zaterdagkrant PZC ZATERDAG 28 APRIL 1979 KONINGIN ZEVENTIG vende element in „De Kroon'' (de ko ningin en de ministers) geweest. By het 25-jarig jubileum van de konin gin in 1973 zijn daar enkele belang wekkende dingen over gezegd. Aan vankelijk lag het in het voornemen om dat jubileum met groot militair ver toon te vieren. Maar toen het. op 11 mei van dat jaar beëdigde kabinet- Den Uyl besloot om de militaire verte genwoordiging in het huldebetoon tot 500 man terug te brengen (dat werd dus een „symbolische deelneming") heeft menig tegenstander van de nieuwe regering dat op rekening van haar anti-militaristische karakter ge schreven. Het is nooit met zoveel woorden ge zegd, maar het heeft er alle schijn van dat het geringe machtsvertoon en ze ker het ongedwongen karakter dat de viering op de feestdag zelf kreeg (het koninklijk paar met zeven kleinkinde ren in een calèche door Den Haag) he lemaal ln de Ujn van de jubilaresse lag. Hans Smit heeft er toen in Vrij Neder land aan herinnerd, dat de koningin na de oorlog geregeld vertoefde in het ge zelschap van Quakers (de geloofsge meenschap waartoe onder meer de schrijver Jan de Hartog behoort) en andere overtuigde pacifisten. De ko ningin ontwikkelde daar een afkeer tegen het militair bedrijf en andere vormen van geweld. Daamaast - en dat heeft iedereen ook in de Jaren na dat jubileum kunnen constateren - ging haar belangstelling uit naar de onderdrukten, naar de de kolonisatie, de vluchtelingen, de be strijding van honger, ziekte en nood en naar de kinderen in de wereld. Groot rumoer ontstond in Zuid-Afrika en in Nederland toen de koningin een be langrijk bedrag schonk ten behoeve van de bevrijding van zwart Afrika. Een soortgelijk gebaar maakte zij ge durende de Frans-Algerijnse oorlog, toen ze een groot bedrag gaf voor de hulp aan Algerijnse kinderen Afkeer Haar afkeer van wapens en wapentuig uitte ze ook in haar vermaarde toe spraak tot het Amerikaanse Congres op 3 april 1952: „Ik hoop van ganser harte dat eens de modeme produktie- vermeerdering, nu opgeëist door de herbewapening, omgezet zal worden in één die tegemoet zal komen aan de ze reusachtige ontwikkelingsprojec ten" (doelend op de overbevolkte en achtergebleven gebieden van de we reld) En tijdens haar rede tot de Nederland se Jeugdgemeenschap in de Pieters kerk te Leiden zei de koningin op 18 juni 1955: „Produktie is noodzakelijk. Zal de gedachte daarbij ooit die van winstbejag kunnen evalueren naar die van samenwerking? Tot nu toe is er van samenwerking veel te weinig sprake geweest. Indien die, bp de juiste grondslag, had plaatsgehad, zou in onderling overleg menig bezitter van rijke voorraadschuren overtuigd zyn geworden van zijn eigen ham sterzin. gezien tegen de nood van el ders Wat geeft hij daarmee een bewijs van onmondigheid' Te betreuren is ook dat wantrouwen tussen de naties meebrengt dat veel arbeidsvermogen onproduktief voor bewapening ge bruikt wordt.. Alweer: een bewijs van onmondigheid geeft hij op wiens reke ning het vertrouwen ontbreeköveral waar eendracht ontbreekt, is nog on mondigheid". Nog een citaat, ook uit de rede voor het Amerikaanse Congres op 3 april 1952: „Wij kunnen niet hopen op betere tij den, tenzij het mensdom als geheel zijn boeien afwerpt. Boeien van allerlei soort. Niet slechts die van tirannie en totalitarisme, maar ook die van eigen belang. vooroordeel, tekort aan begrip en gebrek aan vertrouwen. Het is duidelijk dat de mensheid, wanneer deze boeien vernietigd zijn, het welbe hagen van een leven in gerechtigheid en veiligheid zou kunnen uitstralen en een begin zou maken voor een betere wereld, voor een volledig gemeen- schapsleven".- Dat zij achter haar woorden stond - eigen woorden, want een minister van buitenlandse zaken die de koningin op haar reizen vergezelde, zei eens na een nogal bekritiseerde rede van de ko ningin: „De koningin heeft me haar tekst in het vliegtuig laten lezen" - on dervond een ooggetuige van de souvereiniteitsoverdracht aan Indo nesië. kort na het inhuldigen van de koningin. Hij schreef: „Ik vergeet die zitting in Amsterdam niet Van alle ederlandse regeringspersonen sprak er maar één met echte overtuiging: de ze koningin. Alle anderen zaten daar met ergernis in het hart omdat de we reld ze had gedwongen tot capitula tie..." Stormen Een sterke vrouw. Ondanks de stor men die over haar geraasd hebben: het huwelijk van prinses Irene in 1964 met alle toestanden van geloofsovergang, carllsme en vasthoudendheid van de jonge prinses zelf (die tenslotte een zaam tussen duizenden in Rome trouwde). De verloving van het huwelijk van Beatrix in de jaren 1965 en 1966 inclu sief het verzet van „het lastige Am sterdam" (burgemeester Van Hall) Vervolgens de troubles om het pro bleemkind Christina en tenslotte: de Lockheed affaire. En téh. dagelijks op post. geen uur verzuim- „Ik ben nooit ziek". Niet van de zorgen thuis en niet om die dertien miljoen Nederlanders. Echt waar. een sterke vrouw, onze 70- jarige koningin. .Een sterke vrouw, wie zal haar vin den? Haar waarde gaat die van juwe len te boven..." (Spreuken 31 vers 10). Nu heeft zelfs een koningin haar eigen leven niet in de hand. maar wie deze vrouw, klein van stuk. maar pittig van oog en met uiterst zelfstandige menin gen bezig ziet en hoort, krijgt wel die indruk: „De koningin kan nog jaren mee!" Dat hoeft niemand te verontrusten. Met name mensen die van mening zijn dat een verjonging van de opperste leiding van ons staatsbestel zo niet wenselijk dan toch in de lijn der ge beurtenissen verklaarbaar zou zijn, kunnen zich aan het regeringsverle den van de vorstin troosten: ze is onder alle omstandigheden het vooruitstre ningin Juliana zeventig. Mozes, de gTote leider van Israël, heeft in een gedicht (Psalm 90) eens geschreven dat wie sterk is, zeventig jaar kan worden. Dat is dan ook de indruk die de koningin maakt op wie haar ont moet: een ijzersterke vrouw. In een interview met Jan van Hillo zei ze enkele jaren geleden eens: „Ik ben nooit ziek". In een tijd van groot ziekteverzuim onder werkende men sen een bewijs van een sterke motive ring ten aanzien van de voorhanden liggende taak. Dat ze er niet „op af knapt", bewees ze onlangs, toen ze premier Van Agt vroeg om bekend te maken dat ze er nog niet over dacht om afstand te doen van de troon. „Dat kan nog jaren duren" werd toen ge zegd. Juliana de verzoener maandag 30 april wordt koningin Juliana zeventig jaar. Ter gelegenheid van die verjaardag hebben w\j aan de hand van de kerstboodschapen die zij vanaf 1948 uitsprak, een schets gemaakt van wat de koningin in de loop van de laatste dertig jaar intensief heeft beziggehouden. Uit die reeks van bespiegelingen blijkt dat Juliana vooral een 'mens van verzoening', van begrip voor anderen is. waarbij ze haar grote kracht put uit haar geloof Koningin Juliana komt - het zij ten overvloede gezegd - uit de kerstboodschappen die zij vanaf 1948 heeft uitgesproken, tevoorschijn als een intens levend mens, open staand voor vernieuwingen, maar ook geworteld in de vele goede zaken van het verleden. Bij het doornemen van de kerstover peinzingen, welke zij alleen in 1970 niet heeft uitgesproken omdat ze toen bang was in een sleur terecht te komen, merkje hoe ze steeds weer heeft getracht verzoenende elementen naar voren te schuiven, of het nu ging om de strijd voor de verloren Indische illusies dan wel om de groeiende onverdraagzaamheid tussen kleine of grote groepen ofwel de verwijdering tussen jonge en oudere generaties. Samenwerking, begrip, naastenliefde, vrede, de macht van de enkeling in de gemeen schap, verantwoordelijkheidsbesef, respect voor elkaar, herwaardering van waarden, eerlijke ver deling van rijkdom en welvaart, de mogelijkheden van nieuwe technische ontwikkelingen, maar ook de persoonlijke eenzaamheid: hetzijn alle thema's die Juliana intens bezig hielden en houden. Vrede heeft uiteraard steeds een grote plaats ingenomen in de kerstbood schappen van de koningin. Het tragi sche daarbij was, dat ze in de eerste kersttoespraak, in 1948, vanuit een oorlogssituatie moest spreken. Ne derlandse troepen waren in gevecht gewikkeld met Indonesische vrij heidsstrijders. Die vrede kwam het jaar daarop wei, maar de verbittering was groot. Juliana, de verzoener, trachtte in haar toespraak van 1949 de weg naar een nieuwe samenwerking tussen Nederland en Indonesië te wij zen: „Wij weten: wie behouden wil, zal steeds verliezen, en wie bereid is te verliezen, zal behouden, ook al be houdt hij iets heel anders dan hij zich oorspronkelijk had voorgesteld - zoals nu inderdaad gebeurt - bij voorbeeld het groeiend vertrouwen, dat een mondig wordende samenle ving ons geeft, veelal daar, waar het de laatste jaren zo jammerlijk ont broken heeft. De onderlinge vriend schap der beide volken is immers, hoewel soms slapend, toch levend ge bleven en kan nu tot nieuw leven ge wekt worden. Laten wij bij dag en bij nacht klaar staan tot helpen, wanneer wij er om gevraagd worden". Die laatste zin zou men eigenlijk wel een leefregel van Juliana kunnen noemen, die ook steeds weer verwijst naar de hogere macht, naar God. zoals ze ook in diezelfde kerstboodschap opmerkt: „Wij. die gewend waren lei ding te geven, worden tenslotte zelf weer geleld door een hogere leiding". Respect Koningin Juliana heeft bij elke gele genheid blijk gegeven van haar diepe geloof. Tegelijk - en velen kunnen daar een voorbeeld aan nemen - heeft zij ook altijd respect getoond voor opvat tingen en ideeën van anderen. Zoals ze in 1961 zei: „Konden wij maar genoeg respect voor ieders persoonlijkheid hebben om elkeen ongestoord hét licht te laten weerkaatsen, dat nu juist hij of zij opvangt. Konden wij maar open staan voor elkaar. Wij zouden moeten openstaan om de wind van de. eeuwigheid alle stof van onze bin nenhuisjes te doen opdwarrelen en ook om de geest van anderen bij ons te laten binnenwaaien. Want wie weet wat voor verrijking van onze eigen geest we anders buitensluiten. Bij ge brek aan openheid voor elkaar onL staat er alleen al zoveel misverstand en onenigheid. Ieder mens heeft zijn eigen weg te kiezen en zijn eigen ver antwoordelijkheid te dragen. Het is zijn recht, zijn plicht zelfs. Trouw aan het beginsel, respect voor elkanders vrijheid en verantwoordelijkheid, zal de redding zijn van ons eigen zel frespect, zowel in het klein als het groot. Wij kunnen niet anderen het recht ontzeggen vrijheid van keuze te hebben en toch in ons eigen recht en vrijheid blijven geloven" Respect en begrip voor elkaar komen ook ter sprake in Juliana's over peinzing in 1967: „In de eerste plaats zijn we met zijn 12 a 13 miljoen ver schillende karakters. Daarvan is ie dereen bezig een eigen levenservaring te verkrijgen en is bezig zijn eigen ge dachten en gevoelens te ontplooien of te consolideren- Ieder is een ander. Daarbij komt in de tweede plaats, dat er hele groepen zijn die als in totaal verschillende werelden verkeren en die zelfs de woorden niet eens meer be grijpen die in zo'n andere levenssfeer thuishoren. Hoe kan iemand dan ook maar trachten te spreken tegen allen of zelfs tegen een grote meerderheid? Het zijn vooral de generaties en leef tijdsgroepen die steeds verder uiteen drijven en mede daardoor was er ook nooit zoveel onderling gebrek aan be grip. Wat is zinvol voor jong. wat is zinvol voor oud? Alles komt ons zo be trekkelijk voor. dat niets meer houvast schijnt te bieden. Er lijkt zo weinig zwart-wit te zijn. Sommigen vluchten daarvoor. Maar als het goed is, beseft iedereen wel degelijk zijn persoonlijke verantwoordelijkheid. Als enkeling voelt men zich evenwel meestal machteloos tot ontwarren of doorhakken van knopen In de duize lingwekkende ruimte, bestemd voor onze geest, onze ziel. mogen we onder vinden dat er veel groter dingen voor ons zijn weggelegd dan we ooit hadden durven hopen. Daar is ook het ont moetingspunt, waar we onze saamho righeid als mensen in harmonie kun nen beleven. Daar valt het onbegrip voor elkaar en voor de wereld weg, daar verdwijnt iedere afscheiding en wordt alle eenzaamheid vergeten. Want, in wezen is de mensen-gemeen schap er een van de meest intense en intieme verbondenheid. Het is dan ook nooit straffeloos dat die geschonden wordt". Gelijkhebberij Haar afschuw voor „gelijk-hebbenj" laat Juliana nog eens blijken in 1972, waar ze opmerkt: „Wie meent dat zijn eigen stuk waarheid de enige is - de gelijkhebber - beledigt eigenlijk het waarheids-beleven van anderen We weten allen tot hoeveel waarheidsver draaiing. leugen en laster dit soms ook kan leiden, tot hoeveel verguizing en strijd. En toch moeten we trachten in vrede samen te leven en dus elkaar aan te vullen. Ik geloof dat we daartoe alle reerst zelf waar moeten zijn. Openba ring van waarheid over onszelf, even als over anderen, kan veel pijn doen Maar het maakt de lei schoon en klaar voor iets nieuws en beters Wij hebben onszelf te vaak voor de gek gehouden over onszelf. De kennis van de wer kelijkheid en het waarachtig worden, maken ons daarvan vrij. In eenzaam heid is geen geluk, in afzondering geen stimulering. Laat ieder zichzelf open gooien en de anderen tegemoet gaan Het elkaar vinden, betekent geluk" Samenwerking Samenwerking neemt een belangrij ke plaats in in de bespiegelingen van koningin Juliana. In 1950 noemde zij samenwerking de enige uitweg uit de toestand waarin de wereld verkeert. „Samenwerking heeft nog nooit iemand pijn gedaan, integendeel ge holpen en vaak meer geholpen dan werd verwacht". Kameraadschap, daar komt het op aan: „Zo is er ergens vlakbij altijd iets of iemand die ons meetrekt in de grote kring van de mensengemeenschap. Ook al groeit die nog tot vele miljarden meer uit dan nu. die allen zullen toch steeds verlangen naar medemenselijke steun en kameraadschap. Door ons warm te maken voor iets wat van waarde is, doortrekt een gloed onze omgeving en gaan we zelf gloeien van echt geluk" (1967). Een stelling van Juliana die in veel toespraken terug te vinden is. is ook die van de macht van de enkeling, het los-worstelen uit de eenzaamheid. Uit de kerstboodschap van 1952: „Aan zo- velen dringt zich in onze tijd de vraag op: wat kan ik doen voor de vrede op aarde en het welzijn der mensen als enkeling? En dat lijkt dan vaak zo goed als niets En toch is dat niet zo. Bestaat de wereld soms niet uit enke lingen en dus uit persoonlijkheden? De mogelijkheden ten goede, ieder mens gegeven, zijn verbazing wekkend. Hoe ontzaglijk groot is niet de actieradius van een mens die naar zijn geweten handelt". In 1966 tipt ze de enkeling in het grote geheel weer aan. „Op ons ligt de last. dat we in een uiterst ingewikkelde maatschappij leven, die steeds inge wikkelder wordt. Wij allen samen als mensheid zijn voor deze gang van za ken verantwoordelijk. Al lang memand meer kan alleen de onderde len van onze samenleving begrijpen en oveizien Deze onvoorziene mon- stergroei laat ons staan met een gevoel van klein en machteloos te zijn- Wat kan die kleine mens zetten tegenover de massa van heel die maatschappij? Hij voelt zich alleen. En wat kan zelfs een groep, een volk, er nog voor in vloed op uitoefenen? Niemand, al ïshij tevreden over zijn eigen bestaan, is het eens met onze maatschappij. Het is goed en essentieel een werkelijk ge zonde afkeer van iets te hebben Het- zelfde geldt voor een werkelijk gezon de voorkeur voor iets. Goede kritiek is niet alleen geen verweer, maar wil be tere toestanden helpen opbouwen. Wij allen stellen de maatschappij samen en wij zijn in feite verantwoordelijk voor onze medemensen, of wij dat wil len of niet". De kracht van de enkelmg komt ook op Kerstmis 1977 ter sprake „Vaak ontmoet je overmacht, zelfs zo sterke, waar geen wapen dan je blote, eigen waardigheid van het goddelijke schepsel dat je bent. Er bestaan ge weldig indrukwekkende voorbeelden, ook in onze eigen tijd, van mensen die dat opbrachten. Die toonden in wezen onaantastbaar te zijn. Ze werden er bovenuit getild" Eenzaamheid De eenzaamheid is iets waar koningin j uliana zich intensief mee bezig houdt. Steeds weer vind je er wel iets van te rug. Zoals in 1955: „De mens in onze tyd vereenzaamt in eigen kring. Hoe groter en dichter de menigte om hem heen wordt, hoe verlorener voelt hij zich. Een enkeling, alleen in de woestijn, is even eenzaam als een naamloos nummer in de massa. Het enige verlossende gevoel dat hij in zijn leven soms ervaart, is het samen met anderen werken voor een deel, dat niet zyn eigen, maar een groter en hoger belang dient. Vreemd genoeg voelt hij zich dan door de voldoening die het geeft, weer tot zijn recht komen, zijn eenzaamheid en angst verzwakken en hij heeft het gevoel dat zijn wezen ver ruimd is geworden". In haar opmerkelijke kersttoespraak van 1965 wijdt Juliana ook weer aan- dacht aan de eenzaamheid: „Door ons te geven, open en eerlijk, aan onze me demensen en hun ontplooiing te eer biedigen en te bevorderen, krijgt onze eigen ontplooiing de kans die zij be hoeft. Zo alleen is er leven mogelijk voor ons mensen. Als men er over na denkt. begrijpt men dat het ons uit de eenzaamheid, uit de verschraling, uit de dood bevrijdt. Ontdek uw broeder. Ontdek uw God. Dit openbreken van de gevangenis van eigen eenzaamheid, waarin geen recht wordt gedaan aan onze ziel, betekent het onmiddellijk herkrijgen van de levensadem" Woelige tijd rin Juliana, hier gefotografeerd in Vlisstngen, tijdens haar bezoek aan Zeeland in oktober 1976. Het boelende van deze woelige tijd heeft ook volop de aandacht van ko ningin Juliana in haar kersttoespra ken gehad. In 1953 hield zij de luiste raars voor „dat men met traditie geen enkel actueel gebeuren tegemoet kan treden. Men vraagt zich af uit welke bron ontstaat steeds weer de behoefte traditie zó te verheerlijken dat de ac tualiteit van het leven voorbij gaat e de daarin gelegde kans. Ongezond is het traditie als een zware ballast in Iedere nieuwe dag mee te slepen en nog ongezonder is het de toekomst hiermee te belasten en de dag van he den voor niets te laten passeren". In 1960 is de koningfri bijna lyrisch als ze zegt: „Er gaan nieuwe golven over ons heen. Er komen nieuwe mogelijk heden binnen ons bereik. Sommige oude instellingen blijken vermolmde stukken te zijn van een vloer waarop een levende maatschappij met haar nieuwe generatie niet meer kan staan en bewegen. Er worden dingen nog voor levend aangezien, die spoken uit het verleden zijn geworden De wereld wordt onrustbarend klein. Ons aller verantwoordelijkheid is wereldwijd". Verantwoordelijkheid Die verantwoordelijkheid voor de armen in de Derde Wereld of voor de rechtvaardige verdeling van wel vaart en welzijn brengt ze ook regel matig ter sprake. Zoals ook de ver antwoordelijkheid voor de generaties na ons die we dragen Daar zei ze in 1963 het volgende over: „Wie na ons komen, zullen aan ons-van-nu on voorstelbaar veel hebben te wijten of te danken. Hun bestaan hangt ervan af of wat wij opzetten of nalieten goed was of verkeerd, of het verantwoorde lijk was tegenover God en onze naas te. Stilstand bestaat niet: de ontwik keling gaat onherroepelijk verder". Uit de kerstboodschap van 1965: „Het is een tijd van vraagtekens. Alle6 wordt op de korrel genomen, bekriti seerd, ontleed. Men zoekt naar her waardering van alles waaraan tot nu toe waarde werd gehecht En er is eigenlijk geen reden om daar bang voor te zyn. wy beseffen intuitief dat dood en verderf niet het einde kunnen zyn van het leven, dat het altijd in de een of andere gestalte boven de be dreiging uit zal rijzen. wy Ujden veelal aan dingen waar vroegere geslachten nog niet door leden, maar die eigen zy n aan onze ingewikkelde en geraffineer de eeuw. Wy slaan hier tegenwoordig niet meer zo gauw de hersens in die anders denken dan de onze. Onze be schaving pleegt haar aanslagen op „beschaafde" manier, maar treft even raak". En even verder: „Het is niet in de eerste plaats het lawaai en het ge schreeuw of wat in de schynwerpers ligt, dat werkefijk de aandacht ver dient. Dat wat van wezenfijk belang is voor de opbouw van de mensheid timmert met langs de weg. Onze ver antwoordelijkheid is te duidehjk ge worden dan dat wy er ons aan kunnen onttrekken" In 1968 heeft Juliana het over „de ge weldige worsteling in onze samenle ving om zichzelf te begrijpen, aan te pakken en te verjongen. We zoeken' naar het nieuwe ritme voor vandaag en morgen". Op kerstmis 1971 gaat zy ln op het misbruik vaak van de mogeUjkheden van onze aarde, „wy gebruiken de aarde terecht, maar misbruiken haar evenzeer Veel van wat we deden, liep ons uit de hand. wy moeten formida bele problemen oplossen, willen we op aarde kunnen voortbestaan Wat er nog is, raakt steeds ongefijker ver deeld over de wereld. En by dat alles vervuilen we alles en bedreigen daar mee onze gezondheid en die van moeder aarde op grote schaal Het ls aan alle overheden en particulieren, alle hersens en handen ter wereld om een goed begin voor de verdere tyd te maken. De mensheid heeft het in eigen hand. Hier ligt een kans voor wereld- wyde saamhorigheid en kameraad schap. Voor wie duideiyk de keus ziet tussen er op of er onder by het aflopen van een oude tyd en de mogeUjkheden van nog een toekomst, vol van nu nog fantastisch ïykende mogeUjkheden. voor die ls er bemoediging. En wel de ze. dat Christus' komst aantoont dat de wereld voor God de moeite waard blykt gered te worden. Ieder van ons zal eens deze wereld verlaten. En lk voor my zeg. volkomen overtuigd: naar een beter, hoger leven. Maar dat is geen reden om deze aarde, die ons toevertrouwd is, niet te laten voortbe staan. Ondanks de spanning tussen haar bestaan en haar vergaan Ugt het in onze macht haar te redden".

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1979 | | pagina 23