MOZART Over antiek Compleet met gaten NIEUWE POËZIE Hamelink, Deelder, Sleutelaar GEBOEKT PZC/ zaterdagkrant KORT ZATERDAG 28 APRIL 1979 26 De •*e Jongste bijdrage aan de Mozart- vorsing is voor alles een intrigerende. Ze komt van Wolfgang Hildesheimer en de Nederlandse vertaling van zijn 'Mozart' ligt via de Arbeiderspers sinds een piar maanden op de markt. Zijn bijdrage aan de geschiedschrij ving rond Wolfgang Amadeus Mozart is cók een zinnige, maar - wat mij be treft - komt het intrigerende eerst. Hildesheimer maakt van Mozart meer mens dan tot nu toe gebruikelijk was in een biografie en is tegelijk aanzienlijk vager in zijn antwoord op de vraag wie Mozart nu eigenlijk was. Dat het inzicht in het genie Mozart na lezing van Hildesheimer minder con touren heeft dan wellicht voor ken nisname van zijn werk lijkt me een aardige verdienste. Het komt vooral, omdat de auteur niet heeft meegedaan aan de gewoonte van generaties biografen om zelf het 'verbindende systeem te componeren' tussen Mo- zarts innerlijk beleven en de - ver meende- neerslag daarvan in zyn werk". Hildesheimer: „De poging tot het wezen van een genie van het for maat van Mozart door te dringen, is geen kwestie van slagen of niet slagen. In het beste geval voert ze tot overtui gingen, die hoe vast ze ook mogen zijn, niet verwisseld kunnen worden met zekerheden" Zijn vorsingswerk heeft hem tot deze overtuiging gebracht: „Op hoe meer feiten er licht wordt geworpendes te raadselachtiger worden de onbewe zen facetten van de ervan vergezeld gaande omstandigheden en motiva ties: Mozarts reacties op zijn levens omstandigheden en zielstoestanden zoals die uit de documenten tot ons komen, worden door zijn werk niet belicht. Integendeel, ze worden - en dat soms door hem zelf - onbewust, maar systematisch verduisterd". Zijn - logische - conclusie: „Het ging er derhalve om de bestaande beelden uit te wissen, maar niet de lezer en de held tot elkaar te brengen. Integen deel, het is de bedoeling van deze po ging de afstand tussen de twee par tijen te vergroten". Hildesheimer voelt er niet voor luchtig heen te stappen over 'het duistere' in Mozarts verschijning, noch weg te la ten wat als onwezenlijk wordt be schouwd, of de figuur van Mozart "aan alle kanten, naar boven en -vooral naar onderen glad te strijken net zo lang tot ze aan een vaag apollinisch ideaal - en ideool beantwoordt". En dat maakt zijn Mozart enerzijds meer mens, en anderzijds tot een figuur, over wie onvermijdelijk wakken in on ze kennis blijven bestaan. Zijn bijdrage aan de Mozart-literatuur is als gevolg van die benadering zowel met geestdrift als met afschuw ont vangen. De knersing der tanden was vooral hoorbaar in het kamp der Mo- zarLdwepers. Het zal duidelijk zijn: Hildesheimer heeft het niet zo op Mo- zart-dwepers. Dat is wederkerig, maar Hildesheimer heeft het woord: „Het voorwerp van hun dweepzucht adelt het gevoel zelfs daar. waar het zich niet anders weet te articuleren dan uit 'het diepste des harten'. Zo vermoedt de theoloog Karl Barth dat de engelsen als ze onder elkaar zijn graag Mozart spelen, en dat ook de Lieve Heer dan bijzonder graag mag luisteren. Ik ben in die sferen niet goed thuis, maar het is een leuk beeld dat daar geboden wordt: ik zie God als Rembrandts Saul, die zich aan het genot van Da vids harpspel overgeeft, verzonken in de gedachte dat er voor deze goddelij ke speler tijdens diens aardse bestaan misschien iets gedaan had moeten worden". Het Let wordt - na deze uitvoerige sa menvatting van Hildesheimers be ginselverklaringen - tijd ter zake te komen. „Niet in de laatste plaats", no teert de auteur, „is dit een boek van tegenspraken, een antwoord op een uitdaging, een poging tot het in zijn oorspronkelijke vorm terugbrengen, tot reiniging van een in de loop der eeuwen ettelijke malen overge schilderd fresco". Hoe gaat die schoonmaakbeurt in zijn werk? Het lijkt dienstig, dat na te gaan bij een aantal representatief te achten ele menten in dit reinigingsritueel: de manier waarop Hildesheimer Mo zarts muziek in het algemeen en de opera 'Die Zauberflöte' in het bijzon der benadert, de brieven aan en de re latie tot zijn nicht Basle, de dood van zijn moeder en Mozarts begrafenis bijvoorbeeld. In de eerste plaats: Mozarts muziek. Hildesheimer betoogt, dat 'sterker dan bfj andere componisten Mozart het receptieve misverstand uitlokt". Hij signaleert hoe in vrijwel alle boe ken op een gegeven moment over mu ziek van Mozart wordt betoogd, „dat dit al byna Beethoven is". En neemt - uiteraard - stelling tegen wat hu noemt 'deze torenbouw in de muziek". „Abert by voorbeeld kent Mozart dan ook niet de 'Beethoveniaanse overwinning na een eraan voorafgegane strijd toe", zonder te speculeren over de vraag 01 het Mozarts bedoeling wel was om m het gevecht te zegevieren of om welke machten dan ook de baas te worden. Wu menen Abert te kunnen verzeke ren, dat hy dit niet wilde, daar ieder thematisch concept verre van hem was in zün absolute muziek De auteur ontkoppelt derhalve Mo zart muzikaal van Beethoven. Binnen Mozarts eigen oeuvre rekent Hil desheimer af met de opvatting, „hoe later het werk, hoe gaver het is". Toe nemende rijpheid, akkoord, maar: „In menig opzicht ging zijn weg van 'wel mooi. maar nog niet', via de vol maaktheid naar 'meer 'niet meer'. In dit geval is Hildesheimer niet de enige, die dit soort uitspraken heeft, gedaan Vestdijk bijvoorbeeld, signaleert in zijn Mczart opstellen tin Het kastje van Oma en Muziek in blik) iets derge lijks, elke winst aan constructiviteit gaat gepaard met verlies aan melodi sche inventiviteit, betoogde hij en wees in dit opzicht onder meer op de Jupi- ter-symfonie, kv 551. Een met geestdrift aangegrepen on derwerp voor een reinigingsbeurt is 'Die Zauberflöte'. Hildesheimer han teert spons en zeem vinnig, daartoe aangezet door de oneigenhjke be wierooking van de opera, „omdat het uur van Mozarts (Jood niet ver meer was", maar ook door zün ergernis over de Wagneriaanse diepzinnigheden, die aan het libretto zyn toegekend. „Ook iemand als Mozart kon er natuurhjk niet in slagen, deze onlogica, vooral echter deze fatale discontinuiteit van het gebeuren zodanig te corrigeren, dat de handeling er aannemehjker op werd en hem een muzikale lijn te geven zoals hy de Da Ponte-opera's heeft ge geven", heet het. En Hildesheimer duidt 'Die Zauberflöte' aan als 'een musical' en 'van oudher overschat in Mozarts oeuvre';welke visie hem er overigens niet van weerhoudt de mif- ziek te beschouwen 'als de laatste ge tuigenis van zün grandioze vermogen tot objectivering". Ik herinner me en kele jaren geleden ook een vernieti gend stukie te hebben gelezen over de inhoudeiyke wanboel in deze laatste Mozart-opera, maar driftig bladeren in wat er aan Mozart by de hand is brengt weinig uitkomst: Arthur Hutchings betoogt wel, dat 'Duitsers de tekst naief vinden, maar voegt daar onmid- deliyk aan toe dat sommige passages een waardige, haast lituggische stijl" vertonen; en Loeser spreekt van een Innerlijke, idealistisch verheven sfeer" Een derde element, dat de reinigings- dienst-Hildesheimer onder handen heeft genomen, geldt de zogenaamde 'Baslebrieven". Het gaat om aen aan tal in onbekommerde toonzetting ge houden brieven, die Mozart schreef aan zijn nichtje. Er wordt met enige regelmaat in gerept over zaken, het onderlijf betreffende. Brieven, die van Mozart meer mens maken. Ze bieden Hildesheimer stof voor de overtuiging, dat Mozart en Basla sa men het bed hebben gedeeld. Niet veel uit deze brieven vond zijn weerslag in Mozart-biogTafieèn - ze waren nogal beeldverstorend. Hildesheimer ci teert er vrijmoedig uit, terwijl men zich doorgaans beperkte tot enige aanduidingen over hun relatie, voor zien van de verontschuldigende toe voeging. „dat destijds woorden als schijten en aarsniet alleen in burger huizen in de wandeling gebruiktelijk waren" (Karla Höckler). Hildesheimer pakt - vierde voorbeeld - ook de dood van Mozarts moeder tij dens de Parijse trip minder omzichtig aan dan doorgaans gebeurt. „Het zwaarste stond hem nog te wachten", schrijft Höckler bijvoorbeeld. Maar Hildesheimer stelt bij zijn beschou wing van de beroemde brief van Mo zart aan Bullinger minder dramatisch vast: „Deze brief heet een schokkend document te zijn, ons wil het eerder voorkomen dat Mozarts verslagen heid binnen de grenzen van de barok- conventie blijft. Men proeft, dat er eni ge libretisten van de opera seria aan hebben meegeschreven". Als ingrij pende gebeurtenis uit die periode ziet hij niet de dood van Mozarts moeder, maar het feit, dat hij voor het eerst van zijn leven alleen was, zelfstandig, „een onwennige, maar welkome toestand Tenslotte, Mozarts begrafenis. Hil desheimer is er nogal summier over. Weliswaar vermydt hy schilderingen over de enkelingen, die door sneeuwjachten Mozarts naai- zyn rustplaats begeleiden, hy heeft op dit onderwerp echter niet hard geboend. Er klinkt iets van romantische aan kleve door in zün formuleringen over 'het armzalige, afgeleefde lichaam dat men in een armoedig graf liet zakken". M, van Amerongen heeft enkele jaren geleden - in Vry Nederland - uiteen ge.-_ zet dat er in de periode midden no- vember-midden december 1791 vol gens de Weense stadsregister vyf per sonen eerste klas, zeven personen tweede klas, eenenvüftig personen derde klas - zoals Mozart - en elf perso nen vierde klas werden begraven. Van Amerongen: „Met andere woorden. Mozart, is begraven op een wqze, die in zyn stervensjaar als geheel normaal werd ervaren" Ee, Wolfgang Hildesheimer H916I begon zijn loopbaan als schilder en decor ontwerper. In 1950 koos hij voor de letteren'. Hij schreef een groot aantal luisterspe len. 'Tynset' (1965) werd zyn eerste grote roman. Hildesheimer kreeg er de literatuurprijs van de stad Bremen voor en een jaar later -1966 - werd zijn gehele oeuvre bekroond met de Georg Buchner-prijs. Tot dat oeuvre hoort ook de novelle 'Paradies derfalschen Vögel' (1953), door Heinrich Böll van onder meer deze kanttekening voorzien: „Het vermogen van Hildesheimer om de spijker op de kop te slaan is zo zeldzaam binnen de generatie schrijvers waartoe hij behoort, dat te hopen is dat hy alleen dan toeslaat wanneer het werkelijk de moeite waard is". Van zowel 'Tynset' als 'Paradies' verschenen bij de uitgever Bruna Utrecht) Nederlandse vertalingen. len poging het ettelijke malen overgeschilderde fresco van Mozart te reinigen: Hildesheimer heeft er zinnig werk mee gedaan. Soms heeft hij spons en zeem gehanteerd op plaatsen, waar anderen ook bezig zijn geweest en het lijkt er dan op, dat hij dat in zijn ijver over het hoofd ziet. Op die momentenkrijg je de indruk, dat- ie zich nogal nadrukkelijk tussen het schilderij en de toeschouwer, tussen het onderwerp en de lezer heeft ge plaatst. Het resultaat is nochthans een nieuwe belichting van Mozart, zijn kracht is dat alle gereinigde stuk jes en beetjes, handzaam bijeen, een boeiend mozaiek vormen. Een boek met een rhapsodische structuur. Het leest - in de vertaling van H. Holm - niet altijd even makkelijk. Onmis baar is het wel, voor wie zijn Mozart- beeld wil completeren, had ik bijna geschreven. Maar dat kan alleen, als men bereid is te aanvaarden, dat het beeld alléén te completeren is met ga ten. Bewondering voor Mozart kun nen de dwepers Hildesheimer moei lijk ontzeggen. Hij is „een onverdiend geschenk ean de mensheid," zegt de auteur. Kees Cijsouw' E. len echte liefhebber zal geen kunst en antiek verzamelen als een investe ring, maar om het genoegen dat hij er aan beleeft. Dat neemt niet weg dat het noodzakelijk is te weten wat din gen ongeveer kosten, en ook om te be seffen hoeveel de dingen die je lief zijn, in geld waard zijn. In zulke ge vallen kan het boek 'Kunst Antiekvei ling' goede diensten bewijzen. Het is de bedoeling dat elk half jaar een af levering van dit werk zal verschijnen, en dit eerste deel geeft een overzicht van voorwerpen die in de tweede helft van 1978 bij Nederlandse en Vlaamse huizen werden geveild. Het is te hopen dat het boek voldoende weerklank zal vinden om werkehjk te biy ven verschynen: voor ieder die van antiek houdt is het iets om heerhjk in te zitten bladeren en te vergeiyken: alle besproken voorwerpen worden nameiyk op duideiyke foto's afge beeld. De prijzen die op veilingen wor den betaald zyn natuuriyk geen vaste maatstaf, maar geven wel richtiynen. Als verscheidene bieders een voor werp graag willen hebben, kan het bod al te zeer opgedreven worden, terwyi men als voor iets weinig belangstelling bestaat, soms een koopje kan hebben. Ook wanneer je dit boek doorkykt. kom je die wel eens tegen: het stilleven met patrijs op pag. 27 werd verkocht voor 1550,- plus 16% kosten: op blz. 73 staat een paneeltje van Breitner dat 'voor 1300,- plus 20%. werd verkocht. Dat soms heel prachtige dingen ge veild worden bewyst de Salomon van Ruysdael, afgebeeld op blz. 16, die voor 740.000,plus 16% werd ver kocht. In elk geval geeft 'Kunst-en an tiekveiling' een redelijke vingerwu- zing voor de waarde van antiek en ou de kunst, voor zover die bij dingen die uniek zyn, als schilderyen, vergehjk- baar is. Jammer is dat de prijzen die in Belgi sche Franken vermeld staan, met even werden omgerekend. Een ander be zwaar is (er wórdt in het voorwoord op gezinspeeld) dat nog niet alle veiling huizen zün opgenomen. Zo ontbreekt Schulman in Amsterdam, en daardoor worden te weinig archaeologie en een te beperkte keuze aan munten ver meld. Er blijven byna veertienhonderd, voor het grootste gedeelte aantrekkeiyke, voorwerpen over. Het aanbod op de najaarsveilingen van 1978 aan mooie boeken is groot geweest. Vermeldens waardig is het Schilderboeck van Van Mander. niet alleen van belang als overzicht van de schilderkunst van de vy ftiende en zestiende eeuw. maar ook als literair werk. Een redeiyk ex. van de tweede druk bracht ƒ2100,- op (plus 15%). Voor 80.000,- plus 16% wisselde weer eens een exemplaar van het veel gezochte 'Hi3toire générale des insectes de Surinam et de toute l'Europe' van Buchoz, van eigenaar. Volgens de aankondiging van het veilinghuis, die, zoals steeds, in 'Kunst- en Antiekveiling' letteriyk is overgenomen, is het een prachtig exemplaar met het zeldzame derde deel. De boeken van Piranesi (blz. 102) kwamen in Zeeland terecht. De in drie banden gebonden en van veel etsen voorziene boeken hebben het stempel van de bibliotheek van de laatste Czaar van Rusland. Porselein en aardewerk is dikwy ls zeer kostbaar - zie het paar botervlootjes. Delfts, in de vorm van een kloek met kuikens, dat 24.000.- plus 16% heeft opgebracht. Een grote prüsstyging ook by de nog niet officieel tot het an tiek te rekenen voorwerpen uit Jugen- stil en Art Déco; vooral het Rozenburg eierschaal porselein is razend duur geworden. Er zün echter ook nog te kust en te keur betaalbare dingen, zoals men in 'Kunst- en Antiekveiling' kan zien: meubels, asiatica. etnografi ca en juwelen, die vaak niet duurder zijn dan niet-antieke Kunst- en Antiekveiling 1979 - deel 1 door Ellen G. Long en anderen geb. Prijs f 42.50, bij abonnement 40.- Selection Publishers, postbus 420. Zeist 'x^ntiek onderhouden en repareren' door Dennis Young is een uitmunten de leidraad om antiek zo goed als maar mogelijk is te verzorgen. Maar wat het repareren aangaat dunkt me dat de meeste karweitjes alleen door mensen met twee rechterhanden kunnen worden gedaan, en wie die niet heeft, kan beter de hulp van ten vakman inroepen, want een eenmaal gemaakte fout kan moeilijk worden hersteld. De waarde van dit boek ligt niet alleen in die aanwijzingen om de werkzaamheden te doen, maar ook in de kennis van antiek die op allerlei terreinen uitgedragen wordt. Kleine beschadigingen aan meubelen kan men zelf herstellen; wel moet een reparatie goed worden uitgevoerd, teneinde het karakter van het meubel niet aan te tasten. De grootste vijand van meubelen is niet de houtworm, die gemakkelijk te bestrijden is, maar de centrale verwarming, die vooral gefi neerde meubelen lehjk kan doen bar sten. Het schoonmaken van munten moet men voorkomen. Vooral bron zen. koperen en zilveren munten kun nen vaak slecht een reinigingsbeurt verdragen. Koper wordt aangetast door het reinigingsmiddel en by sterk aangetaste zilveren munten is het zil vergehalte vaak zo laag geworden dat schoonmaken ze geen goed zal doen. Door munten te bewaren in muntkas- ten of muntalbums kunnen ze worden beschermd. Antieke poppen repareren vereist, wegens de ingewikkelde con structie van die poppen, wel drie rech terhanden!. De beschrijvingen zyn duidehjk. de tekeningen eveneens. De materialen werden alfabetisch gerangschikt, en er is geen onderwerp dat niet aan bod komt. 'Antiek onderhouden en repareren' is een werk dat in de bibliotheek van iedere liefhebber thuishoort: men kan, door het eerst te raadplegen, vele rampen voorkomen, en heeft, de aan schafkosten er dan al heel snel uit. Maar nogmaals: wie niet bqzonder handig is in knutselen, doet er niette min beter aan, naar de vakman te gaan, zeker wanneer het om kostbare stukken gaat Antiek onderhouden en repareren door Dennis Youngl vert. Ad Calame geb. Prijs f37.50 Uitgeversmaatschappij Holland, Haarlem. Hans Warren LEONORE FLEISCHER: DE HEMEL KAN WACHTEN. Roman naar de film 'Heaven can wait' over de belevenis sen van een rugbyspeler die zich niet kan verenigen met het feit dat, nadat hy is overreden, zün aardse bestaan ten einde is. Uitgeverij Bruna, Zwarte Beertjespocket, 5,75. De poëzie van Jacques Hamelink heeft mij tot nu toe weinig aangesproken, zulks in tegenstelling tol zijn proza. Zijn verhalen (hij heeft de beste onlangs gebundeld in 'De Gehandhaafde Verhalen', zie de PZC van 10 maart jl.) vind ik buitengewoon knap, en ook belangrijk. Zijn poëzie, hoe authentiek ook. had naar mijn gevoel iets geforceerds. Er was te veel pose, de beste poëzie is (gewoon), maar pretendeert niet te zijn. Pretentie was toch wel iets wat men Hamelinks poëzie niet ontzeggen kon. Het ïykt wel of Jacques Hamelink (dit jaar 40) de laatste jaren met zijn tot nu toe verschenen oeuvre aan het afrekenen is. In 1976 gafluj een eigen keuze uit zyn voorafgaande dichtbundels uit onder de titel 'Niemandsgedichten'. Zo'n daad wekt de indruk van het opmaken van een balans, en die gedachte werd nog versterkt door het reeds vermelde boek 'De gehand haafde verhalen' met zyn zeer strenge keuze, nameiyk slechts zes, uit de verhalenbundels die hy sedert 1964 heeft gepubliceerd. Wat nu zün poëzie betreft: in 1977 verscheen de bundel 'Stenen voor myzelf waarin tekenen van verandering, van vernieuwing te bespeuren waren. In zyn onlangs uitgekomen bundel 'Het Rif is de verandering zo sterk en duideiyk doorgezet, dat men wel van een nieuwe fase in Hamelinks dichterschap spreken mag. Deze nieuwe Hamelink is een dichter, die irüj veel recht streekser aanspreekt dan de Hamelink van voorheen. De houding van de dichter is niet meer zo hooghartig- afwerend, zo nors en gespannen, zün werk is veel ge- makkeiyker toegankeiyk geworden. Hy zoekt zelf con tact met zyr. lezer, en krijgt dat dan ook. Zelfs zyn woordkeus en zyn beelden zün anders geworden, niet langer die overvloed aan knoestige, warse woorden en troll-achtige toestanden. Luister en zie büvoorbeeld eens hoe hij nu dieren tekent, sterk beeldend en per fect, zoals deze Reiger met het rietpenseel De winterreiger, bedaagd zinbeeld van het lange leven, wuift maat weer eens het gewicht weg van zyn wiekslag, checkt - richting volgend stekje - zijn blikveld nog even: vlimt daar nou toch iets vissigs? De kop gespitst, met slepende poten taxiet hij een paar tellen, staat dan wat verderop langs de plas, gesleten schrift teken, afnemend in de winddag. Of lees dit begin van het gedicht 'Trekkende Vis' Soepele kling, elft, drift zonder haast die van het vastelandsklif vademdiep koerszet naar Groenland (op de rivier, wiens mondjesmaat je verbaast, dreunt de tanker. De horige zalm, tegendraads stroomopwaarts gejaagd, volvoert in de hellepoort van de waterval zijn salto mortale en waait schilferend weg, een graat): jouw vlucht is jacht. Hy komt er nu ook toe zun ars poëtica in eenvoudige bewoordingen neer te schrijven: en ik denk dat wat de wind schrijft op de pagina van het water weinig afwijkt van het spinnig schrift van gedichten en dat het op dezelfde manier wordt uitgewist en ik meen dat er een begin is en een herkomst en geen onsterfelijkheid, maar zou aanvaarden dat ik, zonder te zijn uitgewisseld, als schim werd bijgezet op een plek als deze, dicht onder het maaiveld, gehurkt, in de wensende wijs die mensen bevestigt. Sandfirden) Nog steeds 'hoort hy niet by hen die zich in duister verkleden, die dageiyks een huid afwerpen om hun huid te redden (p.28), maar staat hy aan de kant van het vuur. waarvan hy weet dat hu een vonk is: „Je zit tussen twee vuren dit jaar, Jij, die in vuur gelooft, in een god van vuur:" leest men in 'Woorden in tyd van droogte', en dit vers eindigt veelzeggend: 'Houd de vonk droog die zin gaf p.33). Soms spreekt Hamelink nu zelfs een soort verwach ting, hoop, uit: 'Wie een wig drijft in een boom. terzij van het erf aan de bosrand. onderbreekt soms het werk. Het blijft liggen. Maar in de half gespleten stam brengt - niet voor het eerst - een bijenvolk zyn honing bijeen. De man die zijn werk hervat vindt, veel later, als de tijd. rijp is, de zoete voorraad, voedsel uit allang dode bloesems dat met verwacht werd. Dit is het antwoord. Vat het op als zodanig Vestig je hoop op het komend jaar, het zachte kind van Vergïlius dat schrikt van de baardstoppels van zijn ouders. van hun zelfgenoegzame tijdrekening, hun ijzeren zwaarte, en dat glimlacht zodra de wereld, warmer wordend, weer naar het licht draait. hans warren LETTERKUNDIGE KRONIEK En het slotgedicht. 'Opdracht', eindigt met de strofe: Waarschijnlijk lees je me nooit. Niettemin schenk ik je al wal ik heb, dat waarop de kramp niet van invloed was. de van mijn bevindingen en van mijn twijfels gemaakte hoop (pover, toch niet geheel ongerechtvaardigd), voor een uur waarin je je verveelt. een uur waarin ik word meegevoerd, onverlicht en onvervuld, met het schuim en het wrakhout. Maar bij jou kom ik boven. Die laatste regel kan voor elke lezer gelden. Bij my was het althans zo: ik acht 'Het Rif Hamelinks beste bun del tot nu toe, een bundel met vele bijzonder treffende gedichten Keer op keer voelde ik me al lezend gepri- velegieerd, toegelaten tot dat wondere rijk waarvan alleen echt goede poezie de sleutel heeft, - en dat was me met Hamelinks poëzie nog nooit overkomen. IVÏoderne Gedichten' van J.A. Deelder is samen gesteld uit de bundels 'Gloria Satoria' van 1969,'Dag en nacht geopend' van 1970, 'Boe!' uit 1972 en een aantal toegevoegde gedichten. Zodoende is nu weer vrijwel het hele oeuvre van deze in 1944 geboren dich ter verkrijgbaar. Deelder kondigt zichzelf aan als een neonrealist, neonromanticus en neonkomiek, en die speelse for mulering is lang niet gek gevonden. Hy werkt nameiyk met allerlei mogeiykheden; een kant en klaar gevonden tekst, al dan niet uit zün ver band gerukt, en daardoor vervreemd, is bü hem als poëtisch materiaal even welkom als een grol, een woordgrapje, een dwaasheid, een serieus gedicht of kostelijke kolder: als ik de waterpijp hoor borr'len en Gorkum rijst van ver zo voel ik mij gelijk een koning mijn kroon een koude ster en als dan nog van hier of ginder muziek mijn alziend oor bereikt dan is het of klaroenen klinken en Nero zacht de snaren strijkt zo voel ik my als God in Frankrijk een vorst van eeuwen her als ik de waterpijp hoor borr'len en Gorkum rijst van ver of dit: ZELFPORTRET Soms zie je je zitten. Bleek en sereen Hier enlof ginder. Alleen of alleen. Je mag gerust lachen bü deze poëzie die lang niet altyd poëzie is. maar die. als ze slaagt (en by welke dichter slaagt ieder vers?) toch meestal wel tot nadenken stemt, vergezichten opent, verrast of doodgewoon al leen maar op dat lachen afgestemd is. 'Modeme ge dichten', de aanduiding houdt al in dat de meeste ver zen sterk tijdgebonden zyn, en dus zullen verouderen, maar Deelder weet in elk geval iets van het levensge voel van deze tyd op intelligente manier1 in teksten vast te leggen. Dat doet ook Hans Sleutelaar (geb 1935), iets ouder dus, en destijds o.a. redacteur van het interessante avant-garde tijdschrift Gard-Sivik. Sleutelaar, van wie men veel te weinig hoort, bracht zijn schaarse gedichten en teksten samen in 'Schaars Licht'. De bundel bevat naast nieuwe ook oudere en opnieuw bewerkte teksten. Sleutelaar is zelfs heel spaarzaam met zyn woorden - z'n voorkeur voor Latyn, zie zün motto en de twee knappe Catullus-vertalingen, zal daar mee wel in ver band staan. Enkele van zyn verzen en teksten, b.v. uit de in-sa- menwerking met Vaandrager geschreven reeks, of de cyclus 'Voeten maat 44, schoenen maat 43 1/2' vind ik niet geslaagd, ook niet als grap of stunt ('Rekening'!), maar vooral in afdeling 1 van de bundel staan verzen die heel authentiek zün, als 'Namiddag in Egmond'. 'Aan zee', 'Po Tsju I' of dit: IN MEMORIAM PATRIS Het raam keek uit op een blinde muur. Het licht was schaars in zijn stervensuur. In het midden van de kamer bleef ik staan, en zag hem aan: was dat mijn vader die daar lag? Het magere gezicht verried wanhoop, wrok, verdriet; maar het kind wist niets van wat hier was geschied. Ik zag voor het eerst een dode en voor het laatst een vriend. Hij zou mijn vader zijn, maar werd het niet. Jacques Hamelink, 'Het Rif, 16,50; J. A. Deelder: Modeme Gedichten, ƒ24,50; Hans Sleutelaar: Schaars Licht, ƒ16,50, alle uitgaven: De Bezige Bij, Amsterdam, 1979.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1979 | | pagina 26