OOSTERSCHELDE
het mooistevat?
scheidende professor Korringa
ZATERDAG 14 JANUARI 1978
I978 i i
ook dwars, dat de vïsserijdes^undigen
van de omringende landen het altijd
wel eens worden als zij rond de tafel
gaan zitten, maar dat in de folluw up
de politiek hopeloos faalt. Hij noemt
dat ronduit frustrerend voor zijn men
sen. die als deskundigen deelnemen
aan dat overleg.
Terug weer naar Korringa's Zeeuwse
periode. Hij heeft er in elk geval één
goede gewoonte aan overgehouden:
zijn dagelijks fietstocht van zijn huis
in Westerveld naar het vier kilometer
verder gelegen visserijinstituut in
IJmuiden. Korringa: „In de oorlogsja
ren moest ik alles op de fiets doen.
Van Bergen op Zoom naar Yerseke en
naar de Zandkreek. Bijna elke dag.
want een belangrijk deel van mijn
werk bestond uit experimenten ter
plaatse. Een oester kun je nu eenmaal
niet laten groeien in een laborato
rium. Als je er wat mee wil doen dan
moet je de vrije natuur kiezen. Die
dagelijkse fietstochtjes heb ik in IJ
muiden hervat"
Mosselparasiet
Als de woorden mosselen en parasiet
vallen schetst de heer Korringa hoe
het de roemruchte Zeeuwse mossel
aan het eind van de jaren veertig, be
gin jaren vijftig is vergaan. De mos
selteelt had eigenlijk nooit veel pro
blemen gekend- Aan het begin van de
eeuw en in 1937 waren er even moei
lijkheden geweest, maar die gingen
weer snel voorbij. Korringa:..In 1949
werd plotseling alarm geslagen. De
mosselen in de Zandkreek bleken een
ziekte te hebben, die catastrofale ge
volgen zou kunnen hebben voor de ge
hele teelt. Teneinde de ziekte in te
perken besloten de kwekers de mos
selen over de Grevelingen en de Oos-
terschelde te verspreiden. Dat bleek -
achteraf - fataal, want nu was geheel
Zeeland besmet Ik ontdekte, dat de
verwekker van de ziekte een parasiet
was f mytillcola intestinalis). wiens ac
tiviteiten in relatie staan met het aan
tal mosselen in een zekere hoeveelheid
water. Als er teveel mosselen waren,
verspreidde de ziekte zich razend sneL
Er werd besloten tot een vorm van
biologische bestrijding. De produktie
in Zeeland - ongeveer 90.000.000 kg
mosselen - werd tot een kwart terug-
gebracht.Ik heb tevens het advies ge
geven mosselen te gaan kweken in de
Waddenzee. Het bleek een schot in de
roos. De kwekers, die naar hetnoorden
gingen, stonden al spoedig bekend
onder de naam "de gouden ploeg.'Op
deze wijze is de produktie op peil ge
bleven. Alleen voor de verwatering
moesten de mosselen naar Zeeland."
Het is de heer Korringa echter niet
gelukt een afdoende bestrijdings
middel te vinden tegen de parasiet. Na
bijna dertig j aar zegt hij nu„Mosselen
zijn uitermate gevoelig. In een ver
dunning van een honderdstemiljoen
gingen ze nog dood. De mossel helpt
eenvoudignietmee. Hij neemtgewoon
geen giftige stof op. ook al is de con
centratie nog zo gering en al heb je de
geur en de smaak nog zo goed geca
moufleerd. Daarom komt de mos
selparasiet nog steeds voor. zij het op
geringe schaal
Deltawerken
In 1957 werd Korringa benoemd tot
directeur van het visserïjiuslituut in
IJmuiden. „Ik zou zijn gebleven als de
deltawet niet zou zijn aangenomen,"
merkt hij op. Niettemin bleef de Oos-
terschelde hem achtervolgen, want
een aantal jaren geleden werd hij be
noemd in de Commissie Ooster-
schclde (de commissie-Klaasesz), die
de vorige regering advies heeft uitge
bracht over de wijze van afsluiting
van deze zeearm.
Korringa. „Het deltaplan is kort na de
ramp al aan de regering voorgelegd.
Rijkswaterstaat had al voor de oorlog
een plan gemaakt om de Nederlandse
kust van Breskens tot de Wadden te
beveiligen. Eén grote muur. Het
zuidelijke stuk is na de ramp op tafel
gekomen. Daar stond ook op de afslui
ting van de Westerschelde en de Wa
terweg. Om geen ruzie te krijgen met
Rotterdam en Antwerpen zijn deze
twee vaarwegen opengebleven. Het
stuk er tussenin zou worden afgeslo
ten. Toen wij de deltacommissie toon
den wat we allemaal hadden in de Oos-
terschelde. was men toch wel onder de
indruk Toen is de toezegging afgeko
men iets te doen voor behoud van de
oestercultuur en de mossel verwate
ring. We hebben vervolgens een velri-
lahnrat.nrinm neergezet in Wemel-
dinge en heel duidelijk gemikt op een
proefobject voor de oesterteelt op een
beschutte plek achter de aan te leggen
dam in het Veerse Gat. Ir. Snip van
provinciale waterstaat heeft ons nog
geholpen met de technische uitwer
kingvan deplannen. Maar toen puntje
bij paaltje kwam. werd er geen door-
laatwerk gemaakt in de Veerse Gat-
dam. De bedoeling was namelijk, dat
erin de Grevelingen een definitief
project zou worden opgezet Rijkswa
terstaat kwam met de mededeling, dat
het Grevelingenproject toch niet kon
doorgaan, omdat men het door ons ge-
vraagdezoutgehalte (twintig promille i
niet kon garanderen. Ze zeiden tegen
ons: Als we een doorlaatwerk maken
in de Grevelingen dan is er kans. dat er
zoet water binnenkomt als gevolg van
spuien bij het Haringvliet Dus tegen
die achtergrond had het volgens hen
ook geen enkel nut een proefproject op
te zetten achter de dam door het
Veerse Gat. De ironie van het geval
wil. dat hei Haringvliet nooit, open is
geweest. Er komt geen rivierwater
door het Haringvliet
Dr Korringa geeft duidelijk te ver
staan. dat èr in die jaren moeilijk te
praten viel met de mensen van rijks
waterstaat. Dat is nu ten gunste ver
anderd. zegt hij met enige nadruk. Als
lid van de commissie-Oosterschelde
heeft Korringa uiteindelijk toch zijn
steentje kunnen bijdragen aan het be
houd van deze zeearm. "Merkwaar-
dig'noemt hij de opdracht die de
commissie meekreeg. Die luidde, al
dus Korringa, 'praat niet over afslui
ting, praat evenmin over dijkverho
ging. maar zoek een tussenoplossing.'
Hij zegt vooral onder de indruk te zijn
geweest van de wijze, waarop de leden
van de commissie elkaar benaderden.
Korringa: „Er werd naar elkaar ge
luisterd Dat is heel belangrijk".
Publikaties
De middag, dat ik aeafspraak heb met
dr Korringa wacht hij me op met een
stapeltje boeken vóór zich op tafel.
Allemaal wetenschappelijke werken.
Ook al heeft het veldwerk, met name
in zijn Zeeuwse jaren, veel tijd en
energiegevergd, Korringa heeft altijd
wel de tijd kunnen vinden weten
schappelijke publicaties te schrijven.
Hij heeft er zo'n tweehonderd op zijn
naam staan. Het is de plicht van een
onderzoeker, meent hij. zijn ervarin
genen resultaten door te geven. In dit
verband vallen ook de woorden 'far
ming the sea'. boeren op zee. Zes jaar
geleden kreeg hij contact met een
Amerikaanse uitgever voor wie hij
een boek zou schrijven over 'farming
the sea'. Korringa had al alle gege
vens verzameld voor zijn boek, toen
de zaak afsprong. Hij is vervolgens
met Elsevier in zee gegaan, die in
middels - in de Engelse taal - vier
fraaie boekwerken heeft uitgegeven,
alle van de hand van professor dr
Korringa en alle handelend over 'boe
ren op zee.' In deze boeken heeft Kor
ringa o.m. al zijn ervaringen met de
schelpdiercultures vastgelegd. Niet
alleen is aandacht besteed aan Zee
land, maar ook over cultures in, om
enkel e voorbeelden te noemen, Japan,
Rusland, de V.S. Canada. Engeland.
Frankrijk en Australië, vertelt Kor
ringa alles wat er maar interessant
kan zijn voorde geïnteresseerde lezer.
Het onderwerp "farming the sea'
spreekt hem bijzonder aan.
Korringa ergert zich nog al eens aan
wat hij noemt ongenuanceerde be
richtgeving over vaak vermeende ver
vuiling Korringa: „Als er een mossel
wordt gevonden, die als gevolg van
waterverontreiniging niet goed is,
wordt er moord en brand ge
schreeuwd Je krijgt daardoor een ze
kere beïnvloeding van het publiek, dat
plotseling minder mossel-minded
wordt Als je dan de zaak uitzoekt
blijkt het om mosselen te gaan. die op
een verkeerde plaats zijn gevist, daar
waar je ze gewoon niet vandaan moet
halen. Onze consumptiemosselen zijn
voortreffelijk. Wees daarvan verze
kerd. Toen zich een aantal jaren gele
den de ramp met de olietanker Torrej'
Canyon voordeed, zakte de Parijse
vishandel in eikaar. Geen hond meer
die vis wilde kopen. Waanzin natuur
lijk. want de aangevoerde vis was niet
beter of slechter dan anders. Tot de
Nederlanders zou ik willen zeggen:
vertrouw ons toch. Als de actiegroe
pen in touw komen om weer een stukje
vervuiling aan de kaak te stellen, zeg
gen zij in feite: wij kunnen de zaak
geestelijk niet bijhouden. Steeds weer
dat voor niets alarm slaan. Het maakt
hetpubliek kopschuw. Wij hebben een
goede Keuringdienst van Waren in
Nederland. Maar ja. de mensen den
ken nu éénmaal primitief. Kijk. de
produktiviteilvan de Noordzee is door
de vervuiling echt niet aangetast.
Daar komt geen vis vandaan, die niet
te eten is. Laatst kwam de directeur
van het dolfinarium in Harderwijk met
het verhaai, dat hij zijn dolfijnen geen
Noordzeevis meer geeft, omdat die te
veel kwik zou hebben. Hij was overge
gaan op de betere Ierse vis. vertelde hij
erbij. Wij hebben de zaak onderzocht
Wat bleek? De Ierse vis bevatte
driemaal zoveel kwik dan de vis uit de
Noordzee. Ik geef toe, dat je niet zo
gauw vïsmoeteten, die in de buurt van
een haven is gevangen. Die wil nogal
eens naar olie smaken. Maar in het al
gemeen geeft de Noordzeevis geen
problemen
Afsluitend spreekt Korringa nog over
zijn werk in internationaal verband.
Hij zit al meer dan twintig jaar in de
Internationale Raad voor onderzoek
der zee. werk, zo zegt Korringa, dat
hem altijd zeer heeft geboeid. Hij
heeft er heel wat internationale con
tacten aan overgehouden. Het is dan
ook met enige moeite, dal hij dit
straks allemaal loslaat. Korringa: „Ik
heb nooit uitgekeken naar het mo
ment van pensionering. Daar heb ik -
gelukkig - nooit tijd voor gehad. N'u
het zover is. moet het maar". Vervelen
zal hij zich overigens straks niet-
Daarvan is Korringa Overtuigd. Hij
leest en studeert graag. Daar komt
dus tijd voor beschikbaar. Daarnaast
kan hij zich wat meer uitleven in zijn
hobbies: postzegels verzamelen en
tuinieren. Korringa: ...Misschien kom
ik erook nog eens toe de familiestam
boom uit te werken. De gegevens lot
1950 heb ik al. Kr is straks werk ge
noeg te doen."
•M. P D IELE MAN
jjAls de afsluiting van de Oosterschelde volgens het deltaplan zou zijn doorgegaan, zou ik het
gevoel hebben gehad dat nog tijdens mijn leven mijn mooiste bouwwerk zou zijn afgebroken. Ik
zeg niet, dat ik tevreden ben met de oplossing, die nu voor de Oosterschelde is gekozen, maar ik
heb er wel vrede mee." Professor dr Pieter Korringa, directeur van het rijksinstituut voor vis-
serijonderzoek te IJmuiden, is om zo te zeggen de 'peetvader' van alle oesters en mosselen in de
Oosterschelde. Eind van de jaren dertig, begin van de jaren veertig redde hij de toen bijna ten
dode opgeschreven oestercultuur van een dreigende ondergang en een tiental jaren later legde hij
de basis voor behoud van de mosselcultuur, toen de gevreesde mosselparasiet de totale mossel
stand in de Zeeuwse wateren dreigde te vernietigen. Korringa werd en wordt beschouwd als de
redder van deze voor de economie belangrijke takken van visserij. Vandaar zijn opmerking, dat
zijn wetenschappelijk werk in en rond de Oosterschelde deze zeearm tot zijn 'mooiste bouwwerk'
maakt van zijn ruim veertigjarige loopbaan, waarvan twintig jaar in Zeeland. Eén maart a.s. gaat
professor Korringa met pensioen. Zijn officiële afscheid isvastgesteld op vrijdag 24 februari.
overbevissing. Het bedrijf - het gaat
om vrije ondernemingen - pikt dat
niet. Dat geeft de mensen van ons in
stituut veel minder voldoening. Hetis
eigenlijk een onbegrijpelijke zaak
met de visserij. Noem de Noordzee-
visstand je kapitaal. Dat groeit elk
jaar met 15 procent. Oogst nu die vijf
tien procent, dan houd je je kapitaal
in stand. Maar de vissers willen meer.
Ze nemen geen genoegen met een
rente van vijftien procent Iedere vis
in het water is een uitdaging voor de
visser. Hij wil hem omzetten in klin
kende munt. Het lijkt alsof er geen
praten aan is. Kennelijk is deze vijf
tienprocent interest niet voldoende."
Korringa noemt de visserij een "empi
risch gegroeide bedrijfstak', waar hier
en daar toch wel wat aan mankeert
Hij zegt: „Neem de garnalenvisserij
Die heeft jarenlang veel meer schade
berokkend dan er aan geldelijke op
brengst tegenover stond Met de gar
nalen werden grote hoeveelheden
platvis - jonge schol en jonge tong -
opgevist. Middels de befaamde sor-
teermachine is daar nu iets aan ge
daan, maai' nog altijd zijn er garnalen-
vissers, die niet over zo'n apparaat be
schikken. Neem bijvoorbeeld ook de
zalm. Zo'n eeuw geleden is deze vis uit
de Nederlandse rivieren verdwenen.
Op het hoogtepunt werden er meer
dan 100.000 stuks per jaar gevangen.
Dat was. nadat men met behulp van
een stoommachine met drie netten te
gelijk kon vissen. Geen verontreini
ging of iets dergelijks lag aan de on
dergang van de zaken ten grondslag.
Het zijn de vissers zelf geweest, die de
zalm hebben verdreven uit de Neder
landse rivieren."
Toekomst
Korringa kijkt met veel plezier terug
opdejaren. die hij in dienst is geweest
van het visserijinstituut, eerst met
standplaats Bergen op Zoom met
Zeeland als werkterrein en later als di
recteur van het instituut in IJmuiden.
Indejaren dertigzathetgoedfoutmet
de oesters. De gouden tijden met een
opbrengst van ruim 25.000.000 con
sumptieoesters per j aar waren voorbij.
Eigenlijk vrij plotseling. Een eigen
aardige ziekte van de oesters redu
ceerde hun aantal tot er nog nauw
elijks 2.000.000 consumptieoesters per
Jaar werden opgevist Korringa: „Er
zaten twee dingen fout In de eerste
plaats hadden de kwekers te maken
met een zogeheten slipper, een on
kruid, die uit Amerika was overge
waaid. Als jongen van veertien jaar
heb ik deze slippevs in 1927 als eerste in
Nederland op het strand van
Heemstede gevonden, toen nog niet
wetend, dat ik ze later zou gaan be
strijden. Welnu deze slippers aten niet
alleen hetzelfde voedsel als de oesters,
maar ze maakten ook gebruik van de
zelfde zitplaats, in dit geval waren dat
de kokkelschelpen, die in de jaren
twintig met honderden tonnen tege
lijk in de Oosterschelde waren gestort
om het jonge oesterbroed op te van
gen. De bodem was als het ware gepla
veid met deze schelpen. Behalve met
(Ie slippers kregen de oesterskwekers
\n de jaren dertig ook te maken met
een geheimzinnige ziekte, die een
enome sterfte tot gevolg had Na een
fel artikel in het toenmalige „Alge
meen Handelsblad" waarin de rege
ring werd verweten geen hand uit te
steken voor de Zeeuwse oesterboeren.
stelde het ministerie gelden be
schikbaar voor het aantrekken van
eenjonge bioloog, die de Zeeuwen met
raad en daad moest bijstaan." Uit
meer dan dertig sollicitanten kreeg de
pas afgestudeerde Pieter Korringa de
aanstelling tot bioloog bij het rijksin
stituutvoor visserij onderzoek met als
standplaats Bergen op Zoom. Dat was
in 1937. Zijn opdracht luidde ,een we
tenschappelijk onderzoek in te stellen
ten behoeve van de oestercultuur in
het bijzonder ter bestrijding van
sehelpziekte en slipperlimpet en ter
bevordering van de broedproduktie.'
Volslagen nieuw
Wat, meer gepopulariseerd luidde zijn
opdracht:,, Zoek uit wat er aan de
hand is en geef de mensen (goede)
raad. Korringa: „Als ik van tevoren
had geweten, dat ik aan iets volslagen
nieuws begon, aan iets, dat nog
niemand voor mij had gedaan, zou ik
me toch wel even bedacht hebben.
Maar wist ik veel. Pas vee! later, na de
tweede wereldoorlog, hoorde ik van
Amerikaanse collega's, dat ik
baanbrekend werk had gedaan'.
Eer. van de eerste maatregelen, die
Korringa nam was een verbod van het
uitzaaien van schelpen. Dit vanwege
be slippers, die er zo graag op gingen
zitten en aldus de plaats innamen van
jonge broedjes, die na een aantal jaren
tot volwassen consumptieoesters uit
groeien. Maar Korringa deed meer: hij
wist te bereiken, dat een aantal werk
lozen steun kreeg om dakpannen te
gnan beschilderen, die. zoals in
vroeger jaren, weer gebruikt zouden
kunnen worden voor het opvangen
van het oesterbroed.Het bleek name
lijk, dat de slippers zich niet vast
hechtten aan de pannen. Door deze
maatregelen zijn de zogeheten ,pan-
neboeren' in het leven gekomen. Zij
kweekten het broed en verkochten na
1 of 2 jaar de jongste oesters aan de
kwekers. De wetenschap bracht ook
een antwoord op de vraag wanneer de
Pannen moesten worden uitgezet om
het jonge oesterbroed op te vangen
Met Kruiningse kermis' was het
vroeger zover. 'Neen,' zei de weten
schap je moet het op het juiste mo--
ment doen en dat tijdstip kunnen wij
aangeven door voortdurend monsters
te nemen en die in het laboratorium te
onderzoeken.Dat was opnieuw een
stap in de goede richting.
Dr Korringa: „De haarden van de be
smettelijke ziekte, onder de oesters
kon ik al vrij snel aanwijzen. Een
schimmel bleek de veroorzaker. Na
veel experimenteren vond ik eindelijk
de stof, die de schimmel doodde. Als de
oesters twee uur in een oplossing
daarvan werden gebaad, overleefde de
schimmel het niet. De oester uiteraard
wel. Het bleek meteen een succes toen
we eenmaal aan de praktische toepas
sing begonnen".
Volgende fase
De volgende fase was de oorzaken op
lcsporen, waarom de ziekte zich ver
breidde. Het bleek, dat de kokkel-
schelpen, waarop het oesterbroed
nch vast hechtte, de schimmel in zich
Overigens heeft dr Korringa het vol
ste vertrouwen in de toekomst van de
visserij. De tijd werkt voor ons. merkt
hij een paar maal op. Hij zegt geen vis
te kennen, die is uitgeroeid door
overbevissing.
Korringa: „Door overbevissing lcomen
sommige vissoorten onder wat ik zou
willen noemen 'interessant com
mercieel niveau.' Of de visstand her
stelt zich weer of er komt een andere
soort voor in de plaats, Zoals voor de
kust van Ccilifomië. waarde stand van
de sardines door overbevissing dras
tisch werd teruggebracht De natuur
vulde het vacuüm weer op. er voor in
de plaats kwam de ansjovis
De overbevissing van de Noordzee tast
volgens Korringa de vruchtbaarheid
niet aan. Er is wat hij noemt 'een ge
dekte tafel.' Op het ogenblik zijn de
Noren bezig de haring min of meer weg
te vissen. Tezelfdertijd neemt de stand
van de sprot toe. „De zee leegvissen is
vrijwel onmogelijk," aldus professor
Korringa „maar je kunt wel verschui
vingen teweeg brengen." Het zit hem
had. Er waren toen al heel wat jaren
onderzoek gedaan, voordat de heer
Korringa tot deze conclusie kwam. In
1948 werden rigoreuze maatregelen
genomen: een vloot van zestig sche
pen voer de Oosterschelde op en
veegde de oesterpercelen zorgvuldig
schoon. De ziekte zakte snel terug
naar een onbetekenend niveau. De
slipper had zijn laatste houvast ver
loren en 'verkommerde' evenzeer.
Beide problemen waren opgelost.
„Stap voor stap ging de oesteiproduk-
tie weer omhoog, totdat men weer
spoedig het oude niveau van
25.000.000 stuks consumptieoesters
bereikte. Dat is ook het plafond Ver
der reikt het voedsel niet.' aldus dr
Korringa. die nu - anno 1978 - nog met
veel voldoening op die jaren terug
kijkt. Korringa: „Zo'n resultaat is erg
bevredigend. Je geeft adviezen, de
mensen volgen ze op en als resultaat
zie je, dat het steeds beter gaat. Zeer
voldoening gevend, mag ik wel zeg
gen."
Als dr Korringa een link legt met het
heden, merkt hij op: „Voor de onder
zoeker is het nu niet meer zo leuk. Nu
praten de visserijbiologen over
vangstbeperkende maatregelen, een
voudig omdat die nodig zijn door