SCHIERBEEK
OOSTERSE BIBLIOTHEEK
spookverhalen, de boeddha, maleise hofkroniek, no-spelen
mijn boeken verouderen niet,
omdat de wereld ook
niet erg vooruit gaat
1 De eerste keer dat ik Bert Schierbeek zag, kwam hij samen met Lucebert en Remco Campert,
ieder met een stapel tijdschriftjes onder de arm, de machtige trap van het Stedelijk Museum in
Amsterdam afgestormd: „Lees de nieuwe Braak! Lees de nieuwe Braak9" Dat was een mooie
stunt van de experimentelen, nota bene in de pauze van een Podium-avond. Podium, het tijd
schrift waaraan ze zelf meewerkten, of zouden gaan meewerken. Het was i maart 1951. Diezelfde
avond droeg Lucebert zijn gedicht "Herfst" voor, bestaande uit het omkeren van een glas water
boven zijn toch rijkelijk begroeide hoofd.
ZATERDAG 2 DECEMBER 1978
Bert Schierbeek had toen al de ver
zetsroman 'Terreur tegen terreur" ge
publiceerd. plus nog een tweede ro
man, "Gebroken horizon", allebei in
"normaal" proza. In Braak echter ver
scheen opeens een zeer wonderlijke
tekst uit een nieuw werkstuk, dat "Het
boek Lecoq" zou gaan heten
Opgeborgen
Dat boek is nooit verschenen. Wie er
meer van wilde weten, moest het doen
met een paar andere fragmenten in
tijdschriften. Het manuscript lag de
gelijk opgeborgen hij Schierbeek
thuis. Maar nu, bijna 30 jaar later,
wordt het dan toch gedrukt. Het
wordt opgenomen in Schierbeeks
verzameld werk, dal ter gelegenheid
van de 60e verjaardag van de schrij
ver bezig is tc verschijnen. Er is al één
deel uit: niet het eerste maar het
tweede. Hat bevat zijn boeken uit de
revolutietijd van de Vijftigers: "Het
boek Ik", "Andere namen" en "l)e
derde persoon".
Aan Schierbeek de vraag Waarom
verschijnt het tweede deel vóór het
eerste?
„Dat is een uitgeverstechnische kwes
tie. Die drie boeken in het tweede deel
worden fotografisch gereproduceerd
Maar in het eerste deel verschijnt, be
halve "Terreur tegen terreur" en "Ge
broken horizonook "Het boek Le
coq'. en dat moet eerst nog worden
gezet"
Andere vorm
- Waarom is Het bock Lecoq" nooit
eerder verschenen''
„Dat is een heel verhaal. In 1946 was
ik klaar met "Gebroken horizon", dat
zich bezighield met de Indonesische
kwestie. Dat boek was niet zo erg best.
De Bezige Bij wou het niet hebben.
Het is toen door Brenghel uitgegeven,
een kleine uitgeverij die allang niet
meer bestaat".
„Maar ik zat in die tijd al te zoeken
naar een andere vorm. Ik zat met de
problematiek van de roman. Ik dacht
aan het surrealisme. Daarover was in
Nederland weinig bekend, want de Fo-
rumgroep en daarna Criterium moes
ten er niets van hebben".
Daarbij kwam dat ik voorde oorlog al
"Gargantua en Pantagruel" had gele
zen, dat geweldige boek van Rabelais
Dat las ik al op het gymnasium In de
vertaling van Sandfort. maar ook in
het oud-Frans. Ik leerde Frans en La
tijn. dat ging heel goed samen. Later
kwam daar "Tristram Shandy" bij van
Sterne, dus ik kende al voorbeelden
van hoe je op een andere manier een
roman kunt maken"
,.Op een gegeven moment ben ik be
gonnen aan een enorm boek. Dat
groeide en groeide. Het was, om je de
waarheid te zeggen, onleesbaar. Maar
het werd wel heel dik"
Bevrijding
- Weet je nog wanneer je daaraan
precies bent begonnen''
..Daar was ik mee bezig tijdens de be
vrijding. Ik zat eraan te werken op 4
mei 1945. 's Avonds om acht uur
kwam ineens over de Engelse radio
het bericht dat de Duitsers hadden
gecapituleerd. Ik heb dat boek toen
laten liggen en ben de straat op ge
gaan. Even later werden we er weer af
geschoten, want de Duitsers in Am
sterdam wisten nog van niets!"
,,ln de maanden daarna schreef ik ver
der aan dat boek. Het werd steeds dik
ker. Maar toen kreeg je het conflict
met Indonesië en daarover heb ik eerst
Gebroken horizon" geschreven.
'Terreur tegen terreur" was toen al
klaar. Daar was ik eind 1943 al aan be
gonnen. Ik zal nooit vergeten hoe
Charles van Blommesteijn. die was
toen directeur van de Bij. samen met
Geert Lubberhuizen, bij mij binnen
kwam en zei „Hier. ik heb een con
tract voor je en duizend piek". Haha!
Duizend piek. dat zou nu een bedrag
zijn geweest van f 10.000. In september
1945 is het uitgekomen, het was een
van de eerste boeken die na de oorlog
zijn verschenen".
Iets goeds
In 1946 werd ik mede-redacteur van
Het Woord, het tijdschrift dat bij de
Bij verscheen, en ik dacht weer aan
dat dikke manuscript, dat nog altijd
onvoltooid in mijn la lag. Ik dacht: in
die stapel moet toch wel iets goeds
zitten? Ik ben dat eens gaan uitzoeken
en er kwam een aantal stukken uil.
Fragmenten als "Jazubel", dat was al
een heel gek soort proza voor Neder
land".
„Op den duur is uit die enorme stapel
"Het boek Lecoq" ontstaan, door het
kiezen van acht fragmenten en het
schrijven van twee nieuwe stukken
Als je dat in een bepaalde volgorde
achter elkaar legde, bleek dat het boek
te zijn dat ik had willen schrijven Zo is
dat begonnen"
Ik heb het boek bij de Bij aangebo
den. maar ze wilden het niet hebben
Dat manuscript is toen een hele reis
gaan maken langs alle mogelijke uit
gevers Niemand wou eraatHetkwam
telkens terug Maar ik-was lid van de
Bij. dat is immers een coöperatieve
uitgeverij, en als lid heb je recht van
beroep bjj het bestuur als een boek van
je is geweigerd. Dus ik heb het voor het
bestuur gebracht".
Het boek Ik
„Het bestuur vond dat het boek moest
worden uitgegeven en als het bestuur
zoiets zegt, dan moeten ze het doen,
En zo gebeurde het. Maar op dat mo
ment had ik "Het boek Ik" klaar. Toen
heb ik gezegd: aangezien het jullie
toch lood om oud ijzer is. neem dan dit
boek. Daar sta ik meer achter, nu. dan
achter het vorige. Dus "Het boek Ik"
werd uitgegeven en "Het boek Lecoq"
heb ik weggelegd. Ik heb er nooit
meer naar omgekeken".
„Maar nu kwamen dus die verzamelde
werken op de proppen en daar hebben
we een heel gesprek over gehad Ja.
dat wordt niet alles, maar wel veel.
Toen kwam ook "Het boek Lecoq" ter
sprake Ik heb gezegd: Ja jongens, ik
heb dat boek nooit meer gezien, eigen
lijk. Lees het maar! En toen vond ie
dereen het opeens ontzettend leuk!"
Toegang
„Je snapt dus waarom dc verschij
ning van dat eerste deel is verlaat.
Tegelijkertijd komt er een essay uit
van Siem Bakker en Jan Slasscn, een
soort inleiding, om te laten zien waar
het allemaal vandaan komt. Er wordt
ingegaan op het schrijfprocedé zelf,
maar er wordt ook vrij veel verteld
om de lezer toegang te verschaffen",
„Met een grote bibliografie van Aldert
Walrecht Die heeft dat ook gedaan
voor Lucebert. Ik schrok me dood. die
Walrecht kwam eerst met een klein
kaartenbakje. maar die verzameling is
nu twee meter lang. Ik had geen idee
dat ik zoveel had geschreven1"
..Zo zit het dus m mekaar Het derde
deel zal 'waarschijnlijk bevatten "Dc
gestalte der stem" "Hel dier heeft een
mens getekend" en "Ezel mijn bewo
ner" Er komt ook zeker nog een vierde
deel. en een vijfde Maar dan is er nog
niks opgenomen van "Taal en teken
en dat soort tekst en Vijf of zes delen
van ongeveer hetzelfde kaliber, dat zal
het worden En ik ga wel door natuur
lijk Want "Weerwerk" van vorig jaar.
dat komt er nu niet in Ik ben nu bezig
met het vervolg"
A anzetten
- Als je nou op het geheel terugkijkt,
wat vind je er dan van''
"Terreur tegen terreur" vind ik nog al
tijd een goed boek. "Gebroken hori
zon", daaraan heb ik van het begin af
getwijfeld. Het is onevenwichtig, maai
er zitten wel allerlei aanzetten in tot
ander proza, enigszins onder invloed
van "Meneer Vissers Hellevaart van
Vestdijk'
- Heb je in "Terreur legen terreur" ie
eigen verzetservaringen verwerkt?
„De aanleiding werd gevonnd door
mijn ervaringen in de groep waarin ik
zat, met Reina Prinsen Geerligs. Hans
Kalan. Leo Frijda. Hans Klijzing. al
lemaal gefusilleerd. Ik deed daar veel
voor met bonkaarten Ik kwam uit
Twente en reisde daar regelmatig heen
met bonkaarten voor onderduikers'
„Najaar 1943 is de groep opgerold Ik
kwam terug in Amsterdam en vond op
mijn kamer een papiertje. ..Ga niet
daar en daar heen" Er was een adres
waar wij contact met elkaar hadden
Daar ben ik toen eens langs gelopen en
zag dat hei vol SD'ersen Grune Polizei
zat Ik ben maar een tijdje ondergedo
ken".
Malraux
„In die periode heb ik "Terreur tegen
terreur" geschreven. Dftar had ik een
groot voorbeeld van: Malraux.
- La condition humaine.
..Ja' Dat boek werd veel door de intel
lectuele Illegalen gelezen Ik kende hei
al van voor de oorlog, uit de vertaling
van Du Perron Daarin had ik een
voorbeeld hoe je zoiets moet aanpak
ken. Het is natuurlijk niet zo goed ge
worden als dat andere"
- Hel is nooit herdrukt?
„Ze hadden er veel van gedrukt.
Tienduizend exemplaren en die zijn
vrij gauw uitverkocht. Je moet niet
vergeten, in die tijd kwam er een hele
hausse van boeken over de oorlog. Dan
verdwijnt het ene boek in het andere
En als het nou mijn enige boek was
geweest, maar ik was allang met ande
re dingen bezig Dan denk je daar niet
1e lang over na"
Bert Schierbeek is momenteel dage
lijks in de weer met de groep Poëzie
Hardop, die een Schierbeek-prog-
ramma voorbereidt. „Dat programma
wordt een keus uit alle boeken. Rui
ger Weemhof, een van de medewer
kers, die vindt "De derde persoon" het
einde. Die jongens lezen dal zó hoor"
„Maar nou word ik opeens weer ge
confronteerd met al die teksten van
vroeger. En ik merk dat het nog hele
maal niet is verouderd Ik kan er rustig
achter staan' Kijk. het veroudert
daarom niet zo erg. omdat de wereld
ook niet zo erg vooruit gaat. Het duurt
allemaal lang hoor!"
Moeilijk
- Er verandert wel een hoop. maar
niet ten goede
„Jawel, ik bedoel de essentiële
vraagstukken voor de jeugd, die zijn
niet zo gek anders dan vroeger. Elke
jeugd heeft het altijd weer moeilijk.
Dat hoort er zo bij, denk ik"
Schierbeek vertelt over het ontstaan
van zijn boek "Vallen en opstaan" Dat.
heeft hij geschreven in het ziekenhuis,
waar hij was daar opgenomen omdat
hij zijn dijbeen had gebroken.
„Ik moest steeds op mijn rug liggen,
met dat been in de hoogte. Dan slaap
je slecht. Je leeft voortdurend in hal
ve droomtoestanden. Maar schrijven
kon ik wel, ik licb tenslotte nooit met
mijn been geschreven. \"u kan ik weer
alles. Ik kan zelfs buikdansen. Heb je
dat nooit gezien? Ik kan het echt boor!
Hier!" En jawel. Bert Schierbeek
springt uit zijn stoel en dansl de
buikdans.
Hans van Stralen
Door J H. Burgers, psychiater i
He, gekke verlangen" door Pa
trick Vandermeerseh (uitgegeven
door Dekker en Van dc Vegt in Wage-
ningen) betreft een ruim 180 pagina's
lellende pocket met als thema psv-
cho-therapie en ethiek. De auteur (321
is doctor in dc filosofie. Hij promo
veerde op het proefschrift „Jung in
gesprek met Freud over het onbewus
te". Hij volgde de psvcho-analyse-op-
leiding in België. Aan de Theologi
sche Hogeschool te Tilburg was hij
verbonden als wetenschappelijke
medewerker voor godsdienstpsycho
logie. Thans is hij docent in de ethiek
aan de Katholieke Universiteit te
Leuven en hij is redactiesecretaris
voor VI aar dingen van het tijdschrift
T voor theologie.
Hel voorwoord werd verzorgd door
zijn promotor prof. dr A. Vergrote In
het hoofdstuk „Ten geleide" deelt de
schrijver mee dat het thema van zijn
boek is gegroeid vanuit gedachtenwis-
sellngen tijdens de colleges aan de di
verse theologische scholen waar hij
werkzaam was en een antwoord pro
beert te geven op de vjraag in hoeverre
psycho-therapie en in het bijzonder
psycho-therapie gebaseerd op de psy
cho-analyse van Freud in botsing
komt met de moraal
Met andere woorden, hoe de mens
vanuit zijn primitieve oerdriften zijn
wil. maar daarin wordt gedwarsboomd
door de maatschappelijke normen in
casu zijn geweten. De auteur laat we
ten dat het boek zich niet in de eerste
plaats richt lot ingewijden In het
eerste, deel van het boek gaat hij uit
gebreid in op het probleem of de psy
chotherapeut wel of geen medicus
moet zijn. Hij meent van nieten ageert
hevig tegen de psychiater van wie hij
het belachelijk vindt dat deze jaren
lang medicijnen heeft gestudeerd en
op grond daarvan in vele gevallen al
thans een autoritaire houding aan
neemt ten aanzien van zijn patiënten
IVIisschien is dit wel de reden dal de
schrijver van het boek laat weten dat
zijn geschrift niet voor ingewijden is
bedoeld. Men kan zich zelfs de vraag
voorstellen of hij daarmee niet ang
stig is voor kritiek uit vakkringen.
Maar er zal geen enkele psychiater
zijn die zal stel len dat een psychothe
rapeut, aangenomen dat deze goed is
opgeleid en lid is van de Vereniging
voor Psvcho-therapie, per se arts
moet zijn.
De kritiek van medici tegen niet-me-
dische hulpverleners geldt dan ook
Zelden hun psycho-therapeutisehe ac
tiviteit. mits deze zich beperkt tot een
bepaalde groep cliënten Veel meer be
treft het dat dezen de diagnoses mis
sen. Veel geesteszieken behoren ab
soluut behandeld te worden door psy
chiaters. Want als deze grote groep
van patiënten, of zoals men wil cliën
ten. in handen valt van niet-medici.
zoals psychologen, androgogen of
maatschappelijk werkers, dan is dit
een van de grootste kunstfouten die er
op het gebied van de geestelijke hulp
verlening gemaakt kan worden.
De manisch-depressieve psychose, de
melancholie, de schizofrenie, de soma
tische en de organische psychose zijn
slechts enkele ziektebeelden die uit
sluitend behandeld kunnen worden
door medici Dat Vandermeerseh deze
groep onbesproken laat. vloeit voort
uit zijn te gebrekkige kennis van de
psychiatrie in het algemeen. Het is wel
voelbaar dat. de auteur hiertegen
ageert, maar dan had hij medicijnen
moeten gaan studeren in plaats van
filosofie. Hij zou nog enigszins gelijk
hebben als hij in zijn boek het indica
tieterrein had afgebakend waann niet.-
medlsche psycho-therapeuten zeer
doelzaam hun werk kunnen verrich
ten. bijvoorbeeld bij stukgelopen hu
welijken. relatieproblematiek. func
tionele. seksuele stoornissen of andere
neurotische klachten.
Indien hij ook in deze zeer grote
groep zijn energie investeert dan zal
elke psychiater hem alleen maar
dankbaar kunnen zijn. Wat de drijf
veren zijn geweest om in dit boek een
historisch overzicht te geven van de
psychiatrie is ook onduidelijk en
eigenlijk alleen maar te begrijpen of
als bladvulling dan wel als een wan
hopige poging om zich af te zetten te
gen de psychiatrie als medisch spe
cialisme.
Dat het ongeneeslijk-zijn van veel
psychische ziekten een gegeven is im
pliceert namelijk geenszins dal deze
patiënten geen arts nodig hebben.
Want wat zou men ervan zeggen als
andere ongeneeslijke lichamelijke
zieken door hun arts in de steek zou
den worden gelaten en zich bijvoor
beeld zouden laten behandelen door
verpleegkundigen.
Behalve zijn visie op het Oedipus
complex in het licht van de psycho
analyse kenmerkt dit boek zich door
tpseudoi-filosofische gedachten en is
de auteur er niet in geslaagd waar te
maken wat hij precies met de inhoud
van het boek beoogt. Zijn beschrijving
van de diverse psycho-therapieén zijn
dusdanig oppervlakkig en verwarrend
dat zeker een meHngewiJde nauwe
lijks in staat zal zijn om er een keuze
uit te maken
Wellicht kan Vandermeerseh in de
toekomst eens iels publiceren over een
theologisch onderwerp. Hopelijk be
vindt hij zich dan op bekender terrein.
Onder de reeksen boeken of "bibliotheken" die de
laatste jaren in de Nederlandse taal verschijnen,
neemt "De Oosterse Bibliotheek" van Meulenhoff
wel een heel bijzondere plaats in. De opzet van deze
serie is belangwekkende literaire werken uit Oos
terse talen voor de Nederlandse lezer toegankelijk
te maken. Dit gebeurt door het bieden van goede
vertalingen met uit. vocrige inleidingen en toelich
tingen. Vertalingen die rechtstreeks uit de diverse
Oosterse taalgebieden voor deze reeks worden ge
maakt.
Hel belang van deze rechtstreekse vertalingen moei
men niet onderschatten. Veel vertalingen uit bij
voorbeeld Chinees of Japans bereiken ons via Engel
se Duitse of Franse versies. A priori beweren dat
zulke vertalingen van vertalingen waardeloos zijn.
gaat ie ver. wèl is het een feit dat zij op menige plaats
sterk af gaan wijken van de oorspronkelijke tekst en
intentie Boeiend wordt het meestal weer pas wan
neer een schrijver (dichter) van formaat zich met, de
tekst bezig heeft gehouden: ook al wijkt hij dan nog
zo sterk van het oorspronkelijke af. zijn versie kan
dan weer een nieuw kunstwerk worden. Een bekend
voorbeeld de Filzgerald- 'vertalingen" van Oamar
Khayyam. Maar wanneer men niet te maken heeft
met een schrijver van klasse in het eigen taalgebied,
dient men helaas via via vertaalde teksten met wan
trouwen te benaderen. Beter af is men dan met de
vertaling van een vakgeleerde, die mogelijk geen
meester is in het hanteren van de eigen taal, doch die
in ieder geval getrouw en met liefde zo nauwkeurig
mogelijk weergeeft wat er in de oorspronkelijke tek
sten staat.
De vertalingen in'De Oosterse Bibliotheek" munten
over het algemeen uit door leesbaarheid: vaak is het
proza of de poëzie van de Nederlandse verwoording
opmerkelijk fraai, en dat geeft deze reeks nog een
extra prettig cachet.
Wel is het uiteraard zo. dat men zich voor de bijzonde
re teksten dient te interesseren. De grote klassieken
uit de Oosterse literatuur zjjn. evenmin als de klas
sieken uit liet Westen, verstrooiïngslectuur Zomin
als men Vergiliuv Dante. Shakespeare of Goethe
leest in een strandstoel of met één oog kijkend naar
de televisie, zomin leest men de Upanishaden. het
leven van de Boeddha of een No-spel bij het ontbijt of
in de wachtkamer van de tandarts. Waarmee ik niet
beweren wil dat al deze teksten zo heilig zijn. maar
wel dat ze algehele inzet, concentratie en grote, extra
belangstelling van de lezer vergen.
Met een boek van de Oosterse Bibliotheek ga je echt
"zitten", rustig, met een goed glas of een goede sigaar
en een paar uur de tijd. De boeken nemen pret tig in
de hand. ze zijn exact van het goede formaat, prach
tig verzorgd, de drukinkt ruikt lekker, ze zijn in
stemmig zwart linnen gebonden, goudopdruk, fraaie
letter. Kortom het zijn echte boeken, zoals die beho
ren te zijn. - dat is helaas zeldzaam geworden Ze zijn
niet goedkoop, maar toch ook weer niet duur als je
bedenkt datje tegenwoordig vooreen meegebonden
doorsnee-roman ook al heel snel een 25.- neertelt
Zo'n boek is na een paai- maal lezen meestal een on
aanzienlijk vod gewordep Een boek van de Oosterse
Bibliotheek zal er. mits geod onderhouden, over hon
derd jaar nog keurig uitzien.
M8N enige bezwaar betreft - soms - de illustraties. Die
zijn wel eens dermate verkleind weergegeven (zoals
bijvoorbeeld in deel 9) dat veel details verloren gin
gen. of ook wel zó klungelig uitgevoerd (als in deel 10)
dat- ze veel beter achterwege waren gebleven Maar
verder dus niets dan lof. De teksten (sommige zijn in
geen enkele west-europese taal toegankelijk, andere
wel eens vertaald maar vaak vrijwel onvindbaar ge
worden) worden steeds voorafgegaan door deskun
dige inleidingen en begeleid door allerlei noten en
toelichtingen. Uitvoerige literatuurlijsten helpen de
belangstellende lezer verder op weg
Onlangs verschenen er weer vier delen (in tataal
zijn er nu al twaalf): deze keer allemaal uit het Verre
Oosten: China, Japan en Maleisië. Deel 9 van "Dc
Oosterse Bibliotheek" heet "De beschilderde huid"
en bevat een selectie van Chinese spookverhalen
geschreven door ofverzameld door Pu Songling. ze
werden vertaald door een team: W. L. Idema, B. J.
Mans velt Beck en N. H. van Straten. Dit is het derde
boek met klassieke Chinese verhalen dat in de
laatste jaren in ons land verscheen. Twee bundels
namelijk van Feng Menglong (1574-16461. "De Aap
van Begeerte" (in de Chinese Bibliotheek van Dc
Arbeiderspers. 1975), dan. in 1976. als deel 2 van deze
Oosterse Bibliotheek "De drie woorden", ook van
Feng Menglong, en nu dit "De beschilderde huid".
Pu Songling leefde van 1640-1715 en h\j schreef, an
ders dan Feng Menglong niet in de omgangstaal
maar in de klassieke schrijftaal, het wenyan. een taal
die, hoewel zij zelfs voor het gehoor onverstaanbaar
geworden was, tot in deze eeuw is blijven bestaan
voor canonieke literatuur, formele correspondentie
en zelfs voor werken van fictie. Verhalen in het we
nyan zijn meestal veel korter van omvang dan die in
de omgangstaal, hel baihua (Daarin schreef dus
Feng Menglong» Van Feng Menglong is bekend dat
hii de verhalen verzamelde en bewerkte, herschreef
Waarschijnlijk heeft ook Pu Songling dat gedaan
hoeveel van de ongeveer vijfhonderd anecdotes en
korte verhalen uitde "Liaozhai zhiy i!' geheel van zijn
eigen vinding zijn. is met. te zeggen.
Ze werden bovendien pas veertig jaar na zijn dood
voor hel eerst gedrukt Ze zijn heel beroemd gewor
den en gebleven. In westerse talen beslaan er vele
vertalingen van. één zelfs helemaal compleet un het
Italiaans): de andere zijn allemaal selecties In het
Nederlands verschenen dan nu een dertigtal verha
len, waarvan de meeste gaan over het rondzwerven
hans warren
LETTERKUNDIGE KRONIEK
van de ziel buiten het lichaam, 't zij in droom of roes
van dronkenschap, t zij na de dood waai bij dan al
lerlei avonturen worden beleefd Volgens het Chinese
volksgeloof konden ook dieren en zelfs planten een
menselijke gedaante aannemen, meestal niet met de
edelste bedoelingen
Deel 10 is "Het leven van de Boeddha', uit de
vroegste Chinese overlevering vertaald door E Zür-
cher. Het boeddhisme werd voor het eerst in de eerste
twee eeuwen van onze jaartelling, dus een eeuw of vijl
na het ontstaan, in China" verkondigd, en wel vanuit
centra in Noordwest India, en het Pakistaans-Iraan-
se grensgebied. Kasjmir. Teneinde de leer ingang ta^
doen vinden, werd het leven van de Boeddha als
spoedig vertaald. De oudste terloopse optekening
over boeddhistische activiteiten in China dateert uit
65 na Christus, uit de tweede eeuw bestaan er hele
teksten, waaronder die welke prol'Zureheer heeft ver
taald. en die tol nu toe in geen enkele westerse taal
toegankelijk was
Zürcher stipt zelf aan dat het overdreven zou zijii. de
leksteen "meesterwerk van de oosterse letterkunde"
le noemen. Hij heelt getracht bepaalde onbehol
penheden en stijlverschillen van de oorspronkelijke
versie in het Nederlands te behouden Het is volgens
hem "een groots thema, in simpele taal verteld voor
de leden van een kleine gemeenschap die in moeilijke
en chaotische tijden zocht naar een nieuw ideaal", en
'een eerst aarzelend begin, dat soms juist door zijn
onbeholpenheid ontroert, een kleine exotische bloem
die begon te bloeien op de mines van het Han-rijk"
Ook deel 11 uit de reeks, de Maleise Hofkroniek
"Sjeik Abdullah en de hlocmen. de Hikayat Merong
Mahawangsa" kan men bezwaarlijk een "meester
werk van dc oosterse letterkunde" noemen al is het
een hoogst interessant en hier en daar zelfs fascine
rend boek Deze Hikayat werd uit het Maleis ver
taald door II. M. J. Maier. Hij verhaalt de goeddeels
gefabuleerde, deels historische geschiedenis van de
vorsten van Ketlah. een sultanaat op de noordwest
kust van Malakka (tegenover Atjeh, op Sumatra).
Het is niet precies bekend uit welke tijd de tekst
stamt, noch door wie die is opgesteld, het zal om
streeks 1800 gebeurd zijn. en het schrift is arabisch.
Zeker is dat er in 1821 een handschrift van bestond
aan het hof van Kedah: het werd uit de brandende
puinhopen van het sultanspaleis gered, en in 1849 in
verkorte vorm in het Engels vertaald uitgegeven.
Sommige passages zijn ongeWild-komisch voor de
hedendaagse lezer: "Sjeik Abdullah had de dertig
delen van de koran uit het hoofd leren reciteren, en
zonder nog in het Boek te hoeven kijken bleef hij de
koran opzeggen, zijn mond stond niet meer stil. en
alleen als hij at of sliep of zij behoefte deed, zweeg hij,
hfj kende het Boek inderdaad zeer goed uit het
hoofd"<pag 1021
Trouwens, ook de manier waarop Sjeik Abdullah in
Kedah arriveert is komisch: hij komt er de islam
brengen, maar Is in dienst van de duivel. Hij heeft die
duivel de vreselijkste dingen zien doen, maar wan
neer die duivel zoiets onschuldigs doet als in de arak
van Mahawangsa pissen, wordt het hem opeens te
gortige
"Toen zei Sjeik Abdullah ..God beware me. hoe kunt
it nu een vorst een beker pis laten drinken''"
De duivel zei: ..Ik heb u van tevoren gezegd dal u geen
aanmerkingen mocht makenjap nat ik met mensen
doe"
De sjeik antwoordde Jatk heb inderdaad nooit wat
ivillen zeggen, maar dit gaat toch te ver. dit is een
groot vorst.hij regeer! over een land' Hoe durft u hem
nu pis te laten drinken'" <pag. 121
De overgang van Mahawangsa en van heel Kedah tot
de islam blijkt dan een fluitje van een cent.
Hei twaalfde deel in "De Oosterse Bibliotheek" is
getiteld De kraanvogel en de schildpad" en het be
vat vijf No- en vier Kyogen-spelen. uit het Japans
vertaald door Erika de Poorter Dit deel is behalve
met duidelijke schetstekeningen ook verlucht met
een elftal interessante foto's. Het No-theater is in de
veertiende en vijftiende eeuw in Japan ontstaan en
uitgegroeid tot een fijn uitge balanceerd geheel van
gezongeni tekst, muziek, dans. muziek en costume-
ring. Nog steeds worden deze spelen in Japan opge
voerd De No-spelen zijn ernstige, vaak heel poëti
sche stukken, de Kyogen zijn kluchtig van aard en
enigszins te vergelijken met onze middeleeuwse "clu-
ten" gfapjes over misverstanden, vechtpartijen, et
cetera.
Ze wisselen met de No-spelen af Onder de No-spelen
zijn stukken die zelfs enkel als "leesstuk" ten hoeveel
mist men danü buitengewoon voldoen, zoals het
prachtige "De WaterpuUIzutsu" en "Vrouwe Han-
Hango" In 'De Waterput", een verdroomd-poétisch
spel van grote schoonheid is onder andere dit sub
lieme gedichtje ingelast
Om hun onbestendigheid
slaan zij bekend
de kersebloesems
toch hebben zij gewacht op hem
die in een jaar maar zelden komt.
Tot nu toe bestond er in het Nederlands slechts een
vertaling van vijf uit het Engels overgenomen klas
sieke No-spelen (de vijf moderne, vertaald door Jef
Last zijn geen echte No-spelent zodat dit boek. dat
zgecomponeerd werd dat het als het ware een vol
ledig "programma" van een No-theater voorstelling
bevat idie voorstellingen plachten vroeger wel acht
uur en langer te duren i in een grote behoefte voorziet
De uitvoerige inleiding van Er.ka de Poorter munt uit
door helderheid van informatie, haar vertaling door
poëtische kracht
Dal alles maakt "De kraanvogel en de schildpad" tot
een van de begerenswaardigste delen uit "De Ooster
se Bibliotheek
Pu Songling De beschilderde huid j 37.50. Helleven van
de Boeddha 34.50: "Sjeik Abdullah en de bloemen. Me-
rong Mahawangsa'. f 29.50. "De kraanvogel en de
schildpad", 32.50. Meulenhoff, Amsterdam.