. evenals andere planeten van ons zonnestelsel, zoals Mars. Jupiter. Satumus, Uranus, Neptunus en Pluto. Nu is de zon in feite ook een gewone ster. Hij maakt deel uit van een gigan tisch melkwegstelsel, waarin onge veer 100 miljard sterren (zonnen dus) zijn verzameld. Onze zon en zijn plane ten liggen een stuk uit het midden van dit stelsel. De verkenning van het melkwegstelsel en het in kaart bren gen ervan stelt de astronoom al voor grote problemen als gevolg van de ont zaglijke afstabden. Maar inmiddels is ook duidelijk gewor den dat het heelal nog wel wat groter is dan alleen ons melkwegstelsel Er be staan buiten het onze nog meer van dergelijke stelsels. Een ervan is de An- dromedanevel. die eveneens miljarden sterren bevat en waarschijnlijk twee maal zo groot is als onze eigen melkweg Tamelijk recentelijk ontdekten Ameri kaanse astronomen een nieuwe melk weg, die vijf tot zes keer zo groot is als de onze. Dit stelsel van ontelbare zonnen bevindt zich op acht miljard lichtjaren van ons verwijderd (een lichtjaar is 9.5 biljoen kilometer). Het is het verste ob ject in het heelal dat tot nu toe werd gefotografeerd. In 1960 werd een melk wegstelsel ontdekt dat vijf miljard lichtjaren van ons af ligt. Onder de loep Duizelingwekkende getallen zijn dat. Zij geven aan hoezeer het ruimteonderzoek nog in de kinder schoenen staat. De astronoom wordt er tegelijkertijd ook door gedwongen zijn aandacht niet te versnipperen, maar het heelal stukje voor stukje onder de loep te nemen. Ook op het Utrechtse Laboratorium voor Ruimteonderzoek moest een keuze worden gemaakt, nadat het in 1961 van start kon gaan. Onder leiding van prof. De Jager specialiseerde men zich in het onderzoek van de zon en de sterren, vooral wat betreft het voorko men van röntgenstraling. In het alge meen is deze straling vanaf de aarde niet waarneembaar, omdat de at- mosfeer deze niet doorlaat. Smds de lancering van de eerste ruimteschepen werd het echter mogelijk de rontr genstraling op te vangen en te registre ren - Waarom is deze soort van straling voor de astronoom interessant? Prof. De Jager: ..Er is ontdekt dat rönt genstraling verband houdt met gewel dig hete gassen op en nabij de opper vlakten van zon en sterren. Ster renkundigen wisten al lang dat de zon, met een eigen temperatuur van onge veer 6000 graden, wordt omgeven door een heet maar ijl en voor ons vrijwel onzichtbaar gas met een temperatuur van 1 a2miljoengraden.de zgn corona In deze corona treden af en-toe betrek- WÊÊm VT- Onderzoek met microscopisch kleine instrumenten in het laboratorium voor ruimteonderzoek kelijk koele gasvormige slangen op. die honderd maal dichter zijn dan het co- ronagas. maar ook honderd maal koeler. Ze hebben een temperatuur van 10 tot 20.000 graden. Nu was het opgevallen dat een door ons vervaardigd instrument in de tweede Europese satelliet (ESRO-II) in de nacht van 9 juni 1968 een zeer langduri ge stoot van röntgenstraling waarnam. De bewerking van de waarnemingen liet zien. dat de stoot samenhing met. een gasvormige slang die zich op dat ogenblik boven het zonsoppervlak ver hief. Maar het verrassende was. dat dit ogenschijnlijk betrekkelijk koele gas gelijktijdig ruim een biljoen kilogram gas met een temperatuur van circa 10 mihoen graden in de corona schoot. Dit gas was voor ons onzichtbaar, maar niet voor de rontgendetector. omdat deze hete massa, die kennelijk door sterke magnetische velden in de corona wordt gehouden, een zeer sterke rönt genstraling uitzendt Versnelling Op deze wijze worden we onmiddellijk geconfronteerd met het kernprobleem van de zgn- versnellingsverschijnselen in de kosmos. In de ruimte, nabij het zonsoppervlak, op de sterren en elders, treden versnellingsprocessen op die onnoemelijk veel sterker zijn dan wat we op aarde kunnen nabootsen. Zelfs de atoombom is hierbij vergeleken maar een vrij nietige explosie. Wat we op de zon waarnemen, is bovendien nog betrekkelijk zwak in vergelijking met de processen die elders in het heelal kunnen optreden en waarbij soms hele sterren en zelfs volledige melkwegstelsels betrokken zijn". Prof De Jager ziet in onze zon een unieke waamemingsmogelijkheid, aangezien deze in verhouding zo dicht bij staat. Hij is ervan overtuigd dat het nader begrijpen van deze en soortgelij ke processen doorslaggevend kan zijn voor het inzicht in enkele van de meest ingrijpende aspecten van het kosmisch gebeuren Op het Utrechtse laboratorium is men nu zover, dat de röntgenstraling van de sterren niet alleen kan worden waarge nomen, maar dat de samenstelling er van kan worden ontleed, hetgeen be langrijke gegevens oplevert over de bron die de straling uitzendt. Daarvoor is door drs. J. H Dijkstra en L. J. Lant- waard een ingenieus apparaat ontwik keld: de buigingstralie. Met behulp van een laser vervaardigden zij een tra liewerk, zó verfijnd, dat er op elke mil limeter op gelijke afstand van elkaar 500 lijnen staan Wanneer nu rönt genstraling door dit traliewerk heen valt, ontstaat er een kleurenspectrum, vergelijkbaark met licht dat door een prisma schijnt. Kortom: een soort ront- genregenboog Omdat elke „kleur" zijn eigen golflengte heeft, kunnen de on derzoekers hieruit gegevens halen over de temperatuur, de gasdruk en de aard van de materie van de ster die de stra ling uitzendt In de ruimte De buigingstralie is eind vorig jaar in de Amerikaanse ..Einstein Observato ry" de ruimte ingeschoten. In dit ruimtelaboratorium, dat momenteel in een baan om de aarde draait, is een grote telescoop geplaatst, die vanaf de grondstations op elke gewenste ster of sterformaties kan worden gericht. Via de telescoop kan röntgenstraling i het traliewerk worden doorgestuurd, dat op zijn beurt de samenstelling er- an doorseint naar de aarde. Het Utrechtse laboratorium heeft het instrument aan de Amerikanen ge schonken In ruil voor plaatsing in de satelliet. Beide krijgen de beschikking over de onderzoeksresultaten Dr it A C Brinkman, projectcoördinator, is juist terug uit Houston, waar hij bij de NASA kennis heeft genomen van de eerste resultaten van de buigingstralie Hoewel het apparaat nog maar een paar dagen heeft gewerkt - de Ameri kanen beproefden eerst allerlei andere apparatuur - ziet het er volgens hem veelbelovend uit „Alles werkt goed. Er is gekeken naar tien sterren van ver schillende categorieën De gegevens worden nu in de computers verder geanalyseerd" Prof De Jager vertelt dat er verschei dene soorten bronnen zijn van rönt genstraling in het heelal. Voorbeelden daarvan zijn in de eerste plaats de zon- necorona, verder de supernova's (ont ploffende sterren), de pulsars (neutro nensterren) en sterren die aan de rand liggen van een zgn. „zwart gat" Met dat laatste worden delen in de ruimte bedoeld die geen enkel licht uit zenden Het gaat hierbij vermoedelijk N om enorme klonten materie, die zo'n grote aantrekkingskracht hebben dat zelfs licht niet kan uitstralen. Wanneer er nu sterren dicht bü zo'n zwart gat liggen, verliezen deze van tijd tot tijd gasmassa's die in het zwarte gat wor den opgezogen. De geweldige hitte die daarbij ontstaat, zorgt voor de rönt genstraling Wrijvin'gshitte Het interessante voor de astronoom nu is. te weten hoe het mogelijk is dat zulke ontzettend hete gassen van miljoenen graden kunnen ontstaan op sterren, zoals de zon, die zelf maar 6000 graden heet is. Prof. De Jager: „Langzamerhand be ginnen we erachter te komen hoe dat in z'n werk gaat. Je kunt het verhit- tingsproces vergelijken met twee stok jes Die hebben van zichzelf een lage temperatuur, maar als je ze snel langs elkaar wrijft, ontstaat er toch vuur. We nemen aan dat er in en om de sterren soortgelijke processen plaatsvinden Doordat gassen met enorme snelheid langs elkaar schuiven, ontstaat er een wrijvingshitte die zulke imposante ex plosieve verschijnselen tot gevolg heeft" In het Laboratorium voor Ruimteonderzoek hoopt men via de rontgenstudies een wetenschappelijk onderbouwde verklaring te kunnen ge ven van deze onderstelling. De Jager „We willen weten hoe de processen verlopen, welke eigenschappen die hete gassen hebben en welke ontwikkeling er in zit. In feite dus weer de vraag naar de evolutie". Dr P E Noorman, organisatorisch di recteur van het laboratorium, vertelt dat in een Duits laboratorium bij Mun- Chen sinds enige tijd ook met een buigingstralie wordt geëxperimen teerd Ook daar probeert men de onme telijke ruimte door middel van mic roscopische instrumenten beter te be grijpen. „Maar wij liggen in deze con currentiepositie nog ver voor", aldus dr Noorman. Of dat een blijvende zaak is, mag overi gens worden betwijfeld. Want in tegen stelling tot het Utrechtse laboratorium, waar alles geheel in eigen beheer moest worden ontwikkeld en vervaardigd, worden de Duitse wetenschappers bij gestaan door de industrie De Utrechtse astronomen, fysici en elektronici zullen er hard aan moeten blijven werken om hun gastplaats in Amerikaanse en Europese satellieten.te behouden. Dr Noorman „Over anderhalf jaar wordt EXOSA (European X-ray Ob servatory Satellite) gelanceerd vanaf een basis in Frans-Guyana In die raket zit een nog meer verfijnde ront- genbuigingstralie van ons. De satelliet zal een baan op een paar hon derdduizend kilometer afstand rondde aarde maken. Op sommige momenten zal de rontgenstralingsbron ergens in de ruimte dan door de maan worden bedekt. Dat geeft ons de mogelijkheid om de positie van de stralingsbron nauwkeuriger te berekenen". Zonnevlammen Een ander ruimtepro.ject waaraan Utrecht deelneemt is HXIS lHard X- ray Imaging Spectrometer). Dit t periment omvat de waarneming va zgn. zonnevlammen; gasontploffing» op de zon waarbij temperaturen van miljoenen graden worden gemeten. In oktober van dit jaar zal het apparaat als onderdeel van de „Solar Maximum Mission" de lucht in moeten gaan. Dr, Noorman: „Alle gegevens worden o[ magneetbanden vastgelegd en naar computers op de aarde doorgeseind. Eigenlijk kunnen wij dan vanuit onw stoel zo'n zonnevlam op een beeld scherm aan ons oog voorbij laten schieten". Kenmerkend voor het werk op het Ruimtevaartlaboratorium is volgens dr. Noorman de zeer strakke planning „We weten wanneer zo'n raket de lucht in gaat. Vóór die tijd moeten je appara ten gemaakt en voldoende getest zijn Gemiddeld werken we aan een vlucht vier jaar vooruit. Maar het hangt van je aanbieding af of je in een satelliet mag meevliegen Je moet dus iets interes sants te bieden hebben Bovendien moet het perfect werken. Er worden daarom gigantische eisen aan de tech niek gesteld. Het instrument moet al tijd zeer licht zijn. maar toch buiten gewoon solide". Op het laboratorium hebben de elek tronici onder druk van die eis zeer geavanceerde technieken ontwikkeld, waardoor bij wijze van spreken de in houd van een radiotoestel kan worden opgeborgen in een damespolshorloge Voor de Nederlandse ruimteonderzoe kers is de vraag momenteel brandend of ons land in de toekomst aangewezen za! blijven op de raketten van de Amerika nen en op het Europese ruimtep rogramma. Na de lancering van ANS (Astronomische Nederlandse Satelliet!, eind augustus 1974. is er geen eigen sa telliet meer de lucht in gegaan In voor- j bereiding is nog wel de IRAS nnfra- rood-onderzoek). maar deze komt in feite al te laat om de Nederlandse indu strie voldoende voor de ruimtevaart in teresseren. De bij ANS opgebouwde in dustriële kennis is praktisch al weer verdwenen. Wanneer alsnog tot de bouw van een derde satelliet wordt ba sloten, is. er ook nog de strijdvraag of deze een astronomische taak dan wel een maatschappelijke taak (speuren naar mijnbouw, enz zal moeten krij gen De medewerkers van het Utrechtse Ruimteonderzoeklaboratonum iaa: dergelijke beslissingen niet koud. gre tig als zij zijn om het ontstaan en de evolutie van de immense ruimte om ons te doorgronden Het traliewerk, waarmee röntgenstraling kan worden ontleed. Links een de ei van de tralies, rechts een vergroting.11820 maal de werkelijke grootte).

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1979 | | pagina 22