Ik zou smokkelen totdat ik niet
meer uit mijn ogen kon zien
Smokkelarij, vroeger soort competitie
tussen douaniers en smokkelaars
ROMAN HEMELSOET, SMOKKELPRINS VAN ZEEUWSCH-VLAANDEREN:
VRIJDAG 31 DECEMBER 1976
Smokkel. Dat woord wordt de laatste tijd
vaak in verband gebracht met verdovende,
middelen. Hasj. Heroïne. Activiteiten van
criminele jongens. In heel andere sferen lag
die smokkelarij vroeger. Dat zag men meer
als weliswaar verregaande kwajongens
streken. Daar werd om gelachen. Dat was
ook een soort competitie tussen doua
neambtenaren en particulieren om elkaar
net even iets te glad af te zijn. In Zeeuws-
Vlaamse grenscafé's wordt er bij een pint
nog vaak op teruggekeken, op die mooie
tijd van toen. Douanebeambten, die nu op
duffe kantoren zitten, kijken eveneens met
weemoed terug op die avontuurlijke tijd.
toen ze uren in de greppel lagen te wachten
op een smokkelwagen. Die dan niet kwam.
omdat er een tip was doorgegeven dat een
team van de opsporingsbrigade zich ergens
langs 's-Heeren binnenwegen had ingegra
ven.
Ben gepantserde smokkehcagen net oftceermaleriaal boot over üe teeg gespannen staaldraden en een versperring-opruimer, wals Hemel-
soel ie cle WG& bracht. Zelf trad hij in die tijd op als organisator. ..Ik'had een paar zeldzame prachtkerels op die pantserwagen zitten". vertelt Roman
Een van de laatsten der mohikanen onder de smokkelaars was
Roman Hemelsoet uit Sas van Gent. De smokkelprins van
Zeeuwsch-Vlaanderen, zoals men hem wel noemde. Eerder een
beroemd, dan een berucht mens. Men kende hem van de verhalen.
Roman Hemelsoet. de man die harder met zijn auto achteruit kon
rijden, dan de douane vooruit. Een beetje overdreven vindt Ro
man nu van dat imago. „Maar wel kon ik bij het achteruitrijden
wel eens snelheden halen van zeventig, tachtig km", meldt hij
trots. In België maakte Roman Hemelsoet furore als rodeokamk-
pioen. Een eerste klas stuntrijder tijdens cross-festijnen.
Het wasook in België.waar de justitie
Hemelsoet flink te grazen nam. Hij zat
er een gevangenisstraf uil van drie
jaar, waarvan achttien maanden in
een cel van twee bij vier meter. Ro
man zegt daarover: ..Ze vonden in
België dat ze me goed moesten bewa
ren. Ze waren bang dat ik er uit zou
naaien. En dat wilden ze niet graag.
Al die jaren dat ik smokkelde, hadden
ze me niet kunnen pakken. Eindelijk
konden ze zeggen: „Die zullen we nou
eens even zijn oren wassen". In Neder
land zou ik voor die feiten een paar
weken hebben moeten zitten. Maar in
België geven ze geen weken en geen
maanden, maar jaren. Daar wordt ook
geen recht gesproken. Ze redeneren
alleen: die is capabel om dit of dal te
doen. En dan heb je het zitten. Dan
Errem, maar gezond
Hemelsoet- Jaren lang verdiende hij
schatten geld met de botersmokkel.
Nu, tien jaar later, is hij naar hij me
meldt: „errem. maar gezond".
..En dat is al heel wat waard", stelt de
Zeeuwsvlaming tevreden vast.
Hemelsoet is op het ogenblik doende
met het schrijven van een boekoverde
smokkelarij.
„Ik kan er trouwens wel twee schrij
ven". meldt hij. ..En wel drie ook"
De smokkelpnns van Zeeuwsch-
Vlaanderen is van een tè jonge lichting
om destijds nog met een zak op de rug
te hebben gelopen over die smalle
smokkel weggetjes, waarlangs nu in de
zomer borden vakantiegangers liet
spoor terug zoeken, sinds die smokkel
routes tol toeristische bezienswaar
digheid zijn verheven De sfeer is er
nog. je verwacht eigelijk achter elke
boom zo'n man met een zak. inge
huurd door de plaatselijke VVV. Hei
ontbreekt er maar aan dat er op liet
eindpunt grammaloonplaten worden
uitgereikt van de zangeres-zonder-
naam. die de droevige meedemer 'hij
was een smokkelaar' ten gehore
brengt.
Over wat die smokkelaars destijds in
die zak hadden, die ze meetorsten valt
slechts te gissen. Kalveren zullen het
niet geweest zijn. Dat kwam pas later,
Belze shag misschien. Pleur de ma
tras. zoals het spul ook wel heette in de
volksmond, want men zag er een ver
rassende gelijkenis in met de vulling
van de bedde-onderleggers
..Als je die tabak rookte bleef je er
bijna in", vertelde me deze week nog
één van die doorverkopers. t Leek
wel amoniak wat je proefde, maar je
rookte het. want er was niks anders"
Wat werd er trouwens allemaal niet de
grens over gesmokkeld Suiker, kotfie
kalveren. Van alles, waar maai aan te
verdienen was. Voor Roman Hemel
soet was dat destijds de boter. Hij
bracht het op allé mogelijke manieren
en in sterk variërende hoeveelheden
de grens over. Op de fiets, met op de
bagagedrager een duivenmand met
vijfentwintig kg boter. En in een tank
wagen. waarin vele duizenden kilo
grammen van dat broodsmeersel Was
verborgen. En op vele andere manie
ren. die tussen deze twee uitersten
passen.
A vontuurlijk
Roman Hemelsoet. 39 jaar oud. ver
telt: ..Die botersmokkel is zo'n beetje
begonnen in het begin van de vijftiger
jaren. En rond zestig, tweeënzestig,
drieënzestig was 't op zijn hevigst. Ik
ben erzelf ingekomen in 1958. Ik had er
al lang aandacht voor. Ja. wat wil je:
broers van mijn moeder's kantzatercr
volop in. En het leek me wel wat. Ik
vond het avontuurlijk en mooi. hè Er
gens moet het trouwens ook wel in je
zitten" „Of ik hel als een sport zag?
Nee. dat niet helemaal. Want er was
nogal wat geld mee gemoeid. Kijk 's.
iemand die stroopt, dat is een sport.
Daar moetje geen geld in steken. Maar
met die botersmokkel lag het anders.
Daar steek je een hoop in Laten we
maar eens het minste pakken: iemand
met een wagen met duizend kg boter,
dat was al gauw vier- vijfduizend gul
den.. Dus dat liep nogal op. Veel doua
nemensen bekeken het wel als een
sport om je te betrappen Maar zo zag
ik het niet. Want ze pakten je geld af.
En dat vind ik geen sport meer"
„Goed. ik ben er dus ingekomen na
mijn militaire dienst, in 1958 Ik had
voordien gewerkt als chauffeur Maar
dat ging niet meer. En toen ben ik in de
botersmokkel gedoken. Eerst zomaar
op mezelf. Ik had een motor, een zware
met twèe cylinders. Daar laadde ik
veertig kg boter op en reed ermee naar
België. Zomaar. Nou ja. ik had wel een
beetje contacten. Die vond je trou
wens gauw genoeg Dat was een kwes
tie van uitkijken
Dat rijden met die motor heb ik een
hele winter gedaan Ik verdiende cr
veel geld mee. En het was een handig
vervoermiddel, want als ik door een
douane-auto achterna gezeten werd,
kon ik met die motor via een smal
paadje overéén spoorbaan glippen. En
dc douane niet, Maar ja. 'I werd koud
en glad. dus kocht ik me een wagentje.
Daar gooide ik al gauw zo'n paar hon
derd kg boter in. Maar die wagen was
ik zo kwijt. Je reecl ik een versperring
met allemaal van die messen op de
weg en daar stond je dan. Er zal niks
anders op dan maken dat je weg
kwam. Die auto stond dan nog wel op
mijn naam. Dus kwamen ze van de
douane bij mij. Maar dim had ik die
wagen pas verkocht Aan een woon
wagenbewoner. Dat was de geijkte
smoes. Verkocht aan een woonwagen
bewoner. Een rosse met een bril op en
een leren jas aan"
..Daarna ben ik gaan rijden voor an
dere mensen Voor mannen uit Malde-
gem en zo Grote smokkelaars Ik was
chauffeur, ze brachten je een lege wa
gen. die daar en daar geladen moest
worden c-n dan bracht je de boter naar
België Een verweermiddel had je niet.
Reportage: Jacques Cats
Reed je op een versperring van de
douane dan moest je maar zien datje
wegkwam. Ik heb het velschillende
keren meegemaakt. Maar ja. je kreeg
2000 francs per rit. En als je dan weet
dat ik in die tijd. ik spreek nu over
1959. een keer ol' vijf in de week reed.
dan is dat een mooie cent Bovendien
bekeek ik het goed. Vóór in de wagen
naast mij zat toch niemand dus, dan
pakte ik nog vijftig tol vijfenzeventig
kg boter voor mezelf mee. Zo ver
diende ik veel geld".
Bergplaats
„Ik ben vervolgens helemaal voor
mezelf begonnen. Ik heb in die tijd
ontzettend veel met geheime berg
plaatsen gereden. Overal zaten ze
In hel dak, in deuren, in kussens, in
spatborden, in gastanks, in dubbele
bodems. Noem maar op. Zo'n geheime
herplaats kon nog aardig wat bergen.
Het minimum was honderd kg. En hel
maximum wat ik heb meegenomen
was 200 kg".
„Ik ben zelf wel 114 keer met achthon
derd kg boter door de douanepost ge
reden. Ik had destijds verkering in Zei-
zate. Ik had hetzogearrangeerd,dat ik
300 kg wegstak in geheime bergplaat
sen. En dan stampte ik ook nog eens
vijfhonderd kg boter tri een koffen
Keek de douane dan in de wagen dan
lag er van binnen niks. En toch zat er
dan 300 kg in. In de koffer keken ze
nooit. Want ze dachten altijd" die gaat
natuurlijk weer naar z'n meid toe. In
die koffer zitten zijn kleren".
De oogjes van Hemelsoet gaan pinke
len als hij praat over de tijd. dat de
smokkelaars met pantserwagens over
de binnenwegen tuften. „Op de duur
moest je wel", zegt Roman veront
schuldigend. „De douane kreeg als
maar beter materiaal. Daar moest je
wat tegenover stellen"
„Zet dat ding eens even uit", roept de
smokkelprins. wijzend op mijn band
recorder. Ik druk de pauze-toets van
het apparaat, in en wacht af welke ge
heimnissen luj me nu zal toevertrou
wen. Maar Hemelsoet zegt niks. Hij
verlaat de kamer even. komt een mi
nuut later weer terug uit een belen
dend vertrek. Zijn archief. In de hand
heeft hij een foto Het is een prent van
zo n pantserwagen, een log vervaarlijk
uitziend gevaarte
„Dat is een Chevrolet vrachtwagen
van vijf ton", legt Roman uit. „Dat
soort, wagens was het meest- geschikt
voor dit soort karweien. We hadden er
massieve banden onder. En een con
structie. die ervoor moest zorgen dat
een over de weg gespannen kabel af
scheurde. En daarorri hadden we een
constructie gemaakt om versperrin
gen weg te duwen".
Klak. klak
..Kijk. de douane zette eerst versper
ringen met messen. Maar die hielden
het niet met die volle banden van ons.
Dat was klak. klak. kloef en we waren
er door. Maar op het laatst kwamen ze
met. hele andere versperringen. Dat
waren van die ruiters. Anti-
tankversperririgën. eigenlijk. Die
sloegen onder de wagen de stuurstang
kapot en de carter en zo. Daar was niks
aan te doen. Dus we waren weer uitge
pist. Maar op 'n keer kwam ik in Gent
in een garage. En daar stond een wa
gen van de douane waar iets aan was.
Ik deed uit nieuwsgierigheid de kof
ferbak open. En wat zat erin'' Zo'n
nieuw soort versperring. Die heb ik
toen even geleend, 's Nachts ben ik dat
ding gaan namaken. En de volgende
morgen zette ik het ding weer terug in
die douane-auto. zodat -ze er niks van
konden merken, dat die versperring
even weg was geweest. Met die ver
sperring ben ik toen gaan experimen
teren".
„En he t resultaat was dat er voor op de
pantserwagen zo'n constructie kwam
als een soort sneeuwruimer, die de ver
sperringen onherroepelijk wegdrum-
de. Zodat ze niet meer onder de wagen
konden slaan. En toen stond de
douane weer machteloos. Op het
laatst deden ze zelfs geen moeite meer
om er iets aan te doen als dat ding op
de weg kwam. Ze hebben er wat over
gekankerd. Dat was geen sport meer,
vonden ze. Daar konden ze niet tegen
op".
Veel bedrog
Boven een ander artikel dat handelt
over smokkelarij staat: 'Wij zijn geen
gangsters". Ja. dat is waar ook, vindt-
mevrouw Hemelsoet. „Smokkelen is
humaan. Ais dat niet zo was zouden ze
er nu niet- met weemoed op terug kij
ken. En erom lachen als er weer eens
een gek verhaal wordt opgedist".
Gek verhaal
Roman Hemelsoet was de douaniers raak te glad af. Maar hij bleef mei velen van hen goeie maatjes.
Het heeft niet altijd geboterd onder de
botersmokkelaars. „Er was veel be
drog bij onder de jongens", vertelt.
Roman Hemelsoet. „Banditisme zat er
ook onder". En hij verhaalt over die
ene groep smokkelaars die de boter
van een andere club ging stelen bij een
boer.
„D'r was er zelfs één", weet Hemelsoet.
„die had een vest van een kommies. En
zo'n uniformpet. Als hij dan wist dat
een smokkelwagen over een bepaalde
weg zou komen, strooide hij wat
kraaienpoten over de weg. deed dat
vest aan en zette die pet op en stond
dan met rooielamp te zwaaien cn met.
een alarmpistool te schieten En als
dan die mannen uit die smokkelwagen
waren gevluchtpikteiij die auto in. En
daarmee de hele boiervoorraad. Mot
dat soort valse aanslagen heeft er één.
die slager was. een heel hotel bij elkaar
verdiend".
Nabij Driekwart staan ze nog ergens in
een schuur, de tastbare herinneringen
aan de spannende tijd van toen. Do
smokkelwagens met de lanceerinnch-
tingen voor kraaiepoten om de ach
tervolgers af te schudden. De met G
mm pantserplaai afgeschermde be
stelauto's waartegen nauwelijks een
versperring bestand was. Hemelsoet
bewaart ze uit nostalgische overwe
gingen. Net zoals de plakboeken vol
met krantevcrhalen over geslaagde en
mislukte smokkelexpedities.
Hemelsoet draagt begeèstert en op
dicteersnelheid wat krantekoppen
voor uil het plakboek: „Smokkelwa
gen tegen boom te pletter te Zelzate.
Kleine oorlog aan Nederlandse grens.
Schermutselingen langs het Vlaamse
smokkelfront. Rookbommen, kraaie
poten en kogels begeleiden de boter".
Smokkeïprins-gemaai draagt prompt
zo'n gek verhaal aan. „Ik vertelde
straks over die honderdenveertien
keer dat ik met achthonderd kg boter
langs die douanepost reed. Nou wordt
die auto die honderdvijftiende keer
gepakt In de geheime bergplaatsen zit.
300 kg boter. En in een koffer nog eens
500 kg. Ze laden die koffer leeg en ze
vinden een paar bergplaatsen. Zes
maanden later koop ik die auto terug.
Want het was een hele goeie wagen
met een prima motor erin. Ik kom
thuis met die wagen en draai die ene
bergplaats open. waarvan ik ver
moedde dat ze die niet hadden gevon
den. Enjahoor. daar zat het spul nog.
110 kg boter. Niet goed meer natuur
lijk. Want die boter zag na dat half j aar
groen, paars en nog meer andere kleu
ren. Maar de muizen hadden de berg
plaats wél gevonden..."
Ik heb toen die boter er voorzichtig
uitgehaald en terug in de originele do
zen gedaan. Dat hele spul laadde ik in
een ander wagentje, knalde er wat ko
gels doorheen en zette de kar ergens in
België op een parking, bij een café. Ik
hing nog wat afgebrande rookbom
men aan de deur van de auto en toen
heb ik - zogenaamd als anonieme
tipgever - alles wat er in België was
gebeld. Rijkswacht, van een post of
vier vijf. En alle douaniers die er maar
bestonden. Ze stoven er allemaal naar
toe. En wij zaten in het café voor het
raam en achter een biertje te kijken
hoe ze er met z'n allen in tuinden
Om de echtheid van dit verhaal aan te
tonen leest Hemelsoet een krantebe-
richt voor uit het plakboek „Smokke
laars maakten er een grapje van",
staat er boven het bericht.
Het bericht meldt ook iets. wat Heml-
soet in zijn verhaal wegliet. Dit. „Men
is van mening, dat de smokkelaars een
concentratie van douane-ambtenaren
wilden bekomen om langs een andere
weg goede boter te kunnen vervoe
ren".
Echte kwajongens. dus. die smokke
laars.
De kranteknipsels In de plakboeken
van Hemelsoet zijn ai vergeeld. Er
wondt in die knipsels dan ook gerept
over gebeurtenissen die alweer wat ja
ren achter ons liggen. Hemelsoet is
thans rustend smokkelaar. „Ik woon
hier ntf rustig op Driekwart, zegt Ro
man Ik handel wat in auto's. En ik ben
gezond. Wat moet ik nog meer heb
ben". „Kijk eens", zegt hij dan - en hij
legt een hand op mjjh schouder, als je
driejaar in de bak hebt gezeten weetje
wat vrijheid is. Daar denk ik vaak aan.
En dan weet ik meteen dat er zoveel
mensen zijn die het slechter hebben".
Heimwee
Maar de heimwee naar vroeger tijden
is groot. Boter smokkelen: als de gele
genheid er zou komen zou Hemelsoet
zieh er onherroepelijk weer aan wagen.
„Ik zou smokkelen, totdat ik niet meer
uit mijn ogen kon zien", deelt hij mee.
„Dan zou ik nog de fiscus willen op
lichten. Want ik heb een hekel aan be
lasting betalen. Als ik de staat kan op
lichten zal ik het graag doen. Dat mag
je rustig schrijven. Want ik heb er de
pest aan, dal er zoveel geld vermorst
wordt in de staat. Allerlei belastingen
die verkeerd terecht komen. Er wordt
geknoeid bij het leven"