PSEUDO-
GADE
Ogaden:
supermachten
buiten strijd om
onafhankelijkheid
uit
Het statendebat over de waarborgen voor de
leefbaarheid van het Zeeuwse platteland
PZC/.
VRIJDAG 10 FEBRUARI 1978
opinie en achtergrond
Van onze correspondent Rienko Wilton)
Als we de Ethiopische en Somalische claims moeten geloven, spoedt het halve Midden-Oosten
(Arabieren, Israëli's en Perzen), de Russen en de Amerikanen met hun respectievelijke bondgeno
ten zich naar de „Hoorn van Afrika" om direct of indirect mee te vechten in de oorlog in de
Ogaden-woestijn en in Eritrea. Op dit moment wordt Ethiopië overstroomd met Sow jet-wapentuig
- al dan niet geleverd via de Oostblok-satellieten, coördineren vijf Russische generaals en 1500
„adviseurs" in Addis Abeba de Ethiopische legeractiviteiten (logistiek, operaties enz.), zijn 2000
Cubanen in de frontlinies (piloten, artilleristen en cavaleristen) actief, vechten er enkele honder
den Zuidjemenieten mee aan Ethiopische zijde, en ten slotte levert Israël lichte wapens aan het
marxistische regime in Addis Abeba.
Afgezien van lokale opstanden (lopend
van restanten van feodale krijgsheren
tot doorgeslagen rivaliserende revolu
tionaire volksiegertjes), vechten de
Ethiopiêrs op twee hoofdfronten: in de
noordelijke provincie Eritrea en in de
Ogaden. De Eritreërs krijgen wapentuig
uit bijna alle Arabische landen, vooral
Soedan, Syrië en Saoedie-Arabië. Het
„Front voor de Bevrijding van West-
Somalië" - de naam zegt het al - vecht
met 100 procent steun van het Somali
sche leger zelf voor de bevrijding van de
zuidoostelijke Ethiopische woestijn
steppe Ogaden. die door Somalisch
sprekende nomaden wordt bewoond.
De Somaliërs worden hierbij gesteund
met wapenleveranties uit Saoedie-Ara
bië. Iran en Irak. De feitelijke aanwezig
heid van Arabisch militair personeel -
de Ethiopiêrs claimen dar 5000 man
Iraakse en Egyptische troepen recente
lijk naar Soröalië werden overgevlogen -
is niet aangetoond.
Om het conflict in de Hoorn van Afrika
met al zijn verwarde allianties te be
grijpen, is een blik in de atlas noodza-
kelijk. Het gaat allereerst om een regel
rechte Oost-Westconfrontatie in dit
zeer strategische stuk wereld. De
Hoorn van Afrika beheerst namelijk de
Rode Zee (daarmee de zuidelijke toe
gang van het Suezkanaal), en het wes
telijke gedeelte van de Indische
Oceaan, en daarmee de voor het Westen
van levensbelang zijnde olieroute uit
de Perzische Golf, zowel richting Rode
Zee als richting Kaap de Goede Hoop.
De supermachten hebben de afgelopen
decennia niets anders gedaan dan hun
invloed ter plekke middels lokale mach
ten ten opzichte van de tegenstander
veilig te stellen. Hierbij werden plaatse
lijke. historische en nationalistische te
genstellingen uitgebuit. De strijd van de
Eritreërs in Noord-Ethiopië en de So
maliërs in de Ogaden is een uiting van
een zuiver nationalistisch onafhan
kelijkheidsstreven, dat echter door de
strategische ligging van hun res
pectievelijke naties een wereldwijde
dimensie krijgt. De wereld bemoeit zich
er dus mee, niet alleen de Russen en
Amerikanen, maar ook de dominante
lokale grootmachten: de Arabische we
reld en dus ook IsraëL
Vóór 1974 lagen de verhoudingen in de
Hoorn van Afrika vrij eenvoudig. Het
Westen en Israël steunden het keizer
lijke Ethiopië, de Russen zaten in So
malië, en de Arabieren hielpen de Eri
treërs in him strijd tegen Ethiopië. Drie
factoren hebben de zaak op zijn kop ge
zet: in 1975 ging het Suezkanaal weer
open. zodat de strategische betekenis
van de Rode Zee en de Golf van Aden
plotseling weer sterk toenam: vervol
gens was eind '74 keizer Haile Selassi
van zijn troon gezet, waarop chaos en
een afiiame van de westerse invloed in
Ethiopië volgden; en kort daarvoor was
Somalië lid geworden van de Arabische
Liga.
Vredesmeer
De strategie van gematigde pro-wes
terse Arabische landen - waarbij
Saoedi-Arabië voorop liep in een de
fensiepact met Soedan en Egypte - was
erop gericht van de Rode Zee een „Ara
bisch vredesmeer" te maken, wat in de
praktijk neerkwam op het „Russen-vrij
maken" van de olieroute van de Perzi
sche Golf tot Suez, en het beheersen van
de zuidelijke toegang van de Rode Zee
(Bab-el-Mandeb) teneinde de Israëli's
in een oorlogssituatie met een blok
kade te slim af te kunnen zijn. Hiertoe
diende allereerst de Russische invloed
in Somalië - waar de Sowjets een logis
tieke raketbasis hadden in Berbcra aan
de Golf van Aden - en in Zuid-Jemen
(het enige zuiver marxistische regime
in de Arabische wereld) te worden te
ruggedrongen.
In Somaliëis dat recentelijk gelukt. Pre
sident Ziad Barre heeft de Russen eruit
gezet en het Westen om wapens ge
vraagd. Maar niet alleen Arabische
oliemiljoenen hebben de Somaliërs
„om" gekregen: het was vooral de im
perialistische Russische politiek bij uit
stek om Somaliè's doodsvijand
Ethiopië te gaan steunen, die president
Barre heeft doen besluiten de Russen
buiten de deur te zetten. Als zodanig
lijkt deze actie verdacht veel op die van
de Egyptische president Sadat in 1972.
Deze ontwikkeling was vorig jaar vooraf
gegaan door toenemende successen van
het Eritrese bevrijdingsfront ELF in
htm strijd tegen de regeringstroepen uit
Addis Abeba, en de strijd in Ogaden
Het onafhankelijk worden van Djibouti
- wat daarmee als twistappel voor
Ethiopië en Somalië tijdelijk in de ijs
kast werd gezet - was het startsein voor
het bevrijdingsfront voor West-Somali
im de Ogaden-woestijn te gaan verove
ren. De Ogaden vormt letterlijk een wig
in Somalië, en na aanvankelijke succes
sen waarbij het Somalische front Dir-
redawa veroverde en Harrar zelfs be
dreigde, zijn de Somaliërs sinds enkele
weken in het defensief gedrukt. De Rus
sische en Cubaanse adviseurs wijzen de
Ethiopiêrs de weg: niet alleen de Oga
den. maar de „bevrijding van Berbera
en splitsing van het Somalische territo
rium".
Grensconflcit
Het Ethiopisch-Somalisch conflict is
geen ideologische machtsstrijd, maar
in wezen een grensconflict. De Soma
liërs zijn in de eerste plaats nationalis
ten, en pas veel later kan men het land
„socialistisch" noemen. Somalië is een
arm ontwikkelingsland; het Westen
heeft nooit oog gehad voor historisch
vrij gefundeerde Somalische aanspra
ken op de Ogaden. Men steunde altijd
het „christelijke" feodale Ethiopië.
Daar is nu een zeer ondoorzichtige in
terne machtsstrijd gaande, waarbij al
lerlei revolutionaire quasi-marxisti-
sche groeperingen elkaar bij het moor
den de loef afsteken. Noch het leger,
noch de intelligentsia heeft het
machtsvacuüm, ontstaan door het af
zetten van de keizer en zijn kliek, kun
nen opvullen. Geen wonder dat de Rus
sen en de Cubanen erin springen.
Een vreemde eend in de Ethiopische bijt
is Israël. Jeruzalem steunt de Ethiopiêrs
om strategische redenen (Bab-el-Man
deb), in een poging de Arabische be
trokkenheid met. de „vijand" Somalië te
neutraliseren. Het. toont nogmaals het
anachronisme in de Israëlische buiten
landse politiek aan. Premier Begin wijst
Palestijns zelfbeschikkingsrecht van de
hand met het argument dat het tot een
communistische Palestijnse mini-staat
zou kunnen leiden, terwijl Israël tegelij
kertijd het racistische Zuid-Afrika en
een marxistisch allegaartje van
Ethiopische legerofficieren met wapens
steunt.
Paradoxaal genoeg heeft het Westen
ook geen oog gehad voor het opvullen
van het vacuum aan de andere kant van
de grens. De Somaliërs schreeuwen om
wapens uit het Westen, maar in Was
hington, Londen, Parijs en Rome zwijgt
men. In Mogadisjoe, de Somalische
hoofdstad, ervaart men dit als een
weinig realistische politiek: de van
zelfsprekendheid waarmee het Westen
vroeger Ethiopië steunde, maakt nu
plaats voor grote aarzeling in westerse
hoofdsteden om Somalië bij te springen
De redenen liggen voor de hand- Italië.
Somalië's vroegere kolonisator, wil geen
avontuur in Ethiopië vanwege de bin
nenlandse moeilijkheden in Italië zelf.
Frankrijk kan geen kleur bekennen
omdat het met defensieafspraken zit
met het jonge Djibouti (waar Parijs
overigens nog 4000 man troepen heeft
gestationeerd». Engeland wil geen ruzie
met Kenya krijgen (omdat Somalië ook
aanspraken doet gelden op Noord-
oost-Kenya). En de Verenigde Staten
willen evenmin hun vingers branden en
hebben daarom hun lokaie bondgeno
ten aan het. werk gezet
Washington heeft het groene licht gege
ven aan Saoedi-Arabië en Iran om So
malië van alle mogelijke militaire steun
te voorzien, inclusief directe interventie.
Daarbij maakt Iran als het ware een
„tweede sprong'in het veilig stellen van
de grote olieroute: jarenlang hebben
Iraanse troepen een door Zuid-Jemen
en de Russen gesteunde opstand in
Zuid-Oman tegen het regime van sultan
Kaboesj in Musqat helpen onderdruk
ken, Het is niet denkbeeldig dat Iraanse
troepen binnenkort in Somalië zullen
meevechten
Hoewel Saoedi-Arabië dezelfde strate
gische belangen heeft, vinden de
Saoedi's - in hun eeuwige rivaliteit met
de Perzen: wie is de lokale politieagent
rond het Arabisch schiereiland? - deze
Perzische betrokkenheid maar matig
Arabieren
De Arabische betrokkenheid bij het
conflict in de Hoorn van Afrika wordt
bepaald door verschillende factoren:
de Oost-West-machtsstrijd, Arabische
ongerustheid hierover en het veilig
stellen van eigen strategische belan
gen, al dan niet in samenwerking met
deze grootmachten: vervolgens door de
zijeffecten van het Israëlisch-Arabisch
conflict zelf, en ten slotte in toene
mende mate door interne Arabische te
genstellingen.
Tot nu toe is Zuid-Jemen het enige Ara
bische land dat aan de „verkeerde kant"
vecht. Alle andere Arabische staten
steunen (nog) Somalië en Eritrea, of zijn
neutraal. De Russen hadden al vaste
voet in Zuid-Jemen. maar opvallend is
dat Moskou zijn greep op Aden heeft
verstevigd na het „overstag" gaan van
de Somaliërs. Logisch, want de Russen
beheersen nu nog alleen maar de oost
zijde van Bab-el-Mandeb, terwijl aan de
westzijde Djibouti en het opstandige
Eritrea liggen. Ali Nasser Mohammed,
de Zuidjemenitische premier, was vo
rige week in Moskou voor verregaande
coördinatie van de Russische strategi
sche bedoelingen met Aden en Addis
Abeba. De hernieuwde Sowjet-bemoei-
enis in Zuid-Jemen is een streep door de
rekening van de Saoedi's. die vorig jaar
nog pogingen ondernamen om het
doodarme regime in Aden met leningen
te steunen en zelfs tot het aangaan van
diplomatieke betrekkingen met het
„goddeloze, marxistische Zuidjemeniti
sche regime" waren overgegaan.
steunpatroon aan Somalië en Eritrea
binnenkort veranderingen verwacht
worden. De loyaliteit en verhoudingen
in de Arabische wereld zijn de laatste
drie maanden danig verstoord, als ge
volg van het Egyptische vredesinitiatief
met Israël, de Amerikaanse reactie
daarop en de steeds meer in betekenis
toenemende anti-Sadat-krachten in de
Arabische wereld, de laatsten gesteund
door Moskou.
Afhankelijk
Hët „front vah standvastigheid", be
staande uit Syrië, Libië, Algerije,
Zuid-Jemen en de PLO, is voor poli-
tiekesteun in zijn strijd tegen Sadat
sterk afhankelijk van de Russen, en an
dersom. Aannemelijk is nu dat de Sow
jets van hun Arabische vrienden - de
Syriërs, de Algerijnen, de Libiërs en de
Palestijnen - zullen eisen dat zij in de
Hoorn van Afrika kleur zullen beken
nen en Somalië en Eritrea in de steek
zullen laten. Dit zou dan tegen het al
gemeen Arabisch belang (strijd tegen
Israël) zijn en tegen de strategische be
langen van die Arabische en andere lo
kale staten die meer op het Westen ge
richt zijn, zoals Soedan, Egypte, Soma
lië, Saoedi-Arabië, N'oord-Jemen,
Oman en alle Golfstaten, inclusief Per-
ziè natuurlijk.
Opvallend ten slotte is de houding van
het pro-Russische Irak, dat met groot
enthousiasme aan de Somaliërs en Eri
treërs wapens blijft leveren, tot groot
ongenoegen van Moskou. De Iraakse
steun zou in coördinatie gaan met
Egypte, binnen de Arabische verhou
dingen twee uitersten op dit moment:
Bagdad wijst ieder politiek vergelijk
met Israël van de hand. terwijl Sadat in
openlijke onderhandelingen met de Is
raëli's is gewikkeld Een en ander valt te
verklaren uit de totale isolatie waarin
beide landen zich bevinden en hun ge
meenschappelijke anti-Syrische ge
voelens: Egypte, de paria die zonder zijn
vrienden te consulteren de vijand vrede
bood, maar hooghartig werd terug ge
wezen, terwijl de Syriërs in hun vuistje
lachten, en Irak, de fanatiekee kam
pioen voor een militaire oplossing tegen
Israël, een oplossing die de Syriërs en de
Palestijnen beslist te ver gaat.
Wat het anti-Sadat-front betreft, wordt
verwacht dat de Libiërs het eerst zullen
inhaken op de Russische verlangens de
Somaliërs en de Eritreërs in de steek te
laten. Libië voelt zich bedreigd door
Egypte, Soedan en sinds kort ook door
Tsjaad. Hoe de Syriërs en de Algerijnen
zullen reageren, zal waarschijnlijk af
hangen van de mate waarin Saoedi-
Arabië en Iran - de verdediger van het
„Amerikaanse imperialisme" - daad
werkelijk in Somalië zullen intervenië
ren. Mocht dit op grote schaal gebeuren,
dan zal de scheuring in de Arabische we
reld ook in de Hoorn van Afrika een feit
geworden zijn.
He,
Door Nico Scheepmaker)
Let Russische persbureau Tass
heeft gisteren gezegd, dat Avital
Sjtsjaranskaja, die overal in de we
reld actie voert voor de vrijlating van
haar man, de dissident Anatoli
Sjtsjaranski, zijn wettige echtgenote
helemaal niet is. Zij zou Natalja Sjtig-
litz zijn, die op 5 juli 1973 uit de Sow-
jet-Unie naar Israël vertrok. In de tijd
dat de familie Sjtsjaranski ontwricht
zou zijn, woonde Anatoli in Moskou
met Lidia Voronina en had hij niets
met Natalja Sjtiglitz te maken. Tass
vertelt verder, dat toen Sjtsjaranski
van wederzijdse kennissen had ver
nomen dat Natalja Sjtiglitz een uit
reisvisum voor Israël had verkregen,
hij op zeer korte termijn een kerkelijk
huwelijk met haar probeerde te slui
ten om voor zichzelf onder het mom
van gezinshereniging een uitreisvi
sum te krijgen.
„Om de een of andere reden weigerde
Anatoli Sjtsjaranski om Sjtiglitz in
een synagoge te huwen. Het huwelijk
was dus zelfs wat de joodse gebruiken
en wetten betreft niet geldig, laat
staan voor de Russische wet. De
leugenachtigheid van de farce die het
religieuze huwelijk was blijkt al gauw
wanneer men bekijkt dat Anatoli
Sjtsjaranski tegelijkertijd een uit
reisvisum voor zichzelf aanvroeg,
waarbij hij op het aanvraagformulier
niet de wens om zich te herenigen met
zijn pseudo-gade Natalja Sjtiglitz in
vulde, maar schreef dat hij zijn ver
loofde Ljoebov Jersjkovitsj, een stu
dente in Tel Aviv. wilde bezoeken
„Het is van belang om te vermelden
dat op alle opvolgende officiële aan
vragen voor een visum, Anatoli Sjtsja
ranski nooit zelfs maar heeft gepro
beerd om zijn zogenaamde huwelijk
met Natalja Sjtiglitz te noemen, in de
wetenschap dat een dergelijke claim
absurd zou zijn", vervolgt het pers
bureau Tass. „Avital Sjtsjaranskaja is
daarom niemand anders dan een
avonturierster die onbeschaamd een
anders naam heeft aangenomen en de
ster is geworden van een goedkope
propaganda-vertoning".
Privé
Tot zover het Russische persbureau
Tass... Het lijkt het weekblad Privé
wel! Wil ik daarmee zeggen, dat het
allemaal wel gelogen, of voor de helft
gelogen zal zijn? Dat hoeft niet eens.
Als we het Tass-verhaal op een rijtje
zetten, dan woonde Anatoli samen
met Lidia, hij hoorde dat Natalja een
uitreisvisum voor Israël had gekre
gen, wilde met haar een schijnhu
welijk aangaan om later, als zij in Is
raël zat, een visum wegens „geib
hereniging" aan te kunnen vragn
maar in dezelfde tijd (ervoor, erna,c;
dezelfde dag, dat is niet duideliji
vroeg hij een uitreisvisum aan metd'
smoes dat hij zijn verloofde Ljoeboi
in Tel Aviv wilde bezoeken.
Reconstructie
Mijn eerste reactie op deze voorstf
ling van zaken is: mijn hemel. wats,:
die man graag uit de Sowjet-Unie«n
de ene desperate poging volgde opc
andere! Je mag dat pokkeland r.
eenmaal niet uit, als je niet m
een naam, adres en uitnodiging vt
een familielid in Israël kan tonen, c.
daardoor is menige Israëli van Ri
sche afkomst de laatste jaren ook
meer familie rijker geworden fc
waarop hij, krachtens de familiestam
boom, eigenlijk recht kan doen gelde
Het kan natuurlijk ook best zijn c-
Sjtsjaranski wat vrouwen betreft::
wel eens van gedachten verandert-
Met Ljoebov had hij een hele m«
verhouding (hij heeft haar, in t
schamele datsja van haar ouders, r«
gedeiloreerd, stel ik mij voor), m;
toen zij met haar familie naar Isr
vertrok, bleef hij eenzaam achter,
zocht troost bij Lidia. die zelfs bi) te
introk, omdat zij het beu was om ra
langer het piepkleine woninkje
haar ouders en drie broers en
zusjes te moeten delen.
Het was een goede, kamerai:
schappelijke verhouding, ook sd
sueel waren er eigenlijk geen prob;
men. maar om nou te zeggen: E
GROTE LIEFDE, nee... Die vo
Anatoli buiten de deur, bij Natalja, 3
was liefde op het eerste gezicht,
beide kanten, een echte hartstocht
lijke liefde, maar zoals het bij Tok
en Dostojevski ook altijd ging: hs
noodlot stond al om de hoek te wach
ten, in de persoon van de postbode Éi
Nataija haar uitreisvisum naar Isté
bracht. Was er nog tijd om te trouwer
Zou dat haar visum niet in geva--
brengen?
„Ik voel me je vrouw, dat is voort,
voldoende", zei Avital (de naam Ni
talja had ze allang afgezworen, tt
vond ze zo'n rotnaam!), en zodrarei
het buitenland was, begon ze als Av>
tal Sjtsjaranskaja actie te voeren o:
haar geliefde Anatoli (gearresteerd
als lid van het Helsinki Comité cn te
schuldigd van landverraad) vrij li
krijgen.
BMiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiililliiiliiiiiiiiiiiilliliiiiiiiiiililillliliiray
Riiiiiiiiiiliillliiiiiiiililliliiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiliiiiliiilllililllililliiliillliiiiiiiiiiiliilllilllllllllillililiiiiiiiillilllli
V an daag komen provinciale staten toe
aan de behandeling van een beleidsstuk, dat
van gewichtig belang kan worden voor wo
nen en leven op het Zeeuwse platteland van
de toekomst. Officieel heet het onderwerp
op de agenda van de statenzitting: "uitwer
king nota bewoningspatroon'. In wat min
der schimmig Nederlands gaat het om een
antwoord op de vraag, met hoeveel inwo
ners de provincie Zeeland in de komende
jaren zal kunnen groeien, hoe die groei over
de verschillende stads- en dorpskernen
moet worden verdeeld en hoe het provin
ciaal bestuur op die spreiding inderdaad een
duidelijke invloed kan en mag uitoefenen.
Zo op de valreep voor de statenverkiezingen
van 29 maart aanstaande is hier naast de
Oosterscheldekwestie,_ de vestiging van
Eurogas en de discussies over de bouw van
meer kerncentrales een van de weinige gela
den onderwerpen uit de bijna verstreken zit-
tingsperiode aan de orde. Een mooie zaak
eigenlij k ook om straks die verkiezingen in te
gaan. Want - om maar even het college van
gedeputeerde staten in zijn toelichting op het
stuk te volgen - „meer dan voorheen willen
wij rekening houden met de dorpen op het
platteland; mede op grond van onderzoek is
het besef gegroeid dat de kleine kernen op
het platteland een woonmilieu vormen, dat
waard is om in stand gehouden te worden."
Over dit uitgangspunt zullen weinigen in
deze provincie het met elkaar oneens zij n. En
daar ligt ook niet de problematiek van deze
zaak. die vier jaar lang bijna doorlopend in
discussie is geweest. Waar het om gaat is of
men het in Zeeland eens kan worden over een
aantal nieuwe uitgangspunten en maatre
gelen, die niet langer vrijblijvend zijn en naar
eigen inzichten kunnen worden uitgelegd,
maar die in wezen een stuk vrijheid van oor
delen en handelen aan gemeentebesturen
ontnemen.
Twee jaar geleden vonden de Zeeuwse sta
ten elkaar, toen afspraken werden gemaakt
over de zogenaamde 'klassen-indeling' die in
de toekomst voor de woonkernen zal worden
gehanteerd en dat bij de goedkeuring van
gemeentelijke bestemmingsplannen, het
tempo waarin die bestemmingsplannen mo
gen worden volgebouwd en bij de toewijzing
van woningen aan de verschillende kernen
nadrukkelijk met die klassenindeling reke-
nader bekeken
ningzal worden gehouden. Vandaag gaat het
erom da cijfertjes in te vullen: aan te geven
hoe groot tot het jaar 1985 de groei van de
Zeeuwse bevolking in vijf verschillende re
giones (Schouwen-Duiveland, Tholen/Str
Philipsland. Midden-Zeeland, West
Zeeuwsch-Vlaanderen, Oost Zeeuwsch-
Vlaanderen) mag zijn en hoe die stijging van
het aantal inwoners over de kernen in die vijf
gebieden behoort te worden uitgesmeerd.
Gedeputeerde staten zaten bij die 'uitwer
king* van de nota bewoningspatroon tussen
twee vuren: aan de ene kant de rijksoverheid
in Den Haag, die via de minister van volks
huisvesting en ruimtelijke ordening met be
leidsvoornemens (Verstedelijkingsnota en
Nota Landelijke Gebieden) te kennen heeft
gegeven welke richting men ruimtelijk op
wil, aan de andere kantde gemeentebesturen
die hele pakketten eigen wensen en voor
stellen op tafel hebben gebracht en in het
algemeen als klacht hadden dat aan hun
kernen te weinig inwoners waren toebedach t
Het hoe, wat en waarom van de gemeentebe
sturen is gebundeld in een dik boekwerk, dat
vandaag bij de behandeling in de staten vast
en zeker nogal eens ter hand zal worden ge
nomen.
W«
e het voorspel van de behandeling van
deze nota bewoningspatroon nog eens aan
zich voorbij Iaat gaan'hoeft vandaag geen
spectaculair debat in Zeelands statenzaal te
verwachten. Wezenlijke principiële bezwa
ren tegen de aanpak van de spreiding van de
bevolkingsgroei over het Zeeuwse platte
land. zoals gszich in de komende jaren voor
stellen, zijn er nauwelijks. Er zullen wat in
dringende vragen worden gesteld. Of het
systeem waarvoor men nu kiest niet te veel
een geest van dirigisme ademt. Of de zelf
standigheid van de gemeentebesturen niet
te zwaar wordt aangetast. Maar na al die
beschouwingen en die (ongetwijfeld over
vloedig aanwezige) detailkritiek op cijfers
per gemeente en kern zullen provinciale sta
ten er niet omheen kunnen dat in de ko
mendejaren 'een evenwichtig en rechtvaar
dig instrument' op het gebied van ruimte
lijke beleid en woningbouwbeleid in Zee
land hard nodig is.
De zaak die nu aan de orde is heeft een gron
dige voorbereiding gehad en een zorgvuldige
procedure doorlopen. Dat is belangrijk, want
- om die term nog maar eens te gebruiken - de
leefbaarheid van het platteland kon in de
komende zittingsperiode van provinciale
staten best het voornaamste politieke dis
cussiepunt worden. Industrialisatie, uitbrei
ding van de recreatie en de drang om 'ergens
prettig te kunnen wonen' hebben in de voor
bije tien tot vijftien jaar een enorm beslag op
de ruimte in Zeeland gedaan. Maar wat bete
kende dat voor het Zeeuwse platteland? Er
gens tussen hun stukken hebben de staten
van Zeeland de resultaten van een 'dor-
penonderzoek'. dat Provinciale Planologi
sche Dienst (PPD) en Economisch Technolo
gisch Instituut (ETI) anderhalfjaar geleden
hebben gehouden. Die enquête, gehouden in
42 kernen, gaf een heldere doorsnee van de
opvattingen onder dorpsbewoners over hun
eigen woon- en leefsituatie
Wa,
at in het onderzoek "Het Zeeuwse Dorp'
opviel was, dat de meeste ondervraagden
enige groei van hun woonplaats ook in de
toekomst wenselijk vinden om de basis
voorzieningen (scholen, winkels, openbaar
vervoer) veilig te stellen, maar d at men over
het algemeen niet erg positief stond tegen
over het verschijnsel van de 'tweede wo
ning' (in Zeeland zo'n dertig proc ent van het
totaal in Nederland). Alleen al die twee in
valshoeken typeren de kwetsbare positie
waarin veel kleine kemen zich bevinden. Zc
geven tegelijk aan dat de groei van de be
volking in de kleine kemen en de spreiding
daarvan met betere middelen zal moeten
worden 'gestuurd' dan in het recente verle
den het geval is geweest, wil er in de prak
tijk werkeli jk iets van terecht komen.
De kleine dorpen op het platteland zitten
eigenlijk al tien tallen j aren in de verdrukking
en de aftakeling, De kleinste liepen leeg, ver
grijsden, verloren hun levensvatbaarheid
doordat scholen en middenstand zich niet
langer op de been konden houden. In andere -
meestal grotere - dorpen had je een tegenge
steld effect: de oude kern kreeg heel nieuwe
wijken naast zich, waar flink wat woning
bouw werd geconcentreerd. Dat had te ma
ken met vergroting van de werkgelegenheid
in de directe ongeving. Er was soms ook
(zoals op Schouwen-Duiveland en Tholen)
een sterke druk van buitenaf om daar alleen
maai' te wonen, permanent of tijdelijk. Zee
land kreeg, net als andere delen van Neder
land, te maken met sterk tegengestelde ont
wikkelingen die een evenwichtig beleid voor
het behoud van een goed leefmilieu op het
platteland erg moeilijk maakten. Het kwam
er op neer dat de vanouds bekende beleidsin
strumenten als streekplannen, gemeente
lijke bestemmingsplannen en richtlijnen
voor ontwikkelingen die daarbuiten vallen
ontoereikend bleken om een ongewenste
gang van zaken te verhinderen. Een duidelijk
voorbeeld daarvan speelt vandaag ook in de
statenzitting: de mogelijkheid om in het ag
rarisch gebied van deze provincie landhuizen
te bouwen. Gedeputeerde staten willen de
bestaande regeling daarvoor aanpassen en
verscherpen En ze gaan daarbij nog een stap
verder, het college wil in de toekomst land-
huizenbouw alleen toestaan, indien zij de
overtuiging hebben gekregen dat het te bou
wen landhuis ter plekke een verrijking van
het landschap betekent De vraag die deze
overweging automatisch uitlokt is: me
maakt dat uit? Ze is in de statencommissie
voor ruimtelijke ordening onlangs meteen
gesteld. Het antwoord van gs: de gemeente
raad dan wel het college van b en w zijn daar
toe bevoegd en wij zullen er zelf nauwkeurig
op toezien.
Vo,
oor de Zeeuwse gemeentebesturen heeft
de 'invulling' van de Nota Bewoningspa
troon. wa araan de staten van deze provincie
zich vandaag zetten, stevig wat consequen
ties. De eigen manoeuvreerruimte - een in
terne vorm van spreiding van de bevolking
via bestemmingsplannen en een soms wil
lekeurige stimulering van de uitvoering, die
manoeuvreerruimte wordt een stuk kleiner
Er komt een ander, vooral provinciaal ge
voerd, beleid dat er duidelijk op is gericht de
weinige groei van de bevolking m de toe
komst nog zo verantwoord mogelijk te ver
delen. En daarbij zal het voor de gemeente
besturen sterk bepalend worden tot welke
categorie kem een bepaald dorp behoort: een
regionale groeikern, een kem met aanvul
lende woonfucntie, een plattelandskern of
een opvangkem. De marges bij het beleid
worden dus aanzienlijk verengd. Gemeente
besturen hebben daar moeite mee. Zoveel is
uit de reacties in de afgelopen jaren van
voorbereiding wel gebleken. Gs krijgen sanc
ties in handen tegenover de gemeentebestu
ren. waarover ze tot dusver niet beschikten.
Het ziet er naar uit dat het statendebat er
vooral om zal gaan die nieuwe beleidsin
strumenten met zoveel mogelijk waarborgen
te omgeven.
KEES VAN DER MAAS.