Steeds meer contacten Molukkers en Indonesië T oenadering VS- Egypte kwestie Palestijnen W ordt 1978 voor de landbouwjaar van de nostalgie NA GESPREK CARTER-SADAT ZATERDAG 7 JANUARI 1978 ie en achtergrondA Carter en Sadat (Van ome correspondent BEIROET - De woensdag in Assoean in opper-Egypte gehouden 51 minuten durende bespreking tussen de Egyptische leider Sa- dat en de Amerikaanse president Carter hebben geresulteerd in een toenadering van de Egyptische en Amerikaanse standpunten over het meest netelige aspect van de Midden-Oosten-problema- tiek: de Palestijnse kwestie. De ontmoeting werd op het laatste mo ment in Carters wereldreis ingelast, naar aanleiding van openlijk Egyptisch ongenoegen en teleurstelling over re cente uitspraken van Carter dat „een onafhankelijke Palestijnse staat een gevaar in de Midden-Oosten-regio zou betekenen". Sadats verlegenheid was des te groter omdat de conceptie van een onafhankelijke Palestijnse staat juist Egyptes uitgangsstelling was ge weest op de mislukte topontmoeting tussen Sadat en de Israëlische premier Begin in Ismailia tijdens de kerstdagen. Sadats vastbijten in een onafhankelijke Palestijnse ministaat (terwijl het nota- bene Sadat zelf wasdieeenjaar geleden om aan Israëlische en Amerikaanse be zwaren tegemoet te komen het idee van een Palestijnse staat, politiek gebonden aan Jordanië, lanceerde), vindt zijn oor zaak in de tot nu toe weinig getoonde Israëlische souplesse ten aanzien van de Palestijnse kwestie - zelfs voor Sadat was Begins self-rule voor de Palestijnse Arabieren nietacceptabel-en in hetfeit dat de onafhankelijke Palestijnse- staat-idee Sadats laatste bewijs van „goed gedrag" was tegenover zijn Ara bische en vooral Palestijnse critici. Zij juichen nu in koor dat Sadats „knieval voor de muren van Jeruzalem nog steeds niets substantieels heeft opgele verd". Tegenslagen De Amerikaanse diplomatie heeft be halve de Egyptische kritiek de laatste dagen ook nog andere tegenslagen moe ten incasseren. Carter slaagde er niet in de Jordaanse koning Hoessein over te halen zich bij het Israëlisch-Egyptische vredesoverleg aan te sluiten, dit omdat Hoessein de Israëlische autono- mieplannen ook vanuit de Jordaanse standpunt gezien voor de westelijke Jordaanoever en de Gazastrook als to taal onvoldoende beschouwde. Een tweede tegenslag waren de bespre kingen dinsdag in Riad ussen Carter en de Saoedische leiders: Hoewel men het over bilaterale zaken roerend eens blijft, blijkt dat de Saoedi's geen duimbreed vanhunpolitiekzijnafgeweken. Koning Khaled heeft zijn Amerikaanse gast nogmaals verzekerd dat Saoedi-Arabie (dat zeer veel invloed heeft zowel in het radicale als het gematigde kamp in de verdeelde Arabische wereld) vrede in het Midden-Oosten pas mogelijk acht wanneer Israël zich terugtrekt uit alle bezette gebieden, inclusief Arabisch Je ruzalem en het zelfbeschikkingsrecht van de Palestijnen inclusief het recht op terugkeer wordt erkend. Aangenomen moet worden dat Carter voor zijn aankomst in Assoean als het ware was „voorverwarmd" door de consequente houding van de Saoedi's en de Jordaniêrsen dat daaruit Carters zekere tegemoetkoming aan de Egypti sche positie ten aanzien van de Pales tijnen verklaard kan worden. Egypte had aan de vooravond van Car ters komst al grote flexibiliteit getoond, door testellen voorlopig genoegen te nemen met het Amerikaanse concept van een Palestijns homeland, maar dat na verloop van tijd zou moeten uit groeien naar een soevereine ministaat. In ruil hiervoor zou Israël onmiddellijk het zelfbeschikkingsrecht van de Pales tijnen moeten erkennen, vinden de Egyptenaren. De Palestijnse kwestie heeft centraal gestaan in de besprekingen in de toch tige ontvangsthal van het moderne vliegveld van Assoean. Dit bleek uit Carters publieke verklaring na zijn on derhoud met Sadat, waarin de Ameri kaanse president enkele uitdrukkingen gebruikte, waarmee president Sadat tevreden kan zijn; „Het Palestijnse pro bleem dient in al zijn aspecten te moe ten worden opgelost. Alle partijen moe ten de legitieme rechten van de Pales tijnen erkennen en het is noodzakelijk dat de Palestijnen deelnemen aan het mede bepalen van hun eigen toekomst". Om met het laatste te beginnen: dit ligt niet ver van het Egyptische begrip van zelfbeschikkingsrecht voor de Pales tijnen. Daarnaast roept Carter Israël duidelijk op „de legitieme rechten van de Palestijnen" te erkennen, in een zelfde formulering als de berucht ge worden Amerikaans-Russische verkla ring inzake het Midden-Oosten van 10 oktober 1977, die erg veel stof heeft doen opwaaien in Israël. Aanwijzing Het oplossen van het Palestijnse pro bleem „in al zijn aspecten" kan tens lotte een aanwijzing zijn dat de Ameri kanen niet aleen een oplossing zoeken voor de lokale Palestijnen in de door Is raël bezette gebieden, maar ook voor de Palestijnse vluchtelingen in bijvoor beeld Libanon, Syrië enz. Vanuit Ara bisch standpunt gezien een zeer gun stige ontwikkeling; de Israëlische auto- nomieplannen voor de Palestijnen gin gen namelijk vrijwel geheel voorbij aan de ruim anderhalf miljoen Palestijnen in de diaspora. Voor de Arabieren minder prettig was dat Carter in Assoean niet publiekelijk sprak over een onafhankelijke Pales tijnse ministaat (maar evenmin zijn eerdere conceptie van een niet-soever- eine entiteitverbonden metof Jordanië, of Israël herhaalde), Israël opriep tot ontruiming van „bezette" gebieden sinds 1967, niet dbezette gebieden (wat betekent dat Israël, wat betreft Carter, niet helemaal hoeft terug te trekken), en ten slotte wees op de noodzakelijkheid van een Israëlisch-Arabische vrede met normale betrekkingen: veel Arabische landen willen weliswaar de staat van oorlog met Jeruzalem beëindigen, maar toerisme, ambassadeurs en dergelijke dat moet nog even wachten. Een zeer belangrijk gevolg van de As- soean-ontmoeting is dat de Israëlische premier Begin zich heeft laten provoce ren open kaart te spelen: autonomie voor de Palestijnse Arabieren is heel wat anders dan zelfbeschikkingsrecht voor het Palestijnse volk Hiermee geeft Begin in feite toe hoe miniem zijn con cessies eigenlijk geweest zijn. De tegen standers van presidentsadat (en Begin) wisten dat natuurlijk al lang, de Pales tijnse bevrijdingsorganisatie PLO voorop. Maar in dit verband mag niet vergeten worden dat ook het overgrote merendeel van de lokale Palestijnse leiders in de westelijke Jordaanoever en de Gaza-strook (of ze nu vóór of tegen de PLO en-of Sadat zijn) de Israëlische au- tonomieplannen verworpen hebben. Ondanks het voor de Egyptenaren posi tieve resultaat van de Assoean-top, wordt nu reeds in Arabische diploma tieke kringen de vrees uitgesproken dat Carter binnenkort onder Israëli sche druk zal inbinden. En dat er, ook na Assoean, geen enkele garantie be staat dat het Israëlisch-Egyptisch vre desoverleg op commissieniveau in Je ruzalem en Cairo later deze maand met succes bekroond zal worden. De kloof tussen de Arabische en de Israëlische concepties blijft bijna onoverbrug baar. H'JMMZKH Nostalgie oftewel heimwee is zeer in zwang. In velerlei soorten en sectore Kees Cijsouw signaleerde onlangs (PZC) de opgevlamde belangstelling voort dialekten. Er zit, aldus het artikel van Cijsouw (die ook weer iemand ander citeerde) iets van nostalgie in. De belangstelling wordt in het algemeen altijj levendiger op het moment dat iets gaat verdwijnen. Vroeger spraken de mensen! een dorp uitsluitend dialect. Je ziet tegenwoordig dat ze in hun eigen omgeviij een dialect praten, maar zich buiten die leefgemeenschap van het Nederlani bedienen. De streektaal is op de terugtocht. Nostalgie bij de verdwijnende dialt ten dus. Simon Carmiggelt beschrijft in zijn nieuwste boek - Vroeger kon lachten - velerlei soorten van nostalgie op prachtige en ironische wijze, zot uit het volgend citaat blijkt: 'De Amsterdamse kroeg waarin ik voor het raam u stond in een smalle steeg met veel van die boetiekjes, waarin je voorwerpen kc kopen die mijn opoe naast de vuilnisbak zette en kleren kon passen op de maat vü de popgroep 'De Cats'. Ook de landbouw heeft volop en meer dan haar lief is te maken met nostalgie-ve' schijnselen. Nostalgie van buitenaf, van mensen niet werkzaam in de landbouw n te verstaan. Vele stedelingen beschouwen hetplatteland zo'n beetje als het parat op aarde. Ze willen een huisje met een tuintje in het groene land. Ze zien ook h= paradijs in de vorm van het landschap en dan vooral graag in de vorm die sommk landschappen uit oude tot zeer oude tijden hebben geerfd. 'Het Nederlandse Lan: schap' is een boek van de hand van dr. Bijhouwer (een groot deskundige op zij terrein). Het is pas weer opnieuw uitgegeven. En wat staat er voor foto op de omsli als kenmerk voor het Nederlandse landschap: een stokoude man met staf, honde kudde schapen op een onafzienbaar en onvruchtbaar heideveld. Nostalgische r mantiek uit grootmoeders tijd. Alsof de grote stille heide het kenmerk zou zijn vo: ons huidige Nederlandse cultuurlandschap. Maar zo'n plaatje doet het, denk goed als verkoopargument in onze tijd, druipend van nostalgie. De grootscheepse vorm van nostalgie waaraan wij in Nederland lijden, het gevolgen voor boeren en tuinders en voor hun bedrijfsuitoefening - dus voor lit toch al karige inkomen. Een conservatief en nog veel raker reactionair beleid té aanzien van 't landschap is strijdig met de eisen die in de agrarische wereld geste!' worden. Boeren en tuinders moeten of ze willen of niet iets aan het uiterlijk van di landschap veranderen. Landbouwen is een economische bezigheid. Economie e nostalgie kunnen zeer wel samen gaan, mits er dan maar betaald wordt voorc nostalgie. Daar zit 'm in feite de kneep in tussen agrariërs en nostalgisten. Op» terzake kleertjes, spulletjes en meubeltjes zijn peperduur geworden. Spreekt vanzelf D economische wet van vraag en aanbod treedt bij dit soort zaken onmiddellijk, werking. Als ons landschap geconserveerd moetworden, als er landbouwprodukte op nostalgische wijze geproduceerd moeten worden - scharreleieren, geen kunr mest, geen gewasbescherming etc. - dan kan dit alleen als men hiervoor peperde: zou betalen. De waarde van de landbouw voor onze samenleving is erg gro:- (goedkoop voedingspakket, kwart van Nederlandse export etc.) Als men beperkt; en verandering van agrarische exploitatie in landelijke gebieden eist, terwille wj conservering (en soms uit nostalgie) zal onze samenleving daar materieel veel vo: over moeten hebben. Het zal ons benieuwen of die samenleving wel zo offerberéiéi als velen veronderstellen. .Afgezien van die offervaardigheid, is het de vraag of we wat de landbouw bek wel willen meewerken aan die hang naar conservatisme en nostalgie, i vraag stellen is haar beantwoorden. Boeren zullen wel haast nooit parkwach willen worden. Het conserveren van in feite uit het verleden stammende laf. schapsvormen is massaal, naar ons dunkt, onmogelijk en onwenselijk. Landscha ieder landschap is een afspiegeling van wat er in de samenleving dus ook in landbouw nü gebeurt. Landschap is m.a.w. geen statisch begrip maar hetresulté van het huidige landbouwkundige gebeuren. Zo is het altijd geweest en zo willen: het houden. Uitzonderingen daar gelaten. We zijn als landbouw best bereid, t> paalde terreinen, belangrijk uit natuur-wetenschappelijk oogpunt te behoude Een natuurbehoud dus op beperkte schaal net zo iets als bij andere monumentc (gebouwen) gebeurt. Dat waren zo in het begin van het jaar wat inleidende opmerkingen over ee onderwerp waarover u en wij nog vaak zullen moeten praten, lezen en discussiëia in 't jaar 1978, naar wij veronderstellen. Wjj willen graag ten besluit nog één kt Carmiggelt citeren die als hij uitlegt waarom hij zijn boek de titel "Vroeger kon. lachen' o.a. 't volgende opmerkt: 'Vroeger kon je lachen. Je hoort het zo vaak.: allerlei toonaarden.In deze tijd van nostalgie begint vroeger veel vroeger dan. denkt. En ligt de waarheid, net als héél vroeger, nog steeds in het midden. De ti: is dan ook ironisch en dubbelzinnig. Vroeger kon je lachenl is een eeuwig misv- stand. Om de mensen die er bij zweren, kun je eigenlijk óók een beetje lachen'; Mr. G. W. Smaüegm F S T 't t (Door Bob Mantiri) ASSEN - De dialoog is op gang gekomen. Ook de radicale, RMS-gezinde Moluk kers in Ned erland praten nu met Indonesië, met hun volksgenoten in Indonesië, over de mogelijkheden voor een terugkeer naar het moederland. Na de Indone- siê-reis van Theo Thenu en Noes Solisa uit Bovensmilde gaat op 5 februari een tweede delegatie (Zuid)Molukkers naar Indonesië, onder leiding van L. Ch. Mantouw, de co-voorzitter van de commissie-Kobben. Ook de voltallige Zuidmolukse in spraakcommissie van het ministerie van CRM, onder voorzitterschap van drs. F. Mual. heeft bij CRM gevraagd een reis naar Indonesië te mogen ma ken. begin december, toen Theo Thenu en Noes Solisa nog op Ambon waren, verklaarde drs. Mual zich te genstander van dergelijke bezoeken. De barrière van wantrouwen, opge bouwd in 28 jaar van wederzijdse ver bittering tussen Zuidmolukkers, In donesiërs en Nederlanders, is nu, na enkele contacten, natuurlijk nog niet geslecht. Daarvoor is meer nodig, meer contact. Te denken valt bijvoorbeeld aan een studiebeurzenregeling: Zuidmolukse studenten uit Nederland gaan stude ren aan de Pattimura-universiteit op Ambon, oceanografie of landbouw wetenschappen, op kosten van de Ne derlandse regering. Te denken valt ook aan (door Nederland) betaalde vakanties van Molukse jongelui, bij Molukse gezinnen op Ambon of elders in Indonesië. Doorbraak In elk geval is het niet meer nodig de stroom van contacten op gang te brengen. Na de berichten over de reis van Theo Thenu en Noes Solisa, die op uitnodiging van de Gemeenschappe lijke Pers Dienst (waarvoor ook deze krant deel uitmaakt) hun drieweekse bezoek aan Indonesië brachten, wordt het ministerie van CRM overstroomd met verzoeken van Nederlandse Mo lukkers die ook Ambon willen bezoe ken. Theo Thenu en Noes Solisa komt de eer toe dat zij gebruik hebben ge maakt van de hun geboden gelegen heid het isolement, waann de harde kern van RMS'ers in Nederland vele jaren lang leefde, te doorbreken. Tot voor enkele jaren beschouwde de RMS'ers elke Zuidmolukker die naar Indonesië ging als een verrader, die nooit meer werd opgenomen in de ei gen knng. Theo en Noes waren de eer sten die deze reis maakten vanuit hun eigen overtuiging, duidelijk als „radi cale Zuidmolukkers". zonder hun RMS-idealen te verloochenen. Sinds hun terugkeer in Nederland, op maandag 12 december, worden Theo en Noes bestormd met vragen. Ze rei zen langs de plaatsen waar in Neder land Molukkers wonen, om te vertel len van hun ervaringen. Geen voorraad In Assen, waar Noes werkt bij de Stichting Opbouw Drenthe, praten we na over de historische reis van de twee „radicale Zuidmolukkers". Hoe zijn de reacties geweest, wat zegt de achterban, de harde kern van Zuidmolukse nationalisten? Noes: „Wat me heeft verbaasd, eigenlijk ben ik er ook wel een beetje bezorgd over, is dat ik eigenlijk helemaal geen vijandige reacties heb gekregen. Ik weet dat er natuurlijk mensen zijn die ons verwijten dat wij op jullie uitno diging zijn ingegaan om Indonesië en Ambon te bezoeken. Maar niemand heeft mij in mijn gezicht gezegd dat hij dat beschouwde als verraad". Noes en Theo krijgen uiteraard wel reacties van mensen die zich afvragen of zij zich niet hebben laten „inpak ken" door de Indonesische autoritei ten. „Vooral van ouderen horen we nog wel eens dat we jullie, de mensen van de krant, niet hadden moeten ver trouwen". vertelt Noes „En zowel oudere als jongere Zuidmolukkers vragen of wij in Indonesië wel vry kon den rondlopen, vrij konden praten". Noes en Theo zijn, zowel in het openbaar als in gesprekken met de Zuidmolukse achterban, zeer voor zichtig, Elk woord te veel kan de zorg vuldig opgebouwde vertrouwensrela tie binnen de Zuidmolukse gemeen schap kapotmaken: een beschuldi ging van „spionage voor de Indone siërs" of kortweg van „verraad" is snel geuit. Maar dat de dialoog moet voortgaan, daarvan zijn beiden overtuigd. „Al leen", zegt Noes, „er zal nog heel wat moeten veranderen in de Zuidmolukse gemeenschap, wil de dialoog werkelijk resultaat hebben" Heroriëntatie Juist over die veranderingen hebben Theo en Noes gepraat met de Zuidmolukse leiders, zoals RMS-pre- sident ir. J. A Manusama. „Wij menen dat er een heroriëntatie nodig is van de RMS-doelstellingen", heeft Noes te gen Manusama gezegd. „Het RMS- streven zou meer moeten inspelen op wat werkelijk leeft op de Molukken, op de sociale problemen daar. de econo mische ontwikkeling". Bij Theo en Noes heeft de Indonesië- reis het besef versterkt dat het RMS- probleem vooral ook een emotioneel probleem is. dat samenhangt met de leefsituatie van de Molukkers in Ne derland, meer dan met die van de Mo lukkers op de Molukken zelf „De RMS is, meer dan een politieke, een psychologische zaak", zegt Noes „De Nederlanders hebben ons nooit begrepen. De agressieve KNIL-mili- tair van 1950 werd gereduceerd tot een nul. in zijn eigen ogen. Hij had geen status meer; daarmee verloor hij zijn toekomstperspectief. Zijn frustratie heeft hij overgebracht op zijn kinde ren. op ons". „Die frustratie werd nog veel erger, en dan gericht tegen Nederland, toen Nederland later betrekkingen aan knoopte met Indonesië, de rebellen. Dat werd gezien als verraad van Ne derland jegens een volk dat Neder land „Door de Eeuwen Trouw" is ge weest. Daar kwam nog bij dat de Mo lukkers die in Nederland waren ge demobiliseerd terecht waren geko men in een westers land, maar be schikten over vaardigheden die niet waren ingesteld op de westerse sa menleving". „Daarom is het belangrijk dat de Ne derlandse regering toegeeft dat Ne derland :n het verleden fouten heeft gemaakt jegens de Molukse KNIL-mi litairen. Dat zouden wij zien als een stuk erkenning. Het is een psychologi sche kwestie: jullie Hollanders draaien er omheen, naar ons gevoel, en daarom hebben wij ons altijd verraden ge voeld". Noes illustreert de emotionele kanten van het Molukkenprobleem, die ook weer door de Indonesië-reis naar bo ven zijn gekomen, met een voorbeeld: „Ik zat bij familieleden van me. toen de krant (het „Nieuwsblad van het Noor den") werd gebracht waarin hetartikel stond over ons bezoek aan Ulat, op het Molukken-eiland Saparua, waar mijn grootvader woont. Een van mijn neven barstte in huilen uit toen hij lasover de kerkklok van Ulat. die begon te luiden bij ons vertrek". W roeging Intussen bestaat dit emotionele pro bleem ni et alleen voor de Molukkers in Nederland, maar ook voor hun volks genoten in Indonesië. Ook daar zien velen reikhalzend uit naar de oplos sing, naar de opheffing van een schei ding van bijna dertig jaar. Een voorbeeld: generaal Joost Mus- kita, die in 1950 als TNI-officier mee hielp het RMS-verzet op de Molukken te breken. Wij spraken hem in Ja karta, maar van anderen hoorden we hoe het RMS-probleem jarenlang aan zijn geweten heeft geknaagd. Zijn ei gen vader heeft tien jaar lang gewei gerd met hem te spraken, uit woede over zijn rol in de strijd tegen zijn ei gen broeders, de RMS'ers. Als vader Muskita zijn zoon iets te vertellen had, schreef hij dat op een bord in de gang. Symbolisch de eerste stappen op het eiland Ambon. Theo Thenu en Noes Solisa zijn de eerste militante RMS'ers, die Ambon bezoeken.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1978 | | pagina 4